De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 19 augustus pagina 10

19 augustus 1906 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No, 1521 Leestafel: Gaarne vestig ik de bijzondere aandacht op den elfden jaargang van het Finantiëel Adresboek voor Nederland; uitgave van J. H. de Bussy. Goede wya behoeft geen krans. Tevens ontving ik 't supplement over 't eerste halfjaar 1906 op W. F. Slee Fzn.'s Fondsenboek voor 1906. Bussum, 5de vacantie-week. D. STIGTEE. BOEKAANKONDIGING. Brieven van Julia of Licht uit het land aan gene zijde de» graf». Een aantal mededeelingen over het leven na den dood, verkregen door automatisch schrift van eene, die vóór ons is heen gegaan, door W. T. STEAD. Bewerkt naar de 5de Engeleehe uitgave door A. W. F. BAKKER. Amst., Schellens en Giltay. Een boek met zulk een titel vindt altjjd en overal lezers. Zijn er tientallen, die 't niet eeiïs willen inzien, . omdat ze meenen, dat wij van het leven na den dood niets weten kunnen en alle openbaringen daaromtrent voor bedrog houden, honderdtallen grypen er naar, aangetrokken door het geheimzinnige of gedreven door de hoop iets te Ternemen van het oord, waar allen vóór ons zyn heen gegaan en waar wy' eenmaal komen moeten. De mensch ziet alles om zich heen veran deren en vergaan, hu weet, dat hem maar een zeker aantal jaren zy'n toegelegd 70 of hoogstens 80, en dat hij leeft van zijn kapi taal; niets is zekerder dan de dood. En toch laat het denkbeeld der oneindigheid hem niet los. Hij luistert, als de godsdienstpredi kers hem troosten en spreken van de hoop der onsterfelijkheid, want hy gevoelt: die zaak gaat mjj aan. Als wij in de courant lezen, dat er een ryk man i* gestorven in Amerika, die eenige milliarden nalaat aan liefdadige instellingen, of een oude dame, die een groote som beschikbaar heeft gesteld voor een hondenkerkhof, dan willen wij dat wel gelooven zonder nader onderzoek, maar als men ons verzekert, dat zij ons een legaat heeft vermaakt van een paar ton, dan vragen wij een officieel afschrift van het testament. Absolute zekerheid, met minder zy wij niet tevreden, waar het zulke kolossale belangen geldt. En abiolute zekerheid omtrent een eeuwig leven aan gene zijde des grafs" belooft "W. T. Stead in zyn boek Brieven van Julia, waarvan is het een wonder ? in Engeland reeds 5 edities zijn verschenen. Alle twijfel is uitgesloten, zegt hij, want ik krijg geregeld brieven uit die andere wereld, en dit is niet alleen voor my mogelyk, maar voor allen die het voorrecht hebben medium te zijii. Julia is voor eenige jaren (meer dan zes) wat men noemt gestorren, maar ontdaan van haar lichaam leeft zij voort in de wereld der geesten en dicteert aan Stead de brieven, die zy bestemd heeft voor baar intieme vriendin Ellen, die zy hier op aarde moest achterlaten. Haar secretaris heeft de pen maar te nemen in de rechterhand, zich in de gewone positie ter beschikking van Julia te stellen, en aanstonds wordt die hand voortbewogen, schrijvend wat Julia te zeggen heeft aan haar vriendin over onder werpen en feiten waarvan Stead nooit ge hoord heeft. Zy doet mededeelingen, waaraan hy niets begrijpt, maar die voor Ellen vol komen duidelijk zijn, en spreekt denkbeelden uit, verhevener dan er ooit in zijn brein zijn opgekomen. Het ia onmogelijk een overzicht te geven van den inhoud der brieven van Jnlia. Die der eerste serie zyn gericht aan haar vriendin Ellen en handelen over: het overschrijden der grens, de verrassingen van het nieuwe leven, de gelukzaligheid des hemels, het rouwen over den dood en de wet van geestelyken groei. Die der tweede serie, aan W. T. Stead gericht, zyn getiteld: nadat de grens is overschreden, het leven aan de andere zyde, op welke manier zijn de spleten in de muur die ons van de andere wereld scheidt grooter te maken, het nut en het misbruik van geestencommunicaties, de open deur tot het open geheim, over het verliezen en vindtn der ziel, slotwoorden. Deze onderwerpen zijn wel geschikt om een mensch nieuwsgierig te maken. Toch staat er in de brieven weinig dat wij niet zonder openbaringen uit de andere wereld zouden kunnen weten. Wat mij niet weinig verrastte, schrijft Julia, was de ontdekking van de nietigheid der dingen, welke voor iemand op aarde de meest belangrijke zijn; geld, rang, stand, die wij op aarde op prijs stellen, zija eenvoudig niets." Ons die dit lezen komt 't alleen vreemd voor, dat Julia verrast was, want niemand onzer heeft ooit gemeend, dat geld waarde zou kunnen hebben aan gene zijde des grafs." Meer opzienbarend is de mededeeling op pag. 68 : ik was een vrouw in mijn stoffelijk lichaam en ik ben nu nog een vrouw." De beschermengel die tot mij kwam had vleugels. Het is niet gebruikelijk, maar als wij willen kunnen wij ze aannemen. Zij zijn niet noodzakelijk, maar ik was er blij om, dat mijn geleider vleugels had. Het leek meer op hetgeen ik dacht, dat zou en be hoorde te zijn en ik was op eens meer op mijn gemak, dan ik anders zou geweest zijn." Waar vleugels al niet goed voor zijn! Merkwaardig is ook op blz. 75: de reis over de grensscheiding was geen vliegende. De weield zonk eenvoudig onder ons weg, juist alsof ge in een ballon zijt." En op pag. 80: er bestaat voor ons geen moeielijkheid in dien vorm aan te nemen, welken wij noodig hebben voor het doel van het oogenblik." De geesten kunnen namelijk ook als kind en in een gewild costuum verschijnen. Ik durf der Redactie van de Groene" niet meer plaats te vragen voor dergelijke mededeelingen. . Het zy mij vergund nog met een enkel woord te spreken over den lief sten wensen van Julia: Ae oprichting van een verbindingsbureau tusschen de beide zijden (pag. 33) met een of meer betrouwenswaardige media. Waarom zijn er nog niet eenige bureaux tot stand gekomen? Roerend is de klacht van Julia op pag. 120: smachtend verlangen allen aan deze zijde met u in verbinding te komen. Wat een langen tyd is het nu reeds gele den sinds ik voor het eerst tot u kwam. En wat hebt gij gedaan ? Welke stappen zijn er gedaan om dit onmisbare bureau te stichten? Mijn vriend, mijn vriend, waarom hebt gg zoo lang getalmd? Waarom hebt gy, toen het Grensland bedroefd gemaakt werd door de zuchten der gescheidenen, zoo weinig gedaan om ons te vereenigen? Des heeren Stead's excuses worden natuurlyk weggeredeneerd, maar geloovige lezers van zy'n boek hebben recht met Julia hem zyn, talmen te verwijten. Had hij het initiatief genomen en een bureau gesticht, dan zouden nu reeds waarsehynlyk aan de postkantoren van alle hoofdsteden van Europa bureaux verbonden zyn met vertrouwbare media tot wie we ons maar met franco brieven te richten hadden om geregeld" te correspondeeren met de geestenwereld. Het groote bezwaar is het vinden van be trouwbare media. De menschen willen zeker heid, aangaande de onsterfelijkheid, geen gezag is hun voldoende, zelfs niet het gezag van apostelen en profeten. Daar komen de media met W. T. Stead aan het hoofd, zij zullen zekerheid geven; wat zy mededeelen, zijn feiten zeggen zij. Maar zijn z~e vertrouwbaar? Wij kunnen het niet controleeren. Misschien liegen ze alles wat zij vertellen, misschien bedrogen zij zich zei ven. En als ze niet liegen, of zich zei ven bedro gen, dan staan wy voor onverklaarde feiten, als 't automatisch schrift enz. De rechte zekerheid geven ook Julia's brieven niet. Zm. v. H. Inhoud van Tijdschriften. De Aarde en haar Volken, No. 37 : Hoofdblad: Langs den Congo tot Brazzaville, door A. Kloos. Bijblad: Meisjes en jongens van Doreh. Het jongste Europeesche koningin netje te huis. Beslissing omtrent een grensregeling. Overdenking van een man uit Midden-Celebes. De resten van Saint-Pierre by'na verdwenen. Feuilleton. Europa, Aug. W. F. Gouwe, Kinderangsten. Elinar Glyn, Ambrosine's overpeinzin gen. Cenatos, Een boekenpraatje. Dr. E., Populair wetenschappelijk overzicht. Cato Levie, De vorige maand. Het Huis, Oud en Nieuw, afl. 6 : Middeneeuwsch aardewerk, III, door A. Pit. Potten en kruiken in 't gebruik, door dr. W. Vogelsang. Toelichting bij de platen. HLTSJES Het slachtoffer. Naar het Fransch, van SAXCEI.INE. Hy i's een goedig man. Hij heeft zijn familie voor drie maanden naar buiten gezonden; eiken avond gaat hij haar daar opzoeken, en eiken morgen neemt hij weer afscheid. Het oogenblik waarop hij, eiken avond, naar buiten gaat, zou alleraangenaamst zijn, indien allerlei kleine zorgen zich niet met die vreugde vermengden en haar wel wat verminderden. Tusschen half zes en zes uur in den'namiddag komen die zorgen in den regel htm over stelpen : van dien tyd af moet ge maar niet beproeven, hem een praatje, een opheldering, een vriendelijken groet, een glimlach te ont lokken. Hij is dan niets meer, dan een echt genoot, die den trein moet halen. Hij denkt aan dien trein, terwy'l hij met koortsachtigen haast de zakenbrieven van den dag onderteekent, die hij maar half ge lezen heeft; h|j denkt er aan, wanneer hij een ontwijkend antwoord geeft aan den leverancier of aan den klant, die hem bezoekt, en dien hy slechts met een half oor aanhoort, omdat nu slechts ne gedachte zij u brein vervult: Ik zal hem niet halen!" En hij denkt niet alleen aan zijn trein. Hij denkt ook aan den omnibus, die hy moet nemen, en die na zes uur bijna altijd vol" is; hij denkt aan de boodschappen, die zijn vrouw hem heeft opgedragen, aan dedingen, die hy moet meebrengen : wat geld, de pakjes van den Louvre, den Bon Marc/.é, de Galeries of den Printemps, van den apotheker... Hij heeft zelfs beloofd, dat hij een meloen zou mee brengen ; maar zal hij den tijd hebben om naar den winkel te gaan, om een goeden uit te zoeken ? De gedachte aan dien meloen laat hem niet los. Hij heeft het erg warm. Hij is uit zyn humeur. Hij vindt, dat de vacantie een tijd is, waarin de man, wiens familie buiten is, zich moet afsloven. Want de tijd is maar kort tusschen den avondtrein, die hem brengt, en den ochtendtrein, die hem weer meeneemt, na een al te gehaast ontby't en verstrooide kussen aan het ontwakend gezin. Tot van avond, man! Vergeet my'n briefpapier niet, en my'n gele zijde, en mijn vingerhoed. De vingerhoed is in mijn werktafeltje, en de sleutel daarvan ligt in de lade van het buffet." Maar ongelukkig ligt de sleutel niet op de aangewezen plaat». Hij gaat aan't.zoeken ... Nijdig loopt hij van de eene kamer naar de andere; het lijkt hem, of hij niet raeer in zijn eigen huis is; hij kan te nauwernood onder al die hoezen en onder zooveel ingepakte zaken zijn eigen woning herkennen. Zelfs zichzelf herkent hij niet; alle spiegels zyn met papier bedekt; in die verlaten kamers is er om de schilderijen, de ornamenten, de pendules, de kandelabers, een macht van oude kranten, die zonneklaar het nut der pers bewijzen, zelfs in huisgezinnen, in welke men den schijn aanneemt, dat men niets om de pers geeft! En zoo zal het voor den armen man drie maanden lang gaan.' Drie maanden lang zal hij treinen halen en missen, pakjes mee bren gen of vergeten, zich vreeselij k agiteeren, in de overtuiging dat hij ru^t neemt, tusscheu een kantoor en een station; en het merk waardigste is, dat hij in den herfst, als de familie weer te Parijs is, toch overtuigd zal zijn, dat hij een beetje uitgerust is ! Militaire stoffen. Mijn huichelachtig moederland, Noemt gij duc-d'Alv' een dwingeland, Zijn kerkeren naar hel-model-gebouwd, Der vaad'ren lijden fel, Toch heeft 't perfide nageslacht Die helle holen trouw betracht. O Nederland, mijn Nederlanl, Waarachtig nog mijn wiegeland. Zaai haat! - Oogst haat! - en sterf, zoo 'tgaat Met ieder rijk dat uit een lijk Van volkskracht sterkte wacht! O landen onder lage luchten, Wees fier als eens, verruim uw vluchten. Laat er in vrijheid-zonneschijn Geen plaats voor hersensmesten zijn. Stop niet, waar klein vergrepen is In holen vol benauwenis. Baart stank in nauwten zonder licht De veelbezongen hoogste plicht?! Geelt lui gertk op glimmig hout De kracht tot daden, grootsch en stout?! Zoek in een mestvaalt lerder goud!! Ik laat geen zucht, niet ne zucht Uit puur gebrek aan zuchtelucht Myn lied is uit, mijn taal was boud, Ik voel mij ziek... ik vo«l mij oud. In gebrekkig versvorm, toch tot vreemde ernst stemmend en tot nadenken met echte Multatuliaansche haatinnigheid en de schemer van nooit te dooden vaderlands liefde erdoor, is deze harde pbilippica neerkrast op de bleeke bevingerde celmaren van arrestantenlokaal no... ., kazerne van een onzer garnizoenssteden. Men mag de wijze van uiting* fel, brutaal, straatcolporteursachtig vinden, den neus er voor optrekken 't zal den auteur heusch niet om 'n zekere litteraire waarde te doen geweest zijn hij die j'accuse niest, bedenke echter, hoe moeilijk het is om 'n erge pijn niet eindelijk uit te schreeuwm. Dan, vraagt de vegetariër naar de klanken uit de voor 't laatst gesperde muil eener gekeelde koe? Zóó is het neergeschreven, zooals de pijn werkelijk het schrijfwapen dreef eene waarheid die zich nooit in 'n praalgewaad van woordenmoois laat uit zeggen. Van het neerschry'ven dier waarheid heb ik altijd 'n vriend van me verdacht (de broeder van een onzer journalisten, zelf ook beter pen dan zwaard hanteerend. Hij werd eens verrast met vtertien dagen logies in rel. . . omdat hij het bespottelijk gepeuter van een adjudant aan de sabelkwast van een tamboer en het daarover gehouden discours van een nuttig kwart uur, militaire bekrompenheid heette. Het ging ('t is eer meêlg- dan lachwekkend) over het knoopen van een koordje. *) Volgens R. M., of J. D., of ?, is dit een helderheid van ziening die juist het militaire Nederland de kroon der onsterfelijkheid op de 134 milimeter kort geknipte haren drukt. Mijn vriend kreeg veertien dagen politiekamer en hij smokkelde Gorter's Mei, Van Eedeu's Passielooze Waterlelie en Kloos' Gedichten mee in de kamer voornoemd, om tenminste zijn hoofd boven de vieze vunzige hoksfeer te houden. Ik weet, dat /u)'die veertiendaagse h afzondering gevoeld heelt, meer dan iemand anders. Voor hem waren zon en zomer, licht en lucht, een noodzakelijkste behoefte en als een ontkooide vogel schoot hij eiken avond dan ook den zomer buven de kazerne in zon en zomer die In en om de aloude hei togstad A. wel hun schoonste tiiumphen vieren. Op een morgen, als korporaal van de wacht bracht ik hem koffie. Weet je waarvoor 'k hier nu eigenlijk zit, voor 'n sabelkwast." Vraag en antwoord op mijn goejen morgen." Heb je dat noviteitje uit Kloos?" vroeg ik, verwonderd lachend. Nee, 'k wou meer zeg gen, 'k heb nagedacht en me zelf dwaas ge vonden met me kwaad te maken over dat bekrompen gepeuter van den adjudant." Ben je bekeerd?" Was my'n vraag weer, ongewoon aangedaan. Waarachtig niet, maar, denk nu ook 'ns na, als ze nu niet trachiten de groote leegte aan gezonde 'arbeid te vullen met haarkloverijtjes van het genre waarvoor ik veertien dagen stank snuif, wat bleef er dan voor werk aan de winkel voor onze talrijke sterren en streepen, die aan de parade hemel 't mooiste schitteren?" Toen kwam de commandant der wacht en ik klodderde vlug wat boter over de sneedjes commies en vroeg erg officieel of hij nog schoon water wou enz. Mijn vriend heeft nooit willen bekenne"1, de versjes geschreven te hebben. Misschien omdat de slotstrofe in latere kalmere stem ming het stil verwijt inhield van werkelijk te kras van uitdrukking te zijn geweest. G3en zucht tot reclameeren drijft mij tot schrijven, zoo had ik, me zelf sussend, niet een jaar o. a, geleden de pen onwillig over den vloer gesmeten. Trouwens, er is reeds genoeg ruchtbaarheid gegeven aan de schandalige on Hollandsche straffen welke meestal onnadenkend door eenzijdig-ontwikkelde superieuren over inferieuren (menschen zoo goed als zij) worden 'uitgesproken In de Nieuwe Arnhemsche Cvurant stond verleden zomer een uitweidig stuk, met plattegrondteekening, waarin gekreten werd om licht en lucht, 't Heeft evenmin geholpen, als meer stemmen die al dood zijn eer ze 't kazerne-isolement bereiken. En nu ik ! .. 't Zal misschien weer niet helpen, want 'n verslag over een boter- en kaasafslag trekt meer dan dergelijke gewichtigheden in ons dierbaar land van Schelde tot Noordzee". Echter, wie weet en in elk geval een onder onsje blijft het niet. Spreken is zilver, zwijgen goud maar hier beteekent spreken de gezonlheid van menschen in hun mooiste jaren. Ac'it dagen in de provoostcellen is 'n maand burger-cellulair meende een milicien die van beide reeds geprofiteerd had. Ja brigges, daar heb je licht, lucht en beweging, je weet die acht dagen niet wat je doen mot... Als 'k m'n sjep opgelepeld had en de pervoost 's morgens weer dicht gong, gin g'b balletjes en poppetjes van me kuch fabriceeren met de balletjes gong 'k gooie op dat kleine gaatje boren de deur; ik telde de kalkstreepen op de muur als 't tenminste wat licht was vau de zon, maar die kreeg 'k niet veel. 'k Had 'n volledig pregramma voor de heelen dag. Zingen dee 'k ook as 'k 'u goeje wachtcommedant had, je verveelt je eige kapot en je komt tot de gekste dingen.'' Welke dingen hij bedoelde vroeg 'k niet omdat je makkelijk begrijpt. Ieder begrijpt waartoe de müirste ledigheid brengt en waar tegen medici terecht zoo'n wanhopigen kamp voeren. Onze oilicieren vau gezondheid ook ? Akelig bleek, de oogen hilf-gesloten, stijf, lam, lui van 't zakliggen op de houten brits komen ze na acht of meer of minder strafdagen weer in betere lucht. En als ze zich dan zoo physiek en moreel tot in hun diepste nerven kapot voelen, komt het er soms half huilend, half woedend uit: 't Kan me nou heelemaal niet meer bommen." Zoo wordt dus het laatste restje gevoel verstompt door de opsluiting in 'n echt genre Al va-hok, het beter ik verrot tussc%en vier doode muren. Is dat de taak van aca demisch gevormde paedagogen? Of liggen er niet meer dan drie eeuwen tusschen de ijzeren hand van Filips en het uit leed en bloed van 80 harde jaren herboren Nederland?" Leeringen wekken, maar voorbeelden!... *) De cursiveering is van mij. De lezer begrype waarom noodig. Eén daad van zielegrootheid en menschelijkheid van de zijde der in dienst heersohenden, vermag meer dan een reeks van straffen. Werkelijk, wij ongetelde laagste rang supe rieuren, die van reveille tot reveille in de lagere sferen der militaire wereld verkeeren, zien en hooren meer dan de hoogere autori teiten onzer armee... Het machinaal uitge sproken... soldaat 8, ik straf je met 8 (of meer) dagen politiekamer of provoost dankje! heeft eene zeer negatieve uitwer king. Als 't vonnis uitgesproken is volgt van de zijde des gestraften een stram saluut. De onuitgesproken verwensching deert den straf fer niet, doch op de kamer, later, hooren wij de weinig vleiende wreveluitingen de hoogere superieuren niet. Onze officieren hebben zoo verbazend veel vrijen tijd, dat zij de ontzaglijke beteekenis van het woord straffen niet kunnen voelen. Straffen is ge makkelijk, straf te dragen in den vorm, van vrijheidsberooving, enorm zwaar. Ik heb eene compagnie gekend, waar slechts zelden gestraft werd, en moest er noodwendig eens gestraft "worden, dan was de kapitein zelf den gansenen dag somber en treurig gestemd. Toch was deze compagnie de com pagnie" van het bataljon. Geen inspectie of de commandant ontving tevredenheidsbetuigingen. De kapitein was de afgod der soldaten dit was alles het werk van innige waar deering, die zooveel meer vermag; dan misse lijke stiaffermees. Mogelijk kunnen we niet buiten straffen en zoolang er geen physieken moreel onschadelijke straffen in ons ver jongingsrijpe rail. wetb. van strafr. voorkomen, kan wel eens 'n enkele keer de sleutel in het slot der arrestlokalen knarsen. Echfer, errare humanum est" fouten worden gemaakt, met wetten strijdige dingen gedaan in zoo'n verzameling van allemaal verschil lende aarden en karakters. Doch mag om de minste nietigheid, direct geraakt worde ? aan het allerhoogste in ieder lever.d stuk schep ping? Is vrijheid niet de ziel van volkeren en landen? De steunpilaren der maatschappij zooals de groote Noorsche doode, wijlen Henrik Ibfen, z'n Carsten Bernick nog over eeuwen zal laten getuigen. Over het vers in cel no. .. is reeds lang de witkwast gehaald. Mijn vriend is reeds een tijd geleden gepromoveerd, omdat hij het spreekwoord: spreken is zilver, zwijgen is goud, quasi beter heeft begrepen dan ik, die als militair schipbreukeling niets meer van het militarisme te wachten heb. Voor historie-lievenden is 'n kijkje in voor-genoemde cellen nog altijd van groot belang omdat ze de gedachten terugvoeren naar de roode tyden van Alva en Vargas. Zij en dat vergete men niet .?rijn nog eenigszins te rechtvaardigen, omdat ze zon digden uit louter fanatisme. Dus voor historici 'n heerlijk brokje ge schiedenis. Nog 'n kleine voorlichting.-Mo gelijk vinden de bezoekers helderwitte cellen zonder stank bij nauwkeurig onderzoek op een inspectiedag echter, zal men hier en daar nog versche druppels witkalk vinden en de deuren staan alsdan dag en nacht open. Vóór de zwarte Zaterdag aan spuien geen gebrek, alsdan is de heele wacht mee in 't geweer om den hoogen inspecteerenden een lachje van voldoening te ontlokken. Op hoop van zegen". U mijnheer de redacteur ben ik zeer ver plicht. H. Korporaal Jo. W. Werllieilen Reglement, Mijnheer de Kedacteur l Met het plaatsen van onderstaande in uw veel gelezen blad zult u ondergeteekende ten zeerste verplichten. Reeds veel is er in den laatsten tijd ge schreven en gesproken over bovenstaand onderwerp. Ook de verslagen over de Gemeenteraads debatten dienaangaande hebben ons duidelijk doen zien, hoe het onze vroede vaderen ernst was eens iets te doen voo.r de werklieden. Voor het oogenblik de ernst evenwel latende voor hetgeen zij is, lees ik tot mijne verwondering dat het korps am tenajen van dit reglement is uitgesloten. Waarom ? Zijn zij dan getn werklieden ? Is het omdat zij zo jveel vóór hebben op andere gemeente-werklieden ? Het tegendeel juist is het geval. Ik zou mij kunnen aan sluiten bij het oordeel van onze vroede vaderen, ware het niet dat de toestanden bij de ambtenaren juist veel, zeer veel te wenschen lieten. Ik meende dan ook dat het niet ondienstig was het lezend publiek eens een tipje op te lichten van den sluier welke hangt over een catagorie ambtenaren met de schoonklinkende benaming van Ambtenaren bij de gemeente belastingen, belatt met de bediening van sluizen en brui/gen." Deze ..ambtenaren" hebben onmenschelijk lange werktijden, nl. van 7 Mei tot 8 Augustus een diensttijd van 's morgens 4 uur tot 's avonds T/i uur, zonder een be paalde fchafttijd, alzoo 15M uur per dag. De overige tijd van 't jaar regelt zich deze dienst naar Zons op- en ondergang, jesp. 14, 12en 11 uren per dag. Wat betreft den nachtdienst, welke n maand achtereen plaats heeft, is zoo geregeld dat daarin van een vrije Zondag absoluut geen sprake is. Voor het oogenblik evenwel kan httvoor den lezer geen bepaald nut hebben en het zou te veel ruimte in beslag nemen, wan neer den diensttijd in alle détails werd opgesomd. Genoeg zij het te weten dat deze ambtenaren" voor een groot gedeelte van het jaar van alle huiselijke geneugten zijn uitgesloten. Zij hebben geen medezeggingschap over de opvoeding hunner kinderen; immers zij missen den tijd om zich met de opvoeding van kind of kinderen te kunnen bezig houden. Zelfs valt het feit te constateeren dat door dien elletdig langen en onpractisch ingedeelden werktijd, de kinderen een blik van hunnen vader gedurende dertien dagen moeten ontberen. Is dit niet treurig? Is dit in 't kort niet schandelijk? Waar nu in het Werklieden-Reglement wordt gesproken van een LO-urigen werkdag, begrijp ik niet, waarom deze menschen zoo'n langen dienst hebben. Dit kan toch niet zijn omdat zij ambtenaren" zijn? Is het dan niet te betreuren dat door de schifting van werk lieden" en ambtenaren" de eerste wel, de tweede niet in het Werklieden Reglement zijn opgenomen; de eerste een tamelijke,de tweede een beslist ongunstigen werktijd hebben. Ach, hoe gaarne zouden zij zich dien schoonklinkeoden titeljvan ambtenaar zien ontnemen en onder de werklieden" gerangschikt worden 11 Hopende dat dit schryven onder de oogen komt van hen die het wel meenen met de ambtenaren" en iets kunnen en willen doen ter verbetering en verlichting van dit zoo ? stiefmoederlyk bedeelde personeel. U geachte redactie myn dank voor de plaatsing. Hoogachtend, UEd. getrouwe lezer X. MtiimiiiiiuiiiHitiiiuiHiiimiiiMiiiufiiiMiiiiiiiiiuiiiiiimiiimmiimiiiiiii 3e Jaargang. 19 Augustus 1906. Red.: C. H. BBOEKKAMP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. Probleem No. 65 is goed opgelost door: K. C. de Jonge, A'dam ; N. Hijhof, Delft; K. Bouwes, N, Bouwes, D. Kikke, Edam ; J. Luteijn, Groede; W. van Daalen, J. Fortgens, Haarlem; W. Viju, Hoogwoud ; J. Meijer, Nijmegen. Partij No. 42. (Vervolg analyse). 7) Zeer goed!, waar de positie is verkregen, welke na de korte vleugelopening wordt ge vormd, indien wit het middenspel aanvangt met 46 41 enz. Zwart zal hierin beslist een minder gunstige stelling bekomen. .8) Uitmuntend ! Deze afruiling wordt bij de 7e analyse bedoeld. 9) Minder goed. Nu móest direct 37-31 en 42:31 volgen, waardoor wit een gunstige positie verkreeg, en aanstonds gereed stond om een attaque te richten op dien vleugel. 10) Als combinatie-zet niet onaardig. 11) Thans de kroonschyf op 42 gebracht, achten wij beter. 12) Van dit monaent, is het spel in alle varianten remise. Wij noemen deze partij een van die sieraden, waarin het waardige van het positie-spel scuitterend uitblikt. Behoudens enkele a/wij kingen, wordt hier leerzaam voorgesteld, hoe gespeeld moet worden, om het damspel tot zijn recht te brengen. PARTIE BOURQUIN. Onder dezen titel zullen wij af en toe par tijen aanbieden, waarin brillante combinaties zijn geconstrueerd. Het spreekt vanzelf dat in deze opgebouwde stellingen, de slagzet de hoofdrol speelt, en om deze te forrneeren, wel eens een minder goede voortzetting of beantwoording wordt aangegeven. Dit neemt echter niet weg, dat het vervaardigen van deze phantasie partyen een reuzenarbeid is geweest. Onderstaande partij is verschenen onder No. 7 van Bourquin. (Rechter vleugel). Wit Zwart. Wit Zwart. 1. 34 30 20 25 8. 39 34 18 22? 2.31 27 25:34 9.43 30 12 18 3.39:30 17 22 10 49 44 11 17 4.30 25 22:31 11.48 43? 8 12? 5. 37:26 15 20 12. 32 28 28 6. 41 37 10 15 13 36 31 16 21 7. 44 39 4 10? 14. 38 32 20 24 Stand na den 14e zet van zwart. 15.3127 22:81 21.3530 24:35 16.42 38 31:42 22.44 30 35:44 17.28 23 19:37 23. 38 32 37:28 18.2520 14:25 24.33:4 44:33 19.34 30 25:34 25.26:8 3:12 20. 39:19 13. 24 2:6. 4: 48!! Men ziet hier het problematieke gedeelte van. het damspel op de meest serieuse manier uit gewerkt, en leerzaam voorgesteld aan hen, die zich willen toeleggen op het vervaardigen van. problemen. NA.TIONALE CORRESP. WEDSTRIJD. De heeren L. J. Content en H. Simons, als deskundigen uitgenoodigd, om als jury op tetreden, waren zoo welwillend, geheel belan geloos deze moeitevol.e taak te aanvaarden, waarvoor onze welmeenende dank. Na veel studie en nauwkeurig onderzoek werd door hen beslist, dat in de hieronder volgende afgebroken partijen, ten hoogst kon behaald worden : *B te^en C l p C tefen B l p J tep-n B l p L tppn B l p D 2, E 2 Fl Gl Hl J l KI L l Ml NI D2 - El - F O - GL - Hl - J2 - Kl L l M O N i. ^ L » p n ^ u - E 2 , - F O - G l Hl - KI L l M O NI Cl D2 V: 1 -Tj i F 2 Hl J l . K l., -M0 NI.. tot. B 13 p tot. C 11 p tot. J 10 p tot. L 12 p Het hoogst aantal te behalen punten is 22. * De afgebroken partijen van B, geven 2 punten aan ieder ander deelnemer, volgens het reglement van 18 Sept. 1904. Van de overige afgebroken partijen wordt het door de jury vastgesteld aantal punten toegekend, krachtens de bepalingen, omschre ven in de rubriek van 3 Sept. 1905. De opgehouden deelnemers zijn : B. Ph. L. Battefeld, A'dam; C. H. A. J. de Grebber, A'dam ; J. H. Koperberg, A'dam ; L. A. J. van der Woude, A'dam. Deze heeren kunnen krachten het regle ment geen aanspraak maken op de uitge loofde prijzen. CORRESPONDENTIE-WEDSTRIJD. Tabel der gespeelde zetten van Zwart. P. W. Z. P. W. Z. No. 23. D K No. 27. E G 40-44 No. 33. F E No. 35. F K No. 36. F M No. 39. G F 46-5 No. 74. N D 4-10 No. 77. N K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl