De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 29 juli pagina 2

29 juli 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER W E E E RL A D TOOR NEDERLAND. No. 1518 gehouden. En toen hu, een weinig verouderd Muur nog. Steeds, fljuk, strak en mannelijk ep d» ham wachtende reisgaoooten toetrad, ie em op nieuw met juichende gelukwenschen begroetten, «prak hjj,me^vri«ndetjjken glimWh, niets anders dan deze woorden : ~ Htli^ mijne hjserenl Ik, mt v*ri\nn af wat meer mijn gemak mogen nemen. Laat ons hopen, dut de jonge Marmoradler d^oude firma tot nieuwe eer zal brengen l" \ (Berliner Dierenbescherming inNederland. ai- 1906- zal voorzeker als een hoogst .gewichtige . dag4a.de annalen van^ het hoofdbestuur der-Nederlaadsche vereniging tot- besohwioing- van dieren worden aangeteekend. Op dezen dag toch nam de gemeenteraad van Amsterdam eene beslissing in zake het dooden van slachtdieren, geheel in strijd met het stelsel, waarvoor dat bestuur sedert jaar 6ft dag propaganda maakt en grooten tffrgd voert. "We hebben hier het oog op de op gezegden datum door genoemden ge meenteraad, zonder hoofdelijke stemming, aangenomen afwijzende beschikking op een adres om het daarheen te leiden, dat het gebruik van het schietmasker bij het abattoir te Amsterdam, zooveel mogelijk, verplichtend zou worden gesteld. De gronden, waarop deze afwijzende beschikking steunt, zijn vervat in het rapport over dit onderwerp aan Burge meester en* "Wethouders uitgebracht door "én directeur van het abattoir. De beschouwingen en voorstellen van den directeur komen na voorop gesteld te hebben, dat de dieren gedurende het slachtingsproces niet onnoodig ruw mogen worden behandeld en bij een zoo snel mogelij ken dood zoo weinig mogelijk moeten lijden in hoofdzaak op het volgende neer: Het bewusteloos maken der dieren, vóór dat de halasnede wordt toegebracht, is eene aanbevelenswaardige methode, mits het geen gevaar oplevert voor de menschen, die de dieren moeten slachten of bij dit bedrijf behulpzaam zijn. In kleine slachtplaatsen, welke op de drukste slachttijden gevuld zijn niet alleen met slachtdieren, doch ook met menschen, die er noodzakelijk hun werk verrichten, moet daarmede in hooge mate rekening ?worden gehouden. De toepassing van het schietapparaat met vrijen kogel heeft ongetwijfeld haar doelmatige zijde, doch aan het gebruik is gevaar voor den mensch, met het slach ten belast, verbonden. Voor kleine slachtdieren is het schietwerktuig met vrijen kogel bovendien niet geschikt wegens het groote gevaar, dat er aan verbonden is en wegens de verwoesting der hersens, welke hierdoor waardeloos worden voor den handel. Sehietapparaten met gesloten pen zijn tijdroovend en het effect is onzeker. De te Amsterdam gebruikelijke slacht wijzen (waaronder de halssnede) hebben nimmer tot ongevallen aanleiding gege ven. Behoef te aan slachthuisartsen bestond er dan ook niet. Noodelooze kwellingen van dieren en misbruiken bij het slachten worden van de zijde der directie streng tegengegaan. Onder erkenning dus van het goede, dat aan het gebruik van het schiet apparaat verbonden is, meent de directeur er ook de nadeelen van te hebben aan getoond. In aanmerking nemende, dat door het slachten, volgens de te Amsterdam ge bruikelijke slachtwijzen, de dieren in het algemeen zoo snel mogelijk worden ge dood en weinig pijn lijden en hierbij geen of althans zeer weiniff gevaar voor ongevallen aanwezig is, kan hij geen vrijheid vinden het verplicht gebruik v-an het schietmasker aan te bevelen." Opmerkelijk is het in de eerste plaats, dat deze zienswijze geheel overeenstemt met die van den directeur van het abat toir te Rotterdam. Deze toch getuigt: Op grond van persoonlijke waarne mingen verklaar ik de ritueele slachtwijze der Israëlieten voor een der meest aan te bevelen methodes om dieren te dooden en wel omdat: l o. het doel om te dooden hierbij nooit mislukt, zooals ik dit bij alle andere methodes herhaalde malen heb gezien ; het gevaar voor de omstanders is alzoo bij deze slachtwijze volkomen uitgesloten en eene oorzaak van kwelling voor het dier uit den weg geruimd; 2o. daar door toepassing van deze sTach't wijze het dier zeker geen pijnlijker dood sterft dan in andere gevallen, doch integendeel moet worden geconstateerd, dat, binnen enkele seconden na het toe brengen der halssnede, bewusteloosheid intreedt, zoodat van pijn lijden bij deze wijze van dooden geen sprake kan zijn; 3o. daar bij deze slachtwijze onge twijfeld het beste yleesch wordt verkre gen, omdat dit minder spoedig bederft. Wat de aesthetische vraag betreft nog dit: Ongetwijfeld geeft de groote gapende wond den leek-toeschouwer een onaangenamen indruk, verwekken de harde, rochelende geluiden, valsche meeningen en moet men slager zijn om het getrek met de pooten te kunnen aanzien. Maar evenzeer maakt het op leeken die trouwens bij het slachten geheel en al niet toegelaten behoeven te worden een zeer onaangenamen indruk, als zij zien, dat op het lichaam van het be dwelmde en daarna geslachte dier een paar jongens gaan staan dansen om het uitvlbeiea van het bloed te bevorderen, -wat niet meer is dan eene poging om de het bloeden bevorderende kramptrekkingen te vervangen." In de tweede plaats, dat in de militaire slachterijen het aan wenden van het schiet masker verboden blijft, niettegenstaande van de zijde van het bestuur der Vereeniging tot dierenbescherming alle mogelijke moeite is gedaan om dit ver bod buiten werking gesteld te krijgen. Het blijkt dus overtuigend, dat de directeuren van de grootste en verreweg hot langst bestaan hebbende abattoirs en ook de Nedeiiandsche Regeering van meening zijn, dat het aanwenden van het schietmasker de veiligheid van het slagerspersoneel in gevaar kan brengen. Van de zijde der dierenbeschermers wordt dat gevoelen gedeeld, doch niet temin het schiehnaeker aanbevolen. Ten bewijze hiervan hebben we slechts eenige regels aan te halen uit het rapport van de commissie, welke door het hoofd bestuur der dierenbescherming werd be noemd tot bestudeering van het slachtvraagstuk. Ze luiden: Het mag niet worden ontkend, dat de meerderheid der commissie door ons uitgenoodigd tot het rapporteeren over de verschillende slachtwijzen, zich de ^gevaren, verbonden aan de toepasssing van het schietmasker niet ontveinst, niet alleen in de abattoirs, maar ook in andere slachtplaatsen, waar de ruimte in den regel beperkt is. Met die omstandigheid moest volgens de meerderheid der commissie rekening worden gehouden; de minderheid was daarentegen van oordeel, dat men zich op een zuiver dierenbeschermend stand punt behoorde te plaatsen, dat de argumenten tegen het schietmasker aangevoerd uit een oogpunt van vei ligheid voor de operateurs, een quaestie was, die meer de eigenaars aanging der slachthuizen, doch dat de commissie alleen acht behoorde te slaan op consideratiën van dierenbeschermenden aard." Alzoo bescherming van dieren boven de bescherming van de veiligheid der menschen, wat terecht ziekelijke denkbeelden kunnen worden genoemd. Dat het gemelde hoofdbestuur en ook de overige vereenigingen, welke het ge bruik van het schietmasker voorstaan, door het besluit van den Amsterdamschen gemeenteraad in de wieken ge schoten zijn, laat zich gereedelijk verkla ren. Opnieuw toch is bewezen, dat het door hen aangeprezen stelsel van dooden van slachtdieren gevaar oplevert voor het slagerspersoneel en wordt gevreesd, dat de Nederlandoche regeering zich met deze zaak zal gaan bemoeien. Deze toch kan niet het dragen van wapenen bij wettelijke regeling verbieden en toestaan, dat eene officieel erkende particuliere instelling het gebruik van het schiet masker aan de slagers opdringt. En dit opdringen geschiedt bovendien op ongepaste wijze, nl. door aan de vleeschafnemers aan te bevelen om enkel het noodige vleesch te betrekken uit die slagerijen waarbij het schietmasker bij het dooden van dieren wordt aangewend. Zonder twijfel zal de Nederlandsche regeering in het bijzonder hare aandacht vestigen op de duizende zeer kleine landelijke slachtplaatsen. Immers daarbij is het aanwenden van het schietmaaker dubbel gevaarlijk. Het hoofdbestuur der vereeniging tot bescherming van dieren stelt zooals we reeds aanstipten de bescherming van dieren boven die van menschen. Hieraan is het naar onze meening in de eerste plaats te wijten, dat ook al de afdeelingsvereenigingen eigenlijk een sleepend bestaan hebben en over het algemeen zoo weinig werkelijk nut stichten. Geen vergadering gaat voorbij of er wordt geklaagd over te weinig belangstelling van de zijde van het publiek en van de regeering. Er gaat dan ook hoegenaamd geen kracht van uit. Verschillende omstandigheden geven o. i. tot dezen ongewenschten toestand aanleiding. Als eerste en voornaamste is aan te merken, dat de bestuurders der vereenigingen zich op een te weinig practisch standpunt stellen, al valt o. a. te Amsterdam en liotterdam op gunstige uitzonderingen te wijzen. Het is nu eenmaal niet anders of de Nederlander wenscht resultaten voor zij n geldelijke offers en moeite. En deze zijn, over het algemeen, op het stuk van dierenbescherming helaas nog veel te gering. De vereenigina; te Amsterdam, welke zich genoodzaakt heeft gezien zich van de algemeene Nederlandsche vereeniging af te scheiden, begint meer en meer eene uitzondering op dien algemeenen regel te worden. Met belangstelling neemt dan ook het publiek kennis van de in de plaatselijke bladen opgenomen practische maatrege len, welke door de daartoe aangewezen inspecteurs in het belang van dieren worden genomen. Men weet niet wat in deze meer te bewonderen, den ijver waarmede de zaak wordt aangepakt, dan wel de zoo gunstig afstekende tact, welke in dezemoeielijke betrekking wordt aan den dag gelegd. De Rotterdamsche vereeniging draagt veel ten goede bij door do practische maatregelen, welke het bestuur genomen heeft ten aanzien van de aldaar uit Engeland aangevoerd wordende paarden, welke voor de slachtbank bestemd zijn. Gaan ook de overige vereenigingen dien practischen weg op, dan lijdt het geen twijfel, of het ledental zal toene men en de pogingen tot bescherming van dieren zullen beter tot hun recht komen. Men wachte zich in deze vooral voor ziekelijke overdrijving, waartoe het onder werp zoo licht aanleiding geeft. Daar mede wordt de goede zaak slecht gediend. Het is dan ook hoog tijd, dat in de besturen practisch aangelegde en krach tige mannen worden opgenomen. Deze zullen zeker onder veel meer wel het hunne er toe bijdragen, 'dat het geld vermorsen voor onnutte dingen ophoudt, waardoor voor werkelijk belangrijke onderdeelen het noodige beschikbaar zal komen. Het doel van gezegde vereenigingen is te mooi dan dat de bestaande toestand mag blijven voortduren. Dat men in deze dan ook spoedig de hand aan den ploeg sla. E. VAN GENDT. PBRCY BUSSHE SHELLEY. Alastorofde eett der Eenzaamheid. Uit het Engelsen in Nederlandsche verzen overgezet, door dr. K H. DB RAAK. Rotterdam, W. L. & J. Brusse. I. Het goed vertalen van een gedicht onder stelt daarom een buondere begaving, omdat de over te zetten woorden niet slechts vaste begrippen te kennen geven, vaste begrippen die zo veel omvattend mogelik, zoo abstract mogelik, voor alle redelike wezens zekere algemeenheden bepalen. Waren woorden niet meer, het vertalen zou niet beswaarlik zijn. Maar woorden zïjn meer. Want in een gedicht werken zij ook onmiddelik als klank expressie. De woord-klanken, ieder voor zich en hun samenval in het vers-ritme, geven de musiek van het gedicht, muziek die op den luisterenden geest inwerkend, de stemming brengt die tot zijn ontvankelikheid voor aandoeningen voorwaarde is. En nog meer zijn woorden; zij zijn bemid deld door den klank, beeldend. Ieder voor zich en in klank-verband wekken zij in het ontvankelike voorstellingsvermogen de beel den, die de dichter uit eigen voorstelling in die zijner hoorders over te dragen wenst. En de stemming die de gesteldheid van den geest bepaalt kan, en zal, deze voorstelling verhelderen. Zy is geljjk licht dat de omlij ningen en kleuren en schaduwtinten van beelden eerst leven doet. Maar de betekenis die het woord als abstractie alleen heeft, gaat den dichter niet aan. Waar het voorstellingsvermogen van luisteraar of lezer zo zwak is dat deze bete kenis tot het vestigen der voorstelling dienen moet, is zy'n octvankelikheid voor de schoon heid van een gedicht ontkend. Gedichten kannen met logies denken wel nagedacht, maar niet begrepen, niet verstaan worden. Die een gedicht vertaalt heeft dus nauw gezet te ?naken dat de woorden als klank expressie om de beelding, en in hunne samenstelling als klank-ritme om de stem ming, de oorspronkelike kracht van uit drukking zo niet behouden dan toch bena deren. Verwaarloost hij de beeldkracht der woorden terwille van den redeliken zin, dan bereikt hij niets, en bij waarde-onderschat ting van het geluid-ritme krijgt hij tot resultaat uitdrukkingsloze regels die, alle klank-harmonie ontberend, slecht, want ritme-loos, proza zijn. De heer De Raaf nu heeft de bizondere begaving waarop ik doel. Hij heeft, naar Shelley luisterende, zich Shelley's bedoelingen nauwkeurig voorgesteld, en in onze taal de woorden, de klanken gevonden die, wat Shelleys woorden voor den engelsman zijn, voor den hollander benaderen. En hy' heeft, onze taal uit de engelse lezende, een hollandse versschoonheid uit de vreemde gepeurd en ons een gedicht geschonken, mooi van gang en geluid, dat onze letterkunde naar waarheid verrijkt. Hiermede bedoel ik niet dat hij ons naast de engelse een hollandse Alastor gaf. Het gedicht verraadt zijn onoorspronkelikheid.Had dr. De Raaf al de bekwaamheid gehad Shelley's gedicht niet naar de taal alleen maar ook naar den geest te verhollandsen, bekwaamheid in het algemeen niet ondenk baar maar die een sterk dichterschap ver ondersteld, dan toch bood hier het onderwerp niet de mogelikheid ertoe. De geestes-ge steldheid van den zwervenden, door den Geest der Eenzaamheid bezeten Dichter is wel een van alle tijden en biedt alle cultuur volken een mogelike verstaanbaarheid hoewel ons misschien nu minder dan voor twintig en tachtig jaar , maar van dien eenzamen Dichter is de omgeving, waarvan de uitbeelding het grootste deel van het gedicht vormt, bij uitstek on-hollands gevoeld. Ieder volk heeft zijn eigen ziening van de natuur; zijn land heeft andere kleuren en lijnen en de bewelvende hemel schenkt het andere tinten. De zee is een andere, en de lucht van de zee ; en de wouden hebben hunne eigene geluiden en geuren. En een enkeling van een volk dat niet het onze is, moet bij het aan schouwen en ondergddn zijner omgeving aangedaan worden en leven in een stemming die, in zijn werken geheeld, ons nimmer een volkornene ontroering kan geven. Daartoe behoeven wij vrij te zijn van een element van verwarrende verwondering, verwondering over het ons vreemde, dat die volkomenheid weerhoudt. Dit element uitscheiden, deze verwondering in ons opheflen, heeft De Raaf niet gedaan en misschien niet kunnen doen. Maar dit is ook niet een eis die men den vertaler stellen mag. Een andere eis, en hiermede kom ik tot de eerste mijner bedenkingen, is die van ritme-getrouwheid. Men kan verlangen dat de vertaler metries vertaalt en het ritme van de oorspronkelike verzen bijbehoudt. Wederom een eis die men niet stellen mag is hoe gewenst overigens ? de scansie van het oorgpronkelik werk in al haar prillige afwijkingen bij te houden. De onregelmatige opeenvolging van heffing en daling en het zwaarder betonen van enkele zeer bepaalde heffingen dat ds eigenaardige schoonheiden schone verbizondering van een groot dicht werk is, geeft een bizondere schoonheid aan de verzen die btf vertalen nagenoeg verloren gaat. Bij het stellen van andere woorden voor de oorspronkelike, is de verdeling in syllaben een andere en menig, de zwaarste betoning dragend woord dat aan den aanvang van den regel stond i« bij het vertalen ver schoven, zodat de klank-zwaarte in het midden of het einde overging. AU voorbeeld kan de openende regel gelden die voor Earth, ocean, air, beloved brotherhood, in het hollands: Aarde, Oceaan, Lucht, broederen bemind, heeft, zodat de scansie van: ^_^_^._^^( jn de vertaling: ?-"-?? ~ ~-^---- wordt. Ook hier evenwel weet een bekwaam vertaler en de heer De Raaf is zo een de ritmiese golving tot een bewe ging van harmoniese schoonheid te leiden. Niettemin dient hij zich in een gedicht dat een vaste en streng volgehouden maatnorm heeft hier die van de vijf-voetige jambe ook aan dien norm te houden en is hij te laken wanneer hij zich dan onre gelmatigheden veroorlooft. In zoverre dient hy het ritme te eerbiedigen, dat hij tussen de vijfvoetige regels geen hinkende, of minen meer-voetige voegt hetgeen dr. De Raaf nog wel eens doet en daarmee de overigens zo zuivere, rustige, schoon-gedragene- vers gang stoort. Zo bijv. op blz. 27 : ... En winter, kleedend kale takken en grauw gras Met blanke sneeuw ... geeft hy een zesvoetig vers. Eveneens blz. 29 r. l v. o.; 31 r. 13 v. o.; 38 r. 3 v. b.; 46 r. 2 v. o.; 47 r. 12 v. o. En op blz. 40: (de Dichter verschrikt een vogel en ziet hem, die heen vliegt, na). Hy' rees by' 't nadren en op sterke zwingen Klimmend in hoger lucht, boog hij zijn blanke baan Hoog boven die onmetelijke vlakte. Hij oojde na zijn vlucht... Hier vinden wij in den tweden regel een alexandryn, waarvan de hinderlik in het mi Iden vallende caesuur nog onaangenamer aandoet door de, zeker onbedoelde, binnen rijm vau 'lucht' met 'vlucht'. Op dezellde blz.: . ..Een sombre wanhoopsglimlach Plooide zijn trillende lippen. Want slaap, wist hij, hield onvermurwbaar vast. .. wat bijna een zuiver volgehouden dactylus geeft. Een regel van twaalf syllaben kan niet anders dan storend opvallen. Op de volgende blz. staan twee van dertien : Een rustlooze aandrift noopte hem scheep te (gaan In schrikbre zeewoestijn eenzamen Dood. U ont(moeten. [Hij] nam eenzaam zyne zitplaats En, voelde 't bootje spoeden over de kalme zee. Een zesvoetige trochaeus vinden we op blz. 43 : .... 't kleine bootje Vluchtte nog voor den storm; het vluchtte als (schuim Langs de -teile valling van een winterstrooru; en op blz. 44 r. 10 v. b. evenzo. Verder nog op blz. 45 een viervoetigejambe gevolgd door een zesvoet: [bloemen die] steeds beur neigende oogen Aangtare' in glazen kalmff weerspiegeld. De stuwgolf van de boot stoorde haar peinzenstaak. Een twede vryheid veroorlooft de vertaler zich: het invoegen van een, wel onbetoonde, lettergreep, maar niet geheel onhoorbare, en die zodoende een beweging aan het vers meedeelt, bij Shelley niet voorkomend, en soms zeer hinderlik. Te meer ig deze vrijheid te laken daar zij op vele plaatsen bewust gewild schy'nt, ten minste zonder bezwaren te vermyden geweest ware. Ik neem aan dat de zoeven geciteerde viervoetig-jarnbiese regel de 'n' van 'aansta ren' en de 'e' van 'kalmte' mist en daar door juist een viervoet wordt opdat hij geen onregelmatige ritmeloz,e vyfvoet zijn zou. De vraag daarlatend of het een wenselik middel is behoud van rustig ritme te be trachten door verlengen of verkorten van een regel, is het my nUt duidelik wat den heer De Raaf er dan toe dreef, op zovele plaatsen ritme-verstorende syllaben in te voegen. Op blz. 30: Meenge wijde vlakte en warrge wildernis Lokte zijn angstlozen tred; van wilde menschen Kocht hy' . kon het vers zonder stoten gelezen worden door 'trok' voor 'lokte' te zetten. Op blz. 31 : En groene aarde, had in zijn hart behouden Zijn aanspraak op zijn liefde en bewondering, waar door 'liefde en' te lezen wel geen letter te veel is, geeft deze regel e ven wei geen vers, en zou : zijn aanspraak op bewondering en liefde" dit deel in de rustige gang van 't voor afgaande en volgende doen passen. Op blz. 34 staat: ... in wilde maten Rees toen haar stem, smorend in bevend (snikken, Gedempt door d'eigen hartstocht: haar schoon' (handen Waren bloot alleen, zweepend uit vreemde harp Een vreemde wijs. Het terecht af kappen van de 'e' van 'schoone' waardoor de regel zijn strakheid behoudt, wordt direkt gevolgd door het invoegen van een lettergreep te-veel in den volgenden, wat op zichzelf hier wel niet zo hinderlik is daar men de feitelik toonloze dalingen 'end uit' zonder dat iets stoort naast elkaar lezen kan, onbetoond; evenwel treft het toch hier als hinderlik door het duidelik angstvallig en opzettelik vermyden van deze fout in den vorigen regel' Op blz. 40:' ... want slaap Hield onvermurwbaar vast zijn kostbren prijs En zwijgende, dood, trouwloos wellicht als slaap Vertoonde had juist deze regel strak moeten blijven; wat is er strakker dan doodastilte! Evenzo blz. 42 : Laat zonlicht hing zijn regenboog koleuren Hoog in het wislend schuim-bekleed gewelf Zijn pad betronend over het woeste diep, waar deze regel de statigheid mist die hij behoeft en hebben kon. Nog hinderliker is dezelfde fout op blz. 52 : ... want wijd uit, Onder de dalende maan en matte sterren, Strekken zich eiland-zeeën, blauwe bergen ... hinderliker ook omdat dit gedeelte overigens zo mooi is. Ia het opzet? Ik moet het geloven daar ook hier door uitlichten van het lidwoord, de wel zeer schone beelding vlekkeloos be houden kon big ven. Men vraagt zich af, waarom deze willekeur, waarom niet de gegeven maatgang, dikwels zo angstvallig bybehouden, doorlopend gevolgd 7 ? Een enkel maal, door het invoegen van een daling te-veel weet de vertaler een bizon dere schoonheid in het vers te brengen zodat wij, dankbaar, hem zijn vrijmoedigheid te vergeven geneigd zy'n. Zo bijv. blz. 35: [Hij] zag by 't warm licht van hun eigen leven Haar glocn.de leden onder den plooiensluier Van winde-weving, waar versnelling van het ritme de golving van wind-bewogene omsluiering tekent. Zo blz. 38: ... Daar waar de verlaten tomben Van Parthen-koongen strooien naar eiken wind 't Wegterend stof . En op dezelfde blz.: [UU zwierf in 't wilde voort] Dragende diep in zijn ziel het broedend zorgen Dat steeds is de invoeging van een lettergreep mooi om de zwaardere betoning van Dragen, een be toning die dit vers in den aanvang een ver traging geeft, een ophouden, dat het dragen zelf even sterker nitkomen doet. Bizonder mooi van ritme ook dit op blz. 41: [De sloep was lang] verwaarloosd, want haar (boorden Gaapten wijd met meenge scheur en't broos gebinte Zwaaide met de golvingen van 't getijde. Wel is de eerste regel een zesvoetige tro chaeus, maar markeert juist daardoor de ritmiese golvingen versnelling van den tweden scherper. In dezen tweden regel staan acht dalingen tegen drie heffingen. Het driewerf aanzwellen van het geluid in een snelle opeenvolging van veel korte syllaben geeft werkelik dezen regel een zwaaiïng die prach tig is. Nog sterker, de bedoeling weergevend mis schien, deze ritmen (blz. 42); .,. Hel stenend bootje. Een dwarrelzwiepte'tvoort Me,t felle vlage' en razendsnelle kracht Door de witte kammen der getergde zee. De golven rezen. Hooger en hooger steeds Onder storms geesel wrongen hun woeste nekken. Het opstoten steigeren byna het plots versnellen en omhoog-lopen is in deze ritmen, bizonder mooi. Op blz. 34: Heur lange melodie, als klankgeweef. Van winde,en stroomen, wiegde zijn diepst bewust(zijn, In haar bont weefselweb van wissle tinten. In dit vers is een daling te-veel. Ware 't woord 'diepst' weggebleven, de regel zou ijjn rustigheid behouden hebben, nu heeft hy in de twede helft een onevenwichtigheid die, wat te zeggen bedoeld was, klaardere beelding geeft, al kan ook de verloren gegane schoon heid van Shelley's: ... its music long Like wo ven sounds of streams and breezes.held His inmost sense suspended in its web, niet ook maar voor een gering deel hierdoor worden vergoed. Evenwel, de vertaler is hierom niet onvoorwaardelik te pryzen. Opvallend bly'ft voor den aandachtigen lezer iedere maatstoring, ook al zy'n de plaatsen waar deze storingen voorkomen op zichzelf schoon. En al dat in een kunstwerk sterk opvalt, niet door schoonheid, maar door iets wat daar buiten ligt, is verwerpelik. Waar hy hier en daar, de gegeven inaatvorm, de janabiese vy'fvoet, bgbehoudend schone ritmen geeft is hij te prijzen. Overal waar hy om schoonheid in ritme te bereiken van de maat-vorm afwy'kt, te veroordelen. Het laatste citaat is een voorbeeld meteen van den gang die dr. De Raaf de verzen te geven weet door aanwending van stafrym: Klankgeuieef van winde en stroomen wiegde zy'n diepst bewustzijn in haar bont weefselweb van wissle tinten." De herhaling van deze zachte medeklinker geeft aan de zegging een bizcndere teerheid. Niet weinig draagt dit, veelvuldig, gebruik van alliteratie hier en op andere plaatsen by' tot de schoonheid van het geheel. Op blz. 37 : ... Verloren voor altijd In diepe doolwoestijn van duigtien slaap Dat schoone beeld l Zou klaar fteregenfcoogde wolkenwelving... is er nog een voorbeeld van, en gelijk een van schone woordvoeging. Een enkel maal, door het stellen van geleidelik zachtere consonanten als op bl. 37 dit: de /elle iljand van wilden droom" doet hij voortreffelik de scherpte van 'felle* uitkomen. Maar dit is al geen stafrij m meer. Ook op blz. 39 dit: In 't eenzaam kustland eindlijk van Chorasmi Verpoosde hij, een wijde en somóre treurnis Van rot moeras, Een sterke aandrang dreef Zijn schreden naar het strand . Hier geen alliteratie maar slechts letterher haling die evenwel gang aan de verzen geeft. (Slot volgt.) MAUBITS UYLDEKT. Horatius' Satiren en Brieven, in proza vertaald en met inleiding en ophel derende aanteekeningen voorzien, door dr. W. G VAN DER WEEED. A. Versluijs, Amsterdam 190G. Aan geestdriftige bewonderaars heeft het Horatius nooit ontbroken. Zijn juiste blik op de menschen, zijn practische wysbegeerte, zijne nu en dan zeer piquante wijze van de dingen te zeggen, hebben steeds eene groote aantrekkelijkheid uitgeoefend. Menigeen, die ala gymnasiast met Horatius heeft kennis gemaakt, misschien nog wel wat jong om dezen menschkundigen dichter naar waarde te schatten, zal later het verlangen voelen zijn werk in zijn geheel door te lezen, maar tegen de moeite opzien, zich opnieuw in zijn taal, die alles behalve gemakkelijk is, in te werken. Voor zoo iemand is deze vertaling, gely'k hare talrijke voorgangsters, vermoedelijk bestemd. Dat niet overijverige gymnasiasten zich daardoor hunne taak wat al te gemak kelijk kunnen maken is wel jammer, maar geen reden om aan anderen leering en genot te onthouden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl