De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 26 augustus pagina 1

26 augustus 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 1522 DE AMSTERDAMMEE A°. 1906. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder redactie v a. :TL J". ID E K O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 26 Augustus. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUBOLF JIOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: ZaakKleij. Snel recht, door Gerard G. Lenselink. Duitschland, door Jules Huret, (den Figaro naverteld. SOCIALE AANGELE GENHEDEN : De Staat en de Werkeloozen, door H. S. FEUILLETON : De ommekeer, door J. Steynen, II, (slot). KUNST EN LETTEREN: Bilderdrjkiana. Calvinistische vertoogen, studiën en schetsen, door J. Postmas, beoordeeld door J. Koopmans, Levenswil, door d» M. H. J. Schoenmaeker, beordeeld door G.van Hulzen. Dwars door het land van Roosevelt, door F. H. Knobel, beoordeeld door A. E. M. S. te Laer. VOOR DAMES: Eerlijke antwoorden op kindervragen, door dr. Rudolf Penzig, met eene inleiding van A. H. Gerhard, I, beoord. door Fr. Krnyt-Hogerzeil. De vrouw en de Duitsche vakbeweging, door S ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimaus. Oud-Amsterdam, door A. W. Weissman, III, met af b. Collectie van Wisselingh. Pulchri Den Haag, door Plasschaert. De Dam-kwestie, met af b. Onschuldig bevonden. Aardbevingen enz. en de Brand assuradeuren, door W. Elink Schuurman. L'Oncle de l'Europe, door John GrandCarteret. FINANCIEELE EN O ECONO MISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJE: Het Medaillon. ALLERLEI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. Zaak-Kleij. "Wij achten het onzen plicht nog eens terug te_ komen, op het schrijven van den heer Kleij in Land en Volk, door ons overgenomen in ons vorig nummer. Het daarin vermelde schijnt ons van zoo ernstigen aard, dat het van meer dan n zijde behoort beschouwd te worden; niet alleen als een bijdrage van hetgeen in'militairen dienst voor mogelijk wordt gehouden, maar ook als een voor beeld hoe het Nederlandsche volk een bericht aangaande zulk een als feit be schreven beschuldiging opneemt. Nogeens dan in hoofdzaak het schrijven van den heer Kleij, eervol ontslagen Majoor. Niet op zijn verzoek werd hij m 't vorige jaar door toedoen van Luit.Kolonel v. d. Hoff ontslagen, "toch .werd door dien zelfden Luit.-Kolonel v. d. Hoff een ander officier gelegenheid gegeven eervol ontslag zelf te vragen. Die officier," zoo luidt het verhaal, had zich schuldig gemaakt aan feiten zóó ernstig, dat hij, ware hij voor eenen raad van onder zoek verschenen, ongetwijfeld onwaardig zou zijn verklaard langer als officier te dienen niet allén maar die hem met den strafrechter zouden hebben doen kennis maken. De feiten waren door getuigen bewezen. en, na lang wederstreven, werd ook door den betrokkene zelf bekend, dat hij ze gepleegd had. En nu werd door toedoen en rntt mede werking van overste Van den Hoff bedoelden sfficier gelegenheid gegeven om direct zijn eervol ontslag aan te vragen. Er was zooveel haast bij die zaak uit vrees zeker van inmenging van vrouwe Justitia" bij meerder ruchtbaar worden dat die ontslag-aanvrage per telegram is ge schied. Reeds een paar dagen later stond dan ook dat eervol (f f) ontslag in de Staatscourant en was de vogel gevlogen naar Amerika, of wie weet waarheen. Laat ik nu nog er bijvoegen dat een paar (twee of meer) korporaals, die in bedoelde zaak betrokken waren, streng werden gestraft; ik vermeen met provoost en (of) degradatie, dan is hierdoor reeds 't meten met twee maten door overste Van den Hoff bewezen. Maar wat nu te denken van dienzelfden overste, die, omdat ik niet wilde bukken voor zijn willekeur, mij mijn eervol ontslag deed thuis bezorgen zonder mij de gelegenheid dat zelf te vragen, werd gegeven ? O, 't is wel! l Een officier die zich ont maskerd ziet, die zich zelf en anderen onge lukkig had gemaakt, die 't vaderland moet ontvluchten uit vrees voor de justitie, die wordt door overste Van den Hoff met verzaking van zijn plicht gelegenheid gegeven zijn ontslag zelf te vragen. Maar mij, wien niets, letterlijk niets, kan worden ten laste gelegd, dan dat ik mij niet als slaaf liet behandelen, mij wordt na 45 jarigen dienst, waarvan 35 als officier en bijna 6 als hoofdofficier, mijn eervol ontslag thuis gezonden, ongevraagd. Welnu dat alles wordt door den heer Kleij geschreven, terwijl hij zelf er op wijst, dat hij zich bewust is onderworpen te zijn aan de bepalingen van het crimineel "Wetboek van het krijgsvolk te lande. m. a. w. dat hij bij gebleken onjuistheid gestrenge straf niet zou kunnen ontloopen. En is nu het Nederlandsche volk ont steld bij het vernemen van zulk een aan klacht, die naar den vorm en inhoud der mededeeling allen schijn heeft van onweerlegbaar te zijn? Och neen. Het overgroote deel van het Nederlandsche volk heeft tot dusverre van deze geheele geschiedenis niets ge hoord en wie er ter loops van hoorden vinden zulke ongerechtigheden zóó ge woon, dat zij bij zichzelf denken: nu ja, die gevalletjes komen dikwijls voor tegen onrecht valt noch in 't militaire noch in 't civiele te strijden; recht is er toch niet^ te krijgen. Heeft, zoo redeneert men dan verder, iemand als v. d. Hoff bij de autoriteiten een wit voetje, dan is er niets tegen hem aan te vangen, al had hij ook dit of zesmaal erger iets gedaan; en klinkt de naam Kleij haar niet aangenaam in de ooren, de majoor kan aanklagen, zelfs vragen vervolgd te worden, het zal hem niet baten. Dit is de doorgaande meening onder het Xederlandsche volk, en vandaar, dat bij schier alle onrecht dat geleden wordt, in het militaire niet alleen, maar ookin het civiele en dat is niet weinig!?de openbare klachten bijna altijd uitblijven ; men laat zich onbillijk behandelen, moppert in den kleinen kring van bekenden, en blijft slachtoffer met de verzuchting : wat zou eenig verzet mij geven; iemand als ik trekt immers aan het kortste eind! Een man als majoor Kleij, die zich zelfs tot de Tweede Kamer wendt, is een uitzon dering, en die dan bovendien een stuk durft schrijven als het hiergenoemde is : zal men zeggen: een held? ^een, in onze kalme, klamme samenleving, die zooveel onrecht verdraagt, en waarin wij zwijgend anderen zooveel onrecht laten dragen, heet hij allicht een lastig man. Zoo is de toestand hier te lande. In zijn diepsten grond een gevolg van ons volkskarakter, dat flegmatisch heet, en terecht, indien men dit woord ook mag opvatten in den zin van ongevoelig en onaandoenlijk, zelfs bij het schenden van eens anders recht. Een bijzonder sterk bewijs van deze on gevoeligheid en onaandoenlijkheid levert wel de Pers. Men zou zoo meenen, dat een zóó veel beteekenende aanklacht, als door Kleij in het openbaar uitgesproken, haar, volks opvoedster, ten zeerste getroffen moet hebben, en dat het haar eerste werk zal zijn, dit geval ter kennis van het publiek te brengen, met de duidelijk uitgesproken bedoeling, dat er ten spoedigste een onderzoek worde ingesteld. Maar ziet, zelfs dit geval acht zij niet eens de moeite der vermelding waard, en dat, waar zij onder het vermoeden leeft, eigenlijk mag men wel zeggen, de zekerheid bezit, dat het met de rechts verhoudingen en zooveel meer in het leger allertreurigst is gesteld. "Wij weten wel, dat dergelijke ongevoe ligheid en onaandoenlijkheid door de bui tenwacht, voor zoover deze op haar let en de kwade gevolgen dier eigen schappen ondervindt, dikwijls wordt toegeschreven aan het industrieel karak ter der Pers; en natuurlijk kan het ook voorkomen, dat de belangen der nering er toe leiden een clientèle naar de oogen te zien, die bovenal van rust gediend is; ook mag men niet vergeten, dat er in zekere gevallen partijoverwegingen, 't zij van politieken, hetzij van godge leerden aard, zich kunnen voordoen, welke tot zwijgen verlokken; maar wat men verder ook als oorzaak van de bijna volstrekte afwezigheid der neiging om voor de geschonden rechten der individuen op te komen, moge aanwijzen, zeker is het o. i., dat het flegmatische, in den zin van ongevoeligheid en onaandoenlijk heid, ons volk in menig opzicht eigen, de Pers er toe brengt, zich in den regel als volksopvoedster op haar smalst te vertoonen. De Pers is langzamerhand zulk een groote macht in den Staat geworden, dat men recht heeft een belangrijk deel van den toestand, waarin wij als staats burgers leven, aan haar zwijgen of spre ken toe to schrijven. Om ons nu maar te bepalen tot het onderwerp, dat wij in dit artikel aanroeren, de vraag dringt zich op: hoe\ geheel anders zou het in het leger zijn, indien het flegma van onze natie, zich niet ook in onze Pers liet waarnemen, met zijn van alle actie afkeerige, in zooveel kwaad berustende onverschilligheid ? Zoo sluit onze volks aard, leidende door langzaamheid van beweging tot achterlijkheid op het gebied van het stoffelijke, een niet minder groot nadeel in zich voor de ontwikkeling van ons geestelijk en moreel bestaan. Snel recht. Volgens de daartoe betrekking heb bende bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de pro-deo-procedure voorafgegaan dooreen kort geding over de toelaatbaarheid tot kosteloos procedeeren. ,Nadat de partij, die kosteloos rechten ^wil, een bewijs van onvermogen, afgegeven door den burge meester, verkregen heeft, dient zij aan den bevoegden kantonrechter (veronder steld wordt eene kantonzaak), een request in, houdende verzoek tot gratis-procedeeren. De rechter bepaalt daarop een dag, waarop de tegenpartij op het verzoek zal worden gehoord. Het request en de beschikking worden vervolgens aan de tegenpartij bij deurwaarders-exploit beteek^ad met oproeping om op den be paalden dag ter terechtzitting te ver schijnen. In verreweg de meeste gevallen wordt, hetzij de tegenpartij al dan niet voor den rechter verschijnt, het verzoek toegestaan, zoodat, laat ik het noemen, de vóór-procedure wel overbodig mag heetèn en het geding ten principale wel dadelijk op het bewijs van onvermogen had kunnen begonnen worden. Hoogst zelden komt het voor, dat het verzoek wordt afgewezen, op grond dat de rechter reeds dadelijk bevindt, dat de vordering van allen grond ontbloot is. Intusschen kan de voorprocedure, indien partijen en kantonrechter samenwerken en deze zijne lijdelijkheid voor een deel aflegt, er toe leiden, indien althans partijen in persoon ter terechtzitting tegenwoordig zijn, (dat in pro-deo-zaken veelvuldig plaats heeft) dat de zaak snel en goed koop behandeld en berecht wordt. Zoo werd onlangs op n terechtzitting van een der Amsterdamsche Kantonge rechten (een druk Kantongerecht dus) een pro-deo-zaak behandeld en berecht, welke zeker aan de meeste Kantonge rechten wel op zes zittingen zou gediend hebben. Het betrof een vordering voort spruitende uit eene beweerde overeen komst van huur van diensten". Partijen waren in persoon tegenwoordig. Oor spronkelijk diende de zaak alleen om den debiteur te hooren op het verzoek om toelating tot gratis procedeeren. De debiteur sprak het onvermogen van den schuldeischer niet tegen, maar ten prin cipale ontkende hij de in het pro-deorequest gestelde overeenkomst van huur van diensten" benevens zijne schuldplichtigheid. De kantonrechter vergunde daarop den requestrant om gratis te procedeeren, waarna de zaak ten prin cipale door den rechter, in verband met art. 4.'! der Wet op de liechterlijke Orga nisatie, met goedvinden van partijen werd beschouwd als op dezelfde terecht zitting te zijn aangebracht. Nadat gebleken was, dat de eischer geen ander bewijs middel dan de eed kon aanwenden, vroeg de kantonrechter aan den eischer, of hij den gedaagde op een eed wilde vorderen, hetgeen de eischer goed vond. De kan tonrechter formuleerde daarop zelf een eed en verklaarde dien beslissend. De tegenpartij legde den eed af, waarna de kantonrechter onmiddellijk de vordering ontzegde. In soortgelijke zaken is het anders regel, dat, nadat de requestrant vergun ning verkregen heeft tot gratis-procode ren, de zaak door middel van een dag vaarding, waarvan de inhoud, wat de feiten betreft op hetzelfde neerkomt als het pro-deo-request, bij het kantongerecht aanhangig wordt gemaakt. De gedaagde draagt op den dienenden dag zijn ver weer voor. Daarop wordt do zaak acht of veertien dagen aangehouden voor re pliek. Aangenomen nu, dat de eischer dan aan zijne tegenpartij een eed opdraagt en deze op de eedsopdracht dadelijk antwoordt, bepaalt de rechter doorgaans het vonnis over acht of veertien dagen. De rechter verklaart dan bij vonnis den eed al of' niet beslissend. In 't eerste geval roept de eischer den gedaagde vervolgens bij deurwaardersexploit op tegen eene terechtzitting, waarop deze den eed zal hebben af te leggen. Wordt de eed geweigerd, dan is de vordering toewijsbaar; wordt hij afgelegd, dan wordt de vordering ontzegd, tenzij partijen om verdere kosten te voorkomen royement der zaak vragen. Op deze wijze dient de zaak dus ongeveer zes malen over een tijdsverloop van ongeveer twee maanden. (Wijst de partij aan wie de eed is op gedragen den eed terug aan de partij die den eed heeft opgedragen, dan velt de kantonrechter weder vonnis over de al- of niet-toelaatbaarheid van den terug gewezen eed. In dat geval dient de zaak wel meer dan zes malen over een langer tijdsverloop dan twee maanden). Zooals blijkt is hier van de veronder stelling uitgegaan, dat de zaak een nor maal verloop heeft. Het gebeurt ook, dat indien de eischer zelf verschenen is en na het verweer geen behoorlijke repliek kan voeren, de kantonrechter zijne lijde lijkheid volkomen bewaart en de vorde ring als onbewezen ontzegt. Weliswaar is het resultaat dan gelijk aan het hier boven geschetste geval, maar wat de vordering zelve aangaat, met dit verschil, dat de gedaagde -er al heel goedkoop van afkomt. Hij behoeft in dat geval zijne verdediging niet te beëedigen, terwijl in een zaak als de bovenaangehaalde, de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de gedaagde den eed weigert, in welk geval de eischer zijne zaak gewonnen heeft. Het geschetste geval doet zien, dat er zaken zijn, die ook onder de huidige wetgeving, indien partijen zelf ter terecht zitting tegenwoordig zijn, de kantonrech ter zijne lijdelijkheid voor een deel aflegt en last not least de kantonrechter en partijen eendrachtig samenwerken om de waarheid aan het licht te doen komen, snel en vaak als gevolg daarvan goed koop behandeld en berecht kunnen worden. Het is te hopen, dat meerdere kanton rechters daarvoor vatbare zaken op de geschetste manier willen behandelen. De eerbied voor het recht voor zoover die nog bestaat zal er zeker door toenemen en aan partijen zal eene dergelijke behandeling zeker ten goede komen waarbij de Staat toch belang heeft! GKR.VUD G. LKNSEI.KNK. DnitscManU, door JULES HUKET, (dea Figaro n;'i-verteld). Welvaart. Fransche schrijvers en schrijfsters bieden in onze dagen hun indrukken over den vreemde; in glashelderen, sierlijken vorm, speciaal voorrecht van Gallische penvoerders. Jules ILuret schrijft in den Figaro over Duitschland. Pierre de Coulevain, de onvermoeide roman cière, wijdt een lijvig boekdeel, 592 bladzijden druks, aan ,,1' Ile Inconnue" (Engeland). Voor Hollanders, is het een eigenaardig genoegen, zich te verdiepen in verslagen over Duitschland en Engeland, geboekt door vol bloed Parij zenaars. Beider betoog is geschreven met benijdens waardige Fransche verzekerdheid, dat per sonen en zaken door hen bespied, precies zijn, zooals door hen wordt verteld. Jules Huret deelt mede, dat zijn verblijf van vijf maanden in Duitschland, allereerst bij hem heeft doen herleven zijn herinnerin gen aan Amerika. Niet slechts de fabriekssteden in de Rijnprovinciën en Weatfalen, niet uitsluitend de aanblik der straten, maar ook de menschen, hun leven, hun zeden en gewoonten, alles in Duitschland, vernieuwde zijn in Amerika opgedane gewaarwordingen. Hij geeft toe, dat er in Amerika geen oude burchten, geen Göttingen met haar geleerde omgeving is, maar dat Wilhelm II op handige wijze titels aan fortuin weet te verbinden, door zijn baronnen en graven in 't huwelijk te doen treden met dochters van rijke indus trieelen. Die veelzijdig-ontwikkelde KeiseKaiser" óók nog huwelijks-makelaar! Jules Huret vertoont ons van den bewegelijken, alles-omvattenden, aan allesdenkenden, alle knoopen doorhakkenden Caesar, een gloednieuw kantje! Maar, lluret was vijf maanden, zegge 5 maanden, bijna een half jaar in Germanje, en niets ontging aan zijn speurenden Franschen blik. Gebrilde hoogleeraren werken in de labo ratoria der fabrieken, en Groot-hertoginnen sluiten vrij democratische huwelijken, ver klapt lluret. In Duitschland vindt men geen milliardaires en ook geen huizen met tweeen-dertig verdiepingen, de wet verbiedt zulke waaghalzerige bouwerij maar Ivrupp I en Krupp II, staan een Garnegie en een Rockefeller. Trouwens, die Germaansche en Amerikaansche overeenkomsten, zijn niet vreemdsoortig, wanneer men bedenkt, dat Amerika heden ten dage twintig-millioen Duitschers bevat, en dat de r.stjegrootendeels Angel-Saksers zijn, hun neven. Het volmaakte Werther- Duitschland en von Moltke-Duitschland, zoo het ooit bestaan heeft, behoort tot het verleden. Wat wij nu in Duitschland zien, is de ontwikkeling van een oud, arm ras, door de fortuin begunstigd; een ras, dat, verbaasd en verheugd de schou ders onder 't werk heeft gezet; een ou i ras, dat zich kranig heeft geworpen in de moderne beweging. Uit allerlei statistieken, werd het den Faanschman zonneklaar, dat Duitschland in menig opzicht Frankrijk vooruit was, op industrieel en handelsgebied en dat het machtige Duitsche rijk thans op-weg is, Engeland te slaan. Reeds verliezen de Engelschen ieder jaar terrein in hun eigen koloniën; wordt hun concurrentie aangedaan op hun eigen eiland! En, binnenkort zullen de Duitschers hun meerderen zijn in Canada, in Australië, in Nieuw-Zeeland, aan de Kaap, in Indië..." De Fransche koopvaardij legt het af tegen over de Duitsche. Wat de vlucht betreft der verkeersmid delen, kanalen en havens, posterijen, van l telegraaf- en telefoondiensten, die is waarlijk ongehoord. Met slechts twintig millioen in woners excusez du peu meer dan Frankrijk, bezit het Duitsche rijk 47.000 post-kantoren, waar Frankrijk er slechts 11.000 bezit, en Engeland er zelfs 22.000 hesft. Het Duitsche post-personeel bedraagt 251.000 beambten, terwijl voor den Franschen dienst 82.000 beambten werkzaam zyn, en 188.000 voor de Engelsche postdienst. De post-paket- dienst, ia al even welspre kend : in Duitschland v.erzending van bijna 5 milliard brieven en pakken; bij ons twee milliard, 400 miljoen." Wat telegrafie betreft, daarin is Frankrijk nog de baas, maar. bij veel meer lijnen dan in Duitschland, heeft Frankrijk minder bureaus en minder toestellen. Jules Huret verklaart gelukkig, dat het niet alleen dorre cijfers en statistieken zijn, die hem in Duitschland hebben getroffen, doch, voornamelijk de omvang, de ernst van den arbeid, en de laaie volharding die er aan besteed wordt. Van Oost- naar West-, van Zuid- naar Noord-Duitschland, overal, waar men reist of toeft, ziet men het werk in vollen gang. In havens, in fabrieksteden, n gegons, n onverpoosd snorren en ratelen van stoomwerktuigen. Te midden van die oorverdoovende bedrijvigheid, was het den Franschen onderzoeker opgevallen, dat in Duitschland het werk verricht wordt, met al den stroeven ernst, dien men er in