De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 19 augustus pagina 3

19 augustus 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1521 DE A M S T E R D A M. M K R W E E K B L A D Y O O R NEDERLAND. Toorby ia, begint een enkele hem wat nader te bekijken, en weet er iets sympathiek» aan ie vinden. Het ging Bilderdyk als Napoleon. Het heroïeke vindt altijd bewonderaars. Zoo. herinnerde men zich z'n weergaloze kennis, z'n gaven, z'n :jjver. De buitengewone figuur werd door de nevel der tijden 'n knodsi dragende Herkules. Men bestudeerde hem, ont raadselde hem, analyseerde hein. Hy werd er . 'n zonderling door; een atavisine, "een Keus der Eerste wereld. Een ander verhief Lem tot 'n profeet, 'o man van de kracht Gods, zelfbewust voortschrijdende, en de dingen der wereld verttappende onder z'n voet. Weer een ander oordeel brengt tans de heer Postmus. Nostra rei agitur, ze^t de .heer Postmus, en schaart hem onder de Gereformeerden. Om we.'.ke reden? Men leze z'n uitvoerig opstel, dat de feiten opspoort, welke hem 't recht zallen geven tot z'n annexatie-proces. Dat zich .by dit onderzoek vele moeielikheden opdoen, 't is de heer Postmus zelf, die het volmondig erkent. Hy' bevindt, dat het levenwekkend beginsel" in Bilderdijks versen en brieven, laug niet overal klaar is na te speuren. Hy ziet maar al te dikwels in de rumoerige en pralende advokaat weerzinwekkende" bijmengsels. Hij hoort bij 't verkondigen van Mr.- Bi i derdij ks eigen roem, hy' maakt er zelfs verzen op, de reine" geluiden maar al te vaak verdoven onder 'u snorkend" gesnoef. De heer Postmus weifelt, als hy Bilderdyk z'n jeugd hoort afmaten als 't debuut van 'n wereld wonder ; wellicht onderkent ook hy in de gedurige herhaling de kiem van eigen twy'fel. Nogmaals meesmuilt de heer Postmus, als hij Bilderdyk zich zelf als de redder van 't Vader land hoort pryzen, wanneer deze zich bij de Overtoomse parade in 1787, door de hertog van Brunswjjk laat toevoegen: tout cela n'est du qu'a vous, Monsieur ! Niet minder hindert het de heer Postmus, dat, door welke oorzaak dan ook, het bij BilJerdyk thuis gestadig hommeles i'. Bij Bilderdijks ballingschap echter, krijgt de heer Postmus, na enige minder belangryke gegevens, moed; hier vindt hy het besliste punt, waar Bilderdijk zich duidelili uitspreekt en voor zich 'n vaste lichting ziet afgebakend. Het is bij de be kende eedsweigeringop de on ver vreemdbare Bechten van den Mensch en van den Burg r", en op de trouw aan den Volke van Holland, in welks boezem erkend wordt de eigenlijke oppermacht te berusten". Bilderdük, die deze erkentenis m verscheidene opzichten tegen «jjn By zonder Godsdienstige en Juridische begrippen" strydig vindt, krijgt van de Bataafse Regeering haar oorlogsverklaring thuis. Voor hem i i in de nieuwe samenleving geen plaats. Hy moet er uit. Dit nu is voor de heer Postmus de Bilderdijk van tegen de Revolutie". De man met de Prinselijke tradities": Die is met God en Oranje". Bjj hein .wflfaU de, uitge wekene de voortrekker' der anu-re^olutiopairen. : . . j;'s ';';; g Ook ziet de heer Postmus nu brekenf-Bilderdyks trots. De dichter schrijft te Hambnrg z'n Uitboezeming", waarin hy z'n zelfzucht geBtraft, z'n eigenliefde vernederd voelt, en in de geleden en te lyden grieven de wil en de ?wijsheid van God erkent. Waarom hij in Zijne hand zich dies overgeeft by leven en in sterven l" Ongaarne eindigt de heer Postmus z'n Inleiding" by de ballingschap. Hij troost zich evenwel, dat de tijd van voorbereiding voor de ganse Bilderdjjk, zoals hij die zou wenben, hiermee niet achter de rug is. Ook de jaren der ballingschap, vindt hy, zijn eigenlik nog Bilderdijkse leerjaren. Z'n volle kracht bereikt de dichter eeist in 18UG. Dan eerst geeft hij allén z'n volk schier 'n komplete letterkunde; dan eerst wordt hij ten volle, niet in 't minst in z'n tien jaren" (1817?1827), de geduchte strijder tegen den geul der eeuw; de kamprecliter Godes". Gaarne zou dan ook de heer Postmus, na deze poging om Bilderdijks weinig opge merkte ontwikkelingsgang" te tekenen, Bilderdijk conterfeiten ten voeten uit; den grooten eenzame, dien we liefhebben met zoo groote liefde, ondanks alles, want bij hém begint de herleving van land en volk ; den wachter op Sions muren die in de kracht zyn God niet afliet te roepen, toen schier allen en alles hier den doodslaap der valsche gerustheid sliep". Soli Deo Gloria l" *** Vele vragen zyn er gedaan. Deze o.a.: Is het uit te maken, of Bilderdyk als 'n zelfbewust anti-revolutionair van hier is ge gaan, dan wel of hij in de eedsweigering 'n welkome gelegenheid heeft gevonden, om ffmillifon. DE OMMEKEER DOOR J. S T E Y N E N. Het was een avond zooals er vele waren geweest in het leven van de lichtzinnige Kiek Brugman; de lamp brandde als anders, de straat was geluidloos als anders, de kamer waar zij met den nieuwen bekende, Henk Duikers, samenzat, had het aanzicht van alle andere avonden; de pendule op den schooreteenmantel schreef den gaanden tijd op het gedweeëvlak van haar wy'zerplaat, ze deed dit traag maar gewis als anders, niets was er wat aanduidde, dat deze avond zeer ver schillend van alle voorbijgegane a/onden ging zijn, en toch zou dit zoo wezen, want boven haar aandachtlooze hoofd werd een wonderlijk gebeuren voorbereid: de groote ommekeer in haar leven. Ze zitten satnen, en spreken over onbe duidende dingen, maar allengs in hun hoofden gaat verbazing komen. Hoe vreemd, hoe on gewoon zaten zij tegenover elkander. Dit was de stille verbazing van hun beider gedachten. Henk, een jonge schilder, man van avon tuurtjes als velen, had haar den vorigen avond voor het eerst ontmoet; hij liep in een drukke straat vlak achter haar en had Laar, aangetrokken door haar mondaine maniertjes, toegesproken; ze hadden samen wat geloopen, een uur wel en ze hadden het plan gemaakt, den avond daarop elkaar weer te ontmoeten; dit alles was heel gewoon. Maar niet gewoon was de indruk, dien zij op Henk gemaakt had; bij het eerste zien reeds begreep hy, dat zy geen vrouw als die anderen met goed fatsoen uit z'n onmiddellike om geving weg te komen? Is net mogelik, uit de vele en elkaar tegenstry'dige geschriften van deze duistre man een bepaalde gedragslijn te voorschyn te brengen, of staat men tengevolge van verwarringen en misleidingen telkens aan misgrepen bloot? Ligt het enkel aan Bilderdijks onvastheid en zijn even grillige werkwijze, om zich eerst later rekenschap te geven van wat hy' by onmiddeliike inspraak als geraden en noodig oordeelde, of is hij uit berekening de advokaat van eigen praktijken, om in 'n lange ry van zelf bekentenissen de twijfel achtige waarde 'te leggen van 'n doorlopende correctief? Staat niet 't grootste deel van wat hij dacht en schiep, in 't nevelbeeld van 't orakel, dat hy voor zich zelf verklaarbaar, en voor de buitenwacht geloofwaardig zocht te maken ? Vertoont de eeuwig vloeiende beek van z'n epistel-litteratuur iets anders dan het dor tochten gerimpeld beeld zijner zelfbe spiegeling; en wordt hij niet voor ons de pseudo-Narcissus wiens omtreklijnen zich vaag vervloeien onder de grillige werking van z'n willekeurige fantasie? Zy, die dieper doordrongen, en door de schors van z'u weten- en kunstenaarsschap peilden in 't hart van de mens, meenden in hem te zien een man met een alles-verterende eigenliefde, die elk ogenblik behotf>e aan voeding gevoelde, en die, daardoor afhankelik van de buitenwereld geworden, by 't zoeken van die wereld zich telkens aan baar verschynselen stiet en daardoor m z'n persoonlikheid voelde gekwetst. Dan za^ degeschiedschryver by Bilderdijk gebeuren, wat hij bij ieder sterveling 't verloop zag wor den, bij wie het evenwicht tussen het on verzwakte zelfgevpel en de waaidering die ze van buiten ondervindt, worut verslojid. Ook bij htm zon zich de gekrenkte eigen liefde wreken in 'n hovaardig vertoon, dat z'n toevlucht zoekt in 'c minachtend afstoten van de maatschappij, aan wie ze als hoofd schuldige haar eigen vernederd zelfgevoel wy't. Bn deze wijze van vergelding zou dan by hem, door de onnatuur van haar oor sprong, al te dikwels zijn omgeslagen ineen grenzeloze uitge atenheid. Is de/.e opvatting juist, en er is geen reden ze voorshands door een ander te ver vangen, dan zullen wij wél doen, de oor zaken van Bilderdyks eigenaardigheden te zoeken in 's dichters oorspronkelike natuur en in z'n afgezonderde jeugd. Door en door patriarchaal van aard, die hem 'n leven deed liefhebben in oud-vaderlike trant, met ver stokt ouderwe:se gewoonten en schier oultestamentiese zeden, kon hij zich het monar chaal régime niet anders denken dan vereen zelvigd met het strengste huisvaderlik stelsel, en kon hy de hem omringende cultuur niet anders aanzien dan tnet 'n nuchter wan trouwen tegen alles wat buiten de gegrond veste traditie ging. Dezelfde nuchterheid was het ook, die hem, de autodidakt, als by instinkt deed inzien, dat redenerenveelal niets meer is dan 'n inwisseling van woorden, en wetenschappelik werken niet meer dan 'n bestendige verplaatsing van feiten en groepen. En wat voor hem het ergste was, juist rijpte met z'n leeftyd tegelijk de eeuw, waarin slechts plaats was voor het enig gezag der zegevierende Rede", en de door hem als nieuwbakken veroordeelde ,,Menschenrechten" het hof van appèl voor alle brandende ttrijdvragen zou zijn. Zo gebeurde het, dat er voor Bi derdij t een tijd kwam om van te gruwen". Zo kwam het, dat, wanneer bij z'n inond opende, men noch z'n taal noch z'n toorn zou ver staan. Wat baatte het, dat hij, die de vreem deling was in z'u eeuw, zich zelf luid horen deed, en de eeuw hsar onrecht aanwreef? Wat gaf het, dat hij juichte, toen Kant 't gezag der theoriserende Rede verwierp, daar hij moest schimpen toen de Koningsberger zich op de categoriese imperatief beriep, voor de uitwerking van 't een als 't ander kwam hij te laat. Eerst op z'n gevorderde jaren zou hij zich zelf terugvinden in de opko mende reactie geest, en eenmaal nog zou het morgenlicht hem tegengloren in 't Christelik Réveil, als Da Costa met de bliksem van z'n Bezwaren" de strijd tegen de eeu v aanbin U, en het oppervlakkig rationalisme van z'n dagen 't aanvankelik program eener kerkelike actie TOOT de voeten werpt. Dan neemt hij de gelegenheid te baat, zich te verklaren, en laat niet rja, in z'n Toelichting tot de Bezwaren" z'n tegenzin" m de geest van z'n tijd nader te omschrijven. J. KOOI'MAXS. (Slot volgt). HHMHMM!tlllnttlMI1tltllltlllHlltmlllmMlllltlllMlltll(IHII was. Na het afscheid nemen was hij naar zijn atelier gegaan, had niet kunnen lezen, toen had hij gepoogd wat te teekenen; niets vlotte, toen was hij naar bed gegaan, hij had echter dien gansenen nacht niet geslapen; ook dézen dag was hij zeer onrustig geweest, hij had niet kunnen schilderen, was de straat opgeloopen, hunkerend naar het uur waarop hij haar dien avond ontmoeten zou, en toch ook aarzelend, bang haar fe zien, als was er iets noodlottigs in hun samenkomen. Hij her kende zichzelf nauwelijks uit dit aUes; wat hem nog nooit gebeurd was bij een vrouw, zijn geest was geobsedeerd van haar. Weife lend was hij eindelijk naar de plaats van de samenkomst gegaan, had wat met haar ge loopen, een paar koffiehuizen bezocht, en ze hadden niet noemenswaard gesproken samen al dien tijd ; het was of hij niet durfde pra ten, hij, die anders heel vrijmoedig was; bijna onafgebroken zwijgend had hij haar in de café's zitten aankijken en de enkele kee;en dat hij tot haar gesproken had, was zijn toon zeer onvriendelijk geweest, grauwend bijna. Zij was ook gaandeweg minder spraak zaam geworden ; zijn ruwe doen was haar, die aan beleefde mens-chen gewend was, heel vreemd, antipathiek om het vreemde, en toch ook aantrekkelijk; ze zou niet kunnen zeggen waarom, maar ze voelde dit zoo. Als ze een paar koffiehuizen bezocht hadden, waren ze naar haar huis gegaan in een stille buitenwijk, en nu zaten ze daar heel vreemd tegenover elkander; hier nog schuwer dan daareven, en uit angst waren ze maar weer wat gaan praten, zooals kinderen dit doen wanneer ze bang zijn. Zfi schelt. Als het meisje binnenkomt, vraagt zy' aan Henk wat hij zal drinken; hij weigert. Toch laat ze de meid een flesch wyn, de whisky en wat sodawater geven. By' zijn blyvend weigeren doet ze kiibbig. schenkt zichzelf een whisky-soda in. Dan Tuinsteden, door J. BRUINWOLD RIEDEL. Utrecht, J. van Beekhoven. Evenmin als Soothport en Eastbourne in Engeland, als de steden aan de Riviera in Frankrijk, als Wiesbaden en Gode=berg in Duitschland, evenmin zijn plaatsen als Baarn, Hilversum, Bussum, Bloemendaal, Zeist en Doorn tuinsteden, omdat de villa's aldaar meerendeels bevolkt worden door per sonen, die er hun ledigen tyd door brengen, die er niet werken, terwijl de tuinsteden plaatsen zyn, bestemd voor den arbeid, maar voor den arbeid te midden van zooveel schoonheid en geluk, als maar door menschenhand in verband met de beschikbare mid delen kan worden aangebracht. Welnu, pogingen om dergelijke woonplaatsen van geluk en schoonheid te stichten, bepaaldelijk met het oog op de veelal iii ongunstige omstan digheden levende arbeiders, zijn velerwege beproefd." ( Tuinsteden pag. 8). Het was een goede gedachte van den heer Bruinwold Riedel door zijn boek de tuinstadbeweging wat meer bekend te maken in ons land. Het onderwerp toch waarom het hier gaat vormt zeker wel een der belangrijkste van de vele belangrijke vragen, die de mo derne samenleving bezig houden. Zoolang we het gezamentlijk nog niet gebracht heb ben tot den gelukkigen eenvoud van Diogenes met zyn tonne-woning, mj van behangersrekeningen, huisbaas questies en personeele belasting, zoolang is het woning vraagstuk er een van doorloopend belang voor elk onzer, vanaf het gewichtig oogenblik waarop we b<m grc mal g>éde beknopte maar com fortabele huizinge van den moederschoot verlaten, tot het nie: minder gewichtig tijd stip, waarop we eveneens zonder veel mede zeggenschap ons neervlijen in een ook al weer zeer bescheiden door enkele planken begrensde woonruimte Wat voor elk onzer in den vorm van huizinge ligt tusschen die tffee bescheiden uitersten kan van zeer veel bidang zijn van ons onde-rtnaansche leven. Dat we in dit opzicht wel bijna overal maar vooral in de groote steden de wrange vruch ten plukken van zelfzuchtige grondspeculatie, bouw-anarchie en dergelijke droevige uitwas sen eener individualistische be.-chavingsimitatie, de wanstaltige nieuwe buurten" en oude krotten grijnzen ons overal aaa om ons er aan te herinneren. Men is begonnen te begrijpen, dat het zoo niet langer gaan kan. Wat moet het nage slacht in 's hemelsnaam van ons denken met zoo'n kcmijnenhokken bcuwery, als ware er g en ruimte genoeg op de^en aardbol om met ons allen fatsoenlijk te wonen, voldoende voordien van lucht en licht? Gelukkig heeft onze smakelooze maar-raakbouwerij der laatste 25 jarea n goede eigen schap! Het zoodje is goddank erg slecht gebouwd Verbeeld u de wanh >op onzer nakomelingen als de Pijp" bij ongeluk eens soliede gebouwd was ! Nu gaat die rommel tenminste al in afzienbaren tijd tegen den grond om plaats te maken willen we hopen voor iets beters. Want het kin bjfer. Wie daaraan twijfelen mocht haaste zich het boek van den heer J. B. Kiedel te lezen en zoo mogelijk uit eigen aanschouwing met de daarin besproken tuiustelen kennis te maken. Te Hitchin-Letehwoith (een uur sporens van Londen) is een tuin stad voor oü.OOO inwoners in aanleg, en hier wordt reeds hard gewerkt om het zorgvuldig voorbereide denkbeeld te verst ll'elijken. En voor het Noorden van Londen ij ean plan in voorbe reiding tot stichting van een tuin voorstad, door ondergrondschen electrischen spoorweg met het hartje van Londen te verbinden. Maar er bestaan ook al volledige tuinsteden. Er zijn eenige groot industrieëlen geweeit wier blik genoegzaam verreikend was om hem een deel hunner zoete winsle te doen afstaan om bij huune fabrieken gezonde en aangeiiaamgelegen woningen te bouwen voor hun personeel. Zoo b.v. de zeep-tuin stad Port Sunlight bij Li verpool en Cadbuiy's cacao stadje Bourneville bij Birmiugham. En deie industrieelen blijken bij hun vrijgevig heid nog zij gesponnen te hebben in ver hoogde gezondheid, meerdere arbeidskacht, grootere ontwikkeling, toegenomen belang stelling van hunne werkers. Dit is etn groot lichtpunt in de tuinstadbeweging. Immers waar de krenterige geldbelegger wel in den regel meer voor hooge rente dan voor sociale belangen zal blijven voelen, zal hij ter geldbelegging opeengehoopte woorihokken blijven bouwen zoolang de menschen wil ze weer wat gaan praten, gewoon luchtig praten over dingen van den dag, maar wan neer ze hem aanziet, zwijgt ze, voelt ineens haar wil tot spreken als een dwaasheid. Zoo blij ven ze gei uimen tijd zitten, en zwijgen; de stilte groeit en groeit; ze is zeer bedenimend. Hun lichamen zijn roerloos in hun stoelen, geen lach is aan hun moeden, hun oogen zien niet eens naar elkander, maar in hun hoofden is iets heel wonderlijks gaande; wat het i-i, weten zij niet, maar hun gedachten zijn ongedurig, ze kunnen ze niet meer rangschikken. Die vreemde ontroering is niet geheel dezelfde bij hen beiden, maar zoo dwaas lijkt aan ieder zijn eigeue, dat ze daar saaien als verslagenen zijn. In Kiek groeit en groeit een wonderlijk verlangen: ze wil meer van dien jongen weten, hoe zijn leven is, hoe hij denkt, over veel, over zijn eigen bestaan, over het hare, over alle men--chen; hij was gevoelig van aard, had een stillen weemoed in zijn oogen; die brute wijze van spreken, dat nerveuze sar casme was als een kleed, dat hij aandeed en arlegde. Ze zou niet kunnen zeggen, hoe dit zoo gebeurd was, maar dit alles stond nu bergvast in haar bewustheid. In zichzelve gaat zij de grootste tegenstellingen bemerken; waarom was zij, die toch anders zoo prikkel baar was, zoo weinig boos geweest bij zijn grove doen van daareven, van bijkans den geheelen avond? Nog nooit had zij in zulk een sombere stemming in een cafégezeten, en nu, nu zij er aan terugdenkt, lijkt het in haar herinnering heel niet iets onaangenaams, maar doet het eerder aan als was er een zeker geluk nog aan geweest. Wat was dit dan toch wel, dat hen beiden elkanders lui men deed dragen, als ware nog aan hun bodsheid iets van aantrekkelijkheid ? Zij wist heel stellig, dat ze nog nooit by iemand, wien dan ook, in zich die hevige begeerte tot dieper begrijpen gevoeld had. Groote weemoed noodgedwongen al blij zijn tenminste een onderdak te kunnen kry'gen. Maar de steeds in aantal toenemende grootbedrijven kunnen zooals gebleken is veilig een deel van hun kapitaal lager rentegevend beleggen in goede woonparken voor hunne werkers, als daaruit dan beha'.ve een bevre digend sociaal gevoel ook nog verhoogde bedrijfsbloei voorkomt. Eu de aldus ontstaande betere woongelegenheden zullen beter dan eenige mondelinge of schriftelijke propagande de oogen van de menigte openen en toonen hoe hit zijn kon, en hoe het is. Dan zal geleidelijk wellicht de huisjesmelker genood'.aakt zijn betere waar te geven voor zijn geld, als hij zijn krotten niet meer zoo grif verhuren kan aan menschen, die meenen dat het n u een rnaal niet anders kan. Het is te hopen dat het boek vanden haer Riedel wijd en zijd in ons land gelezen zal worden en de nog zwakke beweging naar redelijker en gezonder huisvesting voor de menigte er vele nieuwe aanhangers door winnen zal. De schrijver geeft vele wetens waardige bizonderheden,ofschoon eenige zij n er cijfers mij niet geheel betrouwbaar lijken. ZDO vind ik in de tabel betreffende PortSunlight aen ongehuwden mebelaarsbaas die ? 42 50 per week verdient en ? 3.10 aan huur en belasting betaalt, terwijl een onlerwijzer met vrouw en 2 kinderen ? 13.50 verdient en ? 8.7U huur en belasting betaalt. Moet die arme drommel dan eten van de kruimkens des rijken mets.laars? Aan de lezenswairdigheid van het boek doet de al of niet nauwkeurigheid der cijfers echter niet veel af. Londen, 1G/G'03. CIIR. J. SCHUYER. c>'na&sonb&n Beweren en,,, toewijzen, De heer Van Elring schreef 5 Aug.: Van Nouhuys ontkende noch in 1902 in Dt Gids Vondels bestaan als drama dichter op ondubbelzinnige wijze." (Ik spatieer, v. N.) Daarop li^t hij volgen: anderhalf jaar later draaide hij om als een blad op een boom." Ik vroeg hiervoor het bewijs, meenend dat de heer Van Elring bij rijper beraad de absurditeit van zijn eerste bewering wel zou inzien, waardoor de tweede, die van literaire draaierij, vanzelf zmi vervallen. Hij had met de erkentenis zich een eervollen aftocht kunnen verzekeren. Hij heeft dat niet gewild. Welnu, met zijn t iveede schrijven heeft hij n bewijs geleverd. Niet het bewijs voor 't absurde dat was natuurlijk onmogelijk. Maar een ander dat voor my voldoende is om voorgoed het debat met hem te staken. Den Haag, 12 Aug. 1900. W.G.v.NoutiuYS. Inhoud van Tijdschriften. De N'tuwe (lid*, afl. XI: De vrijdenker, door Pieter van der Meer. Een ongeluk, door J. de Meester. Van de zelf kant der samenle ving, door G. van Hulzen. Verzen, door dr. P. H. van Moerkerken Jr. Literaire kroniek, door W. K loos. Den Gulden \Mnckrl, No. 8: De Kleine Johannes, van Frederik van Eeden, diordr. J. B. Schepers. Schrikbewind en Schrikkeiyken, door F Smit Kleine (met portret). Een kijkje in het Bestelhuis van den Nederlandschen Bjekhanlel, door D. Sjiit (met 3 illustratiën en portret), Boeken over Rus land. I, door Car. Nuvs. Keur, door Parvas. Winckelkout. Ingekomen tijdschriften. Leestafel. Tomkumt, No. 32 : Een (althans voorloopig) slotwoord over moderne muziek, door S. Brons. Uit den goeden, ouden tijd. Mutter Br nnhilde, door A. B. Jr. Onuitgegeven werken van I5rahms. Kobert Schmnann's Droom beeld. Brahm's Hoorntrio, Op. 4'1. Ge dicteerde brief van Beethoven. Ausgabe Kahnt. Beitiiige /urn Studium der ClavierEtu len von J. B..Cramer verfasst von Theodor Muller Reuter. Varia. Berichten en Mededeelingen. Modirne Kunstwerken, afl. 6. Ju i ff- n Haar J, No. 33 : Om Marijn's Hoeve. Kit-kjes van het platte land, door De Meerulaer. II. Nederland voor honderd jaren, door generaal Wüppermann, met kaartje en af b. VIII. Eene kers preek zonder letter R", door D. A. Brinkerink. Drie dagen in d< wildernis, door G. L. La Bastide, met af b. naar foto's van den heer Van Bemmel, chef der lirma Charls & Co. te Bandoeng, slot. Willem Stu npff, 80 jaar, met portretten en af b. Feuilleton. (Zie vervolg pag. 10.) is aan haar wezen, sedert ze hem kent, sinds gisteravond, toen zij voor de eerste maal met hem sprak; ook voelt ze onrust, wat angst, boosheid op haarzelve, belangstelling in hem en ook de meening, dat het maar beter was zich ervan af te maken, en ook een halfoewust wor denden tegenzin in haar eigen leven, dien zij voordien nooit gekend heeft, maar die als had geslapen in haar ziel, en nu door zijn, vreemde stem was wakkergeroepen; ook gevoelt ze vreugde on ook wel zachten weemoed, en ze zou maar willen weten: waarom dit alles? Zoo denkt en denkt ze, poogt te vinden wat het zijn mag, maar het gelukt haar niet; als een rusteloos water, zoo deinen haar gedacaten. Haar ziel is als een groeiend kind in haar; ze gevoelt hoe deze nu eerst leven gaat. Al wat er gedurende de vele voorbije jaren in haar geschied was, maar nauwelijks be merkt, en, zoo ook al gezien door haar tot nu toe zoo ernstlooze kijken, dan toch niet in ganschen omvang, alles wat er geweest was in de vergane dagen en de nachten van haar leven, komt nu ineens voor het eerst als iets bedroevends in haar denken, iets on herstelbaar leelijks, waar ze een schreiend berouw om voelt; gelijk een vreemde bloem is daar een wondere drang in haar ziel ont loken, en ze zou niet kunnen weerstaan aan deze: den mallen en toch wijzen jongen het verhaal van haar leven te doen. Steeds had ze dit in haar lichtzinnig denken als een dwaze gevoeligheid beschouwd, het heel ver weg als achter in haar hoofd verstoken, om dat ze het niet weten, niet kennen wilde; niet dat die gedachte haar leed gedaan had in haar tot nog toe ernstloos leven, maar ze vond dit alles nutteloos en sentimenteel, maar nu, dezen avond zou ze aan dien vreemden jongen het gansche verhaal wel willen doen. Zoo mijmert ze, terwy'l de dingen om haar henenwyken, het gebeurende in haar hoofd VOOR DAMES. Me?ronw Koopians?De Wet Het bericht uit Zuid-Afrika van de ziekte en het overlijden van de koningin der ZuidAfrikaansche vrouwen" zooals ze wel genoemd werd, heeft ineens de trouwens nooit in my' gestorven herinneringen doen herleven aan een van de merkwaardigste vrouwen dieik ooit ontmoet heb, een vrouw die door hjar in tellect en haar geestkracht een eenigöpositie innam in Zuid-Afrika, en die bovendien voor een Nederlander een van de treffendste voor beelden was van het Nederlandsche element dat ook in Kaapstad den ondergrond vormt van hetgeen de Engelschen daar hebben op gebouwd. Wanneer men uit de Adderley street te Kaapstad, met zijn hooge moderne winkel gebouwen, zijn electrische trams, zijn typische drukte van een nieuw land", afslaat in de Strandstraat, dan komt men zoo -was het ten minste in 1899 en 1900 voor een oud-Hollandsch huis, met breeden vierkanten gevel, groote ramen met kleine ruiten, met een breede deur in het midJen en een ouderwetsche stoep; een huis dat herinnert aan Holland, en toch niet geheel oud-Hollandsch is; een huis zooals er nog ver scheidene in Kaapstad zijn overgebleven. De meesten zijn door den algemeenen uit tocht der gegoe len naar de gezon ie voor steden, veranderd in ongezellige, vaak vuile boardinghouS''s; maar dit huis in de Sirandstraat is nog geheel wat het oorspronkelijk was: de woning van een deftige Afrikainsche familie. Heeft men dan het voorrecht die voordeur binnen te gaan en komt men door den breeden gang met enkele koperen ornamenten in het donkere salon, waar Hollandsche schilderijen aan de muren hangen en waar de mooie stevige meubels herinneren aan Oud-Hollandsche degelijkheid, d-in voelt men zich in eens ver, ver w-g van al dat nieuwe van het moderne Kaapstad, met zijn goedkoope quasi mooiheid. Te midden van een woelige omgeving van business drukte en van gejaagd zakenleven, die iedere gedachte aan rust nog onmeedoogender verdringt dan ergens in de oude wereld het geval is, vindt men dan plot seling een plek van rust, die juist diar zoo weldadig aandoet omdat ze spreekt van oude dagen. Dat was het liuis van mevrouw Koopmans De Wet, en daar was jarenlang het centrum van het intellect der Afrikaandjra, als 't ware een politiek salon. Wanneer het parlement, bijeen wa«, kon men daar de leden vin den Afrikaander Bond vinden. Ea geregeld kwamen daar de 40 centt per r e g » 1. Hoofddepêt te AMSTERDAM: Kalverstraat K. F. DEUSCHLE-BENGER. Echt Victoriawate OBERL.AHNSTEI* cht Victoriawate, OBEHLAHN&TEIN. BOUWT te NUNSPEET ./d. VELUWE. Inlicht. b,'d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. als iets tastbaars, het eenige wezenlijke, waardevolle is. Ineens verschrikt ze vaneen gaand geluid in haar nabijheid, ze luistert scherp toe, en bemerkt dan dat het zyn stem is. Hij spreekt halfluid, zonder haar aan te zien. doet als ware hij geheel alleen in het vertrek. Wat hij ze^t, verstaat ze nauwelijks, de zin der woorden dringt niet door tot haar begrip, zoozeer is ze in eigen herinnering verzonken, maar de sprekende stem is als een zoele wind, die oui haar hoofd waait, en een vredige koelte laat; alles wat er gebeurd is dien avond en nog gebeurt, lijkt haar iets heel bizonders. Allengs gaat ze zijn woorden begrijpen, en eindelijk roepen die gansch haar aan lacht wakker. Hij spreekt van zijn laven, zijn hevig ver langen een goed kunstenaar te worden, en daarneven zijn steeds weer opkomende be geerte naar een leeg, zielloos genoegen met vrouwen en drinken; hoe hij het goede wil, en steeds het kwade duet, hoe hij eik ver loren uur voor zijn werk betreurt als een diefstal, en toch 8jms heele weken.achtereen uitgaat, wel maanden gekend heeft zonder n dag arbeid, hoe hij gepoogd heeft, het evenwicht te vinden, en nu gelooft, dat het hierin niet vindbaar is; óf het eene df het andere, meent hij, is denkbaar in een leren als het zijne. Alleen zoo hij een vrouw naast zich had, die hem begreep, niet eene, die voor een wijle slechts bevrediging voor zijn vreugdbegeerte was, maar een vrouw, die van hem hield met een zoete moederlijke liefde, zijn minnares en zijn leidster tevens, dan zou hij in evenwichtige levenskalmte wel de durende kracht erlangen tot arbeid, arbeid, dat was geluk. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl