Historisch Archief 1877-1940
DE A M 5 T E B D-A M W E E WE E K B L A D VOOR NEDERLAND.
No. 1519
gegrcwde hoop is, dat deze zaak toch eens
naar behooren geregeld wordt. Zelfs toen
Jeasen zeer lijdend was, beeft hij zijn zwakke
krachten nog voor deze zaak gegeven.
Hjj is dan ook heengegaan, betreurd en be
weend door duizenden trouwe voorposten 'm
Sleesvtyk, het bolwerk tegen het indringende
German sme in Skandinavië.
ED over de geheele wereld, waar
Sleeswjjkers en Denen wonen, wordt z\jn heen
gaan diep betreurd.
IJ Is t, 28 Juli 1906. Vim. CAKSTENS.
. Gelukkig, dat de heer Carstens in staat
was de lezers van 't Handelsblad beter in
te lichten. Partijzucht bij de redactie van
't//, heeft men in 't geheel niet te onder
stellen. Met Politiken, het bekende
Deensche blad tot bron, kon het al zoo schrijven,
en het is niet te vorderen, dat men op een
Hollandsen couranten-bureau eenige
Deensche bladen leest.
Dat er in Denemarken politieke personen
leven, die de Deensch-Duitsche kwestie, om
zekere belangen, liever niet op den voor
grond zien geschoven, is te begrijpen; men
treft iets dergelijks ook elders aan. Maar
dit neemt niet weg, dat men er zich over
verheugen ma*, nu Jessen, die zijn plicht
heeft gedaan, opkomende voor het recht
van zijn knd, niet als een eenzame is ge
storven. En in 't bijzonder mngen wij
Nederlander-s die wel eens in gelijke
ometandighe len zouden kunnen komen te
verkeeren, dankbaar voor Jessen's voorbeeld
zijn» en aan. den heer Vilh. Carstens erken
telijk, nu hij een ander licht op den
Deenschen vaderlander werpt, dan door Politiken
verspreid werd.
IMMIMIIMMIIIIIIItlllMIIMIimillllHmMUI
Sociale,
MIMI Illlllllllllllll niHIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIIII
Ltitt
Sedert eenige maanden duurt thans reeds
in Leiden een werkstaking voort, die om
bijzondere reden aller aandacht verdient.
Die bijzondere reienen zijn gelegen noch
in den aard der eischen, noch in het aantal
stakers, nöoh in iets ander-1, waarin deze
staking zich als zoodanig van andere werk
stakingen onderscheiden zou. Alles is daarbij
gegaan, zooals het a lijd gaat bij werksta
kingen.
De werklieden in dit geval de Leidsche
timmerlieden, hebben l H jaar lang geijverd
in de Kamer van Arbeid voor de bouwbe
drijven om het tot nu toe usantieele loon
van .18 cent per uur te verhoogen tot een
standaardloon voor volwassenen van 23 cent
per uur; dus tneer irt overeenstemming te
brengen met de noodzakelijke, gelukkig
langzamerhand wat hooger wordende
levenseischen van onzen tijd, en meer in
overeenstemming met de loonen in andere
steden van ons land; en den werktijd van
11 unr terug te brengen tot 10 uur per
dag, ten einde -voor zich wat meer vrijen
tijd te verkrijgen, ton behoeve vai ge^in,
ontwikkeling en lichaamsrust. ^
Deze pogingen langs minnelijken w4g mis-1
lukten, en na eenige geagiteerde verga le
ringen, die stonden onder leiding van; het
bestuur der afd. Leiden'van den Al*. Wed.
Timmerliedenboud, werd besloten,den arbeid
neer te leggen.
Zóó ging het honderdmaal bij andere
werkstakingen, zoo gaat het in den regel
altijd.
Daarbij vallen wel eens harde woorden.
Daarbij laat deze of gene staker, leider,
spreker, bestuurder, zich in een vergadering,
in de hitte van rede of debat, een woord
ontvallen, wat misschien beter niet gespro
ken ware, maar wat toch ook niet meer
waarde heeft dan in een werkstaking te
zijn gezegd. En het heeft ook geen andere
beteekenis dau die van een oogenblik.
Overigens hebben de werkstakers en wie
hen in dezen strijd leiden, zich door han
ferme, waardige en toch tevens conciliante
houding, veler sympathie weten te verove
ren. Zelfs de organen van christelijke
vereenigingen, die overigens met hun sympathie
voor werkstakingen niet zoo bijzonder on
bedachtzaam zijn, billijken deze staking
volkomen. Het Sociaal Weekblad, welks
oordeel toch evenmin door louter impul
sieve gevoelens gevormd wordt, wijdde een
waardeerend artikeltje aan den stiijd, en
zeer gezeten inwoners van Leiden, die den
strijd van nabij hebben zien worden, en
eiken dag van de bijzonderheden op de
hoogto worden gesteld, staan met hunne
sympathieën zeer sterk aan de zijde dor
werklieden.
Het bijzondere bij deze staking die
het ook noodig maakt dat in breedereti
kring de aanda< ht or op gevestigd wordt
is de onbegrijpelijke en onverantwoordelijke,
ik kan wel zeggen: tartende halsstarrigheid,
waarmeo deze Leidsche timmerpatroons elke
poging tot bemiddeling van uit de burgerij
afwijzen!
Twee keer reeds had zich uit de burgerij
van Leiden een bemiddolings-commissie ge
constitueerd, in wier eerlijke bedoeling en
bekwaamheid het toch eere-plicht i?, ver
trouwen te stellen. Beide koeren verklaar
den de werklieden, de bemiddeling, even
tueel de uitspraak, te willen aanvaarden,
maar beide keeren waren het de werkgevers,
die elke bemiddeling wezen van de hand.
Op 28 Mei brak de staking uit, en reeds
spoedig daarna benoemde de Kamer van
Arbeid voor de bouwbedrijven een
verzoeningsraad onder voorzitterschap van den
kantonrechter mr. Kloppenburg, om te
trachten de zaak te beëinden. Deze Raad
diende bij beide partijen voorstellen in ter
bemiddeling. De werklieden aanvaardden
ze, maar de patroons waren niet genegen,
er op in te gaan.
Een drietal weken later beproefde een
commissie uit de burgerij het zelfde. Ze
was bereid, voorstellen te doen in dien
geest, maar wenschte eerst te weten, of ze
eventueel aanvaard zouden worden. Maar
ook ditmaal waren het de werkgevers, die
tr reeds bij voorbaat afwijzend op beschik
ten. ?
En de vorige week werd ten derden
male een poging gedaan tot bemiddeling,
thans door den heer mr. A. J. Fokker, die
het waagde blijkbaar om liet slagen der
poging daartoe te vergemakkelijken een
bemiddelingsvoorstel te formuleereu, dat
aan beide partijen werd toegezonden.
Dit voorstel van mr. Fokker kwam hier
op neer, (ik vat het samen omdat de
woordelyke inhoud er niet toe doet), dat thans
de arbeid hervat zou worden, en met in
gang van l Jan. het gevraagde uurloon
van 23 cent betaald zou worden aan de
volslagen bekwame werklieden. Of een
gezel bekwaam" i», zou worden overgelaten
ter beoordeeling aan de werkgevers. Ge
schillen zouden worden beslecht door een
onpartijdige commissie, waarvan de samen
stelling was omschreven. Eu de 10-urendag
zou worden toegestaan.
Inderdaad een bemiddelingsvoorstel, wat
niets anders beteekende, dan dat de kortere
werkdag verkregen zou worden, en een
bekwame timmerman, wiens bekwaamheid
ter beoordeeling lag aan den patroon, van
af l Januari 23 cent per uur zou ontvangen.
Wie zou durven zeggen, dat deze voor
stellen ook maar in de geringste mate on
redelijk waren?
Stellig niemand.
Maar toeh werd ook dit voorstel weder
door de werkgevers afgewezen, en zal dus
deze Strijd, dien de arbeiders elke week met
grcote inspanning en waarlijk niet zonder
opoffering voeren, die het bouwvak in
Leiden reeds twee maanden heeft doen stil
liggen en ook onder de neringdoenden
schade brengt, die haat en verwijdering
veroorzaakt en nijd doet vormen, weer
worden voortgezet.
En dat ?waarom?
Welke gewichtige redenen hebben deze
werkgevers om te weigeren, ook zelf» maar
te onderhandelen pp den bodem dc^er voor
stellen?
Welnu het antwoord wat den heer
Fokker door de patroons werd gegeven,
noopt mij, er iets van te zeegen. De patroons
antwoordden den heer Fokker:
Door u tcch wordt reeds een
conceptovereenkomst aangeboden.
Voor het sluiten eener overeenkomst
moeten er echter twee partijen zija.
De ae partij /ouden dan de gezamenlijke
patroons zijn? Maar wie zouden dan de
andere parlij vormen ?
Dat zouden dan zijn de leiders van
''ooruit en dpgenen, die d jor hun schrikbewind
tot staken zijn gedwongen.
Deze mannen zouden dan optreden als
vertegenwoordigers der gezamenlijke werk
lieden.
Met de'.en zouden de patroons dit soort
van collectief arbeidscontract moeten sluiten.
Maar deze mannen van Vooruit zijn het
juist, die den patroons het gezag willen
ontwringen.
Deze mannen zijn het juist, die uan de
werkliedenbeweging den revolutionairen
geest inblazen.
En inet ?.ulke vertegenwoordigers van
werklieden willen de patroons geen overeen
komst aangaan.willen zij niet onderhandelen.
Dit K, geachte heer, dan ook de eerste en
voornaamste r^xlen, waarom de patroons
ook uw bemiddeling geheel en beslist afwij
zen, en op geen enkele uwer voorstellen
ingaan."
In het bovenstaande is dus het voor
naamste motief gegeven, waarom elke
onderhandeling geweigerd wordt.
Het volgende gedeelte bevat ook niets
bijzonders meer, wat de houding der werk
gevers kan verklaren. Slechts aan het slot
lezen we nog eens:
Wie na 13 Augustus blijft staken, wordt
door de gezamenlijke patroons van hun
werken uitgesloten.
Eveneens werd door patroons besloten,
hunnerzijds een nieuwe regeling van loon
en arbeidsduur te ontwerpen, en deze in
overleg met vertegenwoordigers, vóór l
Januari 1907 va?t te stellen.
Voor dit doel zuil in de patroons echter
alleen onderhandelen met die arbeider?,
die niet alleen een gemeenschappelijk be
lang der werklieden, maar ook een gemeen
schappelijk belang vai patroors en werk
lieden eikennen, en die de solidariteit ook
tusschen patroons weten hoo* te houdan.
Terstond zullen zij echter hnn onderhan
delingen afbreken, wanneer da werklieden
zich op den grond-ilag van den klassenstrijd
stellen en terstond met staking dreigen."
Welnu in het bovenstaande stempelen
deze Leidsche werkgevers zich als zóér
onbillijke, onredelijke menscheti, die door
hun houding al'es behalve het
gemeenschapsbelang- dienen, ja, dit
gemoenschapsbelang z«lt's ernstige schade toebrengen!
Wie zijn de/,o mannen van Vooruit":'
Dat zijn de leden en bestuursleden der afd.
Leiden van den Alg. ]Ved.
Timmorliedenbond, een der oudste en best-geleidu
vakvereenigingen in ons land; de vakbond, die
wel mee het scherpst gestreden heeft tegen
de directe actie" der anarchisten in de
vakbeweging, wier al'deelingen Groningen
en Amsterdam overeenkomsten met de
patroonsvareenigingea aldaar hebben aan
gegaan.
liet is een vakvereeniging gelijk de
overgroote meerderheid onzer vakvereenigingen:
gelijk de A. -X. D. B, gelijk <!e
Typograr>nbond, gelijk de Sigarenmakersbond, gelijk
de Textielbond, die zien in het algemeen,
evenals alle van gelijken aard in binnen en
buitenland, plaatst op het standpunt van
den klassenstrijd, maar dit volstrekt niet
als een leerstellig dogma in de statuten
heeft omschreven, noch van haar leden
eenigerlei belijdenis vraagt.
Zij zijn, evenals overal, de voormannen
in den strijd; di« het meest otteren, het
meest ijveren, ook het meest de slagfin
opvangen, dio er vallen. En zij zijn waarlijk
geen menschen, die zich tegenover de werk
gevers gedragen, als waren deze hun
weldoeners en begunstigers.
Maar waaraan ontleeneu deze Leidsche
werkgevers het recht, een strijd te doen
voortduren, en elke poging tot bemiddeling
te weigeren, omdat nu eenmaal deze man
nen van Vooruit" de dragers van den
strijl zijn.
