Historisch Archief 1877-1940
NV 1521
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD
A°. 1906.
EELAND
O n. cL e r recLa.cti©
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
;v a. ni CT. 3D IE IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOEF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . . f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar » 0.121/»
JDit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capueiues tegenover bet Grand Café, te Parijs.
Zondag 19 Augustus.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezei firm». De prijs per regel U 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Een
Fransen advies. Een stukje
legerorganisatie. Aan wien de schuld? Meten met
tweeërlei maat. Enkele grepen uit het
Pruisische regeeringsbelcid in Sleesw^k, in
het laatst van de negentiende eeuw, door
Vilh. Carstens SOCIAI^S
AANGELEGENHEDEN: ZelfVerwkering, der patroons, door
mr. H. S. Veldman. FEUILLETON: De
ommekeer, door J. Steynen, I. KUNST
EN LETTEREN: Eere-tentoonstelling in
Arti, III, en Rochussen, Mesdag, Alma Ta
foma, door Plasschaert. Bilderdijkiana.
Calvinistische vertoogen, studiën en schetsen,
door J. Postmus, f, beoordeeld door J.
Koopmans.?Tuinsteden, door J. BruinwoldRiedel,
beoordeeld door Chr. J. Schuver. VOOR
DAMES: Mevrouw Koopmans-D« Wet, door
J. H. Deibel. INGEZONDEN. - ALLER
LEI, door Caprice. TJIT DE NATUUR, door
E. Heimans. Tentoonstelling van Oude
Kunst büFr. Muller & Co., door W. Steenhoff,
met afb. Willem Stnmpff, door R., met
portret. Penteekening van H. G. Ibels.
Het gesol met onze nationale kleederdrachten,
door F. J. vaü'-Uildriks. Dierenbescherming
In Denemarken en hier, door T. Vorstin», met
afb. Balthasar Bekker, de bestrijder van het
bijgeloof, door dr. W. P. C. Knuttel, II, (slot),
beoord. door A. Klaver. Afschaffing eener
«ehate belasting, door G. W. B.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter.?BOEKAANKONDIGING.
SCHETSJES : Het slachtoffer. INGEZON
DEN. - DAMRUBRIEK. - ADVERTENTIËN.
Een Frimsch advies.
Wij, Nederlanders, ondervinden in den
Jaateten tijd weder zeer de belangstelling
der buitenlanders.-.Ditmaal is het de
Fransche generaal Langlois, die de aan
dacht vraagt voor onze toekomst, niet
uit een zekere gemoedelijkheid, maar in
overweging van wat voor Frankrijk in
deze te wenachen ware.
Bat Duitschland Nederland gaarne zou
willen inslikken, staat bij hem vast, even
als bij ons; dat Frankrijk en Engeland
tegen zulk een expansie van onzen
nabuur ernstige bezwaren moeten hebben,
erkent de generaal gelijk wij; dat Duitsch
land zachtkens aan, met al de middelen,
waarover het beschikken kan, Noord
en Zuid-Nederland onder zijn invloed
tracht te brengen, beaamt hij als Ellis
, Barker, zooveel anderen en wij. Maar,
daar het op den duur ook weieens tot een
poging van gewelddadige verovering zou
kunnen komen, meent hij als middel
tot verweer ons te moeten, aanbevelen
-iet sluiten van een Nederlandsen?Bel
gisch Verbond, en wekt hij de Fransche
autoriteiten op het tot stand komen van
zujk een Verbond te bevorderen. En van
een Fransch?Engelseh standpunt be
schouwd, wat zou er tegen kunnen zijn,
dat wij, Hollanders en Belgen, al vast
naar Langlois' raad ons inrichtten ?
Van een Nederlandsen standpunt ziet
het er echter iets anders uit. Voor Ne
derland, zoo lezen wij in het overzicht
door den correspondent va«*tet Handels
blad gegeven, acht hij het verbond van
belang, al is het dan ook niet van zoo
onmiddellijk, handtastelijk belang" (als
voor België). Nederland, zoo zegt hij,
heeft uitnemend voor zijn verdediging
gezorgd. Hoewel van den zeekant geen
gevaren zullen dreigen, zijn daar toch
alle toegangen ernstig beschut. De linie'
van den IJssel houdt een sterk leger
eenige dagen terug, en daarna komt het
water-carré, waarin de voornaamste ste
den liggen, zooals Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Utrecht en Haarlem, terwijl
de vesting Amsterdam het centrale punt
is van dit geweldige bolwerk.
Men kan dan ook, zegt generaal
Lanflois, vrijwel met zekerheid zeggen, dat
e verovering van Nederland een even
langdurige en kostbare geschiedenis zou
zijn tegenwoordig, als in de dagen van
Lodewijk XIV, zoolang ten minste En
geland hulp zou bieden, wat niet anders
is te denken."
Maar toch, alleen staande zou Neder
land vallen zoo goed al« België, terwijl
de beide Staten met Eflgelan<l verbonden
een mogelijk voldoenden weerstand kun
nen bieden aan iederen indringer". We
laten de verbindende beschouwingen om
trent Neerlands weerkracht, zoowel die
omtrent onze mobilisatie bij een overval
van Duitschland, als den strijd bij het
water-carré, voorde buitenlandsche
heeren liefhebbers, om er zich mee te ver
kwikken, maar welke hulp Nederland
van Belgiëzou kunnen ontvangen, daar
dit büeen verbond, evenzeer aangegrepen
zou worden en het het zwakste leger heeft,
is ons duister, en waarschijnlijk generaal
Langlois niet minder dan ons. Het ver
bond door Frankrijk begeerd, zou uit
sluitend ten bate van de verdediging van
Antwerpen moeten dienen en heeft
practisch voor Nederland geen zin.
Het artikel van den Fransebman is
dan ook zeer zwak in
overredingsgronden. De laatste aanprijzing voor Neder
land om een verbond ten bate van
Belgiëte sluiten, luidt als volgt:
Stel, dat Antwerpen belegerd werd,
terwijl Nederland onzijdig bleef. Die
onzijdigheid zou niet lang kunnen duren,
meent generaal Langlois, daar de heele
bevolking aan de Schelde-oevers in een
toestand zou komen te verkeeren, die
een inmenging noodzakelijk zou maken.
En het verbond zou dan toch moeten
gesloten worden, alleen zonder de
voordeelen van een op tijd gesloten verbond."
Hier hebben wij dus de onderstelling,
dat alleen Belgiëzou worden aangeval
len door Duitschland. Door Engeland
kan het; niet zijn, want dit is volgens
Langlois België's natuurlijke bondge
noot. Dan zouden wij door force
majeure ons genoopt zien, niet tot een
passieve neutraliteit.... maar tot een
oorlog tegen Duitschland, omdat de
Seheldebewoners in den knel geraakten
en in dit geval tot een verbond met....
Belgiëmoest het op zulk een moment
toch komen!?Wat zijn zulke praatjes
nu waard? Met het oog op een moge
lijkheid", die niemand mogelijk acht, zoo
lang het west-europeesehe evenwicht
niet ganschelijk verstoord is; en al ware
dit in die mate verstoord, dafe Duitsch
land zich de handen vrij zou gevoelen,
om Antwerpen te nemen, hoe zou het
dan Nederland met de uitmonding van
zijn rivieren links laten liggen?
Een, .generaal, ook een fransche, kan
en mag niet anders dan vechtplannen
overpeinzen, en zoo is het hem te
vergeven, dat hij eigenlijk alleen aan de
verdediging en de proviandeering van
Antwerpen denkt, door Nederlandsche
hulp, en dat hij dit ons smakelijk tracht te
maken als lag daar aan de Schelde het
hart van ons land. En opmerkelijk, hoe
hij voor dit doel Belgiëzelfs van zijn
gewaarborgde neutraliteit zou willen
berooven.
Er bestaan, zegt generaal Langlois,
maar twee manieren om deze rechtsvraag
uit de wereld te helpen.
De eerste zou bestaan in een verzoek
aan de mogendheden, die indertijd het
tractaat geteekend hebben, tot dit ver
bond met Nederland toestemming te
geven. Frankrijk en Engeland zouden
uit welbegrepen eigenbelang geen
oogenblik aarzelen, zegt de schrijver. Rusland
en Oostenrijk staan geheel buiten het
geval en kunnen dus geen neen zeggen.
Pruisen, dat sedert de vorming van het
Duitsche Keizerrijk, wel zijn staatkun
dige zelfstandigheid heeft bewaard, maar
niet zijn souvereiniteit, die in dat Kei
zerrijk is opgelost, is daardoor ook als
partij verdwenen. Is Duitschland" voor
-Pruisen" in de plaats gekomen? Maar
Duitschland heeft om de eenvoudige
reden, dat het toen nog niet bestond
nooit het tractaat van 1881 geteekend!
De tweede wijze zou hierin bestaan,
dat Belgiëafstand deed van zijn neu
traliteit". Dit is de manier, die minister
Den Beer Pportugael voorstaat. Generaal
Langlois vindt haar zelf openhartiger,
loyaler en beslissender!"
Hier treffen we hem aan met onzen
den Beer Portugael, die ook zoo zija
militaire ideaaltjes heeft, en ze, wat
ons betreft, in alle onschuld mag
toeknikken. Ware Lapgiois echter geen
generaal van professie, iets meer diplo
maat, dan zouden wij hem, als warm
belangstellend Franschman in het lot
van Belgiëen Nederland waarschijnlijk
juist den tegenovergestelden kant zien
uitgaan.
De chicane omtrent Pruissen?Duitsch
land" zou hij, gelooven we, gaarne aan de
juristerij overlaten, maar een pleitrede
houden, niet voor de opheffing der ge
waarborgde Belgische neutraliteit, maar
eene voor het tot standkomen van zulk
een neutraliteitswaarborg voor Belgi
n voor Nederland. Wanneer de
onderteekenaars van het tractaat van 1831,
Duitschland daaronder begrepen, door
Frankrijk en Engeland werden
uitgenoodigd, hoe stelden zij dan het zoo ge
wantrouwde Duitschland in de gelegen
heid zich door zijn woord te binden, en
hoe zou daar ook al waren Rusland
en Oostenrijk niet bereid aan deze neutra
liteitswaarborg hun zegel te hechten
n reden minder in de wereld zijn om
de oorlogsuitgaven van de drie groote
Westersche mogendheden, Frankrijk
Engeland en Duitschland, op te jagen.
Zou dit niet beter zijn, dan uit een
Fransch oogpunt vechtplannetjes voor
ons te beramen, die, al stond alles wat
soldaat heet ze voor, toch door de Neder
landsche natie heuschelijk van de hand
zullen worden gewezen?
Maar ook zulk een door de mogend
heden gewaarborgde neutraliteit, het is
niet wat wij Nederlanders noodig hebben
of begeeren.
De beste waarborg, dat Nederland en
Belgiëniet zullen worden aangevallen
door Duitschland, is een krachtig Frank
rijk. Zoolang Frankrijk de Staat van
beteekenis blijft, en met Engeland de
uitbreiding van Duitschland naar het
Westen niet dulden kan, zal er van een
aanval op onze onafhankelijkheid geen
sprake zijn. Het gevaar van zulk een aan
val ontstaat eerst als Frankrijk voor de
tweede maal geslagen en zoo goed als
verpletterd is. En breekt zulk een tijd
aan, dan zal een verdedigd Antwer
pen ons noch Belgiëbaten; want dan
zal ook de natuurlijke bondgenoot" der
beide kleine Staten, Engeland, er wel
voor zorgen, zich niet -aan de steeds aan
groeiende macht van Duitschland te
wagen. Het is overbodig dit punt tot in
bijzonderheden toe te lichten; voor dit
oogenblik mogen wij volstaan den
Franschen generaal te verzekeren, dat wij,
Nederlanders, ons voorloopig zoo veilig
mogelijk achten, maar alles vreezen van
een verzwakking van Frankrijk in de
toekomst, dat geheel anders dan Duitsch
land en Engeland, ondanks alle politieke
combinaties en succesjes, tengevolge van
zijn bevolkingssterkte, wat al te veel doet
denken aan een achteruitgaande natie.
Laat Langlois dus zijn zorg aan Frank
rijk wijden; wat hij voor zijn Vaderland
doet, zal hij óók voor Belgiëen Neder
land hebben gedaan. In elk geval den
senator dank voor zijn belangstelling.
Een stukje legerorganisatie.
Men schrijft ons:
Das Resultat der sechstatigen
Uebnngen der hollandischen Landwehr war,
hiesigen Zeitungaberichten zufolge, ein
sehr kliiglicher. Eineoi alten Soldaten
steigen die Haare zu Berge, wenn er die
verschiedentlich anfgeziihlten
beispiellosen Vergeten gegen Disziplin liest."
(Neue Militairische Blatter van 6 Juli
1906).
Het Departement van oorlog was
nimmer sterk op het punt van wetgeving
en organiseeren. Niemand minder dan
Thobecke vestigde daarop in der tijd, in
de Tweede Kamer, de aandacht.
De onder Minister Eland op touw ge
zette en minister Kool voleindigde wet
telijke legerorganisatie bevestigd opnieuw
het beweren van den beroemden staats
man.
Gelijk bekend kwamen bij bedoelde
organisatie twee nieuwe zaken voor. In
de eerste plaats n.l. de instelling van een
Laiidiceer en in de tweede plaats de
Landstorm.
De Landweer" moest de schutterij"
vervangen, waarvan ook volgens het oor
deel van minister Eland niets goed te
maken viel. Al dadelijk gingen uit de
Tweede Kamer stemmen op, die be
weerden, dat de Landweer weinig militaire
waarde zou hebben, terwijl zij vreesden,
dat de encadreering zelfs aan matige
eischen niet zou voldoen! 1) De minister
Eland antwoordde daarop:
De meening van de leden die vreesden,
dat de encadreering der landweer aan
machtige eischen niet zou voldoen, wordt
door hem niet gedeeld."
De in dit jaar verkregen resultaten
hebben de leden, die den moed hadden
op de zwakke punten van de nieuwe leger
organisatie te wijzen, geheel in het gelijk
gesteld.
Bij de eerste herhalingsoefening waar
aan dit jaar sommige lichtingen werden
onderworpen, toch bleek werkelijk dat
de Landweer weinig of geen militaire
waarde heeft, wegens gebrek aan geschikt
kader, terwijl de discipline in veel ge
vallen te wenschen overliet.
De poging van de zijde van het De
partement van Oorlog in het werk ge
steld om een aantal geschikte officieren
en onderofficieren voor de landweer te
krijgen, hebben gefaald.
Wat de officieren aangaat zij opgemerkt
dat die om het maar eens zoo, uit te
drukken werden bijeen gescharreld
uit:
1. gepensionneerde officieren van de
landmacht;
2. gepensionneerde officieren van 't
Indische leger;
1) Vergelyk voorloopig verslag Tweede
Kamer over Regeling van de samenstelling
der landmacht. 1899?1900,
3. officieren van het gewone reserve
kader;
4. oud-onderofficieren tot reserveof
ficieren bevorderd:
5. officieren eertijds bij de schutterij
dienend, terwijl het strikt noodige nog
werd aangevuld met van het leger
gedetacheerden. Hierbij dient wijders be
dacht dat weinigen de vereischte ge
schiktheid voor hun taak bezitten en do
meesten de betrekking van officier en
onderofficier bij de Landweer eenvoudig
beschouwen als een baantje dat weinig
last geeft en een aardig zakduitje bezorgt.
Met het onderofficierskader is het nog
veel treuriger gesteld.
Men behoeft waarlijk geen militair
van professie te zijn om te kunnen be
grijpen, dat van een troep op zoodanige
wijze geëncadreerd, weinig terecht kan
komen.
De aanvoering immers moet nood
wendig alles te wenschen overlaten en
dat deed het dan ook.
Handen met geld zijn dezen zomer
voor de Landweer uitgegeven. Zooveel
dat de gewone jaarlijksche najaarsma
noeuvres niet kunnen gehouden worden.
Volgens menig courantenbericht worden
die sommen als weggegooid geld be
schouwd. Deze meening zijn wij echter
niet toegedaan. Het Nederlandsche
legerbestuur toch heeft met schade en schande
de leering kunnen trekken, dat het in
het reorganiseeren van het leger niet is
geslaagd en dat is veel waard.
Werd onze goede schutterij dikwijls
min of meer bespot, een veroordeeling
als de landweer ten deel valt is haar
bespaard gebleven. Stuitend is het dat
buitenlandsche militaire tijdschriften den
spot met onze nieuwe militaire instel
lingen drijven.
Voor zekere Schadenfreude" van de
zijde der schutterij is dan ook alle plaats.
En dit betreft nu nog maar alleen-?de
Landweer". Weinigen zullen daarbij be
denken, dat ons nog eene nieuwe militaire
instelling te wachten staat, n. 1. de
Landstorm".
Bijna zes jaar geleden werd bij de
wet vastgesteld, dat er een Landstorm
zal zijn en nog steeds wordt er geen
hand naar uitgestoken, omdat meer en
meer blijkt dat ze een onding zou zijn,
in de eerste plaats omdat er geen man
kader voor beschikbaar gesteld kan
worden.
En daarmede zijn we het geheel eens.
Doch dan rijst de vraag wanneer zal
Volksvertegenwoordiging de Regeering
eens aan het verstand brengen, dat op
den ingeslagen weg niet kan worden
voortgegaan, daarbij bedenkende dat aan
het geld vermorsen voor onnutte militaire
zaken eenmaal een einde moet komen.
Aan wien de schuld?
Eerlijkheidshalve geven wij het ant
woord van de N. Arnh. Ct. op ons arti
keltje: Een ongevraagd, niet onderteekend
recept.
't Is heel loffelijk van de redactie van
De Amsterdammer, de handschoen op te
nemen voor naar zij vermeent ten onrechte
aangevallen personen. Dit ontslaat haar even
wel niet van den plicht goed te lezen, noch
verontschuldigt uitdrukkingen als een respec
tabel man onwaardig", een extrakeurig scho
teltje voor het dames-publiek" en dergelijke.
Houdt, wie in het openbaar wijst op mis
standen, op een respectabel man te zijn, om
dat hij zijn naam verborgen houdt, wat dan
te zeggen van den door ons hooggeachten
schrijver van de Candidatuur van Van
Bommel", die schuil ging achter een nog
wel valschen titel.
Er zijn omstandigheden, waarin
anonymiteit geboden en de redactie van een blad
gerechtigd is, deze te eerbiedigen, althans
wanneer zij, afgaande op de haar bekende
persoonlijkheid der schrijvers, de aansprake
lijkheid voor den inhoud op zich neemt,
zooals in dit geval, en niemand heeft alsdan
het recht bij schrijver of redactie lage motie
ven te veronderstellen.
Was de redactie van het Amsterdamsen
orgaan op de hoogte van sommige toestanden
buiten de hoofdstad bestaande, dan zou zy
begrepen hebben dat er voor het verzwijgen
van den naam der schrijvers gegronde rede
nen konden bestaan en dit wellicht alleen
geschiedde, om onjuiste gevolgtrekkingen te
voorkomen; niet op den naam onder, maar
op den inhoud van het stuk moest de aan
dacht gevestigd. Zij zou dan ook weten, dat
het opnemen van dergelijke stukken aller
minst den smaak streelt van ons dames- en
heerenpubliek". Integendeel. Wij weten b\j
ervaring wat het zegt, ongeteekende stukken
onder onze verantwoordelijkheid te plaatsen;
en wanneer wij dat blijven doen, dan is het
omdat wij geleerd hebben de gronden te
eerbiedigen, welke velen terughouden van
het wijzen op verkeerdheden en misstanden
onder eigen verantwoordelijkheid.
Het optreden der Amsterdamsen* redactie
is daarenboven pnre donquichotterie; want
de personen voor wie zy in 't krijt treedt,
worden niet Aangevallen.
Tenzy men het als een beleediging be
schouwt, van een uitmuntend internist" te
schrijven, dat hij geen gynaekoloog is en dus
niet in diens plaats kan treden.
De vraag is niet, wat er tusschen de
Koningin en de medici is gesproken"; de
burgers en buitenlui met hun respectieve
vrouwen worden niet tot jury geroepen bjj
de aanklacht van H. M.'s medici"; dat alles
is verbeelding der redactie, een... waan
voorstelling ; immers deze medici worden
geheel buiten schot gehouden; in het eerste
stuk worden zij zelfs niet genoemd of aan
geduid; in het tweede wordt door iemand
die het weet enkel geconstateerd dat zij geen
gynaekplogen zijn, ten einde de schuld van de
werkelijk schuldigen nog duidelijker aan 't
licht te stellen.
De vraag luidde: Aan wie de schuld, dat
niet alles is gedaan, wat in de bestaande
omstandigheden had kunnen en moeten ge
beuren ?
Die vraag zou onnoodig zyn geweest, indien
men de beide medici schuldig oordeelde.
Maar de schrijvers weten zeer goed, dat men
van internisten niet kan eischen, wat des
gynaeklogen is; weten dat de medici den
toestand aan het Hof niet beheersehen en
dat er anderen zijn, die de schuld dragen
dat geen verpleegster, geen ervaren en be
kwaam obstetricus" ten paleize aanwezig
waren.
De als aardigheid bedoelde vergelijking
tusschen den primus inter pares" en den
wonderdokter, met wat er verder volgt, is
niet van het allooi, dat men gemeenlijk in
De Amsterdammer waardeert. Wij doen er
dus het zwijgen toe.
Er moge verschil bestaan van meening
omtrent de plaats, welke onze bekende
obstetrici op de ranglijst behooren in te nemen,
n is er wiens naam van deskundige zijde
herhaaldelijk werd genoemd, met de bijvoe
ging, het onverantwoordelijk te achten, dat
deze niet tijdig werd geraadpleegd.
Op wie drukt deze verantwoordelijkheid?
Dat is de vraag in ons blad gesteld.
Door de medici te verdedigen, laadt D. A.
juist op hen den schijn als waren zij de
verontwoordelyke personen, wat noch door
de schrijvers in ons blad wordt beweerd,
noch waarschijnlijk is te achten.
Een onhandige vriend is gevaarlijker
dan een dolle stier," leert de wijsheid der
Chineezen."
Wij plaatsen dit eerlijkheidshalve" want
de moeite der opname is het waarlijk
niet waard.
Hoe nu de uitgave van een volstrekt
onpersoonlijk geschrift onder een schuil
naam, te pas kan gebracht worden bij
de veroordeeling van een anonymen aan
val op twee personen, die zich ten gevolge
hunner positie, niet verdedigen kunnen,
gaat ons begrip te boven.
Dat een nauwgezette redactie derge
lijke ongeteekende stukken niet plaatsen
mag, staat bij ons boven vast; maar
hiermede is niets gezegd tegen het op
nemen van ongeteekende stukken in het
algemeen; dit spreekt voor een hoofd
redacteur als van de N. Arnh. Ct. toch
wel van zelf.
De uitvlucht, dat het stuk, blijkens de
vraag in het opschrift, niet een beschuldi
ging der dienstdoende medici behelsde,
ze is waarlijk al te onnoozel, waar door
den anonymus gesproken wordt ook
over het bezoek aan de hoofdstad en
over de gardenpartij, en te verstaan wordt
gegeven, dat onder een obstretricus deze
niet zouden hebben plaats gehad! Trou
wens de N. Arnh. Ct. is de eerste, voor
zoover wij weten, die bij deze vraag:
aan wien de schuld ? niet aan de heeren
Roessingh en Pot gedacht heeft!
En die goede primus inter pares",
die misschien wel niet no. l is, maar
wien de X. Arnh. Ct. toch als zoodanig
meermalen heeft hooren noemen....
waarom noemt zij hem nu niet bij
name? Is dat Prof. Kouwer misschien,
die reeds eenmaal hulp verleend heeft
of is deze voor een tweeden keer niet
meer aan te bevelen ? Als er dan toch zoo
iets als een soort van wonderdokter tegen
miskramen bestaat, het is waarlijk niet
alleen de aller-allerhoogste stand, die er
belang bij heeft het adres te weten.
Wij willen gaarne aannemen, dat de
N. Arnh. Ct.?ach, wie gebeurt dat niet
wel eens! door onnadenkendheid er is
ingeloopen. Onverwacht geeft haar onder
schrift bij ons artikel aanleiding die
onderstelling alleszins de juiste te achten.
Hoe dit zij, een verder debat oordeelen
wij overbodig, terwijl wij den heer
Pyttersen in elk geval dank hebben te zeg
gen voor de ridderlijke wijs, waarop hu
zijn lezers met onze bezwaren in kennis
heeft gesteld; ook met de opmerking
dat kritiek op de behandeling van
H.M., indien noodig, veel vroeger had
moeten gegeven worden en geenszins
in een krant. Een ander, ook van ons
gevoelen, mocht bij een der bladen niet
zooveel onpartijdigheid ondervinden. Wij
laten hier zijn schrijven volgen:
Mijnheer de Redacteur!
Is het niet een zendelinge manier van