Historisch Archief 1877-1940
No. 1521
DE A M S T E R D A M. M K R W E E K B L A D Y O O R NEDERLAND.
Toorby ia, begint een enkele hem wat nader
te bekijken, en weet er iets sympathiek» aan
ie vinden. Het ging Bilderdyk als Napoleon.
Het heroïeke vindt altijd bewonderaars. Zoo.
herinnerde men zich z'n weergaloze kennis,
z'n gaven, z'n :jjver. De buitengewone figuur
werd door de nevel der tijden 'n
knodsi dragende Herkules. Men bestudeerde hem, ont
raadselde hem, analyseerde hein. Hy werd
er . 'n zonderling door; een atavisine, "een
Keus der Eerste wereld. Een ander verhief
Lem tot 'n profeet, 'o man van de kracht
Gods, zelfbewust voortschrijdende, en de
dingen der wereld verttappende onder z'n
voet. Weer een ander oordeel brengt tans
de heer Postmus. Nostra rei agitur, ze^t de
.heer Postmus, en schaart hem onder de
Gereformeerden. Om we.'.ke reden? Men leze
z'n uitvoerig opstel, dat de feiten opspoort,
welke hem 't recht zallen geven tot z'n
annexatie-proces. Dat zich .by dit onderzoek
vele moeielikheden opdoen, 't is de heer
Postmus zelf, die het volmondig erkent. Hy'
bevindt, dat het levenwekkend beginsel"
in Bilderdijks versen en brieven, laug niet
overal klaar is na te speuren. Hy ziet maar
al te dikwels in de rumoerige en pralende
advokaat weerzinwekkende" bijmengsels. Hij
hoort bij 't verkondigen van Mr.- Bi i derdij ks
eigen roem, hy' maakt er zelfs verzen
op, de reine" geluiden maar al te vaak
verdoven onder 'u snorkend" gesnoef. De heer
Postmus weifelt, als hy Bilderdyk z'n jeugd
hoort afmaten als 't debuut van 'n wereld
wonder ; wellicht onderkent ook hy in de
gedurige herhaling de kiem van eigen twy'fel.
Nogmaals meesmuilt de heer Postmus, als hij
Bilderdyk zich zelf als de redder van 't Vader
land hoort pryzen, wanneer deze zich bij de
Overtoomse parade in 1787, door de hertog
van Brunswjjk laat toevoegen: tout cela n'est
du qu'a vous, Monsieur ! Niet minder hindert
het de heer Postmus, dat, door welke oorzaak
dan ook, het bij BilJerdyk thuis gestadig
hommeles i'. Bij Bilderdijks ballingschap
echter, krijgt de heer Postmus, na enige
minder belangryke gegevens, moed; hier
vindt hy het besliste punt, waar Bilderdijk
zich duidelili uitspreekt en voor zich 'n vaste
lichting ziet afgebakend. Het is bij de be
kende eedsweigeringop de on ver vreemdbare
Bechten van den Mensch en van den Burg r",
en op de trouw aan den Volke van Holland,
in welks boezem erkend wordt de eigenlijke
oppermacht te berusten". Bilderdük, die deze
erkentenis m verscheidene opzichten tegen
«jjn By zonder Godsdienstige en Juridische
begrippen" strydig vindt, krijgt van de
Bataafse Regeering haar oorlogsverklaring
thuis. Voor hem i i in de nieuwe samenleving
geen plaats. Hy moet er uit.
Dit nu is voor de heer Postmus de
Bilderdijk van tegen de Revolutie". De man
met de Prinselijke tradities": Die is met
God en Oranje". Bjj hein .wflfaU de, uitge
wekene de voortrekker' der
anu-re^olutiopairen. : . . j;'s ';';; g
Ook ziet de heer Postmus nu
brekenf-Bilderdyks trots. De dichter schrijft te Hambnrg z'n
Uitboezeming", waarin hy z'n zelfzucht
geBtraft, z'n eigenliefde vernederd voelt, en in
de geleden en te lyden grieven de wil en de
?wijsheid van God erkent. Waarom hij in
Zijne hand zich dies overgeeft by leven en
in sterven l"
Ongaarne eindigt de heer Postmus z'n
Inleiding" by de ballingschap. Hij troost
zich evenwel, dat de tijd van voorbereiding
voor de ganse Bilderdjjk, zoals hij die zou
wenben, hiermee niet achter de rug is. Ook
de jaren der ballingschap, vindt hy, zijn
eigenlik nog Bilderdijkse leerjaren. Z'n volle
kracht bereikt de dichter eeist in 18UG. Dan
eerst geeft hij allén z'n volk schier 'n
komplete letterkunde; dan eerst wordt hij ten
volle, niet in 't minst in z'n tien jaren"
(1817?1827), de geduchte strijder tegen den
geul der eeuw; de kamprecliter Godes".
