De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 19 augustus pagina 1

19 augustus 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV 1521 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD A°. 1906. EELAND O n. cL e r recLa.cti© Dit nummer bevat een bijvoegsel. ;v a. ni CT. 3D IE IC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOEF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar » 0.121/» JDit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capueiues tegenover bet Grand Café, te Parijs. Zondag 19 Augustus. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezei firm». De prijs per regel U 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Een Fransen advies. Een stukje legerorganisatie. Aan wien de schuld? Meten met tweeërlei maat. Enkele grepen uit het Pruisische regeeringsbelcid in Sleesw^k, in het laatst van de negentiende eeuw, door Vilh. Carstens SOCIAI^S AANGELEGENHEDEN: ZelfVerwkering, der patroons, door mr. H. S. Veldman. FEUILLETON: De ommekeer, door J. Steynen, I. KUNST EN LETTEREN: Eere-tentoonstelling in Arti, III, en Rochussen, Mesdag, Alma Ta foma, door Plasschaert. Bilderdijkiana. Calvinistische vertoogen, studiën en schetsen, door J. Postmus, f, beoordeeld door J. Koopmans.?Tuinsteden, door J. BruinwoldRiedel, beoordeeld door Chr. J. Schuver. VOOR DAMES: Mevrouw Koopmans-D« Wet, door J. H. Deibel. INGEZONDEN. - ALLER LEI, door Caprice. TJIT DE NATUUR, door E. Heimans. Tentoonstelling van Oude Kunst büFr. Muller & Co., door W. Steenhoff, met afb. Willem Stnmpff, door R., met portret. Penteekening van H. G. Ibels. Het gesol met onze nationale kleederdrachten, door F. J. vaü'-Uildriks. Dierenbescherming In Denemarken en hier, door T. Vorstin», met afb. Balthasar Bekker, de bestrijder van het bijgeloof, door dr. W. P. C. Knuttel, II, (slot), beoord. door A. Klaver. Afschaffing eener «ehate belasting, door G. W. B. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.?BOEKAANKONDIGING. SCHETSJES : Het slachtoffer. INGEZON DEN. - DAMRUBRIEK. - ADVERTENTIËN. Een Frimsch advies. Wij, Nederlanders, ondervinden in den Jaateten tijd weder zeer de belangstelling der buitenlanders.-.Ditmaal is het de Fransche generaal Langlois, die de aan dacht vraagt voor onze toekomst, niet uit een zekere gemoedelijkheid, maar in overweging van wat voor Frankrijk in deze te wenachen ware. Bat Duitschland Nederland gaarne zou willen inslikken, staat bij hem vast, even als bij ons; dat Frankrijk en Engeland tegen zulk een expansie van onzen nabuur ernstige bezwaren moeten hebben, erkent de generaal gelijk wij; dat Duitsch land zachtkens aan, met al de middelen, waarover het beschikken kan, Noord en Zuid-Nederland onder zijn invloed tracht te brengen, beaamt hij als Ellis , Barker, zooveel anderen en wij. Maar, daar het op den duur ook weieens tot een poging van gewelddadige verovering zou kunnen komen, meent hij als middel tot verweer ons te moeten, aanbevelen -iet sluiten van een Nederlandsen?Bel gisch Verbond, en wekt hij de Fransche autoriteiten op het tot stand komen van zujk een Verbond te bevorderen. En van een Fransch?Engelseh standpunt be schouwd, wat zou er tegen kunnen zijn, dat wij, Hollanders en Belgen, al vast naar Langlois' raad ons inrichtten ? Van een Nederlandsen standpunt ziet het er echter iets anders uit. Voor Ne derland, zoo lezen wij in het overzicht door den correspondent va«*tet Handels blad gegeven, acht hij het verbond van belang, al is het dan ook niet van zoo onmiddellijk, handtastelijk belang" (als voor België). Nederland, zoo zegt hij, heeft uitnemend voor zijn verdediging gezorgd. Hoewel van den zeekant geen gevaren zullen dreigen, zijn daar toch alle toegangen ernstig beschut. De linie' van den IJssel houdt een sterk leger eenige dagen terug, en daarna komt het water-carré, waarin de voornaamste ste den liggen, zooals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Haarlem, terwijl de vesting Amsterdam het centrale punt is van dit geweldige bolwerk. Men kan dan ook, zegt generaal Lanflois, vrijwel met zekerheid zeggen, dat e verovering van Nederland een even langdurige en kostbare geschiedenis zou zijn tegenwoordig, als in de dagen van Lodewijk XIV, zoolang ten minste En geland hulp zou bieden, wat niet anders is te denken." Maar toch, alleen staande zou Neder land vallen zoo goed al« België, terwijl de beide Staten met Eflgelan<l verbonden een mogelijk voldoenden weerstand kun nen bieden aan iederen indringer". We laten de verbindende beschouwingen om trent Neerlands weerkracht, zoowel die omtrent onze mobilisatie bij een overval van Duitschland, als den strijd bij het water-carré, voorde buitenlandsche heeren liefhebbers, om er zich mee te ver kwikken, maar welke hulp Nederland van Belgiëzou kunnen ontvangen, daar dit büeen verbond, evenzeer aangegrepen zou worden en het het zwakste leger heeft, is ons duister, en waarschijnlijk generaal Langlois niet minder dan ons. Het ver bond door Frankrijk begeerd, zou uit sluitend ten bate van de verdediging van Antwerpen moeten dienen en heeft practisch voor Nederland geen zin. Het artikel van den Fransebman is dan ook zeer zwak in overredingsgronden. De laatste aanprijzing voor Neder land om een verbond ten bate van Belgiëte sluiten, luidt als volgt: Stel, dat Antwerpen belegerd werd, terwijl Nederland onzijdig bleef. Die onzijdigheid zou niet lang kunnen duren, meent generaal Langlois, daar de heele bevolking aan de Schelde-oevers in een toestand zou komen te verkeeren, die een inmenging noodzakelijk zou maken. En het verbond zou dan toch moeten gesloten worden, alleen zonder de voordeelen van een op tijd gesloten verbond." Hier hebben wij dus de onderstelling, dat alleen Belgiëzou worden aangeval len door Duitschland. Door Engeland kan het; niet zijn, want dit is volgens Langlois België's natuurlijke bondge noot. Dan zouden wij door force majeure ons genoopt zien, niet tot een passieve neutraliteit.... maar tot een oorlog tegen Duitschland, omdat de Seheldebewoners in den knel geraakten en in dit geval tot een verbond met.... Belgiëmoest het op zulk een moment toch komen!?Wat zijn zulke praatjes nu waard? Met het oog op een moge lijkheid", die niemand mogelijk acht, zoo lang het west-europeesehe evenwicht niet ganschelijk verstoord is; en al ware dit in die mate verstoord, dafe Duitsch land zich de handen vrij zou gevoelen, om Antwerpen te nemen, hoe zou het dan Nederland met de uitmonding van zijn rivieren links laten liggen? Een, .generaal, ook een fransche, kan en mag niet anders dan vechtplannen overpeinzen, en zoo is het hem te vergeven, dat hij eigenlijk alleen aan de verdediging en de proviandeering van Antwerpen denkt, door Nederlandsche hulp, en dat hij dit ons smakelijk tracht te maken als lag daar aan de Schelde het hart van ons land. En opmerkelijk, hoe hij voor dit doel Belgiëzelfs van zijn gewaarborgde neutraliteit zou willen berooven. Er bestaan, zegt generaal Langlois, maar twee manieren om deze rechtsvraag uit de wereld te helpen. De eerste zou bestaan in een verzoek aan de mogendheden, die indertijd het tractaat geteekend hebben, tot dit ver bond met Nederland toestemming te geven. Frankrijk en Engeland zouden uit welbegrepen eigenbelang geen oogenblik aarzelen, zegt de schrijver. Rusland en Oostenrijk staan geheel buiten het geval en kunnen dus geen neen zeggen. Pruisen, dat sedert de vorming van het Duitsche Keizerrijk, wel zijn staatkun dige zelfstandigheid heeft bewaard, maar niet zijn souvereiniteit, die in dat Kei zerrijk is opgelost, is daardoor ook als partij verdwenen. Is Duitschland" voor -Pruisen" in de plaats gekomen? Maar Duitschland heeft om de eenvoudige reden, dat het toen nog niet bestond nooit het tractaat van 1881 geteekend! De tweede wijze zou hierin bestaan, dat Belgiëafstand deed van zijn neu traliteit". Dit is de manier, die minister Den Beer Pportugael voorstaat. Generaal Langlois vindt haar zelf openhartiger, loyaler en beslissender!" Hier treffen we hem aan met onzen den Beer Portugael, die ook zoo zija militaire ideaaltjes heeft, en ze, wat ons betreft, in alle onschuld mag toeknikken. Ware Lapgiois echter geen generaal van professie, iets meer diplo maat, dan zouden wij hem, als warm belangstellend Franschman in het lot van Belgiëen Nederland waarschijnlijk juist den tegenovergestelden kant zien uitgaan. De chicane omtrent Pruissen?Duitsch land" zou hij, gelooven we, gaarne aan de juristerij overlaten, maar een pleitrede houden, niet voor de opheffing der ge waarborgde Belgische neutraliteit, maar eene voor het tot standkomen van zulk een neutraliteitswaarborg voor Belgi n voor Nederland. Wanneer de onderteekenaars van het tractaat van 1831, Duitschland daaronder begrepen, door Frankrijk en Engeland werden uitgenoodigd, hoe stelden zij dan het zoo ge wantrouwde Duitschland in de gelegen heid zich door zijn woord te binden, en hoe zou daar ook al waren Rusland en Oostenrijk niet bereid aan deze neutra liteitswaarborg hun zegel te hechten n reden minder in de wereld zijn om de oorlogsuitgaven van de drie groote Westersche mogendheden, Frankrijk Engeland en Duitschland, op te jagen. Zou dit niet beter zijn, dan uit een Fransch oogpunt vechtplannetjes voor ons te beramen, die, al stond alles wat soldaat heet ze voor, toch door de Neder landsche natie heuschelijk van de hand zullen worden gewezen? Maar ook zulk een door de mogend heden gewaarborgde neutraliteit, het is niet wat wij Nederlanders noodig hebben of begeeren. De beste waarborg, dat Nederland en Belgiëniet zullen worden aangevallen door Duitschland, is een krachtig Frank rijk. Zoolang Frankrijk de Staat van beteekenis blijft, en met Engeland de uitbreiding van Duitschland naar het Westen niet dulden kan, zal er van een aanval op onze onafhankelijkheid geen sprake zijn. Het gevaar van zulk een aan val ontstaat eerst als Frankrijk voor de tweede maal geslagen en zoo goed als verpletterd is. En breekt zulk een tijd aan, dan zal een verdedigd Antwer pen ons noch Belgiëbaten; want dan zal ook de natuurlijke bondgenoot" der beide kleine Staten, Engeland, er wel voor zorgen, zich niet -aan de steeds aan groeiende macht van Duitschland te wagen. Het is overbodig dit punt tot in bijzonderheden toe te lichten; voor dit oogenblik mogen wij volstaan den Franschen generaal te verzekeren, dat wij, Nederlanders, ons voorloopig zoo veilig mogelijk achten, maar alles vreezen van een verzwakking van Frankrijk in de toekomst, dat geheel anders dan Duitsch land en Engeland, ondanks alle politieke combinaties en succesjes, tengevolge van zijn bevolkingssterkte, wat al te veel doet denken aan een achteruitgaande natie. Laat Langlois dus zijn zorg aan Frank rijk wijden; wat hij voor zijn Vaderland doet, zal hij óók voor Belgiëen Neder land hebben gedaan. In elk geval den senator dank voor zijn belangstelling. Een stukje legerorganisatie. Men schrijft ons: Das Resultat der sechstatigen Uebnngen der hollandischen Landwehr war, hiesigen Zeitungaberichten zufolge, ein sehr kliiglicher. Eineoi alten Soldaten steigen die Haare zu Berge, wenn er die verschiedentlich anfgeziihlten beispiellosen Vergeten gegen Disziplin liest." (Neue Militairische Blatter van 6 Juli 1906). Het Departement van oorlog was nimmer sterk op het punt van wetgeving en organiseeren. Niemand minder dan Thobecke vestigde daarop in der tijd, in de Tweede Kamer, de aandacht. De onder Minister Eland op touw ge zette en minister Kool voleindigde wet telijke legerorganisatie bevestigd opnieuw het beweren van den beroemden staats man. Gelijk bekend kwamen bij bedoelde organisatie twee nieuwe zaken voor. In de eerste plaats n.l. de instelling van een Laiidiceer en in de tweede plaats de Landstorm. De Landweer" moest de schutterij" vervangen, waarvan ook volgens het oor deel van minister Eland niets goed te maken viel. Al dadelijk gingen uit de Tweede Kamer stemmen op, die be weerden, dat de Landweer weinig militaire waarde zou hebben, terwijl zij vreesden, dat de encadreering zelfs aan matige eischen niet zou voldoen! 1) De minister Eland antwoordde daarop: De meening van de leden die vreesden, dat de encadreering der landweer aan machtige eischen niet zou voldoen, wordt door hem niet gedeeld." De in dit jaar verkregen resultaten hebben de leden, die den moed hadden op de zwakke punten van de nieuwe leger organisatie te wijzen, geheel in het gelijk gesteld. Bij de eerste herhalingsoefening waar aan dit jaar sommige lichtingen werden onderworpen, toch bleek werkelijk dat de Landweer weinig of geen militaire waarde heeft, wegens gebrek aan geschikt kader, terwijl de discipline in veel ge vallen te wenschen overliet. De poging van de zijde van het De partement van Oorlog in het werk ge steld om een aantal geschikte officieren en onderofficieren voor de landweer te krijgen, hebben gefaald. Wat de officieren aangaat zij opgemerkt dat die om het maar eens zoo, uit te drukken werden bijeen gescharreld uit: 1. gepensionneerde officieren van de landmacht; 2. gepensionneerde officieren van 't Indische leger; 1) Vergelyk voorloopig verslag Tweede Kamer over Regeling van de samenstelling der landmacht. 1899?1900, 3. officieren van het gewone reserve kader; 4. oud-onderofficieren tot reserveof ficieren bevorderd: 5. officieren eertijds bij de schutterij dienend, terwijl het strikt noodige nog werd aangevuld met van het leger gedetacheerden. Hierbij dient wijders be dacht dat weinigen de vereischte ge schiktheid voor hun taak bezitten en do meesten de betrekking van officier en onderofficier bij de Landweer eenvoudig beschouwen als een baantje dat weinig last geeft en een aardig zakduitje bezorgt. Met het onderofficierskader is het nog veel treuriger gesteld. Men behoeft waarlijk geen militair van professie te zijn om te kunnen be grijpen, dat van een troep op zoodanige wijze geëncadreerd, weinig terecht kan komen. De aanvoering immers moet nood wendig alles te wenschen overlaten en dat deed het dan ook. Handen met geld zijn dezen zomer voor de Landweer uitgegeven. Zooveel dat de gewone jaarlijksche najaarsma noeuvres niet kunnen gehouden worden. Volgens menig courantenbericht worden die sommen als weggegooid geld be schouwd. Deze meening zijn wij echter niet toegedaan. Het Nederlandsche legerbestuur toch heeft met schade en schande de leering kunnen trekken, dat het in het reorganiseeren van het leger niet is geslaagd en dat is veel waard. Werd onze goede schutterij dikwijls min of meer bespot, een veroordeeling als de landweer ten deel valt is haar bespaard gebleven. Stuitend is het dat buitenlandsche militaire tijdschriften den spot met onze nieuwe militaire instel lingen drijven. Voor zekere Schadenfreude" van de zijde der schutterij is dan ook alle plaats. En dit betreft nu nog maar alleen-?de Landweer". Weinigen zullen daarbij be denken, dat ons nog eene nieuwe militaire instelling te wachten staat, n. 1. de Landstorm". Bijna zes jaar geleden werd bij de wet vastgesteld, dat er een Landstorm zal zijn en nog steeds wordt er geen hand naar uitgestoken, omdat meer en meer blijkt dat ze een onding zou zijn, in de eerste plaats omdat er geen man kader voor beschikbaar gesteld kan worden. En daarmede zijn we het geheel eens. Doch dan rijst de vraag wanneer zal Volksvertegenwoordiging de Regeering eens aan het verstand brengen, dat op den ingeslagen weg niet kan worden voortgegaan, daarbij bedenkende dat aan het geld vermorsen voor onnutte militaire zaken eenmaal een einde moet komen. Aan wien de schuld? Eerlijkheidshalve geven wij het ant woord van de N. Arnh. Ct. op ons arti keltje: Een ongevraagd, niet onderteekend recept. 't Is heel loffelijk van de redactie van De Amsterdammer, de handschoen op te nemen voor naar zij vermeent ten onrechte aangevallen personen. Dit ontslaat haar even wel niet van den plicht goed te lezen, noch verontschuldigt uitdrukkingen als een respec tabel man onwaardig", een extrakeurig scho teltje voor het dames-publiek" en dergelijke. Houdt, wie in het openbaar wijst op mis standen, op een respectabel man te zijn, om dat hij zijn naam verborgen houdt, wat dan te zeggen van den door ons hooggeachten schrijver van de Candidatuur van Van Bommel", die schuil ging achter een nog wel valschen titel. Er zijn omstandigheden, waarin anonymiteit geboden en de redactie van een blad gerechtigd is, deze te eerbiedigen, althans wanneer zij, afgaande op de haar bekende persoonlijkheid der schrijvers, de aansprake lijkheid voor den inhoud op zich neemt, zooals in dit geval, en niemand heeft alsdan het recht bij schrijver of redactie lage motie ven te veronderstellen. Was de redactie van het Amsterdamsen orgaan op de hoogte van sommige toestanden buiten de hoofdstad bestaande, dan zou zy begrepen hebben dat er voor het verzwijgen van den naam der schrijvers gegronde rede nen konden bestaan en dit wellicht alleen geschiedde, om onjuiste gevolgtrekkingen te voorkomen; niet op den naam onder, maar op den inhoud van het stuk moest de aan dacht gevestigd. Zij zou dan ook weten, dat het opnemen van dergelijke stukken aller minst den smaak streelt van ons dames- en heerenpubliek". Integendeel. Wij weten b\j ervaring wat het zegt, ongeteekende stukken onder onze verantwoordelijkheid te plaatsen; en wanneer wij dat blijven doen, dan is het omdat wij geleerd hebben de gronden te eerbiedigen, welke velen terughouden van het wijzen op verkeerdheden en misstanden onder eigen verantwoordelijkheid. Het optreden der Amsterdamsen* redactie is daarenboven pnre donquichotterie; want de personen voor wie zy in 't krijt treedt, worden niet Aangevallen. Tenzy men het als een beleediging be schouwt, van een uitmuntend internist" te schrijven, dat hij geen gynaekoloog is en dus niet in diens plaats kan treden. De vraag is niet, wat er tusschen de Koningin en de medici is gesproken"; de burgers en buitenlui met hun respectieve vrouwen worden niet tot jury geroepen bjj de aanklacht van H. M.'s medici"; dat alles is verbeelding der redactie, een... waan voorstelling ; immers deze medici worden geheel buiten schot gehouden; in het eerste stuk worden zij zelfs niet genoemd of aan geduid; in het tweede wordt door iemand die het weet enkel geconstateerd dat zij geen gynaekplogen zijn, ten einde de schuld van de werkelijk schuldigen nog duidelijker aan 't licht te stellen. De vraag luidde: Aan wie de schuld, dat niet alles is gedaan, wat in de bestaande omstandigheden had kunnen en moeten ge beuren ? Die vraag zou onnoodig zyn geweest, indien men de beide medici schuldig oordeelde. Maar de schrijvers weten zeer goed, dat men van internisten niet kan eischen, wat des gynaeklogen is; weten dat de medici den toestand aan het Hof niet beheersehen en dat er anderen zijn, die de schuld dragen dat geen verpleegster, geen ervaren en be kwaam obstetricus" ten paleize aanwezig waren. De als aardigheid bedoelde vergelijking tusschen den primus inter pares" en den wonderdokter, met wat er verder volgt, is niet van het allooi, dat men gemeenlijk in De Amsterdammer waardeert. Wij doen er dus het zwijgen toe. Er moge verschil bestaan van meening omtrent de plaats, welke onze bekende obstetrici op de ranglijst behooren in te nemen, n is er wiens naam van deskundige zijde herhaaldelijk werd genoemd, met de bijvoe ging, het onverantwoordelijk te achten, dat deze niet tijdig werd geraadpleegd. Op wie drukt deze verantwoordelijkheid? Dat is de vraag in ons blad gesteld. Door de medici te verdedigen, laadt D. A. juist op hen den schijn als waren zij de verontwoordelyke personen, wat noch door de schrijvers in ons blad wordt beweerd, noch waarschijnlijk is te achten. Een onhandige vriend is gevaarlijker dan een dolle stier," leert de wijsheid der Chineezen." Wij plaatsen dit eerlijkheidshalve" want de moeite der opname is het waarlijk niet waard. Hoe nu de uitgave van een volstrekt onpersoonlijk geschrift onder een schuil naam, te pas kan gebracht worden bij de veroordeeling van een anonymen aan val op twee personen, die zich ten gevolge hunner positie, niet verdedigen kunnen, gaat ons begrip te boven. Dat een nauwgezette redactie derge lijke ongeteekende stukken niet plaatsen mag, staat bij ons boven vast; maar hiermede is niets gezegd tegen het op nemen van ongeteekende stukken in het algemeen; dit spreekt voor een hoofd redacteur als van de N. Arnh. Ct. toch wel van zelf. De uitvlucht, dat het stuk, blijkens de vraag in het opschrift, niet een beschuldi ging der dienstdoende medici behelsde, ze is waarlijk al te onnoozel, waar door den anonymus gesproken wordt ook over het bezoek aan de hoofdstad en over de gardenpartij, en te verstaan wordt gegeven, dat onder een obstretricus deze niet zouden hebben plaats gehad! Trou wens de N. Arnh. Ct. is de eerste, voor zoover wij weten, die bij deze vraag: aan wien de schuld ? niet aan de heeren Roessingh en Pot gedacht heeft! En die goede primus inter pares", die misschien wel niet no. l is, maar wien de X. Arnh. Ct. toch als zoodanig meermalen heeft hooren noemen.... waarom noemt zij hem nu niet bij name? Is dat Prof. Kouwer misschien, die reeds eenmaal hulp verleend heeft of is deze voor een tweeden keer niet meer aan te bevelen ? Als er dan toch zoo iets als een soort van wonderdokter tegen miskramen bestaat, het is waarlijk niet alleen de aller-allerhoogste stand, die er belang bij heeft het adres te weten. Wij willen gaarne aannemen, dat de N. Arnh. Ct.?ach, wie gebeurt dat niet wel eens! door onnadenkendheid er is ingeloopen. Onverwacht geeft haar onder schrift bij ons artikel aanleiding die onderstelling alleszins de juiste te achten. Hoe dit zij, een verder debat oordeelen wij overbodig, terwijl wij den heer Pyttersen in elk geval dank hebben te zeg gen voor de ridderlijke wijs, waarop hu zijn lezers met onze bezwaren in kennis heeft gesteld; ook met de opmerking dat kritiek op de behandeling van H.M., indien noodig, veel vroeger had moeten gegeven worden en geenszins in een krant. Een ander, ook van ons gevoelen, mocht bij een der bladen niet zooveel onpartijdigheid ondervinden. Wij laten hier zijn schrijven volgen: Mijnheer de Redacteur! Is het niet een zendelinge manier van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl