Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER W E E E RL A D TOOR NEDERLAND.
No. 1518
gehouden. En toen hu, een weinig verouderd
Muur nog. Steeds, fljuk, strak en mannelijk
ep d» ham wachtende reisgaoooten toetrad,
ie em op nieuw met juichende
gelukwenschen begroetten, «prak hjj,me^vri«ndetjjken
glimWh, niets anders dan deze woorden :
~ Htli^ mijne hjserenl Ik, mt v*ri\nn af wat
meer mijn gemak mogen nemen. Laat ons
hopen, dut de jonge Marmoradler d^oude
firma tot nieuwe eer zal brengen l" \
(Berliner
Dierenbescherming inNederland.
ai- 1906- zal voorzeker als
een hoogst .gewichtige . dag4a.de annalen
van^ het hoofdbestuur der-Nederlaadsche
vereniging tot- besohwioing- van dieren
worden aangeteekend. Op dezen dag toch
nam de gemeenteraad van Amsterdam
eene beslissing in zake het dooden van
slachtdieren, geheel in strijd met het
stelsel, waarvoor dat bestuur sedert jaar
6ft dag propaganda maakt en grooten
tffrgd voert.
"We hebben hier het oog op de op
gezegden datum door genoemden ge
meenteraad, zonder hoofdelijke stemming,
aangenomen afwijzende beschikking op
een adres om het daarheen te leiden,
dat het gebruik van het schietmasker
bij het abattoir te Amsterdam, zooveel
mogelijk, verplichtend zou worden gesteld.
De gronden, waarop deze afwijzende
beschikking steunt, zijn vervat in het
rapport over dit onderwerp aan Burge
meester en* "Wethouders uitgebracht door
"én directeur van het abattoir.
De beschouwingen en voorstellen van
den directeur komen na voorop gesteld
te hebben, dat de dieren gedurende het
slachtingsproces niet onnoodig ruw mogen
worden behandeld en bij een zoo snel
mogelij ken dood zoo weinig mogelijk
moeten lijden in hoofdzaak op het
volgende neer:
Het bewusteloos maken der dieren,
vóór dat de halasnede wordt toegebracht,
is eene aanbevelenswaardige methode,
mits het geen gevaar oplevert voor de
menschen, die de dieren moeten slachten
of bij dit bedrijf behulpzaam zijn. In
kleine slachtplaatsen, welke op de drukste
slachttijden gevuld zijn niet alleen met
slachtdieren, doch ook met menschen,
die er noodzakelijk hun werk verrichten,
moet daarmede in hooge mate rekening
?worden gehouden.
De toepassing van het schietapparaat
met vrijen kogel heeft ongetwijfeld haar
doelmatige zijde, doch aan het gebruik is
gevaar voor den mensch, met het slach
ten belast, verbonden.
Voor kleine slachtdieren is het
schietwerktuig met vrijen kogel bovendien
niet geschikt wegens het groote gevaar,
dat er aan verbonden is en wegens de
verwoesting der hersens, welke hierdoor
waardeloos worden voor den handel.
Sehietapparaten met gesloten pen zijn
tijdroovend en het effect is onzeker.
De te Amsterdam gebruikelijke slacht
wijzen (waaronder de halssnede) hebben
nimmer tot ongevallen aanleiding gege
ven. Behoef te aan slachthuisartsen bestond
er dan ook niet.
Noodelooze kwellingen van dieren en
misbruiken bij het slachten worden van
de zijde der directie streng tegengegaan.
Onder erkenning dus van het goede,
dat aan het gebruik van het schiet
apparaat verbonden is, meent de directeur
er ook de nadeelen van te hebben aan
getoond.
In aanmerking nemende, dat door het
slachten, volgens de te Amsterdam ge
bruikelijke slachtwijzen, de dieren in het
algemeen zoo snel mogelijk worden ge
dood en weinig pijn lijden en hierbij
geen of althans zeer weiniff gevaar voor
ongevallen aanwezig is, kan hij geen
vrijheid vinden het verplicht gebruik
v-an het schietmasker aan te bevelen."
Opmerkelijk is het in de eerste plaats,
dat deze zienswijze geheel overeenstemt
met die van den directeur van het abat
toir te Rotterdam. Deze toch getuigt:
Op grond van persoonlijke waarne
mingen verklaar ik de ritueele
slachtwijze der Israëlieten voor een der meest
aan te bevelen methodes om dieren te
dooden en wel omdat:
l o. het doel om te dooden hierbij nooit
mislukt, zooals ik dit bij alle andere
methodes herhaalde malen heb gezien ;
het gevaar voor de omstanders is alzoo
bij deze slachtwijze volkomen uitgesloten
en eene oorzaak van kwelling voor het
dier uit den weg geruimd;
2o. daar door toepassing van deze
sTach't wijze het dier zeker geen pijnlijker
dood sterft dan in andere gevallen, doch
integendeel moet worden geconstateerd,
dat, binnen enkele seconden na het toe
brengen der halssnede, bewusteloosheid
intreedt, zoodat van pijn lijden bij deze
wijze van dooden geen sprake kan zijn;
3o. daar bij deze slachtwijze onge
twijfeld het beste yleesch wordt verkre
gen, omdat dit minder spoedig bederft.
Wat de aesthetische vraag betreft
nog dit:
Ongetwijfeld geeft de groote gapende
wond den leek-toeschouwer een
onaangenamen indruk, verwekken de harde,
rochelende geluiden, valsche meeningen
en moet men slager zijn om het getrek
met de pooten te kunnen aanzien. Maar
evenzeer maakt het op leeken die
trouwens bij het slachten geheel en al
niet toegelaten behoeven te worden
een zeer onaangenamen indruk, als zij
zien, dat op het lichaam van het be
dwelmde en daarna geslachte dier een
paar jongens gaan staan dansen om het
uitvlbeiea van het bloed te bevorderen,
-wat niet meer is dan eene poging om
de het bloeden bevorderende
kramptrekkingen te vervangen."
In de tweede plaats, dat in de militaire
slachterijen het aan wenden van het schiet
masker verboden blijft, niettegenstaande
van de zijde van het bestuur der
Vereeniging tot dierenbescherming alle
mogelijke moeite is gedaan om dit ver
bod buiten werking gesteld te krijgen.
Het blijkt dus overtuigend, dat de
directeuren van de grootste en verreweg
hot langst bestaan hebbende abattoirs en
ook de Nedeiiandsche Regeering van
meening zijn, dat het aanwenden van
het schietmasker de veiligheid van het
slagerspersoneel in gevaar kan brengen.
Van de zijde der dierenbeschermers
wordt dat gevoelen gedeeld, doch niet
temin het schiehnaeker aanbevolen.
Ten bewijze hiervan hebben we slechts
eenige regels aan te halen uit het rapport
van de commissie, welke door het hoofd
bestuur der dierenbescherming werd be
noemd tot bestudeering van het
slachtvraagstuk.
Ze luiden:
Het mag niet worden ontkend, dat
de meerderheid der commissie door ons
uitgenoodigd tot het rapporteeren over
de verschillende slachtwijzen, zich de
^gevaren, verbonden aan de toepasssing
van het schietmasker niet ontveinst,
niet alleen in de abattoirs, maar ook in
andere slachtplaatsen, waar de ruimte
in den regel beperkt is.
Met die omstandigheid moest volgens
de meerderheid der commissie rekening
worden gehouden; de minderheid was
daarentegen van oordeel, dat men zich
op een zuiver dierenbeschermend stand
punt behoorde te plaatsen, dat de
argumenten tegen het schietmasker
aangevoerd uit een oogpunt van vei
ligheid voor de operateurs, een
quaestie was, die meer de eigenaars aanging
der slachthuizen, doch dat de commissie
alleen acht behoorde te slaan op
consideratiën van dierenbeschermenden aard."
Alzoo bescherming van dieren boven de
bescherming van de veiligheid der menschen,
wat terecht ziekelijke denkbeelden kunnen
worden genoemd.
Dat het gemelde hoofdbestuur en ook
de overige vereenigingen, welke het ge
bruik van het schietmasker voorstaan,
door het besluit van den
Amsterdamschen gemeenteraad in de wieken ge
schoten zijn, laat zich gereedelijk verkla
ren. Opnieuw toch is bewezen, dat het
door hen aangeprezen stelsel van dooden
van slachtdieren gevaar oplevert voor
het slagerspersoneel en wordt gevreesd,
dat de Nederlandoche regeering zich met
deze zaak zal gaan bemoeien. Deze toch
kan niet het dragen van wapenen bij
wettelijke regeling verbieden en toestaan,
dat eene officieel erkende particuliere
instelling het gebruik van het schiet
masker aan de slagers opdringt.
En dit opdringen geschiedt bovendien
op ongepaste wijze, nl. door aan de
vleeschafnemers aan te bevelen om enkel
het noodige vleesch te betrekken uit die
slagerijen waarbij het schietmasker bij
het dooden van dieren wordt aangewend.
Zonder twijfel zal de Nederlandsche
regeering in het bijzonder hare aandacht
vestigen op de duizende zeer kleine
landelijke slachtplaatsen. Immers daarbij
is het aanwenden van het schietmaaker
dubbel gevaarlijk.
Het hoofdbestuur der vereeniging tot
bescherming van dieren stelt zooals
we reeds aanstipten de bescherming
van dieren boven die van menschen.
Hieraan is het naar onze meening in de
eerste plaats te wijten, dat ook al de
afdeelingsvereenigingen eigenlijk een sleepend
bestaan hebben en over het algemeen zoo
weinig werkelijk nut stichten. Geen
vergadering gaat voorbij of er wordt
geklaagd over te weinig belangstelling
van de zijde van het publiek en van de
regeering.
Er gaat dan ook hoegenaamd geen
kracht van uit.
Verschillende omstandigheden geven
o. i. tot dezen ongewenschten toestand
aanleiding. Als eerste en voornaamste is
aan te merken, dat de bestuurders der
vereenigingen zich op een te weinig
practisch standpunt stellen, al valt o. a.
te Amsterdam en liotterdam op gunstige
uitzonderingen te wijzen.
Het is nu eenmaal niet anders of de
Nederlander wenscht resultaten voor zij n
geldelijke offers en moeite. En deze zijn,
over het algemeen, op het stuk van
dierenbescherming helaas nog veel te
gering.
De vereenigina; te Amsterdam, welke
zich genoodzaakt heeft gezien zich van
de algemeene Nederlandsche vereeniging
af te scheiden, begint meer en meer eene
uitzondering op dien algemeenen regel
te worden.
Met belangstelling neemt dan ook het
publiek kennis van de in de plaatselijke
bladen opgenomen practische maatrege
len, welke door de daartoe aangewezen
inspecteurs in het belang van dieren
worden genomen.
Men weet niet wat in deze meer te
bewonderen, den ijver waarmede de zaak
wordt aangepakt, dan wel de zoo gunstig
afstekende tact, welke in dezemoeielijke
betrekking wordt aan den dag gelegd.
De Rotterdamsche vereeniging draagt
veel ten goede bij door do practische
maatregelen, welke het bestuur genomen
heeft ten aanzien van de aldaar uit
Engeland aangevoerd wordende paarden,
welke voor de slachtbank bestemd zijn.
Gaan ook de overige vereenigingen
dien practischen weg op, dan lijdt het
geen twijfel, of het ledental zal toene
men en de pogingen tot bescherming van
dieren zullen beter tot hun recht komen.
Men wachte zich in deze vooral voor
ziekelijke overdrijving, waartoe het onder
werp zoo licht aanleiding geeft. Daar
mede wordt de goede zaak slecht gediend.
Het is dan ook hoog tijd, dat in de
besturen practisch aangelegde en krach
tige mannen worden opgenomen. Deze
zullen zeker onder veel meer wel
het hunne er toe bijdragen, 'dat het geld
vermorsen voor onnutte dingen ophoudt,
waardoor voor werkelijk belangrijke
onderdeelen het noodige beschikbaar zal
komen.
Het doel van gezegde vereenigingen
is te mooi dan dat de bestaande toestand
mag blijven voortduren. Dat men in deze
dan ook spoedig de hand aan den ploeg sla.
E. VAN GENDT.
PBRCY BUSSHE SHELLEY. Alastorofde eett
der Eenzaamheid. Uit het Engelsen in
Nederlandsche verzen overgezet, door
dr. K H. DB RAAK. Rotterdam, W.
L. & J. Brusse.
I.
Het goed vertalen van een gedicht onder
stelt daarom een buondere begaving, omdat
de over te zetten woorden niet slechts vaste
begrippen te kennen geven, vaste begrippen
die zo veel omvattend mogelik, zoo abstract
mogelik, voor alle redelike wezens zekere
algemeenheden bepalen. Waren woorden niet
meer, het vertalen zou niet beswaarlik zijn.
Maar woorden zïjn meer. Want in een
gedicht werken zij ook onmiddelik als klank
expressie. De woord-klanken, ieder voor zich
en hun samenval in het vers-ritme, geven de
musiek van het gedicht, muziek die op den
luisterenden geest inwerkend, de stemming
brengt die tot zijn ontvankelikheid voor
aandoeningen voorwaarde is.
En nog meer zijn woorden; zij zijn bemid
deld door den klank, beeldend. Ieder voor
zich en in klank-verband wekken zij in het
ontvankelike voorstellingsvermogen de beel
den, die de dichter uit eigen voorstelling in
die zijner hoorders over te dragen wenst. En
de stemming die de gesteldheid van den
geest bepaalt kan, en zal, deze voorstelling
verhelderen. Zy is geljjk licht dat de omlij
ningen en kleuren en schaduwtinten van
beelden eerst leven doet.
Maar de betekenis die het woord als
abstractie alleen heeft, gaat den dichter niet
aan. Waar het voorstellingsvermogen van
luisteraar of lezer zo zwak is dat deze bete
kenis tot het vestigen der voorstelling dienen
moet, is zy'n octvankelikheid voor de schoon
heid van een gedicht ontkend. Gedichten
kannen met logies denken wel nagedacht,
maar niet begrepen, niet verstaan worden.
Die een gedicht vertaalt heeft dus nauw
gezet te ?naken dat de woorden als klank
expressie om de beelding, en in hunne
samenstelling als klank-ritme om de stem
ming, de oorspronkelike kracht van uit
drukking zo niet behouden dan toch bena
deren. Verwaarloost hij de beeldkracht der
woorden terwille van den redeliken zin, dan
bereikt hij niets, en bij waarde-onderschat
ting van het geluid-ritme krijgt hij tot
resultaat uitdrukkingsloze regels die, alle
klank-harmonie ontberend, slecht, want
ritme-loos, proza zijn.
De heer De Raaf nu heeft de bizondere
begaving waarop ik doel. Hij heeft, naar
Shelley luisterende, zich Shelley's bedoelingen
nauwkeurig voorgesteld, en in onze taal de
woorden, de klanken gevonden die, wat
Shelleys woorden voor den engelsman zijn,
voor den hollander benaderen. En hy' heeft,
onze taal uit de engelse lezende, een
hollandse versschoonheid uit de vreemde gepeurd
en ons een gedicht geschonken, mooi van
gang en geluid, dat onze letterkunde naar
waarheid verrijkt.
Hiermede bedoel ik niet dat hij ons naast
de engelse een hollandse Alastor gaf. Het
gedicht verraadt zijn onoorspronkelikheid.Had
dr. De Raaf al de bekwaamheid gehad
Shelley's gedicht niet naar de taal alleen
maar ook naar den geest te verhollandsen,
bekwaamheid in het algemeen niet ondenk
baar maar die een sterk dichterschap ver
ondersteld, dan toch bood hier het onderwerp
niet de mogelikheid ertoe. De geestes-ge
steldheid van den zwervenden, door den
Geest der Eenzaamheid bezeten Dichter is
wel een van alle tijden en biedt alle cultuur
volken een mogelike verstaanbaarheid
hoewel ons misschien nu minder dan voor
twintig en tachtig jaar , maar van dien
eenzamen Dichter is de omgeving, waarvan de
uitbeelding het grootste deel van het gedicht
vormt, bij uitstek on-hollands gevoeld. Ieder
volk heeft zijn eigen ziening van de natuur;
zijn land heeft andere kleuren en lijnen en
de bewelvende hemel schenkt het andere
tinten. De zee is een andere, en de lucht van
de zee ; en de wouden hebben hunne eigene
geluiden en geuren. En een enkeling van een
volk dat niet het onze is, moet bij het aan
schouwen en ondergddn zijner omgeving
aangedaan worden en leven in een stemming
die, in zijn werken geheeld, ons nimmer een
volkornene ontroering kan geven. Daartoe
behoeven wij vrij te zijn van een element
van verwarrende verwondering, verwondering
over het ons vreemde, dat die volkomenheid
weerhoudt. Dit element uitscheiden, deze
verwondering in ons opheflen, heeft De Raaf
niet gedaan en misschien niet kunnen doen.
Maar dit is ook niet een eis die men den
vertaler stellen mag.
Een andere eis, en hiermede kom ik tot
de eerste mijner bedenkingen, is die van
ritme-getrouwheid. Men kan verlangen dat
de vertaler metries vertaalt en het ritme van
de oorspronkelike verzen bijbehoudt.
Wederom een eis die men niet stellen mag
is hoe gewenst overigens ? de scansie van
het oorgpronkelik werk in al haar prillige
afwijkingen bij te houden. De onregelmatige
opeenvolging van heffing en daling en het
zwaarder betonen van enkele zeer bepaalde
heffingen dat ds eigenaardige schoonheiden
schone verbizondering van een groot dicht
werk is, geeft een bizondere schoonheid aan
de verzen die btf vertalen nagenoeg verloren
gaat. Bij het stellen van andere woorden
voor de oorspronkelike, is de verdeling in
syllaben een andere en menig, de zwaarste
betoning dragend woord dat aan den aanvang
van den regel stond i« bij het vertalen ver
schoven, zodat de klank-zwaarte in het
midden of het einde overging. AU voorbeeld
kan de openende regel gelden die voor Earth,
ocean, air, beloved brotherhood, in het hollands:
Aarde, Oceaan, Lucht, broederen bemind, heeft,
zodat de scansie van:
^_^_^._^^( jn de vertaling: ?-"-??
~ ~-^---- wordt. Ook hier evenwel weet
een bekwaam vertaler en de heer De Raaf is
zo een de ritmiese golving tot een bewe
ging van harmoniese schoonheid te leiden.
Niettemin dient hij zich in een gedicht
dat een vaste en streng volgehouden
maatnorm heeft hier die van de vijf-voetige
jambe ook aan dien norm te houden en
is hij te laken wanneer hij zich dan onre
gelmatigheden veroorlooft. In zoverre dient
hy het ritme te eerbiedigen, dat hij tussen
de vijfvoetige regels geen hinkende, of
minen meer-voetige voegt hetgeen dr. De Raaf
nog wel eens doet en daarmee de overigens
zo zuivere, rustige, schoon-gedragene- vers
gang stoort.
Zo bijv. op blz. 27 :
... En winter, kleedend kale takken en grauw gras
Met blanke sneeuw ...
geeft hy een zesvoetig vers. Eveneens blz. 29
r. l v. o.; 31 r. 13 v. o.; 38 r. 3 v. b.; 46 r. 2 v. o.;
47 r. 12 v. o.
En op blz. 40: (de Dichter verschrikt een
vogel en ziet hem, die heen vliegt, na).
Hy' rees by' 't nadren en op sterke zwingen
Klimmend in hoger lucht, boog hij zijn blanke baan
Hoog boven die onmetelijke vlakte.
Hij oojde na zijn vlucht...
Hier vinden wij in den tweden regel een
alexandryn, waarvan de hinderlik in het
mi Iden vallende caesuur nog onaangenamer
aandoet door de, zeker onbedoelde, binnen
rijm vau 'lucht' met 'vlucht'.
Op dezellde blz.:
. ..Een sombre wanhoopsglimlach
Plooide zijn trillende lippen. Want slaap, wist hij,
hield onvermurwbaar vast. ..
wat bijna een zuiver volgehouden dactylus
geeft. Een regel van twaalf syllaben kan niet
anders dan storend opvallen. Op de volgende
blz. staan twee van dertien :
Een rustlooze aandrift noopte hem scheep te
(gaan
In schrikbre zeewoestijn eenzamen Dood. U
ont(moeten.
[Hij] nam eenzaam zyne zitplaats
En, voelde 't bootje spoeden over de kalme zee.
Een zesvoetige trochaeus vinden we op
blz. 43 :
.... 't kleine bootje
Vluchtte nog voor den storm; het vluchtte als
(schuim
Langs de -teile valling van een winterstrooru;
en op blz. 44 r. 10 v. b. evenzo.
Verder nog op blz. 45 een viervoetigejambe
gevolgd door een zesvoet:
[bloemen die] steeds beur neigende oogen
Aangtare' in glazen kalmff weerspiegeld.
De stuwgolf van de boot stoorde haar peinzenstaak.
Een twede vryheid veroorlooft de vertaler
zich: het invoegen van een, wel onbetoonde,
lettergreep, maar niet geheel onhoorbare, en
die zodoende een beweging aan het vers
meedeelt, bij Shelley niet voorkomend, en
soms zeer hinderlik. Te meer ig deze vrijheid
te laken daar zij op vele plaatsen bewust
gewild schy'nt, ten minste zonder bezwaren
te vermyden geweest ware.
Ik neem aan dat de zoeven geciteerde
viervoetig-jarnbiese regel de 'n' van 'aansta
ren' en de 'e' van 'kalmte' mist en daar
door juist een viervoet wordt opdat hij
geen onregelmatige ritmeloz,e vyfvoet zijn
zou. De vraag daarlatend of het een wenselik
middel is behoud van rustig ritme te be
trachten door verlengen of verkorten van een
regel, is het my nUt duidelik wat den heer
De Raaf er dan toe dreef, op zovele plaatsen
ritme-verstorende syllaben in te voegen.
Op blz. 30:
Meenge wijde vlakte en warrge wildernis
Lokte zijn angstlozen tred; van wilde menschen
Kocht hy' .
kon het vers zonder stoten gelezen worden
door 'trok' voor 'lokte' te zetten.
Op blz. 31 :
En groene aarde, had in zijn hart behouden
Zijn aanspraak op zijn liefde en bewondering,
waar door 'liefde en' te lezen wel geen letter
te veel is, geeft deze regel e ven wei geen vers,
en zou : zijn aanspraak op bewondering en
liefde" dit deel in de rustige gang van 't voor
afgaande en volgende doen passen.
Op blz. 34 staat:
... in wilde maten
Rees toen haar stem, smorend in bevend
(snikken,
Gedempt door d'eigen hartstocht: haar schoon'
(handen
Waren bloot alleen, zweepend uit vreemde harp
Een vreemde wijs.
Het terecht af kappen van de 'e' van 'schoone'
waardoor de regel zijn strakheid behoudt,
wordt direkt gevolgd door het invoegen van
een lettergreep te-veel in den volgenden, wat
op zichzelf hier wel niet zo hinderlik is daar
men de feitelik toonloze dalingen 'end uit'
zonder dat iets stoort naast elkaar lezen kan,
onbetoond; evenwel treft het toch hier als
hinderlik door het duidelik angstvallig en
opzettelik vermyden van deze fout in den
vorigen regel'
Op blz. 40:' ... want slaap
Hield onvermurwbaar vast zijn kostbren prijs
En zwijgende, dood, trouwloos wellicht als slaap
Vertoonde
had juist deze regel strak moeten blijven;
wat is er strakker dan doodastilte!
Evenzo blz. 42 :
Laat zonlicht hing zijn regenboog koleuren
Hoog in het wislend schuim-bekleed gewelf
Zijn pad betronend over het woeste diep,
waar deze regel de statigheid mist die hij
behoeft en hebben kon.
Nog hinderliker is dezelfde fout op blz. 52 :
... want wijd uit,
Onder de dalende maan en matte sterren,
Strekken zich eiland-zeeën, blauwe bergen ...
hinderliker ook omdat dit gedeelte overigens
zo mooi is.
Ia het opzet? Ik moet het geloven daar
ook hier door uitlichten van het lidwoord,
de wel zeer schone beelding vlekkeloos be
houden kon big ven. Men vraagt zich af,
waarom deze willekeur, waarom niet de
gegeven maatgang, dikwels zo angstvallig
bybehouden, doorlopend gevolgd 7 ?
Een enkel maal, door het invoegen van
een daling te-veel weet de vertaler een bizon
dere schoonheid in het vers te brengen zodat
wij, dankbaar, hem zijn vrijmoedigheid te
vergeven geneigd zy'n.
Zo bijv. blz. 35:
[Hij] zag by 't warm licht van hun eigen leven
Haar glocn.de leden onder den plooiensluier
Van winde-weving,
waar versnelling van het ritme de golving
van wind-bewogene omsluiering tekent.
Zo blz. 38:
... Daar waar de verlaten tomben
Van Parthen-koongen strooien naar eiken wind
't Wegterend stof .
En op dezelfde blz.:
[UU zwierf in 't wilde voort]
Dragende diep in zijn ziel het broedend zorgen
Dat steeds
is de invoeging van een lettergreep mooi om
de zwaardere betoning van Dragen, een be
toning die dit vers in den aanvang een ver
traging geeft, een ophouden, dat het dragen
zelf even sterker nitkomen doet.
Bizonder mooi van ritme ook dit op blz. 41:
[De sloep was lang] verwaarloosd, want haar
(boorden
Gaapten wijd met meenge scheur en't broos gebinte
Zwaaide met de golvingen van 't getijde.
Wel is de eerste regel een zesvoetige tro
chaeus, maar markeert juist daardoor de
ritmiese golvingen versnelling van den tweden
scherper. In dezen tweden regel staan acht
dalingen tegen drie heffingen. Het driewerf
aanzwellen van het geluid in een snelle
opeenvolging van veel korte syllaben geeft
werkelik dezen regel een zwaaiïng die prach
tig is.
Nog sterker, de bedoeling weergevend mis
schien, deze ritmen (blz. 42);
.,. Hel stenend bootje. Een dwarrelzwiepte'tvoort
Me,t felle vlage' en razendsnelle kracht
Door de witte kammen der getergde zee.
De golven rezen. Hooger en hooger steeds
Onder storms geesel wrongen hun woeste nekken.
Het opstoten steigeren byna het plots
versnellen en omhoog-lopen is in deze ritmen,
bizonder mooi.
Op blz. 34:
Heur lange melodie, als klankgeweef.
Van winde,en stroomen, wiegde zijn diepst
bewust(zijn,
In haar bont weefselweb van wissle tinten.
In dit vers is een daling te-veel. Ware 't
woord 'diepst' weggebleven, de regel zou ijjn
rustigheid behouden hebben, nu heeft hy in
de twede helft een onevenwichtigheid die,
wat te zeggen bedoeld was, klaardere beelding
geeft, al kan ook de verloren gegane schoon
heid van Shelley's:
... its music long
Like wo ven sounds of streams and breezes.held
His inmost sense suspended in its web,
niet ook maar voor een gering deel hierdoor
worden vergoed.
Evenwel, de vertaler is hierom niet
onvoorwaardelik te pryzen. Opvallend bly'ft
voor den aandachtigen lezer iedere
maatstoring, ook al zy'n de plaatsen waar deze
storingen voorkomen op zichzelf schoon. En
al dat in een kunstwerk sterk opvalt, niet door
schoonheid, maar door iets wat daar buiten
ligt, is verwerpelik. Waar hy hier en daar, de
gegeven inaatvorm, de janabiese vy'fvoet,
bgbehoudend schone ritmen geeft is hij te
prijzen. Overal waar hy om schoonheid in
ritme te bereiken van de maat-vorm afwy'kt,
te veroordelen.
Het laatste citaat is een voorbeeld meteen
van den gang die dr. De Raaf de verzen te
geven weet door aanwending van stafrym:
Klankgeuieef van winde en stroomen wiegde
zy'n diepst bewustzijn in haar bont
weefselweb van wissle tinten." De herhaling van
deze zachte medeklinker geeft aan de zegging
een bizcndere teerheid. Niet weinig draagt
dit, veelvuldig, gebruik van alliteratie hier
en op andere plaatsen by' tot de schoonheid
van het geheel.
Op blz. 37 : ... Verloren voor altijd
In diepe doolwoestijn van duigtien slaap
Dat schoone beeld l
Zou klaar fteregenfcoogde wolkenwelving...
is er nog een voorbeeld van, en gelijk een van
schone woordvoeging.
Een enkel maal, door het stellen van
geleidelik zachtere consonanten als op bl. 37
dit: de /elle iljand van wilden droom"
doet hij voortreffelik de scherpte van 'felle*
uitkomen. Maar dit is al geen stafrij m meer.
Ook op blz. 39 dit:
In 't eenzaam kustland eindlijk van Chorasmi
Verpoosde hij, een wijde en somóre treurnis
Van rot moeras, Een sterke aandrang dreef
Zijn schreden naar het strand .
Hier geen alliteratie maar slechts letterher
haling die evenwel gang aan de verzen geeft.
(Slot volgt.) MAUBITS UYLDEKT.
Horatius' Satiren en Brieven, in proza
vertaald en met inleiding en ophel
derende aanteekeningen voorzien, door
dr. W. G VAN DER WEEED. A. Versluijs,
Amsterdam 190G.
Aan geestdriftige bewonderaars heeft het
Horatius nooit ontbroken. Zijn juiste blik op
de menschen, zijn practische wysbegeerte,
zijne nu en dan zeer piquante wijze van de
dingen te zeggen, hebben steeds eene groote
aantrekkelijkheid uitgeoefend. Menigeen, die
ala gymnasiast met Horatius heeft kennis
gemaakt, misschien nog wel wat jong om
dezen menschkundigen dichter naar waarde
te schatten, zal later het verlangen voelen
zijn werk in zijn geheel door te lezen, maar
tegen de moeite opzien, zich opnieuw in zijn
taal, die alles behalve gemakkelijk is, in te
werken. Voor zoo iemand is deze vertaling,
gely'k hare talrijke voorgangsters, vermoedelijk
bestemd. Dat niet overijverige gymnasiasten
zich daardoor hunne taak wat al te gemak
kelijk kunnen maken is wel jammer, maar
geen reden om aan anderen leering en genot
te onthouden.