de Vereenigde Staten aan schenkt. Geen opklinken van blije stemmen; geen drukke gesprekken; geen aanstekelijk lachen; een sfeer van doften ernst om al die wer kende, zwoegende menschen, als lastdieren zich krommend onder 't juk, willig, gehoor zaam, zouder morren... blindelings gehoor zamend. In alle standen, overal dezelfde ernst en vastberadenheid om te bereiken het doel dat zij voor oogen hebben. Tot voorname, Duitsche industrieelen heeft Jules Huret zich gewend, hen verzoekend, hem te willen inlichten over hun manier van werken, over hun arbeiders. Hij wilde uit hun mond hooren, wat zij over Fransehe industrieelen, over hun werkkring en werk krachten dachten. Sommigen hebben mij hierover eerlijk hun meening gezegd. Ik heb gretig naar hen geluisterd en ik zal u hun eigen woorden herhalen." De aanblik der steden getuigt van haar welvaart. Bijna geen oude wijken meer; (hoe jammer !) overal nieuwe huizen met balkons in tooi van vergulde spijlen en bloemen. Huizen in vriendelijken, modernen stijl ge bouwd, zelfs in de kleinste steden van Duitschland. Volmaakte vrijheid van lijnen, geluk kige combinaties, verrassende, prettige tinten, n en al welvaart. En overal electrische trams. Een overvloed van parken is een lievelings-uiting van Germaansche weelde. Parken en boomgroepen in de onmiddellijke nabijheid der huizen. Frankfort, Düsseldorf en Hamburg hebben *hun vriendelijken aan blik te danken aan die machtige liefde voor de natuur, die maakt, dat een Germaan een boom plant, zoodra hij er een plekje voor ontdekt en dien boom verzorgt tot aan zijn dood. Heerlijk, <lie parken zoo midden in de stad, vooral, wanneer men, zooals in Duitschland, langs de wandelpaden de takken der boomen naar elkaar toe laat groeien. Zóó dicht zijn soms de struiken, dat kleine kinderen er door kunnen kruipen, maar vol wassenen dikwijls moeite hebben, zich een weg te banen, door volheid van bladeren, takken-gewir en uitspruitsels. Le Francais qui aime la régularité, hacherait bien vite ces sauvageong. Lenótre mettrait a l'alignement ces velléités de forèts vierges... fortts vierges! Het staat er! Leve Lenótre! In wandelparken zou krui pdoor-sluip-door, vermoeiend zijn, vooral in de bondsdagen. Nog een merkwaardig zinnetje: Pourquoi faut-il que ce soit Ie Prussien, formel et cubique, qui aacrifie la discipline la nature? C'est qu'il l'aime vraimect pour elle même, gans doute, et que nous l'aimons, nous, surtout comme un motif de décoration!" In alle Duitsche steden en stadjes, ziet de heer Huret rnooie, ruime pleinen, rijke-lui's woningen en werkmans-kwartieren, gedenkteekenen, bruggen, viaducten, prachtige ge bouwen. Welvaart alom. De bevolking getuigt krachtig mede vaa voorspoed en goed-bij-kas-zijn. Zondags zijn de spoorwegstations overstroomd met reislustige kleine luiden, die in gezelschap van hun goed-verzorgd en keurig-gekleed kroost, uitstapjes maken. In alle klassen der maat schappij houdt de Duitscher er van, het ver diende geld te laten rollen. (Hiermee valt de Germaan mij geducht uit-de-hand; ik leefde totdusver in den onnoozelen waan, dat de Duiischer, en vooral zijne hulpe-naast-hem, spaarzaam, overleggend waren. En ik heb langer met Duitschers verkeerd dan vijf maanden!) Jules lluret beweert: lis conomiseront plus tard, s'ils Ie peuvent. En atteudant, i!s boivent et mangent." De Fransche causeur belooft, een boekje te zullen open doen van Berlijn-bij-nacht." Je TOUS jaconterai la vie nocturne de Berlin, qui est inimaginable!" Een belofte om van te watertanden. Op mijn beurt, beloof ik plechtig, hél getrouw te zullen navertellen, de ervaringen, van Jules Huret, op uren, dat eerzame burgers op n oor liggen. Keurig dat al die Zondags-lui er uit zien, neen maar! lis ne sont pas légants, mais ils sont propres et soignés." Doch, ook in zijn werkmanspak ziet de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl