De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 26 augustus pagina 5

26 augustus 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1522 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MAGGPs Soepen in tabletten, merk Kruisster, ma&en het mogelijk om in den kortst mogeljjken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke borden Fransehe soepen 10 Ct. Pikante soepen 18 MAGGI's Bouillon-Capsules, merk Kruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een yoortreffélijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 MAGGI's Aroma, merk Kruisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerec hten oogenblikkelijk een verrassenden, "fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Verkrijgbaar in flacons vanaf 30 Ct. IIIMIIIIIIIIMMIIIIIIinillllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIItlllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllnlIIIIIIIIIIHII iiiiiiiimmmiimmimmiiiiiiimii llillmmiimiimmmi zoover hij gaan kon, niet de schijn maar het wezen. En toch, zal de geloovige zeggen, heeft hij het innigst wezen niet geraakt en daarom is zy'n critiek op de Christelijke pedagogiek hierin niet volkomen juist, omdat waar b.y fouten aanwijst, hoewel die zeer terecht zijn, hu deze fouten als uitvloeisel van het beginsel beschouwt, terwy'1 ze er een opper vlakkige, bekrompen toepassing van zijn. Maar dit aan te toonen zou een gansch andere, aparte bespreking van het boek eischen, die hier niet op zy'n plaats is. Ik wilde hier alleen maar met een korte bespreking wjjzen op de groote belangrijkheid van dit boek, dat zooals de heer Gerhard in zijne inleiding schreef, een schat van ervaringen geeft, die we in ons moeten opnemen, niet om ze zoo maar gelijkelijk op alle kinderen toe te paseen, maar om ons bewust te maken van wat wij zelf willen en klaarheid te brengen in ons pedagogisch denken. Het is een boek om bestudeerd te worden en dan wordt men telkens opnieuw verrast door de diepe levens ervaring en grondige studie die er achter zit. En het is verblijdend, waar op dit ge bied zooveel oppervlakkigs wordt geschreven, zulk een ernstig boek onder oogen te krijgen. TH. KEUYT?HOGEBZBIL De TFODW en de Dnitsciie Vakbeweging. Wel in gén land ter wereld nemen de arbeidsters zulk een actief aandeel in de arbeidersbeweging, als in Duitschland. Niet tegenstaande nergens elders de vrouw in het politieke leven zóó volkomen wordt onder drukt en genegeerd als dtór, en zóó volkomen rechteloos staat als ddar, is het toch aan de vakvereenigingen gelukt, een belangrijk aantal arbeidsters uit de industrieele bedrijven te organiseeren. Het deze week verschenen jaarverslag van Duitsche onafhankelijke vakvereenigingen over 1905, geeft een levendig beeld van het aandeel der werksters in de vakbeweging die over 't algemeen een jaar van buitengewonen bloei hebben doorgemaakt. Het aantal leden over 1905 was gemiddeld 1.344.803, dat is een toename in n jaar tijds van bijna 300.000 leden. Het gezamelijke aantal vrouwelijke leden bedroeg gemiddeld. 74.411, tegen 48.604 in het jaar te voren. Een aanwas dus in n jaar tyds van 25.807 leden ! Wanneer men weet, dat in 1892, toen de Duitsche vakvereenigingen, ca het ophef fen der Socialistenwet, voor het eerst weer kracht ontvouwden, het aantal aangesloten werksters slechts 4355 bedroeg, dan kan men uit deze zien, welk een enorme vooruitgang ook daarin heeft plaats gevonden naar ver houding in de toename van het aantal vrouwe lijke leden, over 1905 zelfs sterker ge*eest iiuiiiiiHiiimiiniiiMiii UIT DB NATUU CLXXXV. In 't Drengethal. Zooals ik verleden week zei: we hadden het botaniseeren voor dien dag opgegeven en wandelden verder het steeds nauwer wor dende dal in; we wilden trachten voor donker de halte Drei-Annen-Hohne van den Harzquer-Bahn te bereiken, en vandaar met den trein terugkeeren naar ons hotel dat vlak bij 't station Hasserode lag. Heel druk was 't er niet in dat mooie dal. Tot nu toe hadden wy den indruk gekregen, dat de bekende en in de reisgidsen ge roemde wandelingen zoo'n beetje leeken op den Scheveningscheweg op Zondagmiddag. In 't Noordelijk deel van 't dal ontmoetten wy nog tamelijk veel haastende voetreizigers, alle voorzien van de onvermijdelijke rugzak en gewapend met bergstokken; ook heel wat kalme en gewoon modisch gekleede en onbepakte wandelaars, blijkbaar zomergasten, die, net als wy, op hun gemak de omtrek van hun tijdelijk verblijf bekeken; we hoorden nog al eens Engelsch en Hollandsen spreken, maar de groote meerderheid waren toch Noord- Duitschers. Elkaar te groeten; dat kwam in niemands hoofd op ; wel nieuwsgierig monsteren van boven tot onder, echt grootsteedfch. Maar hoe verder we 't dal inkwamen, hoe zeld zamer de ontmoetingen werden met vreem delingen te voet; om 't half uur nog een paar jongelui, inhemdsmouwen, hvm heele hebben en houden op den rug; voorover gebogen, als marskramers onder hun last, prikten ze hun stokken in den steenigen weg, dat 't nog lang achter ons weerklonk. Dan werd 't rustig tusschen de rotsen, maar niet stil; de Drenge aan onze rechterzijde, die nog heel wat regen water had af te voeren, klotste en klikkerde tegen de groote granietkeien, nu eens zacht en dof met holle diepe kloktonen, dan weer heel hoog, haast fluitend, en altijd daaronder door de grondtoon, de ruischende gelijkmatige klank van zacht borielend en voortschuivend water. Dat maakte bij de stilte en de nauwe schaduwrijke eenzaamheid de weg zoo gezellig als een ouderwetsche tuin kamer, waar na den eten in de schemering de theeketel op 't komfoor hangt te razen. De zon moest nog hoog staan, 't was nog geen vijf uur; maar van 't directe zonnelicht hadden we geen last, het dal loopt in hoofd richting noordzuid en alleen de bovenver diepingen van de rotswanden ontvingen het licht uit de eerste hand. Daarboven lieten de bleeke paarse marjolein en de gele kruis kruiden hun toppen slap hangen, 't moest er erg warm zijn, wy voelden er niets van. De harde bodem waarop wij liepen, was dan ook vochtig; en waar de grond sterk verweerd was, stond nog water in 't wagenspoor. Ook de struiken en 't lange gras langs den weg zagen vochtig of 't pas gedauwd had; en vlak by' 't riviertje was 't aangenaam koel, door dat lucht er voortdurend opgefrischt werd met het fijne terugspatsel van de groote bergsteenen. 't Was een rustig genot, daar zoo bedaard te kunnen wandelen, in de mooie eenzaam heid, met de zekerheid over een paar uur een stationnetje te zien, vanwaar de trein ons dan dat der mannelijke. Allén de Textielarbeidersbond won het vorige jaar 7472 vrouwelijke nieuwe leden ! De metaalbewerkersbond 3758, de tabaksbewerkersbond 3661, de boad van wasch- en strykery-bedienden 1908, enz. Het grootste aantal vrouwelijke leden telt de Textielbond, n.l. 20.598, d. i. meer dan 1/3 van het ledental. Het is wel een kras bewijs voor den geestelijken invloed en de werfkracht die er van deze vereenigingen uitgaat, dat in dit bedrijf met zijn lagen levensstandaard en zijn geestdoodenden arbeid, zulk een enorm aantal vrouwen blijvend is georganiseerd l De Tabakbewerkersbond telt 11.422, de Metaalbewerkersbond 9097, de Boekbindersbond 6261, de Fabrieksarbeidersbond 5836, de Bond van helpers in drukke rijen 3773, de Schoenmakersbond 3092, de Bond van arbeiders in wasch- en strykeryen 2442, de Magazyn- en kantoorbedienden 2372 enz. enz. Het is een noodwendige taak voor de vakvereenigingen geworden, de vrouwen in in industrie en bedrijf in de vakbeweging te betrekken. Want nog blijkens de jongste verslagen der arbeids-inspectie, neemt het aantal in de industrie werkzame vrouwen voortdurend toe en vormt het aantal thans georganiseerde vrouwen, ongeveer 80.000, slechts 10 pCt. van alle in de industrie slechts werkzame vrouwen. * Maar dit enorme aantal werksters voorde organisatie te verwaarloozen, zou beteekenen : een geweldig opkomende macht aan voort brenging volkomen willoos bly ven overleveren aan de macht der ondernemers, die soms by toonbeweging enorm veel schade zouden kun nen doen l Zij moeten dus in het organisatieleven worden betrokken en er worden door de hoofdleiding duizenden en duizenden aan besteed om deze organisatie der werksters, die niet in aparte vrouwen-vakvereenigingen, maar voor een lagere klasse contributie in de gewone vakvereenigingen worden opge nomen, te bevorderen. En dat ook dit zoo moeilijke werk inder daad begint te gelukken, dat blijkt uit de gegeven cijfers. Thans is door de hoofdleiding (de General-kommission) een afzonderlijk secretariaat voor arbeidsters gesticht geworden, waar alle mogelijke hulp en materiaal voor deze propaganda ter beschikking is gesteld. Met belangstelling mag men ook dit eigen aardige deel der Duitsche arbeidersbeweging volgen. S. Vrouwelijke studenten in Zwitserland. Er waren dezen zomer aan de zes Zwitsersche universiteiten 1518 vrouwen ingeschreven en wel 486 te Bern, 399 te lausanne, 343 te Genève, 276 te Zürich en iniimniimuminiimiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiimiiiiim boven over de bergen weer naar huis zou brengen voor 't avondeten. Ik had best zoo een paar uur door kunnen wandelen zonder van den weg af te wijken, maar de jongelui waren al weer uitgerust en minder tot stille bespiegelingen geneigd. Een flauw hellend paadje bergop, dat er verleidelijk begaanbaar uitzag, lokte tot beklimmen; dan maar weer naar boven; 't was er ook mooi, en 't gezicht in 't dal verrukkelijk. Vandaar was van de smalle weg berm niets te zien en van 't riviertje niet veel meer; de rotsen schenen over te hellen en het dal zelfs leek een angstwekkende holle weg; wat het in 't geheel niet is. Groote platte steenblokken langs 't pad noodigden uit tot 14 te Basel; te Freiburg worden geen vrou wen ingeschreven, maar slechts als toehoor deressen toegelaten. Van deze ingeschreven vrouwen waren 1278 buitenlandsche en slechts 140 Zwit sersche; onder de eerstgenoemden was Rusland het sterkst vertegenwoordigd, met niet minder dan 1247 vrouwen, naast 40 uit het Duitsche rijk en 87 uit de overige Staten. Aanmerkelijk meer dan de helft dezer inge schreven vrouwen n.l. 973, behooren tot de medische-, 333 tot de philosofische-, 174 tot de natuurwetenschappelijke- en 36 tot de juridische faculteit. Van de 140 ingeschreven Zwitserschen studeeren er 96 in de philosofie en 11 in de medicijnen; van de 44 Duit sche vrouwen 29 in de philosofie en 11 in de medicijnen; van de 1247 Bussinnen stu deeren er daarentegen 908 in de medicijnen. Buiten de ingeschreven vrouwen zyn er nog 675 vrouwen als toehoorderessen toegelaten, zoodat het totaal der studeerenden 2193 bedraagt. Bernadetle Soubirous. ??Mode van het di-agen van een wit bruidikleed. Vrouwen kiesrecht in Frankrijk. Aux Ouvrages Calabrais". Grooter dan ooit, is dit jaar het aantal zieken, die een bedevaart maken naar het welbekende Lourdes, gelegen in de HautesPyrénées, arrondissement d'Argelès. Zij, die Zola's Lourdes" hebben gelezen, zullen zich herinneren, de aangrijpende wijze, waarop hij het vervoer teekent der duizenden en duizenden, saamgehoopt in lange treinen, kranken, die ter bedevaart trekken naar Lourdes, om aldaar door smeekingen en het brengen van grootere en kleinere oö'eranden, Notre-Dame-de-Lourdes ten hunnen gunste te stemmen, om bij deze Heilige Vrouwe genezing te zoeken voor hun kwalen. Sidde rende handen strekken zich naar het bron water, waarvan de wondere werking geopen baard werd aan het boerinnetje Bernadette Soubirous, toen zij ongeveer een halve eeuw geleden, hout sprokkelde in de bosschen van Lourdes. Een liefelijke vrouwengestalte zag Berna dette op zich toetreden, een blanke, reine figuur, een Heilige. Bernadette knielde, en prevelde ijverig haar Ave Maria. Zachtkens, ?net niet meer geruisch dan het klapwieken eener duive, naderde de licht-omglansde Vrouwe, die met teer geluid tot het ver schrikte boerenmeisje sprak : Vertel aan alle menschen, dat hier in den grond een bron is, met wateren vol genezende kracht, en, zeg uwen biechtvader, dat hier een keik moet verrijzen." Sedert dien dag trekken kranken uit alle rusten en lang neerkijken ia de diepte; op een van deze heb ik de krabbel gemaakt, die in 't nummer van de vorige week is afgedrukt. 't Pad, een Holzweg", voerde om een berg heen, waar de sparren gerooid waren, weer terug in 't dal; daar werd het wat wijder, 't was als een pleintje, waarop een nauwe straat uitkwam, rondom afgesloten door tamelijk zwak hellende bergen. Een heel kamp van spitse sparren lag er, bijna alle evengroot, de toppen verlicht door de zon, de voeten in de schaduw, in ijle rijen en bij groepen klommen de boomen aan alle zy'den uit de kleine vlakte tegen de hellin gen op, net een leger in verspreide orde. Vijf minuten verder, aan 't andere einde Hert zonderblad. oorden der wereld, naar Lourdes, en wekt het aantal genezingen door gebed en suggestie bewerkt, verbazing zoowel van geloovigen als niet-geloovigen. Dit jaar is het voller dan ooit, te Lourdes, omdat mea vreest, dat de autoriteiten aldaar, de grot met de wondere bron zullen sluiten. De merkwaardigste ge nezing was ditmaal, die eener jonge, Belgi sche vrouw, die geheel verlamd naar de bron werd gedragen, en na eenigen tijd kon loopen. Van een hygiënisch standpunt beschouwd, is de samenhoopicg van tallooze zieken in een beperkte ruimte, zeker af te keuren, doch het sluiten van de grot, zoo dit ooit gebeurt, zal voor velen een onoverkomelijk leed zijn. * * * De mode in vlekkeloos wit te trouwen, is afkomstig van Mary Stuart. Toen zy in 1558 met Frans II van Frankrijk in den echt trad, droeg de beeldschoon* Mary een trouwkleed van witte brocaat zijde. De manteau de cour, die haar over schouders en rug golfde, en achterwaarts schuttend zich plooide over den sleep van het blanke bruidsgewaad, van hemelsblauw Perzisch fluweel, werd door twee pages opgehouden. Gedurende eenigen tijd was het witte bruidskleed alleen in zwang bij bruidjes van aanzienlijken huize, en eerst aan het eind van de zeventiende eeuw werd deze beminnelijke, zinrijke mode algemeen gehuldigd. * * * Femina, het bekende, geïllustreerde Fransehe tijdschrift, fel op prijsvragen, heeft een nieuwe question brülante" aan de orde gebracht. De redactie wenscht van hare lezeressen te weten, of zij vóór of tegen vrouwen-kiesrecht zijn. In Frankrijk is dus een groot plebisciet onder Fransche vrouwen op-banden. Verschillende meeningen van gezaghebbende Francaises, zullen in Femina worden medegedeeld. Intusschen heelt de ijverige redactie, ter aanmoediging van de inlevering der stem biljetten door dames, mannen van naam geraadpleegd, wier antwoorden zij nu reeds openbaart. Jules Claretie, directeur van het Th atreFranoais, het doet mij leed, dat Pierre de Coulevain in haar jongsten roman Hle Inconnue" zulk een niet te qualificeeren oordeel over het Maison de Molière" uit spreekt, Jules Cla*etie oordeelt: Ik geloof volstrekt niet, dat het stemrecht der vrouw, een maatschappelijk gevaar zal opleveren, en, indien Rechtvaardigheid aan het woord is, waarom het gevaar niet trotseeren? Wat de verkiesbaarheid der vrouw be treft ... Hierover laat de verstandige theater directeur zich niet uit. Hij heeft gelijk. Molière's woorden passen wij gaarne op hem toe : Vous tes toute raison, vous ne sauriez pas avoir tort." van 't plein, kwamen we weer in een nauwer gedeelte; rechts en links stegen de wanden schuin omhoog, bezet met zware oude sparren en de rivier bruischte sterker dan te voren. Hier kwam de Drange in 't gedrang, hij wrong en sprong over de rolsteenen, dat 't schuimde en opspatte tegen de dikke donkere sparrevoeten. De jongelui deden vergeefsche pogingen aan de overzijde te komen, de steenen waren te glad, te veel afgeslepen door 't sterk stroomende water. Maar daar lagen drie dunne geschilde stam men dicht bijeen, schuin over den stroom. Boegspriet loopen '. Ik dankte er voor ; de din gen lagen mij te wiebelig, en ze zagen er zoo nat en glimmerig uit of ze pas geschild waren. Voor vier jonge beenen was 't een heerlijke brug; en in 't geheimzinnige donker e bosch aan de overzijde verdwenen ze; wij konden niet beters doen dan een gemakkelijk steenen stoel uitzoeken en rustend op hen wachten. 't Duurde me wat lang, we riepen dat ze terug moesten komen. Geen gehoor. Nog eens, zonder terugklank. Dan maar geduldig zitten blijven, ze zijn niet voor 't eerst uit en heb ben een tamelijk sterk plaatsgeheugen. Wij turen in de diepe schaduw van de sparren, hooren zwak hallo" roepen, als ge heel uit de verte. Eindelijk komt mijn zoon uit de duisternis te voorschijn. U moet er over," zegt hij leukweg, er staat een vreemde plant." Dank je, haal hem maar hierl" 't Is hem,Epipogon,in volle bloei,drie exemplaren." 'k Geloof er natuurlijk geen steek van ; en ik heb geen lust in een duikeling van die gladde boomen. Mijn dochtertje komt eindelijk ook opdagen en beide staan daar aan de overkant te lachen en vol te houden dat hij er staat; wij moesten schreeuwen om ons boven 't beekgeluid verstaanbaar te maken. 'k Ga twijfelen,maar zij kwamen in zoo'n goede bui, dat ik 't voor een fopperijtje houd. 't Zal wel weer een stofzaad, zoo'n monotropa wezen," zeg ik. Zij fluisteren wat tegen elkaar en verdwijnen opnieuw in 't donker. Ik geloof toch dat ze hem hebben," zegt myn vrouw, hun oogen schitteren zoo." Ik kijk bedenkelijk naar de primitieve brug en 't schuimend water. Weer een vijf minuten, daar doemt weer een witte blouse uit de don kergroene diepte. Vangen I" Ik vang een op gerold blad op, maak 't open, er zit een bloempje in, een mooi satynig wit bloempje met lila slippen en strepen en vlekken en roode stippen, een orchidee, Epipogon! Hij is het I Zonder me te bedenken snel ik als een woudlooper over de wankele boomen en nu ging 't de jongelui na in een draf tegen den helling op. Pas op, hier is 't nat l je zakt weg in 't veenmos!" Veenmos in een sparrebosch. Echt waar l De voeten zonken er in weg. Kleine roode paddestoelen lagen er boven op en gloeiden als kooltjes vuur, heele bossen van sneeuw witte stofzaden, groot en dik als asperges schoten er uit omhoog, paarse zwammen ver takt als koraal, en witte polletjes van een vreemde paddestoel, net kleine bloemkooltjes, vielen mij bij 't haastig klimmen in 't oog. En daar, op een heel donkere vochtige plek dicht bij een sparrevoet daar stonden ze, de vurig verlangde, lang gezochte orchideeën, en we lagen er met ons drieën bij op de knieën. Stil en trotsch; bleek met wat rozigs hieven Claretie roert de kwesties ongaarne doorén. Over de verkiesbaarheid der vrouw is een nieuwe prijsvraag te openen. Emile Faguet gelooft, dat in elk land het vrouwen-stemrecht behoudend en verbeterend zou werken, daar vrouwen over het geheel genomen, wat minder zinly'k, veel minder misdadig en oneindig minder drankzuchtig dan mannen zijn. Jules Lemaitre schryft: Ik geloof, dat het algemeen stemrecht gedurende eenigen tijd minder ongunstig zou werken, indien vrou wen stemden, maar, aan den anderen kant vind ik het algemeen stemrecht vry dwaas." Francois Goppée heeft heel schrander de kwestie van algemeen stemrecht aan de vrouwen-kwestie verbonden. Hij zegt: Onder veel andere gebreken van het algemeen stemrecht, is dit er een: dat het niet algemeen is, omdat de helft van de natie er buiten wordt gehouden. Dat de schoone sexe dus stemme! Ik vrees echter, dat het algemeen stemrecht daardoor nog niet zal ophouden te zyn, wat het is: blind, grof, slecht-werkend." Graaf d'Haussonville deelt die meening niet. Hij zet zich schrap tegen vrouwen kiesrecht. Hy gelooft, dat vrouwen zich met te veel hartstocht in den politieken kampstry'd zouden werpen, en, dat daardoor Frankry'k's jammerlijk verdeeldheid nog grooter afmetingen dan thans zou aannemen. Ook de heer Jaurès is geiaadpleegd en de socialistische hoofdman heeft zie h wegens o verstelpende drukte verontschuldigd, doch, hél slim liet hij een achterdeurtje open, en deelde mede, dergelijke vraagstukken liever in zijn dagblad te behandelen. Dit is natuurlijk de ware reden van zijn weigering, en niet zijn overstelpende drukte." Niet onaardig herinnert de redactie van Femina den heer Jaurès, dat hij op het congres te Tours aan het hoofd van een ontwerp voor een nieuwe constitutie heeft geschreven: Het algemeen stemrecht be hoort aan de beide geslachten." * * # Volgens nieuwe inlichtingen door mij ont vangen, heeft de ex-koningin der beide Siciliën, te Parijs haar magazijn geopend om geld te innen ten bate der duizenden die van goed en have beroofd zijn, door de aardbevingen in Calabrië. Boven de vensterlijsten van het magazy'n staat geschreven : Aux ouvrages Calabrais,'. Wie zou daar niet gaan koopen ? Te woord gestaan worden door een vorstin, en: geld uitgeven om een goed doel te steunen. Een onzer abonnés schreef my om het adres van den winkel; misschien wenschen meer menschen dit te weten, daarom laat ik het hier volgen: 3 Rue Saint Roch, Parijs. CAPWCK. drie slanke stengels zich een voet hoog uit 't bruine mos; aan den top hingen onbe weeglijk de heerlijkste orchideeën-bloemen, die ik ooit in 't wild heb gezien. Geen spoor van een blad of iets groens in 't rond, niets dan die bleek paarse teere door schijnende steeltjeg, maar de bloemen schit terden letterlijk in 't duister of ze licht uit straalden. Dat was geen verbeelding uit blijdschap ; het bovenste stuk, de naar boven gekeerde lip van deze zonderlinge orchidee deed het werkelijk; de stof waaruit hij be staat en de structuur samen zijn er de oor zaak van, 't is met de loupe bezien of die diepe kom uit witte kristalletjes bestaat en ingelegd is met een aantal kleine roode robijntjes, die 't honingmerk vormen. Daarbij glinsterde werkelijk de honing of wat er op ly'kt, ons tegen uit de diepe kom. We hebben 't niet over ons hart kunnen brengen er meer dan n bloemstengel van te plukken; die moest ik hebben om een teekening te kunnen maken, en dat eerst toen we nog een viertal exemplaren ontdekten. Op die heele helling van misschien een kwartier gaans lengte, vonden we net acht bloeistengels. Of eigenlijk ik niet; we ver spreiden ons, om 't bosch af te zoeken. Ik wilde er zelf ook een 't eerst vinden, om de plant in 't vervolg uit de verte te kunnen onder scheiden. Maar 't lukte mij niet; een kleintje trof ik er heel hoog op de helling; maar drie stokjes in 't rond bewezen dat een van ons hem al gesignaleerd had. Misschien kwam 't door de machtigen in druk, dien dat zware oude sparrebosch op mij maakte. Het was een tempel met duizend zui len, waarin elk geluid een zwarengalm gaf uit een hoog koepeldak; hier en daar lag een half vermolmde reuzenstam, begroeid met mos en witte en gele zwammen, van voor mij vreemde vormen; een beek kronkelde naar onder waarvan ik 't water hoorde ruischen zonder 't te kunnen zien, zoo lag 't onder een sprei van bleek-groene varens en satijnige mossen verscholen. Waar op een plek een paar stam men neergeslagen waren, en zoo 't licht van boven een opening vond om door te breken, was de bodem heel zonderling beschenen, als bestraald door een blauwig electrisch licht. Meer dan een uur hebben wij samen stil gezeten op oude boomstronken in dat machtig mooie bosch voordat wy 't konden verlaten. Ik zelf had geen epipogon meer gevonden en meer stonden er stellig ook niet. Mijn vrouw was ook over de rivier gekomen zonder dat wij 't merkten. Ze was verstandig geweest om te begrijpen dat drie liggende sparren beter leuning dan brug waren en voorzichtig van steen op steen over de beek gestapt. Zoo gingen wij terug, en zie, vlak onderaan niet ver van het water, nog even voor het licht weer den grond bereikt en andere groene planten 't groeien vergunde, zag myn vrouw een enkele bloem van Epipogon op zijn licht paarse steel vlak tegen een dennenvoet aangedrukt staan. Drie van ons hadden er nu zelf een 't eeist gezien, alleen ik niet. Maar dat vond ik niet erg. Op den Rennenberg bij den Broeken moest nog een vind plaats zijn. Daar zouden wij den volgenden dag heen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl