De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 19 augustus pagina 5

19 augustus 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

N o. 1521 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MAGGI's Soepen in tabletten, merk Kruisster, ma&en het mogelijk om in den kortst mogelijken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke horden Fransche soepen 10 Ct. Pikante soepen 18 MAGGI's Bouillon-Capsules, merk Kruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een voortreffelijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 MAGGI's Aroma, merk Krnisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerec hten oogenblikkelijk een verrassenden, fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Verkrügbaar in flacons vanaf 30 Ct. imlIIMMIIMIIIIM MlmlMIIIMIIIIlmlIIIIIMtlMIIMIIMIIIM MINIMI l bij haar te komen. Dan zou ik opschrijven wat ze wilde zeggen, en dan zou een der andere dames dat voorlezen. Met den heer Malan, den hoofdredacteur van Ons Land, ging ik er heer, en toen we ia het salon waren, kwam ze ook binnen. Maar hoe l Zwak, met moeite loopend, en op alles steunend. En toen ze in een stoel zat zei ze tegen ons : Ga nu eens hier voor me zitten, want ik moet jullie iets bijzonders vertellen. De dokter heeft mij verboden naar de verga dering te gaan, maar ik zou toch zoo graag mijn stem ook laten hooren met die van mijn zusters. En toen ik in bed zat, en met bezorgdheid nadacht, wat ik nu wel doen kon, toen heb ik mij tot God gewend. Kijk", zei ze, zich tot mij richtend, ik weet niet of ju een goede Hollander bent. Er zijn er nu zooveel die niet gelooven. Maar leer dan van een oude vrouw, wat geloof vermag. Ik heb God innig gebeden om mij te helpen. En als een arme, oude vrouw jou iets vroeg, dan zou je het haar toch ook niet weigeren, wel? God heeft het mij ook niet geweigerd. Toen ik gebeden had, heb ik een papier genomen, en in eens door heb ik dit hier toen opgeschreven. Is dat niet merkwaardig ?" Ja, het was merkwaardig! Ze las ons toen met haar zwakke stem het lange stuk voor. Ik heb de redevoering van die door ziekte uitgeputte vrouw nu nog eens nagelezen, en met diepe bewondering sta ik voor dat wel sprekende warme woord, dat, toen het op de vergadering werd voorgelezen, een ontzaglijke geestdrift verwekte. En al ben ik ook niet een goede Hollander" in den zin dien zij er aan hechtte, toch kan ik de verzekering geven, dat ik een diepen, diepen indruk meenam van dat voorbeeld van wat geloofskracht vermag. Maar ze deed meer dan spreken. Ze was ook een van de leidende geesten bij de verdeeling van de goederen eerst voor de krijgsgevangenen, later ook voor de concen tratie-kampen. De comité's in Nederland zul len wel niet vermoed hebben, dat de werkzame vrouw met wie zij te doen hadden, iemaad was zoo'n teer, zwak gestel. Telkens was ze zoo ziek, dat ze niemand kon ontvangen dan enkele getrouwen. Maar van uit haar slaapkamer ging nog altijd die zelfde stuwkracht naar buiten, en met de hulp van een staf van kranige Kaapsche dames werden er wonderen verricht. Want het werk dat daar toen gedaan is, was veel zwaarder dan men zich hier te lande ooit zal hebben kunnen voorstellen. Men vergete niet in welke omgeving het moest verricht worden. Behalve al de be slommeringen met de douanen, het over pakken en administreeren der goederen, het verder expedieeren in een land dat onder krijgswet stond, hadden ze te doen met eenoverheid die openlijk wantrouwen toonde jegens die rebellenkliek". Ik herinner me nog hoe bij de verzending naar de concentratie-kampen de leger-overheid eerst eischte dat alle goederen door haar zouden worden verdeeld. Maar met kracht verzette mevrouw Koopmans aich daartegen. Ze weigerde beslist de goederen in dat geval af te zenden, overtuigd als ze was dat ze dan niet zouden komen waar ze UIT DB NATUUR. CLXXXIII. De tocht naar den Epipogon. Net den laatsten avond voor we op reis gingen, schreef ik 't vorig opstel over de saprophyten en de zeldzame orchidee, die in de sparrebosschen van Midden-Europa groeit. We hadden een doel voor onzen tocht; dat ie altijd prettig, 't geeft bezieling, wekt op bij vermoeienis; en, mag 't ook niet bereikt worden, de teleurstelling is voor een natuur vriend in zoo'n geval nooit bizonder groot; die bestaat eigenlijk niet eens; want wie 't een zoekt, vindt allicht 't ander, dat even mooi of belangwekkend is. 't Zal menigeen dwaas toeschijnen, dat iemand .een reis gaat ondernemen een paar honderd uur ver, minstens tien uur sporens met een sneltrein, om een bloempje te gaan zoeken, al is dat bloempje ook nog zoo mooi, zeldzaam en belangwekkend van levenswijze. En misschien betreurt ge wel 't lot van mijn vrouw en een zoon en een dochter, die op die onnoozele bloemenjacht mee moesten naar Bad Harzburg. Nu zult u me toegeven, dat u zelf nog liever naar Harzburg zou moeten om daar in de bosschen een orchidee te zoeken, dan om er een of andere kwaal te laten bekuren. En ik ,vil graag toegeven, dat 't dood jammer zou zijn Bad Harzburg door te hollen, zonder naar de chic te kijken, om maar gauw in de donkere bosschen te zijn. Maar stel u gerust; wij hebben Harzburg, dat maar een pleisterplaats op onzen tocht was, bijna een heelen dag en alle eer gegeven die 't toekomt, en alles bekeken wat als beziens waard is opgegeven; we zijn in 't Kurhaus en in 't Julius-Bad geweest en hebben er plichtmatig en ernstig 't zoute water ge dronken. We hebben er heel wat chic met en zonder ellende gezien, alsof we er om ge komen waren. We zijn er naar boven ge klauterd naar den Burgberg, den-weg op naar 't Molkenhaus en naar de Eadau-fall, en lang hebben wij daar staan kijken naar bewegende stippen, rood wit en zwart aan den overkant van den weg en het dal, hoog boven ons en diep onder ons, dat bij scherp toezien menschen bleken te zijn, die tegen een steilen verbrokkelden rotsmnur stonden, lagen of hingen te hakken met houweelen en breekijzers. En 't was hier warm in de schaduw, hoe moest het daar giads in de volle zon tegen de gloeiende steenen wel zijn. Maar om met de bergwerkers medelijden te krijgen, misplaatst misschien ook nog, want wij zagen zwaar bepakte toeristen harder zwoegen, waren we niet naar den Harz ge gaan. De waterval van de Eadau was bijzonder moesten wezen. En na een langen, vermoeienden strijd heeft ze overwonnen. Mevrouw Koopmans was een vrouw met een wil dien men mannelijk zou kunnen noemen, als juist toen niet de vrouwen zich zooveel krachtiger hadden betoond dan tal van man nen. Voor sommigen was zij wel eens te sterk van wil. Maar in haar gevoel was ze geheel en al vrouw, en misschien was dat wel de oor sprong van dien wil. Eens was ik bij haar, juist toen er een mili taire begrafenis van uit het kamp te Groenepunt langs kwam: voorop soldaten, dan een kanonaffuit met een kist, overdekt met de Engelsche vlag, gevolgd door nog een peleton soldaten. En op eenigen afstand daarachter een lijkwagen met een overleden krijgsge vangene, gevolgd door drie gevangen Boeren in hun veldplunje, en bewaakt door eenige khaki's, het geweer metde bajonet op schouder. O, het was een zielig gezicht, dat drietal! Toch kon het moeielijk anders. Het gevaar van ontsnapping was te groot. Maar die overweging gold niet voor me vrouw Koopmans. Ze voelde slechts het medelijden met die drie Boeren. En met smartelijke verontwaardiging sprak ze over die beleediging haar volk aangedaan. Zoo was het eigenlijk ook met die geheele beweging der vrouwen gesteld. Al de ellende die zij om zich heen zagen en waarvan zij dagelijks hoorden, werkte bij haar slechts op haar gevoel, en terwijl de mannen gingen redeneeren, lieten de vrouwen zich geheel door haar gevoel beheerschen, en drongen zij aan op daden. Of ze dan den opstand van de Kaapkolonie wilden? Velen ongetwijfeld wel. Mevrouw Koopmans vermoedelijk niet. Ze was te goed met den politieken toestand op de hoogte om niet te weten dat er in de Kaapkolonie heel weinig kans van slagen was voor den opstand. Maar hoe dat ook moge zijn geweest, ze heeft in die dagen een rol gespeeld, waarvan de beteekenis hier te lande voor een deel voorbijgezien is tengevo'ge van de massa ander nieuws, maar die een waardig en zelfs nog hoogere voortzetting was van hetgeen zij vóór den oorlog had gedaan als vrouw, die door haar geestesgaven een centrum van de hoogst staan den uit de Afrikaander wereld werd. Middelb., Aug. 1906. J. H. DEIBEL. NimiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiimiiiimiiiiimiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir In de laatste Groene vind ik ouder Dames" 'n ingezonden stuk tegen mij, naar aanleiding van een voor weken gepubliceerd artikel: Eadiumstoel. Ik vind het niet leuk daar weer in een volgend nummer op te moeten ant woorden. Geheel afgescheiden van het belang, de stichting en de lol, die uit 'n dergelijke losgeklingelde polemiek, voor den lezer resulteert. Toch wil ik juffrouw of mevrouw H. zeggen, dat ze eerst beter lezen moet, voor ze in het vervolg weer naar d'r lyrische pen grijpt. In hoofdzaak doet de dame mij drie verwijten: 1. dat ik met nietszeggende phrases de ongeschiktheid der vrouw voor wetenmooi op dien zonnigen morgen, 't had dan ook 's nachts geducht gestortregend. Zie, daartoe is 't ook al weer goed dat je een bepaald doel hebt met je reis, dan blijf je niet te lang hangen op mooie en nieuwe plekken en wordt 't reisplan niet zoo licht in de war gestuurd. We moesten verder; als we maar eerst onze plant gevonden of de overtuiging ge kregen hadden, dat hij niet of niet meer te vinden was, konden we naar hartelust rond zwerven en omdolen in den Harz. Onze eerste opgaaf van een vindplaats was: Aan de voet van den Steinberg bij Wernigerode". Eigenlijk moest dat zijn bij Hasserode, dat zooveel voor Wernigerode is als Bloemendaal voor Haarlem, of Velp voor Arnhem. schappelijke studie zou hebben trachten aan Ie toonen. Dat is leugen. Of mevrouw (resp. juffrouw) H. kan niet lezen. Ik heb integendeel gezegd, dat de vrouw fijne speurzin enz heeft, die haar vooral voor natuurwetenschappelijke studie geschikt maakt. Hoe zou ik o. a. als apotheker, waar ik met ettelijke dames samen heb gestudeerd en haar potentie in dit op zicht zag 'n half jaar heb saarngewerkt met 'n vrouwelijk collega-assistent aan 'n buitenlandsche hoogeschool zulken onzin vermogen neer te stiften ? Beweerd heb ik alleen (niet dat de vrouw ongeschikt is voor wetenschap en studie) maar dat het een bedenkelijk verschijnsel is, dat 'n vrouw de proftalaar krijgt, dat 'n vrouw als promotor in de voorschijn honderden jonge mannen naar het atrium van Minerva's zuilengebouw voorgaat. En dat die. vrouw haai benoeming dankt aan de omstandigheden, meer dan aan hare prestatie. 2. Die prestaties heb ik nergens verkleind. Het is waar : ik heb geschreven het lijkt me toe dat Pierre was de geniale, de drijvende, de indraaiende kracht". Het is ook waar: ik heb die bewering niet met argumenten ge staafd. Zulks dacht mij te liggen buiten de lijn van een algemeen weekblad. Hoofdzaak gold een bespreking van het algemeene en maatschappelijke verschijnsel. Een opsom ming van Curie's arbeid over para- en diamagnetisme, zijn glasheldere kristallosraphische vertoogen; waar tegenover 'n blank lijstje staat van Marie Slodowska, op hun huwelijksdag had hoogstens een tiende procent van de Groene-lezers kunnen interesseeren... Sub 3 verwijt de dame mij grove uitdruk kingen. Vooral hei: oudenmeiden blaadjes stekell. Zij heeft ongelijk dit met studie of het dr. in verband te brengen. Ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is. En al heb ik niet het geluid van 'n snoezig kanarievogeltje er zijn ook lui, die 'n jonge putter oftewel spreeuw graag z'n natuurlijke kreten hooren krassen. On ne peut pas contenter _tout Ie monde et son pêre ! Met dank voor de plaatsing. A'dam, 12 Augustus. K. FEENSTKA. Marie Corelli wil haar portret niet in om loop hebben. Een Engelsch boetprediker. Bertha Krupp maakt eigenhan dig haar uitzet. Een ernstige primes van het Saksische hof. Naar aanleiding van het verschijnen van The Treasure of Heaven", Marie Corelli's jong sten roman, heeft de schrijfster zich weer min of meer belachelijk, en zeker overdreven uitgelaten ovef! het feit, dat met haar toestemming ntïnmer een conterfeitsel van haar werd gemaakt. Zij is ondanks de ver zuchting van haar uitgevers, en de roerende smeekgebeden van haar bewonderaars niet te bewegen, zich te laten fotoj»rafeeren. Wat moet Marie Corelli wel van Wilhelm II denken ? l Toch zijn er allerlei reproducties van quasi Marie Corelli beeltenissen in omloop. En dat is het juist wat den omvang van een ernstig sorrow" aanneemt in den geest van de schrijfster der Sorrows of Satan", 't Is dan ook wel of de Booze er bij in 't spel is! Wie ter wereld zou in onze dagen durven zeggen: 't Spreekt van zelf dat wij een onderkomen trachtten te vinden in 't hotel Zum Steinberg Daar kwam de eerste teleurstelling: alles vol. Dom, niet vooruit te bespreken; maar we dachten in 't begin van de vacantie nog wel een paar kamers in elk hotel leeg te vinden, te meer daar de voorzomer nog al nat was en 't mooie weer pas begon. Dan maar in een ander hotel; 't staat er vol van. Toe risten-kamers waren er gelukkig nog te krijgen. En nu geen gras er over late a groeien, jongens; na opfrissching en versterking gingen wij er met ons vieren op uit, om den Steinberg te zoeken. Nu, die was er wel wat verder af dan wij meenden; maar de voet bleek nogal groot, een paar uur gaans of zoo en de aan duiding van mijn vindplaats voor de Epipogon, Ik wil niet gekiekt" werden ? Men zou evengoed kunnen beweren: ik wil niet nat worden, en een wandelingetje gaan doen in een stortbui. Over het laatste lacy! zér weinig flatteuse kiekje van Marie Corelli, is de schrijfster woedend, en, met een véh mentie als Zola's donderend J'accuse" ! be schuldigt zij een aantal lieden die de bruta liteit begingen haar te nemen", zooals men tegenwoordig in een Hollandsen zegt, dat zijn buitenlandsche afkomst niet onder stoelen of banken steekt. In een aantal Engelsche en Amerikaansche bladen, werd het ongelukkige kiekje" bij den ingang der Warwickshire bazar van Marie Corelli gemaakt, gereproduceerd. En dat onbeholpen, onsierlijke plaatje, is haar een doorn in 't oog, wat elke vrouw zal begrijpen. Marie Corelli vroeg over de fotozaak het advies van haar uitgevers. Deze gaven den raad, een goed gelijkend portret van de auteur te plaatsen, in haar jongsten litterairen arbeid. De heeren zeiden : Dan ziet het publiek, dat de reproducties die u zoo ergeren niet gelijken, en u geeft aan uw lezers een beeld van uzelf, precies zooals u is." De Engelsche schrijfster vroeg waarschijn lijk om raad, zooals de meesten onzer, met het kloek besluit, toch precies onzen eigen zin te volgen. Zij laat zich niet fotografeeren, nu niet en nooit, zooals z\j beweert, maar souvent femme varie ... * * * Vader Bernard Vaughan is een waardige evenknie van den Schot schen boetprediker John Knox, die, op zijn eigenaardige, heftige wijze aan Mary Stuart, zonder aanzien des persoons, harde waarheden deed hooren. De dramaturg Alfred Sutro, heeft in zijn tooneelstuk : The Walls of Jericho" de erger nis-wekkende wuftheid der dames uit degroote wereld, gegeeseld. Kort geleden heeft Father Vaughan, in zijn preek, de leden der Smart Set" ook eens openlijk doen hooren, waar het op stond. Vaughan protesteerde tegen hun niet meer eerbiedigen van den Zondag, tegen hun leventje waarvan immoreele uitingen op elk gebied, schering en in slag waren. En, thans heeft de boetprediker met zijn hoogst sympathiek uiterlijk, proto type van een rechtschapen beminlijk mensch, zijn waarschuwende stem doen hooren tegen het verderfelijk kaartspel, en wel het spel genaamd Bridge", een soort whist, dat tot Vaughan's opperste veront waardiging tegenwoordig hartstochtelijk Be speeld wordt door jonge vrouwen en piep jonge meisjes. Lieve, jonge meisjes, die voor het eerst in de wereld komen, en aan wie in de salons der Society" een plaats wordt gewezen aan de speel tafel... Bernard Vaughan sprak van den kansel o. a. deze woorden: Van n ding, houde zich een iegelijk die zich waagt in onze aan zienlijke kringen, overtuigd: zoo hij onder deze lieden komt met eenig geld, dan kan hij hél zeker zijn dat hij hen straatarm ver laat. Ik ken menschen, die men noopte on danks hen zelf, bridge te spelen; hoog te spelen, te spelen zonder respijt, te spelen, tot zij geen penning meer bezaten... Erger nog! Ik zou u de schrikkelijkste tafreelen kunnen ophangen, ik zou u kunnen schetsen den val en den ondergang van onschuldige, mooie, Engelsche meisjes, meisjes, rnet de In 't dal van de Drünge. de eaprophytische orchidee, verloor wel iets in juistheid en waarde. Toch hebben we dien middag onze plicht ge daan en op 't wanhopige van 't geval niet gelet. Och die opgaven van vindplaatsen ! Wat is nu eigenlijk de voet van een berg ? Tot hoe hoog reikt die? Of moesten wij zoeken op de paar meters vlakken, drassigen grond, tusschen den grintweg en de afstortingen, 't Gerölle van den Steinberg, die zijn naam terecht draagt; maar daar groeien geen spar ren op, niet eens gras; en onze orchidee moest staan als een bleeke eenzame prinses op de dichte moivloer van 't donkere sparrebosch. En waar blijft de voet van een berg, als er tusschen dien berg en zijn overbuurman een nauw dal ligt, waar net plaats is voor een grintweg van twee houtwagens breedte en een driftig riviertje dat o f er de groot e platte en ronde steenbrokken wipt of't voortdurend paaltje springt? Op de enkele plekken waar 't dal van de Drünge zich eventjes verbreedt tot een kom, ligt werkelijk een begaanbaar stukje grond aan den voet Banden Steinberg; en zulke hoekjes hebben wij afgespeurd met acht nauwlettende oogen, die wisten wat ze zochten en die zich hadden leeron bedwingen, om tijdelijk naar niets anders te kijken dan naar wat 't geestesoog al reeds zag. Maar 't was mis; toen namen we 't koene besluit, dat we ook de eerste twintig meter van den berg, al was die ongemanierd steil tot den voet zouden rekenen. Daar groeiden ten minste sparren, al was 't mos er nu juist niet een meter dik en óók niet bijzonder vochtig, zooals was voorgeschreven. Dat was natuursport, waarvoor men respect hebben moet, maar waarvoor ik al een beetje te oud word; dat heb ik daar gemerkt; een half uur lang heb ik 't volgehouden dat klauteren en springen en dat afglijden en nog net een harsigo spar beetgrijpen op een gladde helling van een 30 graden, en 't strui kelen over een blok dat onder 't mos ver scholen lag! En die bonk steen die zoo vast scheen te liggen, maar aan't schuiven raakte, als je er net eventjes op stond en je bergstok al flink vast had gezet, om eens kalmpjes uit te blazen. En had je dan nog maar alleen op je zelf te letten I... Mijn vrouw was al gauw weer beneden van wege de hars aan de boomen, op een voetreis neem je niet meer bagage mee dan noodig is, niet waar? Ze zou wel op de plantenbus en op de tasch met mondkos passen; voor die had ik geen zorg. Maar de jongelui sprongen rond of er geen gevaar bestond en hadden een pret van belang; ik vond 't wel wat benauwend, ze zoo hoog boven me te zien huppelen alsof ze een geiten- of gemzenopvoeding hadden genoten, Nu hebben ze meer aan gymnastiek gedaan dan ik in den laatsten tijd, dat merkten ze ook jonge kopjes gebogen over de speeltafel. Menig jongmeisje, dat in de uitgaande wereld verschijnt, daar argeloos verschijnt, voor 't eerst in haar leven, wordt door de gastvrouw genood plaats te nemen aan de erderfelijke, aan de vervloekte speeltafel,. arme schepseltjes, onwetend hebben zij den voet gezet op het pad, dat zal uitloopen op de diepste vernedering die een vrouw kan ondergaan..." * * * Vele leden der familie Krupp, te Essen, hebben op uitdrukkelijk verlangen van den overleden kanonnen-koning" Alfred Krupp, een handwerk moeten leeren. Niemand, zelfs niet zijn twee dochters, waren van deze verplichting uitgesloten. Mejuffrouw Bertha Krupp, die binnenkort in 't huwelijk zal treden met dr. Von Boblen, is een volmaakte costuum-naaister. Men beweert, dat het een groote teleur stelling was voor aanzienlijke Duitsche mode magazijnen, toen het bekend werd, dat bet schatrijke meisje druk bezig is met het maken van haar uitzet. Het grootste gedeelte van haar lijfgoederen en japonnen maakt zij zelf. Indien deze berichten waar zijn, betreur ik dit feit, door sommige hemel-hoog ge prezen. Het is zeker verdienstelijk en typischvrouwelijk, dat Bertha Krupp de naald gaarne, vlug en vlot hanteert. Zij kan naar hartelust zich aan deze lofwaardige liefhebberij over geven, door goederen te maken voor arme vrouwen en kinderen, die overal zijn, dus zeker ook in Essen niet met een lantaarn behoeven gezocht te worden. Doch, de uit zet van een millionaire moet geen teleur stelling, maar vreugde aan vak-menschen bereiden. * * * Engelsche bladen opperen de vraag : Wat zou Engeland moeten beginnen, indien het geen waardige koningin had 1" Heel veilig kunnen zij die vraag formuleeren, met de rustige overtuiging, dat de waardigheid hun ner geliefde vorstin niets te wenschen over laat. Er wordt g- doeld op het Saksische hof waar voortdurend gebrek is aan een waar dige vorstin. De ex-kroonprinses die man en kinderen verliet, moet vervangen worden. Haar plaats werd tijdelijk bezet door prinses Mathilde, de ongehuwde zuster van den koning. Doch prinses Mathilde is van haar functie ontheven omdat zij even als haar schoonzuster, de tegenwoordige gravin de Montignosa, te dartel, te weinig ceremonieel is, en te veel van sport houdt. Een prinses van strengere levensopvatting is nu tijdelijk in haar plaats gekomen, de aanstaande echtgenoote van prins Johann [Georg, broeder van den koning van Saksen. CAPRICE. * * * Aan Mevrouw O. v. G.?v. S. te H. Mij dunkt, lichte Moezel- of Rijnwijn zal voor de toebereiding van den sorbet, waar u op doelt, het meest voldoen. Het verheugt mij, van u te mogen ver nemen, dat uwe proeven, genomen met recepten van de (?roe««,steeds in alle opzichten voldeden. Zooals ik wel eens meer meedeelde, worden de recepten niet vooraf door mij geprobeerd en gekeurd. Mijn dank voor uw hoffelijk en vriendelijk schrijven. CAPRICE. en ze lachten hun ouden, anders nogal standvastigen vader schandelijk uit, toen die zoo komisch wankelmoedig deed en er zoo gauw de brui van gaf. Ik zou den waren voet van den Steinberg dan maar op Epipogon onderzoeken, (terwijl mijn vrouw de randen van de rivier enden grintweg voor haar rekening nam), en goed vertrouwen stellen in de behendigheid en stevigheid van jonge beenen en armen, bijge staan door stevige en puntige bergstokken. Zoo manoeuvreerden wij in vier parallelle linies door 't nauwe dal van de Drenge of Drünge (de spelling varieert); twee per sonen op de helling, n bijna en een geheel op de vlakte. Ik zag allerlei moois langs den weg, ook veel nieuws en hoorde veel zeldzame namen van boven roepen; ook: kan hij hier staan? Dat is net een plek voor hem I" Of een roep van Hallo ! dan snelle rush naar iets wits of bleeks dat hoogerop uit 't mos en steenen opstak; miar 't was altijd weer dat stofzaad of een bleeke paddestoel, waarbij ik uit de naar omlaag rollende steenen zoo wat opmaken kon, waar de beide orchideeënjagers zich bevonden. Na drie uur zoekens gaven wij 't op voor dien dag en die vindplaats. Hij was er niet of al uitgebloeid. En volgens afspraak zouden we er nu ook niet meer aan denken en naar uitkijken; ook niet naar de flora en de vogels, of de vlinders omlaag en omhoog, niet naar de details, maar naar 't geheel dat voor ons alle vier even mooi en nieuw was; naar de klotsende Drenge; naar de zwarte sparren massa's op de rotstoppen, naar den spoortrein die hoog boven ons langs den bergwand den weg naar den Broeken door 't zelfde dal volgde als wij. Maar laat ik nu niet novelle-achtig doen, misschien is er onder de lezers een jeugdig plantenvriend die er nieuwsgierig naar is, hoe 't afliep, met die Epipogon en mijn opstel mag niet te lang worden; nu, we hebben denzelfden dag nog de geheimzinnige orchidee gevonden ; 't ging woordelijk zooals er in mijn groot orchideeën-boek staat ... per pluros annos desideratur, subito quasi spectrum prodit,.. . inde dificillime reperitur, saepius inexpectum quam quaeiitum legitur, wat zooveel zeggen wil als: jaren lang kunt ge er naar zoeken en verlangen, hij blijft in de aarde tot hij plotseling als een spook opschiet, vandaar dat hij zoo moeilijk te vinden is; veel vaker wordt hij onverwachts dan na ijverig zoeken aangetroffen. Hoe dat toeging een volgenden keer. E. HEIMANS. L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl