Historisch Archief 1877-1940
. 15 J 9
WEEK
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O33.d-errec5La.ctieva.aaCr. 3DEICOO.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar -. . . mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
DU Wad i» verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capueines tegenover Let Grand Café, te Parijs.
Zondag 5 Augustus.
Advertentiën van t?5 regels f 1.25, elke regel meer ? 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOLF 3I05SE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Publiciteit
ia Stiafzafceii. Een ongevraagd, niet
onderteeken i, recept.?De Amsterdamsche havens,
(Engez.), door Cohen v. Straaten.?In eere her
steld. SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Leidsche werkgevers, efoor 8. FEUILLE
TON : Koerang-t rang, door M. A. van Hee
keren, II, (slot). - KUNST EN LETTEREN:
Alagtor of de Geest der Eenzaamheid, door
Percy Busshe Shelley. Uit het Engelsch in
Nederlandsche verzen overgezet, door dr. K.
H. de Raaf, II, (slot), beoordeeld door Maurits
Uyl'lert. Vergelding, door mrt Lamberts
Hurrelbrinck, beoordeeld door G. van Hul
zen. Kritiek? (Ingez.), door Van Elring.
INGEZONDEN. VOOR DAMES: Uit de
geschiedenis der vrouwenbeweging in Dene
marken, door Johanna W. A. Naber.
ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NA
TUUR, door E. Heiruanp. Tentoonstelling
van oud goud en zilverwerk te Middelburg
1906, (met af b.). Penteekening van H. G.
Ibels. Mr. J. H. Geertsema, (met portr.).
Teekening van de maad Juli, door Cris Kras
Kzn. Jacob Maris over Rembrandt, door
Ph. Zilcken. Eere-tentoonsteA.ling in Arti,
door Plasschaert. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. Open brief aan den heer da. Kropveld,
door Jacob Israël de Haan. Arrneniërp,
(slot). SCHETSJES. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTEXTIEN.
Publiciteit in Strafzaken.
Het Handelsblad, melding makend van
' ons artikel Publiciteit in Strafzaken,
' naar aanleiding van zijn artikel: Namen
- in strafzaken, verklaart, dat wij zijn
, bedoeling niet gevat hebben. Niet
tusschen namen en voorletters ging het,
zoo schrijft het, maar tusschen het
ver? mei den of geheel weglaten van namen.
: Het geven van voorletters alleen, hebben
wij herhaaldelijk en ook ditmaal ten
krachtigste afgekmrd"
Welnu, de kracht dezer afkeuring
hebben wij weinig gevoeld.
De zaak is deze. Tot dusver was het
Handelsblad zeer beslist voor het noemen
van namen, en was het altijd geweest".
Het was den heer B. echter gebleken,
dat zoo ongeveer ieder, die over deze
zaak een oordeel uitsprak, zeer beslist
van hem in meening verschilde; wat hem
tot het besluit leidde in het vervolg niet
alle, maar slechts een deel der beklaag
den met vollen naam in zijn blad aan
te duiden.
Ea hoe nu met hen te handelen die
niet met vollen naam aan de publieke
verachting of nieuwsgierigheid zouden
worden prijsgegeven ? Vroeger, toen allen
met vollen naam werden genoemd, kon
de redacteur zich verantwoord rekenen,
met deze opmerking: De aanduiding
deischuldigen alleen bij voorletters bleek
mij steeds zeer onvolledig en soms zelfs
misleidend, doordien op gezag der voor
letters menig volkomen onschuldige ver
dacht werd." Maar thans, nu hij den
naam van menig misdadiger niet bekend
wil maken, moet juist de zeer onvolledige
aanduiding een aanbeveling zijn van het
stelsel om alleen voorletters te schrijven;
en wat nu betreft zijn vrees voor dat soms
misleidend" ... zij kon op ons geen indruk
maken, niet alleen, omdat wij nooit van
een dergelijk geval, en dan nog wel van
een met noodlottigen afloop kennis hebben
gedragen, maar vooral wijl het Handels
blad zelf buiten de rubriek llechtzaken
er volstrekt niet tegenopziet personen
van misdrijven verdacht met initialen
aan te .duiden; zooals dezer dagen nog
blijkende uit het volgende bericht:
Men meldt ons nader dat bij onderzoek is
gebleken dat de brandbrief-schrijver ia zekere
P. de K., molenaar te Drumpt, die als hand
langer had S. B. uit Zoelen, wien hij ?25
had beloofd voor het in ontvangst nemen
der geëischte som.
En zoo meenden wij werkelijk, dat
onder de veranderde omstandigheden, en
bij het blijkbaar niet principieele verzet
tegen het bezigen van initialen, het
gebruik maken van initialen ook bij
rechtszaken niet langer veroordeeld
werd. Ook o. i. is echter het naamloos in
volstrekten zin in elk geval beter oog
dan het gebruik van initialen, en alzoo
een vooruitgang, indien de regel goed
wordt toegepast.
Wij voegen die voorwaarde hierbij,
daar b.v. een mededeeling als dezer dagen
on der rechtszaken voorkwam: een gas
fitter stond te Winschoten terecht, be
schuldigd van kerkdiefstal, terwijl hij den
stand der gasmeter opnam" allicht een
andere gasfitter van dat arrond. in
verdenking zonde kunnen brengen, en
het toch zeker niet het doel van den
verslaggever was, met het oog op
kerkdiefstallen, in 't bijzonder tegen gasfitters
te waarschuwen.
Intusschen, de vraag: zal men den vol
len naam of voorletters gebruiken, is, zoo
gaven wij in, ons artikel te kennen, slechts
een gering onderdeel der groote vraag:
welke publiciteit van misdaden komt
overeen met de (vaardigheid en de zede
lijke roeping der pers als volksopvoed
ster, met de humaniteit jegens den mis
dadiger,, en bovenal met het gevoel van
menschelijkheid jegens de ongelukkige
huisgenooten of familieleden van den
gevallene. En op deze punten heeft, meenen
wij, de heer Boissevain nog weinig licht
ontstokenJuist in het nummer, waarin hij ons
nader zijn besluit omtrent namen voluit
en in 't geheel geen naam onder het
oog bracht, lazen we de verzekering,
dat hij in 't belang van zijn lezers en
van zichzelf vier weken vacantie ging
nemen en geen letter kopie zou schrijven.
JSTu, we gunnen hem van harte die
rust, en zullen dan ook op zijn terug
komst wachten om de hoofdzaak, die wij
zoo uiterst belangrijk achten, in alle
bescheidenheid nogmaals ter sprake te
brengen. Juist de lezing van zijn artikel
Namen bij strafzaken, doet ons naar beter
inlichtingen dienaangaande verlangen.
, niet onflerteeleDfl,
De N. Arnh. Cl. bevat het volgende
briefje :
Wederom is de blyde hoop in droefheid
verkeerd, en ons Vorstelijk Echtpaar, zoowel
als het Nederlandsche volk, een smartelijke
teleurstelling ten deel gevallen.
En geheel natuurlijk rijst de vraag of, met
die mogelijkheid voor oogen, werkelijk alles,
wat behoorde te geschieden, gedaan is om
dien noodlottigen afloop te voorkomen?
Een vraag, die helaas niet volmondig met
ja beantwoord schijnt te kunnen worden.
Want ten zeerste heeft het verwondering
gebaard, en niet het minst in vakkringen,
dat men gemeend heeft, in deze voor Vorstin
en volk zoo gewichtige gebeurtenis, de hulp
te kunnen ontberen van den eerste der
Nederlandsche obstetrici, van den man, die in het
oog zijner vakgenooten op dit gebied als de
eerste autoriteit beschouwd wordt.
Immers, waar hoe langer des te meer in
dergelijke omstandigheden men te recht
meent, zich niet met de hulp van den
huisdokter tevreden te mogen stellen, daar was
het in deze te verwachten geweest, dat men
zich gewend had tot den primus inter pares,
gezien de hooge belangen, die hier in het
spel waren.
En niet minder bevreemdend is het, dat,
gelet op de reeds vroeger ondervonden teleur
stelling, verzuimd geworden is te zorgen, dat
ten allen tijde een ervaren en bekwaam
obstetricns ten paleize aanwezig was, zoo mede
de reeds aangewezen verpleegster.
En eindelijk, wetende de groote kans op
recidief in dergelyke gevallen, vragen wy ten
slotte, of alle maatregelen genomen waren
om een nieuw onheil te keeren, of werkelijk
voorgeschreven was de meest volstrekte rust,
zoo noodig bedrust, noodzakelijk in de aller
eerste plaats, om een eventueel gelukkigen
afloop mogelijk te maken.
Hadden, om slechts enkele feiten te noemen,
het bezoek aan Amsterdam, het ontvangen
der Rembrandt-Commissie, met de daaraan
verbonden Garden-Party, uit een medisch
oogpunt gezien, niet achterwege moeten
blijven?
Niemand zal kunnen beweren, dat, mits
sommige dingen gedaan en andere nagelaten
waren geworden, de afloop een minder tragi
sche zoude geweest zijn.
Maar toch is deze overweging geen ver
ontschuldiging voor het feit, dat niet in alle
opzichten gehandeld is, zooals in deze om
standigheden had kunnen en moeten ge
beuren."
Het Nederlandsche Volk wordt dus
voor de vraag gesteld, of Dr. Roessingh
en de arts Pot hun plicht als medici
hebben gedaan, en, opdat het niet al te
lang over deze vraag zoude behoeven
na te denken, wordt ten slotte gecon
stateerd, dat niet in alle opzichten ge
handeld is, zooals in deze omstandigheden
had kunnen en moeten gebeuren."
Wij meenen, dat het anonijm stellen
van deze vraag en het geven van een
voor de medici der Koningin zoo be
zwarend antwoord, terwijl men weet dat
dezen zich onmogelijk in het openbaar
kunnen verantwoorden een daad is,
een respectabel man onwaardig. En wij
begrijpen niet, dat de N. Arnh. Courant
het geoorloofd heeft kunnen vinden,
dergelijke aantijgingen op te nemen, zij
't dan ook, dat zij voor het heeren- en
dames-publiek, en, natuurlijk vooral voor
het laatste, een extra-keurig schoteltje
moesten zijn. Immers om over deze
zaak met het noodige gezag te kunnen
oordeelen, zou men op de hoogte moeten
wezen van alles wat tusschen de Koningin
en de medici is gesproken; van de ver
houding, waarin de-patiënte zich tot den
medicus stelde, en van zoo veel feiten
en omstandigheden meer als er toe konden
bijdragen om den toestand te kenmerken.
't Is niet alleen in ^fiunder beschaafde
kringen gebruikelyE* na een treurigen
afloop te zeggen: waarom ook niet naar
den wonderdokter gegaan? Een weinig
daaraan herinnert cfcjk de hier gegeven
ophemeling van den primus inter pares".
Doch terwijl wij dit rffiept ter vóórkoming
van een miskraam 'laten voor hetgeen
het is kunnen jvij twee opmerkingen
niet weerhouden.
lo. De anonyme schrijver heeft reeds
weken geleden geweten, dat, z. i. onvol
doende maatregelen waren genomen om
de teleurstelling van ons vorstelijk echt
paar, zoowel als het Nederlandsche Volk",
af te wenden. Welnu, waarom heeft deze
zoo serieuze man zijn vorstin en vorst,
zichzelf en zijn volk er maar stilzwijgend
aan gewaagd, verzuimende den put te
dempen vóór het kalf verdronken was F
Hij had er wezenlijk niet in de krant
over behoeven te schrijven, maar met de
vak vrienden rechtstreeks Roessingh en Pot
kunnen waarschuwen, hen op den pri
mus inter pares" kunnen wijzen, en zoo
zij niet tot het besef hunner ontzettende
verantwoordelijkheid waren te brengen,
waarom zich dan niet gericht tot de
meest-belanghebbende zelf?
Maar nu, na afloop van het geval, een
uiterst geleerd en ietwat ontroerd gezicht
te zetten en dan de burgers en
buitenlui met hun respectieve vrouwen, mede
tot jury te roepen bij de aanklacht van
H. M.'s medici hoe teekent dit de
persoon in quaestie?!
Of doelt de anonymus met zijn
schrijven op de toekomst?
Aangenomen,?maar is dit nu de weg ?
Had hij dan niat, met Dr. Roessingh en
Pot en met het Hof, hij dat wil zeg
gen : de daartoe door positie of naam
het meest aange'wezenen kunnen over
leggen, opdat een verandering ? indien
noodig gebleken! zonder een openlijk
beleedigend karakter voor H.M.'s medici te
dragen, tot stand mocht zijn gekomen? En
zou het niet zeer verklaarbaar zijn, zoo
H. M. er een stelligen afkeer van ge
voelde, zich in haar medische behandeling
te laten leiden, door een herrie in
de krant?
Ons dunkt de primus inter pares"
zou een Verdienstelijk werk verrichten,
met dat mopje uit de N. Arnh. Ct. als
ook naar zijne meening ongepast te
qualificeeren. Maar helaas, hij kan dat niet
doen. Do anonymus heeft voor een
anonymen primus" gezorgd. Wie zou
zich dien schoen durven aantrekken ?
De Amsterdamsche haven.
(Ingezonden).
Een eerste stuurman en een goed ingewijde
ook in de geheimen der anders zoo angst
vallig bewaakte Directiekamer der Koninkl.
Xederl. Stoomvaart-Maatschappij, meent mij
de les te moeten lezen, omdat ik deze
Maatschappij voor een deel de schuld geef
van den toestand van het Amsterdamsch
havenbedrijf.
Zonder voorbehoud stem ik toe, dat de
Koninklijke aan de beweging in onze haven
voor een belangrijk deel bijdraagt en ik
sta bij niemand achter in waardeoring van
de correcte wijze, waarop de Directie doet
waken voor de veiligheid van de haar ter
vervoer toevertrouwde goederen, al moet
dit laatste evenzeer getuigd worden van
de Spoorwegmaatschappijen, de
binnenlandsche stoomvaartlijnen en binnenschippers,
al zijn deze ondernemingen dan ook niet
gedekt door aan den handel opgedrongen
cognossementen, waarin de clausule: niet
aansprakelijk voor merk, wicht en inhoud".
Zooals gezegd, waakt de Kon. er voor,
dat op hare booten en in hare loodsen niet
wordt geplunderd, maar als wij Xederl.
kooplieden berusten in het optreden van
sommige andere stoomvaartlijnen, dan leve
ren wij alweer een bewijs van onze laks
heid, l u Belgiëaccepteert men niet langer
zonder vergoeding colli met onjuist merk
of' waaraan een gedeelte ontbreekt en ik
maak mij sterk, dat wanneer een of meer
groepen van importeurs deze kwestie tot
in hoogste instantie voor den rechter zouden
brengen, ook bij ons de genoemde clausule
in vele gevallen van onwaarde zou worden
verklaard, als in strijd met de goede zeden
en met de eerste beginselen van recht.
Zooals onze stuurman zelf opmerkt, is de
Mij geen philantropische instelling, doch,
eene handelsonderneming, die voor zichzelf
en de zijnen heeft te zorgen; wel zegt hij
er zijn trusts en trusts", maar voor zoover
mij bekend, worden trusts niet bepaald ge
vormd met het speciale doel algemeene
belangen te dienen. Onderstaande voor
beelden uit vele kunnen dienen als bewijs
dat de bedoelde trust oorzaak is van den
ongelijken bijna onhoudbaren strijd, die een
deel van den Amsterdamschen handel heeft
te voeren.
Jaarlijks komen tienduizendtallen vaten
krenten (naar ik meen pl.m. 200.000 vaten
ieder met circa 125 K.G. inhoud) van Grie
kenland naar Holland voor binnenlandsche
consumptie. Het overgroote deel wordt
gebruikt in de stad Amsterdam en de pro
vincies N.-Holland, Groningen, Friesland,
Drente en Overijssel, dus alle streken, die
op Amsterdam als aanvoerhaven zijn aan
gewezen; toch gunt de Kon., wier booten
minstens tweemaal per week de aflaadhavens
rakelings voorbijstoomen, het vervoer aan
de'lijnen op Rotterdam; wel komt er de
laatste jaren een enkele koer een boot der
Kon. doch zeer ongeregeld; de blijkbaar
hierop doelende raad om zich met de af
laders te verstaan, teneinde alles per die
booten te doen verladen, is er een van de
bekende soort Stuurlui aan wal";
practisch is die raad niet op te volgen.
Nog erger is het gesteld met het artikel
Portugeescho vijgen; dit voedzame en de
spijsvertering bevorderende artikel wordt
in^ najaar en winter hier te lande voor
6 a 10 cent per half K.G. en detail verkocht
en is zoodoende een ware volksvoeding,
zoodat elke week duizendtallen matten
worden aangevoerd ; wekelijks strijken min
stens drie booten der Kon. langs de
Portugeesche havens en ... laten de lading liggen
ten behoeve van lijnen op Rotterdam en
Antwerpen. Wij, Amsterdammers, ontvangen
2 a 3 weken na afiading, de sterk aan schom
meling van marktprijs onderhevige vijgen
en moeten ze veelal met verlies verkoopen,
ook al tengevolge van het groot aantal ge
deeltelijk, soms half, soms zelfs bijna geheel
geledigde matten.
Nu denke men niet, dat er voor de Kon.
onoverkomelijke bezwaren zijn om
Portugeesche havens aan te doen, o neen!; ne
Amsterdamsche firma mag zich in de hooge
gunst der Kon. verheugen; speciaal ten
behoeve van deze ne firma worden de
havens aangedaan, de voor deze firma
bestemde vijgen (en amandelen) ingeladen
en de rest blijft liggen tot een voor Rot
terdam of Antwerpen bestemde boot komt
en... wij, overige Amsterdamsche impor
teurs, mogen uit dankbaarheid een lotlied
aanheffen ter eere van de Koninklijke Neder
landsche Stoom vaart-Maatsehappij, die, wat
van haar standpunt gezien zeer logisch is,
goederen voor Rotterdam tegen het zelfde
tarief aanneemt als voor Amsterdam en
zorgt dat de voor Rotterdam bestemde
partijen van hier zijn afgeladen eer wij de
onze mogen afhalen, terwijl wij op de via
Rotterdam vervoerde goederen per andere
eveneens bij de trust aangesloten lijnen
soms weken hebben te wachten en b.v. voor
krenten een beduidend hoogere vracht heb
ben te betalen dan de ontvangers aldaar.
Zelfs onze stuurman zal moeten erken
nen, dat zulke seheeve verhoudingen
voor ons Amsterdammers niet zeer aange
naam zijn.
Nu erken ik gaarne, dat er geen reden
is do Kon. iets te verwijten wegens hare
wijze run zaki-n dooi; zij zorgt voor zich,
zooals in den handel nu eenmaal vaak
onvermijdelijk is, maar laten wij, belang
hebbenden, ook voor ons zelf zorgen; ook
wij bezoldigen ons personeel graag behoor
lijk, ook wij hebben kosten te bestrijden,
ook wij moeten een gezin onderhouden en
zouden graag een stapje vooruit komen in
de wereld.
Het spijt mij, dat ik het met den stuur
man niet eens kan zijn, betreffend Jiet groote
deel van het stukgoederenvervoer naar den
lïijn, dat de Kon. over Amsterdam zou
hebben geleid. Yolgens het otticieele verslag
van de Hotterdamsche Kamer van Koop
handel, bedroeg het aandeel van Hotterdam
in het goederenvervoer met Duitschland
van de verschillende Ned. havens 94 pCt.,
resteert dus voor Amsterdam hoogstens
G pCt., wat men nu juist niet een groot
deel kan noemen, terwijl nog enkele onder
nemingen directe diensten van Amsterdam
naar den Rijn ondefhouder.
Wat wij, handelaren in zuidvruchten,
ondervinden in verband met de overeen
komsten der Kon., ondervinden importeurs
van andere artikelen ten opzichte van
andere stoomboot-overeenkomsten, die Am
sterdam bijna verlagen tot een bijhaven
van Rotterdam, terwijl onze stad zoowel
wegens zijn belangrijken handel als wegens
zijne, ook voor het vervoer naar Duitsch
land zeer gunstige ligging aanspraak mag
maken op een aanzienlijk deel van het
wereld verkeer.
Kr zijn talrijke voorbeelden van succes
tengevolge van luid roepen naast krachtig op
treden; ik vestig nog eens de aandacht op de
in mijn vorig schrijven uitvoerig omschreven
voorbeelden van Bremen en Emden, ik zou
kunnen wijzen op het succesvol optreden van
belanghebbenden te Antwerpen, ik wijs ten
overvloede op de resultaten van de strijd
middelen der werklieden-organisaties. Die
zwijgt, stemt toe zegt het spreekwoord en
juist daarom heb ik reeds zoo vaak mijn
nood geklaagd.
Laat ons dan hopen, dat de Amster
damsche handel zijn belang leert begrijpen
en dat wij, zoo mogelijk niet medewerking
der K. N.' S. M., doch als het moet zonder
deze medewerking, een betere toekomst
tegemoet gaan.
Het beste middel, om hiertoe te geraken,
schijnt mij een bestuurdersbond, waarin
zitting hebben de besturen of do directies
van alle combinaties die belang hebben bij
het welvaren van Amsterdam in 't algemeen
en van onze haven in't bijzonder; doch om
tot zulk samenwerken te geraken, zal nog
heel wat arbeid worden vereischt.
Mochten er onder de lezers van dit blad
zijn, die mijn inzicht deelen, dan zaleenig
blijk van instemming (desnoods een visite
kaartje) mij hoogst welkom zijn.
COHEN VAS STRAATEN.
In eere hersteld.
In het Handelsblad van 28 Juli kwam
het volgende voor over Jens Jessen, den
strijder voor de rechten der Denen:
Dezer dagen is overleden Jens Jessen,
journalist en lid van den Rijksdag voor een
der districten Sleeswijk-Holstein, een man,
die tot aan zijn dood in zijn hart Desn was
gebleven en met de pen en het woord steeds
met de grootste onverzoenlijkheid tegen
Duitschland was blijven optreden. Ei- was
een tijd, dat hij in Sleeswijk-Holstein en
Denemarken de groote man was, maar de
omstandigheden zijn intusschen veranderd
en zelfs in Denemarken was mea het ten
slotte met zijn voortdurend hakken op al
wat Duitsch en vooral Pruisisch was, niet
meer eens. De Politik s.-hrijft bijv. over
hem : Noch in zjjn betrekking tot Duitsch
land, noch in die tot Denemarken had hij
een duidelijk en van vooroordeelen vrij in
zicht. Zijn blik op de politieke ontwikkeling
van Denemarken was nooit vry en
Oiibcvangen en zijn wrevel tegenover Duitschland
heeft hij nooit kunnen verkroppen."
Het ligt derhalve voor de hand, dat men
voor de verkiezing van een opvolger het oog
heeft laten vallen op iemand, die meer met
zijn tijd mee is gegaan, die begrijpt, dat aan
het gebeurde in 1861 niets meer te veran
deren valt. DJ heer HansSen, een man met
minder bekrompen opvattingen, zal
waarschijnlyk zijn opvolger in den Rijksdag
worden."
In datzelfde blad van 31 Juli, gaf Vilh.
Carstens daarop 't volgende antwoord:
In uw ochtendblad van Zaterdag 28 Juli
lees ik het bericht van 't overlijden van my'n
hooggeachten landsman en vriend redacteur
Jens Jessen, in leven journalist en afgevaar
digde van de Deensche partij in den
Duitschen Rijksdag.
Ik zie dat u uwe mededeeling hebt ge
nomen uit het Deensche blad Politiken, een
blad, dat wat aangaat de Sleeswijksche zaak
wel tamelijk alleen staat in Denemarken.
Alle andere groote Deensche bladen, b.v.
Nationalilidende, Danebrog, Berlingske Tidende,
Kjöbenhavn, Nort Land, benevens de geheele
provinciale groote en kleine pers roemen
eenstemmig de uitnemende zaakrijke wijze
waarop hij steeds zijn blad redigeerde en
daarin met kracht opkwam tegen het onrecht
dat van Pruisische zijde gepleegd wordt en
de kleingeestige plagerijen die de Pruisische
ambtenaarswereld nog steeds sedert 1864 de
trouwe Deensche bevolking in Sleeswijk doet
ondervinden.
Meer dan ns heb ik zoowel in Dene
marken, Zweden als Noorwegen van bevoegde
personen gehoord, dat ze F/ensborg Avis het
blad van redacteur Jessen n van de in alle
opzichten best geredigeerde bladen in
Skandinaviëvonden.
Toen redacteur Jessen het blad overnam
telde het slechts 800, bij zijn overlijden meer
dan 9000 abonnenten.
Als lid van den Duitschen Rijksdag waar
Jessen natuurlijk geheel alleen stond, wist
hij door zijne zaakrijke pleidooien, groote
grondige kennis zich niet alleen in kleiner
kring, maar ook als hij de zaak van zy'ne
landslui in het openbaar debat bepleitte, de
volle attentie van zijne collega's te verwerven,
ook hunne achting.
Dit blijkt uit de artikelen in de groote
Duitsche bladen b.v. Norddeutsche Allgemeine
Zeitung, Kölnitche Zeitung, Kider Zeilung,
Vorwiirts, die natuurlyfe uit den aard der
zaak zijn vinnige tegenstanders waren, maar
toch dwong zijn wijze van bestrijden hun
respect af. Natuurlijk is de kleine Deensche
volhardende schare in Sleeswijk die Jessens
werk als voorvechter zoo algemeen en hoog
waardeerde, zeer getroffen door dit bijna
onherstelbare verlies.
Daarvan getuigen genoeg de vele bewijzen
van sympathie, welke men in andere Deen
sche Sleestvijksche bladen Danevirke, Heimdal
en Dybból Posten leest,
Het is verder niet juist waar u schrijft:
Het ligt derhalve veor de hand, dat men
voor de verkiezing van een opvolger het oog
heeft laten vallen op iemand, die meer met
zijn tyd is meegegaan, die begrypt dat aan
het gebeurde in 1864 niets meer te veranderen
valt. De heer Hansen, een man met minder
bekrompen opvattingen, zal waarschijnlijk
zijn opvolger in den Rijksdag worden."
Ik, die met de verhoudingen van Sleeswijk
bekend ben en den heer Hansen persoonlijk
ken, kan u de verzekering geven, dat zoowel
de heer Hansen als alle trouwe Deensche
Sleeswijkers nog steeds gelooven dat recht
vóór macht zal gaan en dat artikel V in den
Prager Vrede van 23 Augustus 1866, waarin
staat dat de bevolking in de Noordelijke
districten van Sleetwijk, wanneer deze door vrije
stemming haar wensch te kennen geeft om
met Denemarken vereenigd te worden; deze
districten aon Denemarken zullen worden afge
staan vervuld zal worden. Dat men dit niet
wenscht langs den weg van geweld spreekt
van zelf; dit hebben de leiders dikwijls in
het publiek betuigd.
Dat Jessen in de oogen van alle Sleeswflkerg
genoeg met zijn tijd is meegegaan, bewyst
de uitnemende tactvolle diplomatische wijze
waarop hij de hachelijke optant quaestie heeft
behandeld en in Berlijn op de rechte plaatsen
gehoor heeft weten te verkrijgen, zoodat er