Gaarne zou dan ook de heer Postmus, na
deze poging om Bilderdijks weinig opge
merkte ontwikkelingsgang" te tekenen,
Bilderdijk conterfeiten ten voeten uit; den
grooten eenzame, dien we liefhebben met
zoo groote liefde, ondanks alles, want bij hém
begint de herleving van land en volk ; den
wachter op Sions muren die in de kracht
zyn God niet afliet te roepen, toen schier
allen en alles hier den doodslaap der valsche
gerustheid sliep".
Soli Deo Gloria l"
***
Vele vragen zyn er gedaan. Deze o.a.:
Is het uit te maken, of Bilderdyk als 'n
zelfbewust anti-revolutionair van hier is ge
gaan, dan wel of hij in de eedsweigering 'n
welkome gelegenheid heeft gevonden, om
ffmillifon.
DE OMMEKEER
DOOR
J. S T E Y N E N.
Het was een avond zooals er vele waren
geweest in het leven van de lichtzinnige
Kiek Brugman; de lamp brandde als anders,
de straat was geluidloos als anders, de kamer
waar zij met den nieuwen bekende, Henk
Duikers, samenzat, had het aanzicht van alle
andere avonden; de pendule op den
schooreteenmantel schreef den gaanden tijd op het
gedweeëvlak van haar wy'zerplaat, ze deed
dit traag maar gewis als anders, niets was
er wat aanduidde, dat deze avond zeer ver
schillend van alle voorbijgegane a/onden
ging zijn, en toch zou dit zoo wezen, want
boven haar aandachtlooze hoofd werd een
wonderlijk gebeuren voorbereid: de groote
ommekeer in haar leven.
Ze zitten satnen, en spreken over onbe
duidende dingen, maar allengs in hun hoofden
gaat verbazing komen. Hoe vreemd, hoe on
gewoon zaten zij tegenover elkander. Dit was
de stille verbazing van hun beider gedachten.
Henk, een jonge schilder, man van avon
tuurtjes als velen, had haar den vorigen
avond voor het eerst ontmoet; hij liep in
een drukke straat vlak achter haar en had
Laar, aangetrokken door haar mondaine
maniertjes, toegesproken; ze hadden samen
wat geloopen, een uur wel en ze hadden
het plan gemaakt, den avond daarop elkaar
weer te ontmoeten; dit alles was heel gewoon.
Maar niet gewoon was de indruk, dien zij op
Henk gemaakt had; bij het eerste zien reeds
begreep hy, dat zy geen vrouw als die anderen
met goed fatsoen uit z'n onmiddellike om
geving weg te komen?
Is net mogelik, uit de vele en elkaar
tegenstry'dige geschriften van deze duistre
man een bepaalde gedragslijn te voorschyn
te brengen, of staat men tengevolge van
verwarringen en misleidingen telkens aan
misgrepen bloot?
Ligt het enkel aan Bilderdijks onvastheid
en zijn even grillige werkwijze, om zich
eerst later rekenschap te geven van wat hy'
by onmiddeliike inspraak als geraden en
noodig oordeelde, of is hij uit berekening de
advokaat van eigen praktijken, om in 'n
lange ry van zelf bekentenissen de twijfel
achtige waarde 'te leggen van 'n doorlopende
correctief?
Staat niet 't grootste deel van wat hij
dacht en schiep, in 't nevelbeeld van 't
orakel, dat hy voor zich zelf verklaarbaar,
en voor de buitenwacht geloofwaardig zocht
te maken ?
Vertoont de eeuwig vloeiende beek van
z'n epistel-litteratuur iets anders dan het
dor tochten gerimpeld beeld zijner zelfbe
spiegeling; en wordt hij niet voor ons de
pseudo-Narcissus wiens omtreklijnen zich
vaag vervloeien onder de grillige werking
van z'n willekeurige fantasie?
Zy, die dieper doordrongen, en door de
schors van z'u weten- en kunstenaarsschap
peilden in 't hart van de mens, meenden in
hem te zien een man met een alles-verterende
eigenliefde, die elk ogenblik behotf>e aan
voeding gevoelde, en die, daardoor
afhankelik van de buitenwereld geworden, by 't
zoeken van die wereld zich telkens aan baar
verschynselen stiet en daardoor m z'n
persoonlikheid voelde gekwetst. Dan za^
degeschiedschryver by Bilderdijk gebeuren, wat
hij bij ieder sterveling 't verloop zag wor
den, bij wie het evenwicht tussen het on
verzwakte zelfgevpel en de waaidering die
ze van buiten ondervindt, worut verslojid.
Ook bij htm zon zich de gekrenkte eigen
liefde wreken in 'n hovaardig vertoon, dat
z'n toevlucht zoekt in 'c minachtend afstoten
van de maatschappij, aan wie ze als hoofd
schuldige haar eigen vernederd zelfgevoel
wy't. Bn deze wijze van vergelding zou dan
by hem, door de onnatuur van haar oor
sprong, al te dikwels zijn omgeslagen ineen
grenzeloze uitge atenheid.
Is de/.e opvatting juist, en er is geen
reden ze voorshands door een ander te ver
vangen, dan zullen wij wél doen, de oor
zaken van Bilderdyks eigenaardigheden te
zoeken in 's dichters oorspronkelike natuur
en in z'n afgezonderde jeugd. Door en door
patriarchaal van aard, die hem 'n leven deed
liefhebben in oud-vaderlike trant, met ver
stokt ouderwe:se gewoonten en schier
oultestamentiese zeden, kon hij zich het monar
chaal régime niet anders denken dan vereen
zelvigd met het strengste huisvaderlik stelsel,
en kon hy de hem omringende cultuur niet
anders aanzien dan tnet 'n nuchter wan
trouwen tegen alles wat buiten de gegrond
veste traditie ging. Dezelfde nuchterheid
was het ook, die hem, de autodidakt,
als by instinkt deed inzien, dat
redenerenveelal niets meer is dan 'n inwisseling
van woorden, en wetenschappelik werken
niet meer dan 'n bestendige verplaatsing
van feiten en groepen. En wat voor hem
het ergste was, juist rijpte met z'n
leeftyd tegelijk de eeuw, waarin slechts plaats
was voor het enig gezag der zegevierende
Rede", en de door hem als nieuwbakken
veroordeelde ,,Menschenrechten" het hof van
appèl voor alle brandende ttrijdvragen zou
zijn. Zo gebeurde het, dat er voor Bi derdij t
een tijd kwam om van te gruwen". Zo
kwam het, dat, wanneer bij z'n inond opende,
men noch z'n taal noch z'n toorn zou ver
staan. Wat baatte het, dat hij, die de vreem
deling was in z'u eeuw, zich zelf luid horen
deed, en de eeuw hsar onrecht aanwreef?
Wat gaf het, dat hij juichte, toen Kant 't
gezag der theoriserende Rede verwierp, daar
hij moest schimpen toen de Koningsberger zich
op de categoriese imperatief beriep, voor
de uitwerking van 't een als 't ander kwam
hij te laat. Eerst op z'n gevorderde jaren
zou hij zich zelf terugvinden in de opko
mende reactie geest, en eenmaal nog zou het
morgenlicht hem tegengloren in 't Christelik
Réveil, als Da Costa met de bliksem van z'n
Bezwaren" de strijd tegen de eeu v aanbin U,
en het oppervlakkig rationalisme van z'n
dagen 't aanvankelik program eener kerkelike
actie TOOT de voeten werpt. Dan neemt hij
de gelegenheid te baat, zich te verklaren, en
laat niet rja, in z'n Toelichting tot de
Bezwaren" z'n tegenzin" m de geest van z'n
tijd nader te omschrijven.
J. KOOI'MAXS.
(Slot volgt).
HHMHMM!tlllnttlMI1tltllltlllHlltmlllmMlllltlllMlltll(IHII
was. Na het afscheid nemen was hij naar
zijn atelier gegaan, had niet kunnen lezen,
toen had hij gepoogd wat te teekenen; niets
vlotte, toen was hij naar bed gegaan, hij had
echter dien gansenen nacht niet geslapen;
ook dézen dag was hij zeer onrustig geweest,
hij had niet kunnen schilderen, was de straat
opgeloopen, hunkerend naar het uur waarop
hij haar dien avond ontmoeten zou, en toch
ook aarzelend, bang haar fe zien, als was er
iets noodlottigs in hun samenkomen. Hij her
kende zichzelf nauwelijks uit dit aUes; wat
hem nog nooit gebeurd was bij een vrouw,
zijn geest was geobsedeerd van haar. Weife
lend was hij eindelijk naar de plaats van de
samenkomst gegaan, had wat met haar ge
loopen, een paar koffiehuizen bezocht, en ze
hadden niet noemenswaard gesproken samen
al dien tijd ; het was of hij niet durfde pra
ten, hij, die anders heel vrijmoedig was;
bijna onafgebroken zwijgend had hij haar in
de café's zitten aankijken en de enkele kee;en
dat hij tot haar gesproken had, was zijn
toon zeer onvriendelijk geweest, grauwend
bijna. Zij was ook gaandeweg minder spraak
zaam geworden ; zijn ruwe doen was haar,
die aan beleefde mens-chen gewend was,
heel vreemd, antipathiek om het vreemde,
en toch ook aantrekkelijk; ze zou niet kunnen
zeggen waarom, maar ze voelde dit zoo. Als
ze een paar koffiehuizen bezocht hadden,
waren ze naar haar huis gegaan in een stille
buitenwijk, en nu zaten ze daar heel vreemd
tegenover elkander; hier nog schuwer dan
daareven, en uit angst waren ze maar weer
wat gaan praten, zooals kinderen dit doen
wanneer ze bang zijn.
Zfi schelt. Als het meisje binnenkomt,
vraagt zy' aan Henk wat hij zal drinken; hij
weigert. Toch laat ze de meid een flesch
wyn, de whisky en wat sodawater geven.
By' zijn blyvend weigeren doet ze kiibbig.
schenkt zichzelf een whisky-soda in. Dan
Tuinsteden, door J. BRUINWOLD RIEDEL.
Utrecht, J. van Beekhoven.
Evenmin als Soothport en
Eastbourne in Engeland, als de steden aan
de Riviera in Frankrijk, als Wiesbaden
en Gode=berg in Duitschland, evenmin
zijn plaatsen als Baarn, Hilversum,
Bussum, Bloemendaal, Zeist en Doorn
tuinsteden, omdat de villa's aldaar
meerendeels bevolkt worden door per
sonen, die er hun ledigen tyd door
brengen, die er niet werken, terwijl de
tuinsteden plaatsen zyn, bestemd voor
den arbeid, maar voor den arbeid te
midden van zooveel schoonheid en
geluk, als maar door menschenhand
in verband met de beschikbare mid
delen kan worden aangebracht.
Welnu, pogingen om dergelijke
woonplaatsen van geluk en schoonheid
te stichten, bepaaldelijk met het oog
op de veelal iii ongunstige omstan
digheden levende arbeiders, zijn
velerwege beproefd." ( Tuinsteden pag. 8).
Het was een goede gedachte van den heer
Bruinwold Riedel door zijn boek de
tuinstadbeweging wat meer bekend te maken in ons
land. Het onderwerp toch waarom het hier
gaat vormt zeker wel een der belangrijkste
van de vele belangrijke vragen, die de mo
derne samenleving bezig houden. Zoolang
we het gezamentlijk nog niet gebracht heb
ben tot den gelukkigen eenvoud van Diogenes
met zyn tonne-woning, mj van
behangersrekeningen, huisbaas questies en personeele
belasting, zoolang is het woning vraagstuk
er een van doorloopend belang voor elk
onzer, vanaf het gewichtig oogenblik waarop
we b<m grc mal g>éde beknopte maar com
fortabele huizinge van den moederschoot
verlaten, tot het nie: minder gewichtig tijd
stip, waarop we eveneens zonder veel mede
zeggenschap ons neervlijen in een ook al
weer zeer bescheiden door enkele planken
begrensde woonruimte Wat voor elk onzer
in den vorm van huizinge ligt tusschen die
tffee bescheiden uitersten kan van zeer veel
bidang zijn van ons onde-rtnaansche leven.
Dat we in dit opzicht wel bijna overal maar
vooral in de groote steden de wrange vruch
ten plukken van zelfzuchtige grondspeculatie,
bouw-anarchie en dergelijke droevige uitwas
sen eener individualistische
be.-chavingsimitatie, de wanstaltige nieuwe buurten"
en oude krotten grijnzen ons overal aaa om
ons er aan te herinneren.
Men is begonnen te begrijpen, dat het zoo
niet langer gaan kan. Wat moet het nage
slacht in 's hemelsnaam van ons denken met
zoo'n kcmijnenhokken bcuwery, als ware er
g en ruimte genoeg op de^en aardbol om
met ons allen fatsoenlijk te wonen, voldoende
voordien van lucht en licht?
Gelukkig heeft onze smakelooze
maar-raakbouwerij der laatste 25 jarea n goede eigen
schap! Het zoodje is goddank erg slecht
gebouwd Verbeeld u de wanh >op onzer
nakomelingen als de Pijp" bij ongeluk eens
soliede gebouwd was ! Nu gaat die rommel
tenminste al in afzienbaren tijd tegen den
grond om plaats te maken willen we hopen
voor iets beters.
Want het kin bjfer. Wie daaraan twijfelen
mocht haaste zich het boek van den heer J.
B. Kiedel te lezen en zoo mogelijk uit eigen
aanschouwing met de daarin besproken
tuiustelen kennis te maken.
Te Hitchin-Letehwoith (een uur sporens
van Londen) is een tuin stad voor oü.OOO
inwoners in aanleg, en hier wordt reeds hard
gewerkt om het zorgvuldig voorbereide
denkbeeld te verst ll'elijken. En voor het
Noorden van Londen ij ean plan in voorbe
reiding tot stichting van een tuin voorstad,
door ondergrondschen electrischen spoorweg
met het hartje van Londen te verbinden.
Maar er bestaan ook al volledige tuinsteden.
Er zijn eenige groot industrieëlen geweeit
wier blik genoegzaam verreikend was om
hem een deel hunner zoete winsle te doen
afstaan om bij huune fabrieken gezonde en
aangeiiaamgelegen woningen te bouwen voor
hun personeel. Zoo b.v. de zeep-tuin stad
Port Sunlight bij Li verpool en Cadbuiy's
cacao stadje Bourneville bij Birmiugham. En
deie industrieelen blijken bij hun vrijgevig
heid nog zij gesponnen te hebben in ver
hoogde gezondheid, meerdere arbeidskacht,
grootere ontwikkeling, toegenomen belang
stelling van hunne werkers.
Dit is etn groot lichtpunt in de
tuinstadbeweging.
Immers waar de krenterige geldbelegger
wel in den regel meer voor hooge rente dan
voor sociale belangen zal blijven voelen, zal
hij ter geldbelegging opeengehoopte
woorihokken blijven bouwen zoolang de menschen
wil ze weer wat gaan praten, gewoon luchtig
praten over dingen van den dag, maar wan
neer ze hem aanziet, zwijgt ze, voelt ineens
haar wil tot spreken als een dwaasheid.
Zoo blij ven ze gei uimen tijd zitten, en zwijgen;
de stilte groeit en groeit; ze is zeer
bedenimend. Hun lichamen zijn roerloos in hun
stoelen, geen lach is aan hun moeden, hun
oogen zien niet eens naar elkander, maar in
hun hoofden is iets heel wonderlijks gaande;
wat het i-i, weten zij niet, maar hun gedachten
zijn ongedurig, ze kunnen ze niet meer
rangschikken. Die vreemde ontroering is
niet geheel dezelfde bij hen beiden, maar
zoo dwaas lijkt aan ieder zijn eigeue, dat
ze daar saaien als verslagenen zijn.
In Kiek groeit en groeit een wonderlijk
verlangen: ze wil meer van dien jongen weten,
hoe zijn leven is, hoe hij denkt, over veel,
over zijn eigen bestaan, over het hare, over
alle men--chen; hij was gevoelig van aard,
had een stillen weemoed in zijn oogen; die
brute wijze van spreken, dat nerveuze sar
casme was als een kleed, dat hij aandeed en
arlegde. Ze zou niet kunnen zeggen, hoe dit
zoo gebeurd was, maar dit alles stond nu
bergvast in haar bewustheid. In zichzelve
gaat zij de grootste tegenstellingen bemerken;
waarom was zij, die toch anders zoo prikkel
baar was, zoo weinig boos geweest bij zijn
grove doen van daareven, van bijkans den
geheelen avond? Nog nooit had zij in zulk
een sombere stemming in een cafégezeten,
en nu, nu zij er aan terugdenkt, lijkt het in
haar herinnering heel niet iets onaangenaams,
maar doet het eerder aan als was er een
zeker geluk nog aan geweest. Wat was dit
dan toch wel, dat hen beiden elkanders lui
men deed dragen, als ware nog aan hun
bodsheid iets van aantrekkelijkheid ? Zij wist
heel stellig, dat ze nog nooit by iemand, wien
dan ook, in zich die hevige begeerte tot
dieper begrijpen gevoeld had. Groote weemoed
noodgedwongen al blij zijn tenminste een
onderdak te kunnen kry'gen.
Maar de steeds in aantal toenemende
grootbedrijven kunnen zooals gebleken is veilig
een deel van hun kapitaal lager rentegevend
beleggen in goede woonparken voor hunne
werkers, als daaruit dan beha'.ve een bevre
digend sociaal gevoel ook nog verhoogde
bedrijfsbloei voorkomt.
Eu de aldus ontstaande betere
woongelegenheden zullen beter dan eenige mondelinge
of schriftelijke propagande de oogen van de
menigte openen en toonen hoe hit zijn kon,
en hoe het is. Dan zal geleidelijk wellicht de
huisjesmelker genood'.aakt zijn betere waar
te geven voor zijn geld, als hij zijn krotten
niet meer zoo grif verhuren kan aan menschen,
die meenen dat het n u een rnaal niet anders kan.
Het is te hopen dat het boek vanden haer
Riedel wijd en zijd in ons land gelezen zal
worden en de nog zwakke beweging naar
redelijker en gezonder huisvesting voor de
menigte er vele nieuwe aanhangers door
winnen zal. De schrijver geeft vele wetens
waardige bizonderheden,ofschoon eenige zij n er
cijfers mij niet geheel betrouwbaar lijken.
ZDO vind ik in de tabel betreffende
PortSunlight aen ongehuwden mebelaarsbaas die
? 42 50 per week verdient en ? 3.10 aan huur
en belasting betaalt, terwijl een onlerwijzer
met vrouw en 2 kinderen ? 13.50 verdient
en ? 8.7U huur en belasting betaalt. Moet die
arme drommel dan eten van de kruimkens
des rijken mets.laars?
Aan de lezenswairdigheid van het boek
doet de al of niet nauwkeurigheid der cijfers
echter niet veel af.
Londen, 1G/G'03. CIIR. J. SCHUYER.
c>'na&sonb&n
Beweren en,,, toewijzen,
De heer Van Elring schreef 5 Aug.:
Van Nouhuys ontkende noch in 1902
in Dt Gids Vondels bestaan als drama
dichter op ondubbelzinnige wijze." (Ik
spatieer, v. N.) Daarop li^t hij volgen:
anderhalf jaar later draaide hij om als een
blad op een boom."
Ik vroeg hiervoor het bewijs, meenend
dat de heer Van Elring bij rijper beraad de
absurditeit van zijn eerste bewering wel zou
inzien, waardoor de tweede, die van literaire
draaierij, vanzelf zmi vervallen. Hij had met
de erkentenis zich een eervollen aftocht
kunnen verzekeren.
Hij heeft dat niet gewild.
Welnu, met zijn t iveede schrijven heeft hij
n bewijs geleverd. Niet het bewijs voor 't
absurde dat was natuurlijk onmogelijk.
Maar een ander dat voor my voldoende is
om voorgoed het debat met hem te staken.
Den Haag, 12 Aug. 1900. W.G.v.NoutiuYS.
Inhoud van Tijdschriften.
De N'tuwe (lid*, afl. XI: De vrijdenker, door
Pieter van der Meer. Een ongeluk, door J.
de Meester. Van de zelf kant der samenle
ving, door G. van Hulzen. Verzen, door dr.
P. H. van Moerkerken Jr. Literaire kroniek,
door W. K loos.
Den Gulden \Mnckrl, No. 8: De Kleine
Johannes, van Frederik van Eeden, diordr.
J. B. Schepers. Schrikbewind en
Schrikkeiyken, door F Smit Kleine (met portret).
Een kijkje in het Bestelhuis van den
Nederlandschen Bjekhanlel, door D. Sjiit (met 3
illustratiën en portret), Boeken over Rus
land. I, door Car. Nuvs. Keur, door Parvas.
Winckelkout. Ingekomen tijdschriften.
Leestafel.
Tomkumt, No. 32 : Een (althans voorloopig)
slotwoord over moderne muziek, door S. Brons.
Uit den goeden, ouden tijd. Mutter Br
nnhilde, door A. B. Jr. Onuitgegeven werken
van I5rahms. Kobert Schmnann's Droom
beeld. Brahm's Hoorntrio, Op. 4'1. Ge
dicteerde brief van Beethoven. Ausgabe
Kahnt. Beitiiige /urn Studium der
ClavierEtu len von J. B..Cramer verfasst von Theodor
Muller Reuter. Varia. Berichten en
Mededeelingen.
Modirne Kunstwerken, afl. 6.
Ju i ff- n Haar J, No. 33 : Om Marijn's Hoeve.
Kit-kjes van het platte land, door De
Meerulaer. II. Nederland voor honderd jaren,
door generaal Wüppermann, met kaartje en
af b. VIII. Eene kers preek zonder letter
R", door D. A. Brinkerink. Drie dagen in
d< wildernis, door G. L. La Bastide, met af b.
naar foto's van den heer Van Bemmel, chef
der lirma Charls & Co. te Bandoeng, slot.
Willem Stu npff, 80 jaar, met portretten en
af b. Feuilleton.
(Zie vervolg pag. 10.)
is aan haar wezen, sedert ze hem kent, sinds
gisteravond, toen zij voor de eerste maal met
hem sprak; ook voelt ze onrust, wat angst,
boosheid op haarzelve, belangstelling in hem
en ook de meening, dat het maar beter was zich
ervan af te maken, en ook een halfoewust wor
denden tegenzin in haar eigen leven, dien zij
voordien nooit gekend heeft, maar die als had
geslapen in haar ziel, en nu door zijn, vreemde
stem was wakkergeroepen; ook gevoelt ze
vreugde on ook wel zachten weemoed, en ze zou
maar willen weten: waarom dit alles? Zoo
denkt en denkt ze, poogt te vinden wat het
zijn mag, maar het gelukt haar niet; als een
rusteloos water, zoo deinen haar gedacaten.
Haar ziel is als een groeiend kind in haar;
ze gevoelt hoe deze nu eerst leven gaat.
Al wat er gedurende de vele voorbije jaren
in haar geschied was, maar nauwelijks be
merkt, en, zoo ook al gezien door haar tot
nu toe zoo ernstlooze kijken, dan toch niet
in ganschen omvang, alles wat er geweest
was in de vergane dagen en de nachten van
haar leven, komt nu ineens voor het eerst
als iets bedroevends in haar denken, iets on
herstelbaar leelijks, waar ze een schreiend
berouw om voelt; gelijk een vreemde bloem
is daar een wondere drang in haar ziel ont
loken, en ze zou niet kunnen weerstaan aan
deze: den mallen en toch wijzen jongen het
verhaal van haar leven te doen. Steeds had
ze dit in haar lichtzinnig denken als een
dwaze gevoeligheid beschouwd, het heel ver
weg als achter in haar hoofd verstoken, om
dat ze het niet weten, niet kennen wilde;
niet dat die gedachte haar leed gedaan had
in haar tot nog toe ernstloos leven, maar
ze vond dit alles nutteloos en sentimenteel,
maar nu, dezen avond zou ze aan dien
vreemden jongen het gansche verhaal wel
willen doen.
Zoo mijmert ze, terwy'l de dingen om haar
henenwyken, het gebeurende in haar hoofd
VOOR DAMES.
Me?ronw Koopians?De Wet
Het bericht uit Zuid-Afrika van de ziekte
en het overlijden van de koningin der
ZuidAfrikaansche vrouwen" zooals ze wel genoemd
werd, heeft ineens de trouwens nooit in my'
gestorven herinneringen doen herleven aan
een van de merkwaardigste vrouwen dieik ooit
ontmoet heb, een vrouw die door hjar in
tellect en haar geestkracht een eenigöpositie
innam in Zuid-Afrika, en die bovendien voor
een Nederlander een van de treffendste voor
beelden was van het Nederlandsche element
dat ook in Kaapstad den ondergrond vormt
van hetgeen de Engelschen daar hebben op
gebouwd.
Wanneer men uit de Adderley street te
Kaapstad, met zijn hooge moderne winkel
gebouwen, zijn electrische trams, zijn typische
drukte van een nieuw land", afslaat in de
Strandstraat, dan komt men zoo -was
het ten minste in 1899 en 1900 voor een
oud-Hollandsch huis, met breeden vierkanten
gevel, groote ramen met kleine ruiten, met
een breede deur in het midJen en een
ouderwetsche stoep; een huis dat herinnert
aan Holland, en toch niet geheel
oud-Hollandsch is; een huis zooals er nog ver
scheidene in Kaapstad zijn overgebleven.
De meesten zijn door den algemeenen uit
tocht der gegoe len naar de gezon ie voor
steden, veranderd in ongezellige, vaak vuile
boardinghouS''s; maar dit huis in de
Sirandstraat is nog geheel wat het oorspronkelijk
was: de woning van een deftige Afrikainsche
familie.
Heeft men dan het voorrecht die voordeur
binnen te gaan en komt men door den
breeden gang met enkele koperen ornamenten
in het donkere salon, waar Hollandsche
schilderijen aan de muren hangen en waar
de mooie stevige meubels herinneren aan
Oud-Hollandsche degelijkheid, d-in voelt men
zich in eens ver, ver w-g van al dat nieuwe
van het moderne Kaapstad, met zijn
goedkoope quasi mooiheid.
Te midden van een woelige omgeving van
business drukte en van gejaagd zakenleven,
die iedere gedachte aan rust nog
onmeedoogender verdringt dan ergens in de oude
wereld het geval is, vindt men dan plot
seling een plek van rust, die juist diar zoo
weldadig aandoet omdat ze spreekt van oude
dagen.
Dat was het liuis van mevrouw Koopmans
De Wet, en daar was jarenlang het centrum
van het intellect der Afrikaandjra, als 't ware
een politiek salon.
Wanneer het parlement, bijeen wa«, kon
men daar de leden vin den Afrikaander
Bond vinden. Ea geregeld kwamen daar de
40 centt per r e g » 1.
Hoofddepêt te AMSTERDAM: Kalverstraat
K. F. DEUSCHLE-BENGER.
Echt Victoriawate
OBERL.AHNSTEI*
cht Victoriawate,
OBEHLAHN&TEIN.
BOUWT te NUNSPEET
./d. VELUWE.
Inlicht. b,'d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
als iets tastbaars, het eenige wezenlijke,
waardevolle is. Ineens verschrikt ze vaneen
gaand geluid in haar nabijheid, ze luistert
scherp toe, en bemerkt dan dat het zyn
stem is. Hij spreekt halfluid, zonder haar
aan te zien. doet als ware hij geheel alleen
in het vertrek. Wat hij ze^t, verstaat ze
nauwelijks, de zin der woorden dringt niet
door tot haar begrip, zoozeer is ze in eigen
herinnering verzonken, maar de sprekende
stem is als een zoele wind, die oui haar
hoofd waait, en een vredige koelte laat; alles
wat er gebeurd is dien avond en nog gebeurt,
lijkt haar iets heel bizonders. Allengs gaat
ze zijn woorden begrijpen, en eindelijk roepen
die gansch haar aan lacht wakker.
Hij spreekt van zijn laven, zijn hevig ver
langen een goed kunstenaar te worden, en
daarneven zijn steeds weer opkomende be
geerte naar een leeg, zielloos genoegen met
vrouwen en drinken; hoe hij het goede wil,
en steeds het kwade duet, hoe hij eik ver
loren uur voor zijn werk betreurt als een
diefstal, en toch 8jms heele weken.achtereen
uitgaat, wel maanden gekend heeft zonder
n dag arbeid, hoe hij gepoogd heeft, het
evenwicht te vinden, en nu gelooft, dat het
hierin niet vindbaar is; óf het eene df het
andere, meent hij, is denkbaar in een leren
als het zijne. Alleen zoo hij een vrouw naast
zich had, die hem begreep, niet eene, die
voor een wijle slechts bevrediging voor zijn
vreugdbegeerte was, maar een vrouw, die
van hem hield met een zoete moederlijke
liefde, zijn minnares en zijn leidster tevens,
dan zou hij in evenwichtige levenskalmte
wel de durende kracht erlangen tot arbeid,
arbeid, dat was geluk.
(Slot volgt).