Laat ik hen er toch even aan herinneren,
dat niet slechts de patroons in Amsterdam
en Groningen, maar van den klassenstrijd
gesproken de werkgevers in de bouw
bedrijven te lierlijn, Hamburg, Lubeck,
Koningsber^en, Mannheim, Nürnberg en
zooveel andere groote steden, reeds sinds
jaren overeenkomsten hebbon met
vakvereenigingen, waaraan de groote meerderheid
bestaat uit spciaaldemocraten of gelijkge
zinden, terwijl daarvan te Leiden slechts
wat enkele personen aangaat, sprake kan
zijn; dat nog dezer dagen weder in de
metaal-industrie, waar eveneens strijd was
en nog veel ergere woorden zijn gevallen,
over en weer, een overeenkomst werd ge
sloten, die den strijd deed eindigen; dat in
Engeland, waar op precies dezelfde wijze
stakingen uitbreken, in negentig van de
honderd gevallen overeenkomsten worden
gesloten als thans mr. Fokker voorstelt.
De patroons spreken van schrikbewind"
der stakers. Waarom? Omdat ze andere
arbeiders tot staking overhalen? Dat moge
onaangenaam zijn voor de werkgevers, maar
het is toch onvermijdelijk, en volkomen
oirbaar, en het zij mij vergund, er op te
wijzen, dat in een der laatste nummers vau
de Arbeitgeber-Zeitung", het orgaan van
de grootste werkgevers-vereeniging in
Duitschland, als een noodzakelijke en
moreele plicht wordt betoogd, dat, indien de
werkgevers een uitsluiting plegen, en n
patroon zou weigeren, deze te dwiti/ji.n daar
aan mee te doen. Is het geen absurditeit
ook met het oog op de geschiedenis der
arbeidersbeweging, hier en in het buiten
land, te willen beweren, dat, indien dit be
middelingsvoorstel ware aangenomen, dan
het gezag ' den werkgevers zou zijn ont
wrongen ! En wat gaat het toch, in 's he
melsnaam de patroons aan, indien de man
nen van Vooruit" trachten, de arbeiders
een revolutionairen geest in te blazen?"
Met zulke werklieden willen de patroons
geen overeenkomst aangaan. Verschrikke
lijk klein ! Zij zijn mannen van hun woord,
voorbeelden van opoffering voy hun goede
zaïk, organiaatiemannen op wier gedrag
niets valt aan te merken. Als er een parti
culier komt, die sociaaldemocraat is en dezo
aan patroons een werk opdraagt, weigeren
dan ook de patroons, voor hem dit werk
uit te voeren, omdat hij zich onledig houdt,
den arbeiders een revolutionairen geest in
te blazend" Natuurlijk niet ofschoon
toch niemand hen verplicht. Maar er
wordt aan verdiend, 't Zou ook dw^a» zijn.
Maar hooger nog staat hun plicht, om de
organisatie te erkennen, die namens de
werklieden, of een deel er van, wil optreden
voor hun beste belangen.
En het getuigt van onuitsprekelijke be
krompenheid, van een lang overleefde op
vatting der patrootistaak, te zeggea, dat
zij slechts willen onderhandelen met werk
lieden, die den klassenstrijd ontkennen.
Een onredelijke dwang o,j andermans over
tuiging, wijl toch de werklieden steeds be
reid zijn, hun onderhandelingen te voeren
in gemeenschap met de kerkelijke
vakvereenigingen, die immers den klassenstrijd
ontkennen? Wat heeft toch mag men
vragen de innerlijke overtuiging dezer
werklieden te maken met deze onderhande
lingen? De werkgevers hebben niet het
minste rwht, die innerlijke overtuiging te
nemen als een motief voor hun houding.
Ze hebben slechts te beoordeelen de mate
en den aard der eischen, en de mate der
plichtsbetrachting.
Hier wordt, door da ze Leidsche werk
gevers, een onbehoorlijk, onredelijk, on
waardig spel gespeeld, fe erkennen slechts
werklieden die den klassenstrijd ontken
nen . maar zélf is elk hunner handelingen
veel scherper duai van klassenstrijd, dan
de .,manuen van Vooruit'', niet hun sim
pele vakvereenigin£,'*>oit zouden kunnen
doen. Ze straft'» u niet namens het recht,
maar trots het recht, dóór hun macht.
Het is droevig, dit spel te zien in een
stad, van waaruit zooveel licht gaat!
Maar <ie werklieden kunnen er in sym
pathie slechts bij winnen!
Px.
BMIHIMtlllimlIlllllllllltlHIIIIIIIIIIIIMIHIHItlllllHlimilllHlllllltltllllllI
Pani'Y BUSSIIE PIIET.LÏY. Alastor nf tli Gerst
der J''>'nz<uimkei'l. Uit het Kaleisen in
Nederlandsehe verzen overgezet, dpor
dr. K H. DE RAAF. Kotterdam, W.
L. & J. Brusse.
II. (Slot).
Over het algemeen is de heer De Ka-af in
de keur zijner woorden zeer voorzichtig
geweest en men voelt dat zijn werk ernstig
doordacht, en iedere woordkeuze streng
overwogen is. Daardoor heeft deze overzetting
eeu gaaf iieid'die men van vertalingen in 't
algemeen zo zeldzaam verwachten kan. Ken
paar gebreken moet ik evenwel aanduiden.
Op blz. -l'*, waar de Dichter de vluchtende
zwaan na ogend zegt: (.rij hebt een huis,
prachtige voj;el ; gij reist naar uw huis"
lijst mij het woord-huis'hier geen gelukkige
keuze door de naïeve reëelhcid en ook de
stijve verstamk'likheitl van die benaming.
Een weinig verder vertaalt hij'charmes'door
'charmes" wat daar hinderlijk oneenvoudig
staal. Deie gehele blz. is overigens slordig
en de opvallend zwakste van het boek. On
gevoelig is ook : (blz. 45) ,,e,ei) klein 'ituk'
groene ruimte". En voor Nature's dearest
haunt' is 't liefste hoekjen van natuur''geen
gelukkige vertaling; een uitdrukking wel lief
maar meer geschikt tot het aanduiden van
een 'zitje' in een burgernjans-biiitentjes-tuin.
Op blz. 2S is wondre klank" voor a wtsird
sound" zwak, en voor ..with sluggish surgo"
is mot loom golfgcdein" niet tekenend.
Ernstiger fout is de vertaling van : toher
cold hoir.e wüdered, atul wan, and panting
she returned" door : (blz 3;'>) . . . ging zij
naar 't kille, huis, verbijsterd, wee, en hijgende
terug". Wan bleek, ontdaan, en'wee'heeft
een betekenis die met SLielley's bedoeling
niet stemt.
Blz. 35 heeft : . .. d'open lippen
Vooruitgestrekt en bleek en ln'fl'iy berend" voor
'Huivering ea'zerly'. i[«t engelse adjectief
versterkt het bijbehorend woord niet in dien
zin, dat de beweging daarin uitgedrukt een
heftigere wordt. Bovendien is 'qnivering' al
minder sterk dan 'bevecd'. De vertaler heeft
schijnbaar hier geen duidelike voorstelling
van wat hij schreef gehad.
Op l)l-z. wordt: Her panting bosora'1
vertaald door: Haar borst, die zwoegde ..."
wat banaal, en op blz. 4»: There was DO
fair tiend near h i m" door geen ^oede geest
was bij hem" wat verkeerd is.
Men zou dr. De Kaaf onrecht doen wan
neer men meende «lat deze min of meer
ernstige fouten de schoonheid van het geheel
te niet deden. Dit aan te tonen, dat deze
schoonheid een wezenlike is, blijft naast het
aangeven der gebreken, mijn doel.
Bg een vertalen van: Sudden she rose
As if her heart impatiently endured
lts bursüng barthen...
door: Plots rees ze op
Alsof heur hart onduldelik verdroeg
Zija loden last
bereikt de heer De Raaf
grotegeluidsschoonheid. Zo ook blz. 30 :
S'aatge vizioenen. glanzend zilvre droomen
HaiUlen zijn jengd gevoedsterd. Rik gezicht
Kn klank van eroote aarde en dampkring
Zjnde' in zijn hart...
Na den zachten eersten regel is in den
derden een kort afstoten waarvan de tegen
stelling n de vloeieudhei l van het eerste,
n de hardheid van het derde vers, versterkt.
Een bedoelde en bereikte tegenstelling.
Zo zijn er talloze plaatsen aan te wijzen
die door schoonheid opvallend en merkwaar
dig zijn. Maar liet atntonen van het schone
in de vertaling als geheel, is rrjet het citeren
van enkele regels niet gebaat. Daarom neem
ik hier twee grotere gedeelten over. Het
eerste: de plechtige aanvang van het gedicht,
die ineens, ook in de vertaling, door kracht
en eenheid van geluid stilte om den luisteraar
brengt, waarin vereenzaamd, hij slechts de
stem van den dichter hoort die hem de vrome
diepte van zyn hart meegecoelen doet en de
wyding dier vroomheid mededeelt:
Aarde, Oceaan, Lucht, broederen bemind,
Zoo onze Alrnoeder heeft gedrenkt mijn /.iel
Met iets van zuivren dank, uw tuin te voelen,
Ea deze gaav' te loonen met de m\jne;
Zoo dauwen morgen, geuren noen, en avond,
Wen zon daalt iu weidsch- pracht gen
dienaarsOtoet,
En plechtpjen midnachts tintelende stilt;
Zoo najaar-j ho"e zuchten in 't dor woud,
r;n winter, kleedend kale takken en grauw gras
Met blanke sneeuw en kronen, ijs bestard;
Zoo lentes weeldrig hijgen, wen zij ademt
ILiar eerste zoete kussen, lief mij waren ;
Zoo 'k geen zacht beest, insekt of schoonen
.(vogel
Bewust heb leed gedaan, doch steeds bemind,
Gekoesterd dees mijn maagschap, dan vergeeft
Does woordpraal, lieve broedreu, en onthoudt
Geen deel van uw gewone gun>t mij thans!
Ea dit nabij het einde (blz. 49?50).
't Licht getrouw
Dat brandde in zyn ziel, ging hij en volgde
De kronkling van het dal. e beekrivier
Vloeide onder'i bosch.door menig groen ravijn,
Met dartle, wilde sprongen. .Somtijds viel ze
Riet hollen, donker-diepen toon op mos.
Nu danste ze over de gladde kiezels
F n lachte in 't voortgaan, zooals kindren doen;
Dan kroop ze door de vlakte in rustig dwalen,
Weerspieglend ieder grasje en zwaren knop,
Die over haar gerustheid cederbogen.
,.O, stroom! wiens bron is ongenaakbaar diep,
Waarheen toch streve' uw mysterieuze watren?
(4ij beeldt mijn leven af. -v donkre stilte,
Blindende golven, luide en holle kolken,
Uw onnaspenrbre bron, onzichtbre loop,
Ze hebben elk hun zinnebeeld in mij :
En wijde lucht en naaatlooze oceaan,
Zij kunnen even lichtelik verklaren,
Welk. slibbig hol of welke wolk al zwervend
Uw watren houdt besloten, als 't Heelal
Kan zeggen, waar dees levende gedachten
Verblijven, wen, gestrekt op uwe bloemen
Mijn bloedlooi lijf verteert in vluchtgen wind'."
Men vergeve mij de uitstalling van alge
meen bekende waarheden in den -aanvang
van dit opstel. Alleen ik wilde het
bezwaarlike van vers-vertaling sterker doen uitkomen,
en daarmede ook de bekwaamheid van di'. De
Kaaf, waar ik op Onderdelen van dit werk zo
veel aanmerken moest. En bij den leier de
gedachte wekken, wat dit laatste allicht doen
zou, dat de vertaling ondengdelik is, was bet
tegendeel van mijn bedoelen.
Dante, Shakspere, Shelley zijn na den klas
sieken bloeitijd de grootste dichters we'. De
laatste heeft nog niet als de beide anderen
een populariteit tot bij het geestelik plebs
gevonden w<inig benijdhaar en zeker wei
nig door hem begeerd, maar waarvan het
uitblijven niettemin ook snellere verbreiding
ener ruimere bekendheid uitsluit, ruimere
bekendheid die ieder dichter zozeer wensen
kan daar zij hem mooglikheid opent op anderen
licht dier schoonheid te doen vloeien waar
van het lijden hem zo ster-ke vreugde werd.
Moge deze vertaling tenminste bij ons er
toe bijdragen gedichten, ontbloeid aan een zo
schone menslikheid als die waaruit Shelley's
dichterschap ontstond, meer algemene be
wondering te verwerven, liefdevolle bewon
dering die eerste voorwaarde is tot inniger
gemeenschap met hem.
,1an., '00. M.UT.ITS UYI.DERT.
Verqelllnj, door Mr. I.AMI;EI:TS
Hn;i:i:t.nuiNi'K. Uitgave van Valkhoff A: Co.
te Amersfoort.
K?n groot boek.
Een (Uk boek; een zwaar boek l
Zóó op den tast anderhalf pond.
.Ken titel niet minder zwaar en dik.
Vergelding! jlu... dramatisch,
roelo-dramatisch, om van te smullen, om bij te rillen.
Ja, die, uitgevers weten het, toch wel; ze
hebben 't instinkt van de juiste keuze, van
de goede smaak, de zorgaime inkleeding, 't
recht-passende.
Z'io'n zwaarlijvige roman over vergelding,
'k durfde 't in deze volle /.omerdagen
niet te bes-t ani; je hebt dan meer oog voor de
natuur, 'k Bladerde maar eeus door. Kn dat viel
mee. 't Bleken schetsen te zijn, novellen en
journalistieke krabbels 7,00 ge wilt. Precies
is dit niet uit te maken, want bij mr.
Lamberts, Hurrelbrinck loopt dat wel 'n
beetje door elkaar.
De dikke vergeldings-novelle liet ik raaar
zoolang ongemoeid en begon een der kleinste
stukjes te lezen: Mijn huis. \ Is een
persoonlijke herinnering van den schrijver??
en hoewel niet heelernaal gaaf, tocii lang
niet kwaad. Er zit een sprankje poëzie in
en ook wel iets gevoelige
't Gaf moed r.og wat van die kleine dingen
te lezen, hoewel 't laatste fctukje De
Maastreechter Staar", wel wat erg dun bleek
te wezen, 'k Moest nu de Vergelding maar
te pakken nemen, en dat viel toch weer
niet al to erg tegen. Er zijn goede gedeelten
in, minder-goede en ook bepaald-slechte . . .
Oeh ja, zoo gaat 't wel meer in de wereld.
Mr. Lamberts Ilurrelbnnck is onze
ZuidLimburgsche verteller, en hij behandelt dat
vertellen op zijn wijze. Nu eens poëtisch, dan
wat sentimenteel en 't er dik-opgelegd, ook
weleeiH wat journalistisch-vlug of drakerig.
t Is een mengeling van oud en nieuw door
elkaar, en eigenaardig, dat je niet dadelyk
weet wat je goed moet vinden of slecht.
Zoo begint 't boek met de mededeeling,
dat Vaals, geografisch een Nederlandsen dorp,
geheel en al Duitsch is en we kragen een
weinig verderop ds goede raadgeving, dat een
tramweg naar Maastricht dit zou kannen ver
helpen. Je wordt al dadelijk bang voor inter
nationaal konflikt onder den indruk van dat
woord: vergelding. Maar later blijkt, dat
't daar wat 'n leuke boel is en dat die vier
nationaliteiten, Hollanders, Duitschers, Belgen
en Moresnetter», 't saam heel beft kunnen
vinden in dat grensplaatfje, en dat de ver
gelding slaat r p 'n Hongaar die daar is komen
wonen, 't Is zeker Mr. Lamberts Hurrelbrincs
heeft als Zuid Limburger een hart dat klopt
voor de hotnogenittit, voor 't geheele volk der
Nederlanden, en dat doet goed. We kunnen er
kort of lang over priten, maar de waarheid
verandert niet. 't Bloed kruipt waar 't niet
meer loopt.
Als Mr. Lamberts Hurrelbrinck in z'n ver
haal een Duitsche Landsvehroian de pryskarupi
had laten winnen, zouden wij lezers hem
niet zoo sympathiek vinden. Zoo is 't mi
eenmaal met den me.nsch gesteld; 't eigen
blijft hem nadtr dan 't vreemde.
Door elkea regel heen voelen we in dit
boek de auteur als een braaf vaderlander, ?
en dat men die adem bespeurt, ook als hij 't
er niet zwaar oplegt, nu dat pleit toch wel
voor hem. 't Geeft iets hartelijke en echts
aan z'n wijze van vertellen.
Vertellen ? Ieder provincie, ieder landstreek
z'n eigen verteller? Wat zou dat innig en
goeddoend wezen l Je leerde dan tenminste
je land en lui kennen, en we werden dan,
ook wat minder opgescheept met boeken
die groot willen uitzien en och zoo stumperig
klein 7,;jn,
't la beter gróót in 't kleine, dan klein
in 't groote; niet ieder beschikt over een
breede en verre gezichtslyn, en dat is ook
niet noodig.
Zou 't niet op den weg liggen van de
Maatschappij die de Wereldbibliotheek
uitgeefr, of zoo niet, dan van een ander uitgever
om 't eenvoudig bedoeld werk ook eenvoudig
te laten verschijnen? 't Zou allicht aanlei
ding geven dat de vertellingen in wat breeder
kring kwamen. En mis-chien ook wel, dat ze
dan wat. soberder werden geschreven;'t n
hoort bij 't ander.
\ Is geen voordeel, dat ze tegenwoordig alle
maal groot willen doen en raodern, want
veel wat eenvoudig gehouden zeer goed had
kunnen zijn, w mlt barok en rammelt, lloeis
mr. Lamberts llurrelbrinck er toe gekomen
zijn Zuid Limburgsche vertellingen uit te
dosscheu met zoo'n drakerigen romantitel?
Deze vertellingen hadden, veal inniger, veel
zuiverder kunnen zijn indien de auteur niet
met moJenie middelen had willen werken.
Nu en dan heeft hij een aoed stukje natuur
impressie, maar daarnaast kletteren dan
di'lelijk op holle en hoogdravende zinnen.
Allertnalst is telkens te lezen 't voor eenige
jareu zeer in zwang zijnde stopwoordje intens.
En dat onder die brave boerenlui, 't is om.
te gillen!
Bij een stroopersvrouw komt de pastoor
om haar te overtuigen, dat in haar jongen
muziekaanleg schuilt en dat hij wat zal kunnen.
worden. Ze zegt dan in 't Limburgsch :
Waht zekt geer pastoir zou mien
Christian van ze léve bie die luu les kunne
ge /e ?...
Dat is echt, dat is goed in toon. Maar
dan laat de auteur dadelijk er op volgen :
Eu in hair oog een flikkering van tieren
trots, bij het denken, dat baar jongen zou
komen in de groote weelderige huizen van
die rij ie dorps-aristocraten.
Stel u voor oen stroopersvrouw met zulk een
woordenpraal l
Men zal mogelijk zeggen flat dit zinnen
zijn van den auteur, en gedeeltelijk is dat zoo.
Maar toch . .. een boer ziet de korenvelden,
de sterren, de bloemen heel anders aan dan.
een heer. Dus moet die natuur worden gegeven
in den gang en trant van 't verhaal, anders
wordt het een warwinkel, karikatuur. De
auteur kau zich in 't beschrijvend gedeelte
boven 't verhaal stellen, maar enkel in die
plaatsen waar geen gedachtengang is en
geen directe handeling.
Als de auteur b.v. zegt:
Met grootronde oogen, vol verbazing en
teleurstelling, ziet zij den geestelijke aan,"
dan is dat grootronde wel een niet alledaagsch
woord en vloekt eeaigsdfls; maar 't is nog
niet beslist fout. De veronderstelling wordt
hier opgewekt, dat de pastoor die oogen
grootrond zag. Eu dit is van eeu pastoor
aanneembaar.
't Werk van mr. Lambert llurrelbrinck is
niet wat 't kon wezen, 't is niet sober, niet
eenvoudig genoeg, en d;,t mag men als een
der eischen van d'irpsvertellingen laten
gelden ; maar er zijn toch nog andere
kwaliteiten aanwezig als: dramatische span
ning, een zekere gevoeligheid vin den
schrijver, vooral voor de armenen nederigeu,
voor de verongelukten van 't leven, en dan
een grondige kennis vau menschen en toe
standen, wat 't boek voor velen die vau
Zuid-Limburg iets willen afweten, lezens
waardig maken. CT. VAX
KrilicK?
(Iiigezondtn).
(iraadt v. Eoggen boude het mij ten goede,
dat ik vraag of tiij met zijn art. van 8 Juli
over Harald de skalde kritiek heeft beoogd?
Die kritiek gaat dan als die van andere critici
zo diep, dat ze dit stuk een treurspel-noemt!
iiara'd, die de tiet el eraan geeft, wordt op
het t inde tot koning verheven en werft zijn
bruid. Is het een blijspel ? Dan ware het
geëindigd met een hyinenaeus. liet is een
tragi-comedie. Een waarheid als een koe,
doch die voor «Ie critici nieuw schijnt. Ik
kan dan ook al de diepzinnige opmerkingen
niet n voor n volgen. Het heidendom
wilde ik hier op zijn schoonst geven. De rol
van de christenpriester is kort; hij wordt
getekend als iemand die geen middele.n ont
ziet om zijn macht te vergroten. Dit zou
strijden met het algemeen menselik ware.
Allons ! Lees dan maar eerst de beroemdste
dramaturgen door. Het fraaiste is dat zijn
karakter, waarop Gr. v. K. mij zo fel aanvalt,
juist het enige is, dat ik van een ander
overnam. Men vindt soortgelijke priester,
naam eveneens Giznr, teru^ in Odins Troost
van Felix Dahn Maar v. Elring en Felix Dahn
zijn twee, niet waar (jr. v. H ?
Harald is in alle bedrijven even voort
varend als onstuimig. Toch zacht als een lam
metje hoor ! Een jonkman, in eenzaamheid.