De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 22 juli pagina 2

22 juli 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

.2' D E 'AM S T K E D A M M E II WEEKBLAD'V OOR N E D E R L A N D. ?Ho. 1517 De.gebiedende noodzakelijkheid der zelf beperking kan ik- daarom tea opzichte van ons koloniaal bezit niet in-zien en als de heer Kiersch persoonlijk onze koloniën kende 'en daardoor ook de denkbeelden der Indische volken, zoude Z.Bd. eener tegen overgestelde opinio zijn. Alle Oostersche volken erkennen slechts ne macht en wel die, welke zich weet te doen gehoorzamen. '. ledere zelfbeperking is in hun oog een Bewijs van zwakheid, die ons duur kan te staan komen. En dat wij nog in staat zijn in geheel Nederl.-Indiëons te doen eerbiedigen, leert ens de roemrijke geschiedenis van het kranige Indische leger, dat naar zijn heldenfeiten niet behoeft te zoeken tot in een bijna grijs verleden van 'de'Rilijter en Tromp. Is men in Nederland zoo bang voor een annexatie, hetzij van moederland of kolo niën, dan is iedere aansluiting, bij welke mogendheid ook, al de minst aan te bevelen weg, om daaraan te ontkomen. Gelegen in het Centrum, waar de poli tieke en oeeonomische wegen van Duitschfand, Engeland en Frankrijk elkaar kruisen, bestaat de duurzaamheid van ons zelfstan dig volksbestaan slechts bij de gratie hunner rivaliteit. En voor Inliëverandert het trio door Japan in een quartet. ? Zoude hot dan niet juist een daad van wijs staatsmansbeleid zijn, stee Is zoo te laveeren, met alle vier op gelijken goeden voet te blijven, door beleefde maar cordate versmalling van ieder hulpbetoon, zonder «enige aanbieding van koloniale brok stukken ? Aanlokkelijker leek mij het idee van den heer Van Kol, getuigende van practischo loopmansgeest, toen hij een deel der kolonie wilde verkoopen, om met de opbrengst daarvan bet overig deel tot bloei te bren gen. Indien de heer Van Kol de beleefdteid wilde hebben een goed uitgewerkt plan te publieeeren hoe hij dat overig Seel tot bloei dacht te brengen en dat plan Weck werkelijk uitvoerbaar, ook buiten Utopia, dan zoude het van nog practischer koopmansgeest getuigen, om het dubbele van de gedachte koopsom van het te ver' kwanselen deel in open markt te leenen en daarmede de geheele kolonie er boven op te helpen. De Nederlandsche credietkracht is nog groot genoeg, om bedoeld bedrag als Indi sche staatsleeniug zelfs meermalen volteekend te krijgen. -,. Arnhem, 4 Juli 1906. E. K. * * * 't Is jammer, dat E. K. zoo lang met .antwoorden heeft gewacht, daarbij zoo slordig leest en bovendien zijn naam ver zwijgt. J5ij de bespreking van nationale kwesties dient men elkaar te kennen. Dat Duitschland, Frankrijk en Engeland veel ongebruikt koloniaal gebied hebben, is hunne zaak en voor dergelijke mosjendieden van groote economische en militaire kracht geen gevaar. Voor ons met onze .zeer beperkte hulpmiddelen en daar .gaat 't hier om is de onmooglykheid, :ons uitgestrekt koloniaal gebied ooit met eigen krachten in eenigszins voldoende mate te exploiteeren, vrij bedenkelijk. Hoe kranig wij ook zijn, onze koloniale strijdinacht is niet tegen hare reuzentaak opge wassen. Wij werken boven onze krachten. Zoo E. K. dat riet begrijot, heeft hij slechts de gebeurtenissen betreffende Celebes en Bali kalm te overwegen. Hij hoeft niet eens naar Indic terug te keeren om te ontdekken, dat wij volstrekt niet in staat zijn ons gezag in geheel NederlandschIndiëte doen eerbiedigen. Hoe kan zelf beperking in gebied voor Oostersche vol ken een bewijs van zwakheid zijn, indien het waar is, dat zij slechts de macht er kennen, die zich weet te doen gehoorzamen ! E. K. komt wat al te onhandig met zich zelf in strijd. Wat nu de voorwaarden betreft, waarop wij afstand zouden kannen doen van eenig koloniaal gebied, is het moeilijk debatteeren met iemand, die meer uit mijne woor den haalt dan er in zit. Waar haalt hij de dwaasheid vandaan, dat ik Dui'schland de bescherming onzer koloniën zou willen toe-vertrouwen? Wie zet den vos in 't kip penhok? Waarom ik zelfs tevreden zou zijn als wij voor Meuw-Guinea niets anders verwierven dan de erkentelijkheid van Engeland en Duitschland ? lo. Omdat 't be zit van die kolonie vele gevaren en groote lasten in zich sluit; 2o. omdat ik het van groote waarde acht van Duitschland eenige vriendelijkheden te verkrijgen bij de toe passing zijner tariefpolitiek en de behande ling onzer uitgeweken landgenooten en van Engeland de verzekering te erlangen, dat het bij voorkomende gelegenheden den uit voer van krijgs- en andere benoodigdheden naar 't .Noorden van Sumatra zou weten te verijdelen. De eene dienst is de andere waard, 't Hangt geheel van onze diplomatie af, of wij dit met succes zullen kunnen toepassen. Wie zich belachelijk maakt, is niet hij, die met de beperktheid zijner krachten rekent; maar de grootdoemie imperialist, die meent, dat hij aan de gevaarlijke ge volgen zijner politiek ontkomen kan. De uitweiding over staats-of particuliere exploitatie, kan, als niet ter zake dienende, voorbij worden gegaan. Kotterdam, 12 Juli. H. KTERSIH. ilU£Ubl (De andere z>j van de kwestie.) De hoefijzercorregpondent van het Hbl. is met veel vuur opgekomen voor de veiligheid in "den Haag. Hoe lang nog zal het worden geduld dat daar over den' smallen Badhuisweg, toch reeds onveilig gemaakt door rijtuigen en door auto's (waarom wordt de Badhuisweg ni. t verboden voor auto's, die immers de breede Parklaan als parallelweg hebben ?) en waar aan n kant slechts trottoir is, een vijfininutenverkeer (of vaker soms nog) plaats heeft van een stoomtram in razende vaart'.'" zoo vraagt hij gloeiend van ijver ten gevolge van het inderdaad treurig ongeval, waarbij een spelende" knaap werd over reden door de stoomtram. Of die Badhuisweg nu in werkelijkheid zoo smal is? Daarover wil ik niet. twisten. Of het aanbeveling verdient de .stoomtram daar zijn vaart te laten inhouden, wil ik evenmin tot een punt van beschouwing maken, liever wil ik het beginsel bezien. Hoe droevig het ongeluk, het feit is niet weg te cjjferen, dat de knaap speelde". Vrage: Is de openbare straat, waar trams, rijtuigen en auto's het terrein onveilig ma ken, de uitgezochte plaats om te s'pelen? Waar den Haa? niet slecht bedeeld is met parken en bosch, waar alleen de voetgangers toegang hebben, is het toch wel wat veel geeischt alle verkeer te stremmen om de open bare s'.raat voor speelterrein in te richten. Er heerscht een stelselmatig streven in de pers op te komen voor de veiligheid van de voetgangers". Men kan dat overdrijven, en werkelijk bij de uitbreiding onzer steden, de toenemende afstanden, nu de voetganger bijna een anachronisme wordt, is het toch eenigszins belachelijk steeds te verlangen, dat van overheidswege worde gewaakt voor de belangen van den tianeur, die ongebonden zijn wandelpasje gaat, steeds links loopend, waar allen voertuigen voorgeschreven wordt rechts te houden, steeds zich voortbewegend in den dorpschen gang van een vijfentwin tig jaar geleden. Midden op de straat vindt hij gelegenheid de gebeurtenissen van gisteren te bepraten, en als dan een voorbijsnellende fiets of tuftuf, die wel haast heeft, en met gebel of getoeter ty'dig waarschuwde, hem opschrikt uit zijn rust, dan hebben die werktuigen der hel het gedaan! Het is toch wel wat naïef aan deu eenen kant voor groszstudter te poseeren, mee te doen aan liet modernste up to date-ste en aan den anderen kant te gelooven, dat men steeds mee kan nut het sukkelgangetje van een dorp efprovinciasta l je. [n elke groote stad is Je voetganger qnantiténégligeable, die zich heeft te wapenen met scherpe ooren en ooj:en ep zeil voor zijn veiligheid dient te waken. Maar, de Chineez-m van Europv blijven in dit opzicht uiterst chineesoh .. . of liever een Chinees zou door zijn gele huid heen blozen voor de vergelijking en er voor passen ook! De Chinees weet ten minste wat hij wil. maar onze landgenooten behandelen de paarden met voorname minachting, zoodra dj electrische er is, juichen over het s:ieller v"rvoermiddel en klagen achterna dat door de snelheid meer ongelukken gebeuren! Als zij alleen niet meegaan met ha-n tijd kan men blijven klagen over alle mogelijke bestuurders, kan er steeds worden aangedron gen op alle mogelijke nifuwe traigheidsverordeningen, waarlij het vervoer door het centrum wel weer kan terugkeeren tot de draagkoets. Wat heeft men aan snelle vervoermiddelen, als ze moeten stilstaan? Een Engelsche zei eens van een onzer lokaaltreintjes dat het den geheelen weg wandelde. Daartoe wil men nu electrische en stoomtram ook v-roordeelpn, onder het motto de openbare veiligheid." Het is werkelijk wel de mieite waar l Je paarden af te schaften, als men to* den slakkengung terug moet. Alleen de dierenbe schermers zijn dan gebaat, maar men zou het met slakken aU trekkracht kunnen be proeven, dan was opnieuw Holland in last, doch de vei igheid voer er wel bij en onze zenuwen wellicht eveneens. Mij komt het een averech'sch standpunt voor het verkeer te stremmen ten hate van de veiligheid, en al roept heel Hjlland ach en wee, het wordt tij l, dat men breekt met dis ziekelijke theorieën, waarbij het den kin derwagens wel veroorloofd is da trottoirs onveilig te maken, terwijl ook voor kin derwagens de speelplaatsen het aangewezen terrein zijn . en men eifcbt dat de voertui gen hun gang matigen voor elien onvoor zichtige of onopmerkzame, die het verkeer wil bemoeilijken. Laat men ook det voetganger beteugelen, in zijn eigen belang, in zijn toomelooze los bandigheid in de drukke straten. Men wenne hem aan de drukte, men voede als in alle groote steden, de kinderen op met een les van voorzichtigheid, dan hetfc een toekomstig geslacht al die zorgen niet meer noodig, waarmede de vroede vaderen" ten onrechte zijn begonnen en kunnen dezen hun kostbaren tijd nuttiger bested-n, dan met het beknibbelen op het al of niet, heel of half of aan n kant afsluiten van de publieke straat. Een menschenleven is veel waard', zegt men. Welnu dan leero men den men'chen zelf die waarde te begrijpen door voorzichtig vo-ir eizen veiligheid te waken, maar alle veiligheidsmaatregelen, die ons weder ont nemen wat wij in zoo noodige snelheid van verkeer hebben gewonnen, acht ik achter uitgang en in strijd met de eischen van etn groote stad. IJ e n II a a g. E. MMIHtmtllllllmtMMItlHIIIMmillmilllflItMIIIIIIlltlllllltlllmiMIIIMIMMV SocictU aanq&l&gcn/i&b&n. <J a Een verzoek aan den Mioiiter van Financiën. liet is eigenaardig, hoe er somtijds toe standen kunnen bestaan in de ambtenaarswereld, waarvan jaren en jaren lang de buitenwereld niets te weten komt en die, als ze dan eenmaal tot bekendheid geraken algerneene verbazing wekken. Hoe is 't mogelijk, vrungt men zich dan af, dat dergelijke toestanden zooveel jaren kunnen voortduren, zonder dat zich krachtige stemmen zich tegen dergelijke wanverhou dingen verheffen ! Het betreft hier de commiezen bij 's Rijks belastingen te Rotterdam, een corps van omstreeks 400, meestal reeds op gemiddelden leeftijd zijnde, veel dienstjaren achter den' rug hebbende ambtenaren, die daar den nuttigen arbeid verrichten van te zorgen dat de minister van financiën niet bedrogen wordt bij het heffen der indirecte belastingen. Deze vereeniging van deze ambtenaren heeft zich thans gewend tot /ijne Kxcellentio den Minister van Finantió'n, mot een adres met toelichting waarvan de feitclijkeniededeelingen wel verbazing mag wekken. Wat is het geval. De commiezen te Rotterdam genieten een gemiddeld salaris van/'1050.?per jaar. Dit salaris voor ambtenaren, met dikwijls groote gezinnen, met veel dienstjaren, voor wie bekwaamheid en routine wordt vereischr, is zeker eer laag dan hoog te noemen. Waarom hunkereYi dan de ambtenaren van de kleinere steden en uit de provincie. er naai', naar Rotterdam te worden over geplaatst? Het wordt zeer'begrijpelijk, als men wee*-, dat de commiezen er te Rotterdam gemid deld f 300 extra verdiensten bij kunnen maken! Dat is een zeer aanlokkelijke ver houding, die medebrengt, dat, waar deze f 300 als extra-loon wordt genoten, Rotter dam financieel als een land van belofte geldt voor diegenen, dio elders van veel lager salaris moeten bestaan. Maar wat is nu het ernstige in deze aan gelegenheid? Die ? 300 extra verdiensten moeten behaald worden door.. extra werk tijd. Dat spreekt van zelf, zal men allicht zeggen, maar daarbij moet men in aanmer king nemen, dat deze extra-werktijd zoo buitengewoon is, dat de regelmatige werk tij l thans is: 12 uren dienst, dag aan dag, en dat werktijden van 14 tot IC uren per etmaal volstrekt niet tot de uitzonde ringen behooren ! Dat brengt zoo het havenbedrijf en de expeditie-bedrijven mee. Terwijl op andere, kleinere plaatsen de kommiezen een werk tijd hebben van gemiddeld 8 uur, is het te Rotterdam, uit den aard dier bedrijven, noodzakelijk, dat het fiscaal toezicht aan wezig is van den vroegen morgen tot ver in den avond. En nu komt het 't goed koopste uit, dat de ambtenaren niet in ploegen den dienst waarnemen, maar dat de ambtenaren dat in n doorloopenden dienst doen, en daarvoor dan extra beloond worden. Jaren lang hebben de ambtenaren met dezen toestand, die hen noodzaakte, langer te werken dan bijna alle categoriën van werklieden, omdat het extra loon dien langdurigen arbeid vergoedde, zonder morren genoegen genomen. Maar langzamerhand is het besef wakker geworden, dat het toch eigenlijk een gansch verkeerde toestand is, dat honderden ambtenaren op n plaats voortdurend een veel to langen diensttijd verrichten, waaronder zoowel hun lichamelijken als hun verstandelijken toestand lijdt, d'ie hen maakt tot waresZ«iv« van den dienst, allén om maar een redelijk traktement te halen! Kun van tweeën: of hun traktement, ook buiten die extra-verdienste, is voldoende om er in een stal als Rotterdam redelijk van te leven, en dan is het gansch verkeerd, de gelegenheid open te stellen omdoor een overmatig langen en uitputten len diensttijd, dat tracteraent nog telkens te vcrhoogen ; of hun traetement is niet voldoende, maar dan is het do plicht van den staat, om to zorgen dat dit redelijk voldoende worde, opdat dien ambtenaren op dien extra werk tijd niet behoeven te a/en. ' Het tu'i'C'/e geval is hier inderdaad aan wezig : de cjmmiezen die een eenigszins groot gezin hebben te onderhouden, oen gezin van b.v. 5 of G personen, kunnen onmo gelijk van het gewone tractement een bestaan voeren, zooals toch een rijksambtenaar in een stad w.et voeren, en waarop hij recht hoeft, en dus is hij ga/hroHijeii, zich aan dien enorm langen dienst over te geven. En wat zijn de gevolgen ? In de toe lichting tot h4 adres wordt o.m. gezegd: Dat door overmatig lange werkdagen, immers werkdagen van 14?10 uur komen herhaaldelijk voor, waarbij nog komt de tijd voor het zich van on naar het werk begeven, welke tijd veilig mag gesteld worden op l J-i uur per dag de ambte naar te vroeg versleten is, kunnen we niet beter illustreeren dan door mededeeling van het feit, dat minstens (>üpUt. van de ambtenaren van den algemeenen dienst doorloopond lijdende is aan pijn in rug en beenen, en een groot aantal tevens kunstmiddelen moot aanwenden, ten einde het doorzakken der voetzooien (gevolg van het langdurig staan) to voor komen, terwijl toch deze ambtenaren bij bun in lien>tlreilen aan een nauwkeurig geneeskundig onderzoek werden onder worpen." En in het adres zelf wordt gezegd: dat door dezen overinatigon arbeid het lichaam wordt gesloopt, de morali teit achteruit gaat, de algemeene ont wikkeling vermindert, terwijl verder het gezinsleven wordt opgeheven..." Zeer begrijpelijke gevolgen inderdaad van een veel te langen werktijd, die boven dien nog bij velen zelfs op de schafttijden beslag legt! ~~ De commiezen hebben zich thans tot den minister ge wend, met verzoek, daarin ver anderingen te willen brengen. Ze verzoeken de extra verdiensten te willen doen vervallen en een daarmee over eenkomende of nabij komende verhoogirg vuil het salaris zelf toe te staan, en verder den wekelijkschen werktijd terug te brengen voorloopig tot WJ uur, na twee jaren tot 54 uur, na drie jaren tot 4* uur en een wekelijksche rustdag van minstens 3(1 uur. Me dunkt, deze eischen zijn redelijk. In elk geval is de toestand van thans zóó onregel matig, dat daarin wel noodwendig verbe tering moet worden gebracht. Een dergelijke toestand irag voor een zoo werkzame en nuttige cat(-gorio van ambtenaren niet blijven voortbestaan. C/l U11' Mfssalina, door Fi:.\xs VAN- I ju,KYOOUT. AU ze liet hoorden, trachtten ze het te verklaren." b l/, l!!. De schrijver vi<n Erlevoort is een groot beminnaar van Let vrouwelijke, op zichzelf een aantrekkelijke eigenschap en die hem dan ook so.'ntijds in sïaat stelt aan zijn ver haal een wannen, gezonden gloed of een zachte doortrilün.; vsni medelijden te geven ('ov. einde blz. Sul. Goed gewogen doet deze gemoedsge-'teldhekl zich echter vooral voor aU een overmaa', een verwilderend gebrek. Een novellenscbrijver, het is niet iemand die persoonlijke herinneringen, avonturen of gevoelens meedtolt, maar iemand wiens hoogs'e lof juist daarin bestaat eigen per soonlijkheid terug te houden en den lezers de lotgevallen en aandoeningen zijner figu ren als een peloidehjk los- of verwarrend in zichzelf afgesloten geheel te suggereeren. Van Erlevoort heeft nu een soort aanvechting overal een dosis erotische of gemoedskuridige didaktiek te plaatsen die, waar de poging tot een huraorist'scl en schrijftrant geheel ontbreekt, hinderlijk, storend werkt. Keeds een zinnetje als (blz. 10): die haar ondanks haar jeugd van nauw twintig jaar, den mengel gaven van ht t kuischlijke en het wellustige, het onwetend-verleidelijke van een meisje en tegelijk het warme, rype, laaiende, het bewust-verleidelijke der vrouw" geeft in zjjn tweede omschrijving, de aan gedikte tegenstelling tusschen meisje en vrouw, reeds een gevoel of de auteur op je toekomt om je dat nu eens haarfijn uit te leggen. Erger doet het einde van Deo Optimo Maxirno, nog wel het mooist aan gelegd schet-Je, waar de auteur een ontwa kende liefde ais volgt be.. .leutert: En in haar maagdelijk-blanke ziel begon, zaehtkens (ik sla hier en d;>ar wat over) te ontluiken eerst nog onwezenlijk, maar allengs helderder en klaarder, aangroeiend tot een krachtig sentiment, maseief zich beeldend utdunaet.er dir geluchte (wat een onbeholpen, valsche beeldspraak nietwaar, dat massiei" en die aether der gedachte") het zalige, be dwelmende, verrukkende gevoel, de heime lijke intuïtie van de in droom bfdrennp'jiriny»daad der mys er'isch smachtende vrouw, welke in haar, als een ideale bevruchting der zinnen, doet geboren worden uit do warmte-l>*geer!ng naar leren, dat onbewuste, dat onverklaarbare ... liefde!'' (ge hoort het, de auteur is geheel verloren in een plompe kille, haast geneeskundige omschrijving; er volgen zoo nog een paar zinnen). Een andere leemte of zoo ge wiltovervolbeid, bestaat daarin dat de schrijver?? wieu ik niet de lagere bedoeling eens lekker schuin haar te raken wil t0cschrijven,doch de hoogere een goed auteur te zijn! wat al te veel toegeeft aan een tentoonstelling il outrance van vrouwelijke verleidelijk heden en wellustige scènes en deze beschrijft met een br.o als waren wij allen zoo uiterst erotisch gevoelige lekkerbekken dat wanneer de auteur maar een tipje blootlegt, wij beginnen te staroogeu en te zuchten: meer nog... meer... we zien rneidenv'eesch!" Hel is waar, wij verkeeren tegenover het naakt" in een tamelijk scheere of liever schele positie: zoo iang is er rondgesolJ met allerlei zedelijkheid-.be grippen van twijfelachtig allooi dat de onbe vangen, naïeve kijk erop vrijwel te loor is gpgaan. Een goed autejr mogen we echter de eisch stellen eenor meer harmonische ontwikkeling, die het lijfelijk «chooii beschouwt om der schoonheid niet der geilheid wille en dan valt de beschrijving bh. 2ó met al zijn nadrukjes, lillerijtje1, gloeierijtjes en diverse climaxjes een weinig bene ien de eerste beschouwingswijs (men vergelijke hoe inge togen b v. (.iöthe een hooi zelf overkomen naakiavontuur beschrijft Ist? af!. Biiefe aus der Schweiz en desnoods de gewaagdste Middeleeuwers en Keriaissancisten, die?dit vergete men vooral niet zér pésl ig waren) l liet bovenstaande stelt gebreken vast voor hem wien n;et een gemakkelijke mid delmatigheid maar het hoogste, beste, klas sieke", doel v?n zijn schrijverseerzucht vormt. Gaan we thans over tot de on .-olkomenhedeii die ook van een lager critisch stand punt beslist fouten blijven; ze schuilen in de taal en de psychologie. \Vat de eerste betreft, zou het vervelend worden voor de zoovee.ste maal een vooiafgaande uitlegging te geven waarom ook de taal der XieuweGidsers in zichzelf een woeste verwarring van overdreven purisme, aanstellerige nieuw lichterij en bekorende frischheid of ketnachtigheid te aanschouwen gaf. De gevreesde koppensntltochten voor de schoonheid, van uit dat tijdschrift ondernomen tusschen vreedzaam en vijandig, jong en oud eener an lere richting, zijn opgehouden; men is vredelievender, misschien verstandiger en verlijnder geworden en heeft dan begrepen dat Schoonheid toch iets mér omvat dan wat kinderachtige en ge'oc ite uiti-pinning van woordkwesties en dergelijke bijzaken waaraan dikwijls de ,,wit" eu vaker de ,,would be WK" weid best ed. Ik zal dan cok kort zijn, de taal beschouwende; wat betreft der woorden verband met het geheel of elkaar, niet het al of niet rhetorische der woorden zelf en mij hoofdzakelijk bepalende tot de eerste de beste bladaij 'J: Messalina heette ze, maar verkort, verzacht ah tot een zucht, noemde hij haar enkel Messa (net cursieve is aanstellerig gezegd en dan scherpe klanken als Messa te ... zuchten). Haar donzig-gebruinde tint, ei g mal meest met fjielhig ran bleilte (<le eerste zinshelft geeft een zeer gezonden, de laatste een onge zonden indruk; tegenspraak derhalve . I'e glanzende pupil, rul nrhUterrlckjes als xpatliii-gen, van vonken glim vuurde van lust, (het cursieve is overbodig en bel rhelijk : sur detrop vainsoSjetsc'estarié;erla vue.Boileau). Er over heen viel, gleed <K; kras-e penseel streek der geartseerde wenkbrauw (?viei" of gleed" hoe is't ? Kras" en glijden" spreekt elkaar weer tegen. Geartse.erd" is een heel gekleed woord, zouder dat doet de zin het echter evengoed). beur harenvloed die even in kroes, neeg langs haar slapen, spoe/end langs haar ooren, langs huur hals... (?spoelend" is een mal volhouden van 't beeld de harenviocd"). l u nieuwe beelden blijkt de auteur niet gelukkig; ziehier er r.o,' een blz. 104: De gouden sfeer van haar zinnenbe Iwelming doorboordi' :r met ren enkel ycflinfftnl berel, Nu de Psychologie. Meestal is het niet,gemakkelijk de onvoldoenlu-id daarvan aan te tooncn. Gelukkig biedt ons de schrijver in het eerste schetsje dat zeker ais staal kaart zijner tekortkomingen voorop k vam te staan, een gelegenheid aan. /ij dan, heette Mes.-a'ina of Messa, zooais we reeds weten. Hij, enlin, hoort zijn karakteristiek: ., U Vis ~''in l'jt '''^ banale, srh(i<('nitelof>:e licLdiiielijke uuarli'id, wat er goed en mooi in hen «as, dat was zijn subtiele kara'-it, rzwakte". l lang nietwaar, met drie zulke epitheta gaat men als een gebroken man naar huis; wat voor een min, alle-Don-Juan-deugden-ontberenJ, grof nalype van Les liichelienx, les CaussaJes Et les choi'aliers Faublas doemt er uit op. De roep is echter erger dan de font. Diens daden beschouwd, wel dan blijkt hij iemand die nu .ja uit braniachtigheid hoor, misschien eens mee is geweest, een verkeerde straat iu etc., doch zich overigens allerliefst d oor 't eerste paar bruine vrouwen .oogen die wat meer gezien hebben dan hij zelf, in de luren laat leggen. Dit individu, do.ze schaamtelooze lijfswaarlieid, dit inonste', zit b!x. 14 met Haar twee tottels gelijk, eikaars psychti-te bekijken met diit ft meien wil tot matcrieele klaarheid en als zij. hem beter be grijpend, hem haar lippen biedt, dan. . . kust hij ze zooals allen, de niet schaamteloozen, zouden geprobeerd hebben van het bleekste melkmuil'je af. Eenige bladzijden lang dwe pen ze innemend kal verachtig over.. ; Suut, 't is een raar woord... vrije liefde, lachen, kussen en kussen nog eens om te eindigen, in het volgend culminatietje van verlief beid: En weer in een kus, herhaalden ze hun belofte niets te beloven ; in een omarming zwoeren ze het in hun hart. Ze zwoeren het: nooit te vragen.' Terwijl de gelieven elkaar dermate pak ken, betuigen wij onze sympathie, behalve met het laffe eind, doch, oen banale, schaam teloze etc... kom, kom, kom, niks van aan, hoor ! Eene dergelijke psychologische inkonsekwentie vertoont Deo Optimo Maximo waar de auteur een jong meisje, kloosterlinge, na een oppervlakkige ontmoeting met een dokter opeens doet verdwalen in liefdesmijmeringen, die door haar onvoorbereide plotselingheiJ onwaarschijnlijk aandoen. De climax vo:gt hier (blz. 102): Het was een godde lijke genieting, die wilde bruising van haar denkleven, dat haar voortslingerde, in teugelloozen gallop, het was een zalige angst, mee genomen te worden door haar op hol ges'.a^en geest, in stormende vaart, waarin zij niets meer zag, niets meer herkende, en ze» gaf zich als in een duizelende bedwelming over aan dat mysterieus gevoelen in dollen drift laasden haar overspannen hersens met hun beeld geworden schepping weg." Veel meer in stemming lijkt ons op blz. 107 haar toestand geschetst. Uit de rivier steeg, met het murmelen der golven, een zachte zang tot haar op en van de bergen ruischte het op haar toe, het loofgeritsel, als een zinnelijke melodie, een lokkende stemmenwarrel; een weëe oneindige moedclo isheid ontplooide zich o/er haar wezen, er wrong zich een trek van angst op haar gezicht, er slurpte een melancholiek heimwee haar ziel binnen .... ze gevoelde zich zoo moe, zoo wanhopig moe .... Leunend haar hoofd tegen het vensterkozijn, voelde ze opwellen tranen in haar oogen, 7.00 heet, zoo gloeiend, zoo inniglijk ontperst aan het oneindig troostelooze van haar leven, als schreide haar gefolterJ hart zich ten dood ' De laatste zin heeft een zeer alle, weemoedige bekoring en een inooien, lieven val van rythmus in de woorden! Deze laattte aanhaling open3 da aanduiding der goede kwaliteiten van dit boek. Uitge zonderd het bovenaangestipte is Deo Optimo Maximo vriendelijk geschreven; de beschrij ving van 't eiland Nonnenwerth misschien niet genoeg modern lyrisch", doch en dat is heel wat meer! goed plastisch in taal ge^et. De twee grootere verhalen Da Kennis van Vroegei" en Fietje" in een kalm vloeiende, anccdotische stijl zijn lees baar, hier en daar wat banaal vooral het eerste dat echter ia zijn laitste vier blad zijden een veel beter, fantastisch slot heeft al verwekt dit nog niet de fijne, dóórdrin gende bekoring der vertellingen van eer. Poe of Henri de Regnier (zie b.v. de bundel La Canne de J.upe). De dramatische dialoog het boek sluitend, doet den auteur kennen als een echiijver voor 't tooneel, diertn zijne gaaf daarvoor misschien zijn beste heeft te zien. Juni l'.HlO. Au;. HEIIM. Rembrandt-photogravuren. Van de onder leiding van dr. Bredius, uitgegeven Kembrandt- photografures, zijnde beide l.iatste afleveringen verschenen, waarin de poitretten fan 'fitus v. Khijn, Nico!aas lïruijningh en Hendrickje Stoffels; een zelf portret, de taalmeesters en Ken familie groep. X.B. Daartoe aangemoedigd door het bizonder groe te succes der uitgave, heeft de uitgevets-njaatscliappij Elsevier" besloten deze verzameling photogravures zér in belang rijkheid te doen toenemen dóór een tweede serie van (i afl. a (>ïets. het licht te doen zien. All. VII (zie serie Ij zal een dezer Jagen verschijnen. VOOR DAMES. Een ti 03 het BsmMeliugsljra iiiLoMen. Met bovengenoemd bureau wordt bedoeld, de plaats waar onbeschermde vrouwen en meisjes na haar aankomst in Londen, om raad en steun komen vragen. Om aan te toouen, van hoe groot belang het bestaan van een zoodanig bureau is, en tevens hoe veel omvattend de arbeid is, van de dames die zich wijden aan dit liefdewerk, geef ik hierbij een beschrijving uit Ie Uien Pablit: In het laatste jaar werden er 8117 brieven geschreren en zijn er aan het bureau om steun gekomen S45G meisjes en vrouwen. Om een idee te geven op welke wijze het bureau is ingericht, zullen wij de wijze van werken eens nagaan over den geheelen dag. Gewoonlijk treft de secretaresse bij haar komst op het bureau, mei-jes aan, die, na met de morgentreinen of naclitbooten aange komen, met pak en zak, aan de deur staan te wachten. Geen ander adres heeft zij dan dat van het bureau (George?treet 2i">). De secretaresse, miss Knight, zendt haar naar een Uome^ en voelt zich verder verant woordelijk voor het lot van die vreemdelinge. Er wordt terstond werk gemaakt om een betrekking voor haar te zoeken. Gelukt dit niet, dan wordt zij i:aar hare familie terug gezonden. Als de secretaresse voor de meisjes dio haar aan het bureau opwachtten, heeft ge zorgd, dan gaat ze over tot het lezen van de brieven, die na de sluiting van het bureau op den vorigen avond zijn. ingekomen. Gewoonlijk bedraagt dit getal -1(1 of 50, waarvan enkele ters'ond moeten worden be antwoord. Immers, er zijn ten allen tijde vele onte vredenen geweest, die het oog sluiten voor het goede wat haar deel is, hunkerend naar verandering. Dermilken moet terstond onder het 00? ge bracht worden, dat het i.iet al goud is wat blinkt, en dat men geen oude schoenen moet wegwerpen, voor men goede nieuwe heeft. Er behoort vaak zeer veel takt toe, om steeds teu goede te raden en miss Knight tracht steeds zooveel mogelijk baar corres pondentie zóó iii te richten, dat ze duidelijk liaar meening te kennen geeft er daardoor een noodeloos heen en weer fchrijven beier. Het lastigste geval is, de vele brieven dio komen uit den. vreemde. Er bestaat een legende, dat er in Engeland en vo ral in Londen tal van rijke dames zijn, die verlangend uitzien naar kameniers en gezelschapsdames ^uit den /roemde... Telkens móet" de secretaresse haar welsprekendheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl