De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 26 augustus pagina 8

26 augustus 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1522 streken de indirect door zulke natuurver schijnselen veroorzaakte schade van ver goeding uitsluiten. Zoo zyn er volgens sommigen in Japan dagelijks uitbarstingen; Midden-Amerika is de streek der wervel stormen. Het staat die groote verzekeringmaatschappyen vrij, hun risico op die wijze te beperken ten opzichte van een clientèle, waar zij als leveranciers van het artikel brandschadevergoeding" geheel vrij tegen over staan. Wil een Japansch koopman ook aardbevingschade vergoed hebben, tegen een extra premie zal het hem wellicht mogelijk zijn dit te bedingen. Staat nu de Nederlandsche assuradeurs wereld tegenover Nederlandsche verzekeringzoekenden even vrü? Neen immers; het afwerpen van hare aansprakelijkheid is met de historische ont wikkeling in strijd. Het schijnt, dat om twee redenen de be weging onder Nederlandsche assuradeuren ingang vindt. De aardbevingen konden hier te lande eens talrijker worden dan tot nu toe; dan zou een nieuwe oorzaak van branden zich voegen bij de tegenwoordige, en de premiën zouden onvoldoende zijn om alle schaden te dekken. De tweede redeneering is deze, dat assurantiemaatsehappijen niet berekend zijn op het dragen van verliezen ?van zulk een omvang als te San Franeisco. Beginnend met het laatste, gaat dit argument voor onderlinge maatschappijen niet op; de onbeperkte aansprakelijkheid der deelhebbers maakt het mogelijk ineen bepaald jaar elk schadebedrag om te slaan; het is de groote kracht van het stelsel zelf en de oorzaak van zijn aantrekkelijkheid voor een deel van het publiek. De naamlooze vennootschappen hebben een be perktere draagkracht. Inderdaad is het van het grootste belang, dat zij geen grooter risico op zich laden, dan daarmede overeen komt. Het is echter in de uitgestrektheid van een bepaalde ramp, niet in de oorzaak, dat hun een gevaar dreigt. De omvang van groote steden, de opeenhooping van kostbare voorraden, verplichten de assuradeuren te waken voor de beperking hunner aansprakelijkheid binnen zekere rayons. De speciaal voor dit doel door topografen vervaardigde kaarten van tallooze groote steden der wereld, bv. de bekende Goads' Maps, maken een overzicht gemakkelijk; en de herverzekering, zoowel als het zichzelf opleggen van grenzen zijn middelen om te voorkomen, dat het woeden van een zwaren brand verliezen zou kunnen opleveren voor n enkele maatschappij, waartoe haar reserves niet toereikend zouden zijn. Zulk een controle mag geen enkele maat schappij verwaarloozen: zij mag het niet, ook al is in een bepaalde stad of streek een of andere brandoorzaak van vergoeding uitgesloten; omdat de groote en verwoes tende branden uit tal van oorzaken kunnen ontstaan. Hierop moet de nadruk gelegd worden. Het zou ten eenenmale verkeerd zijn, in dien assuradeuren na uitsluiting van aard bevingsschade, oorlogsschade of welke ook, zouden meenen, verder van zorg voor dit punt ontslagen te zijn. Beschouwen we nu het andere argument; de verstoring van de wetten der statistiek. De bewering, dat de onberekenbaarheid van den factor aardbevingen den grondslag der premieberekening omverwerpt is nieuw, maar sinds meer dan een eeuw heeft het brandverzekeringswezen in Nederland op dien voet toch kunnen bestaan en bloeien, blijkbaar omdat aardbevingen en zware stor men of orkanen tot de grootste uitzonde ringen behooren. Wijzigingen in de gesteld heid der aarde zouden in de toekomst hierin verandering kunnen brengen, maar zulk een wijziging zal langzaam zich voltrekken, en dan eerst zal het tijd zijn, andere premie berekeningen te gaan maken, indien feiten voorvallen, die het noodzakelijk maken. Hoevele omstandigheden hebben niet in den loop der tijden door hun wijziging een wezenlijken invloed op het brandgevaar gehad, zonder dat het bestaan der maat schappijen daardoor gevaar liep. Zij werden steeds tegen te groote schokken beveiligd, door de geleidelijke invoering van zoodanige nieuwe factoren van brandgevaar. De gelegenheid is hier gegeven voor een vergelijking van den toestand der Neder landsche maatschappijen met de Engelsche wat namelijk de verhouding betreft van hunne reservefondsen tot hunne verplich tingen. Als maatstaf voor de laatste moeten daarbij de inkomsten aan premiën dienen, omdat het verzekerde kapitaal van geen der maatschappijen bekend is. Natuurlijk, dat de verhouding van reserve tot verzekerd kapitaal slechts zeer bij benadering een beeld van de draagkracht en het weerstands vermogen bij groote rampen geeft, maar bij gebreke van een anderen maatstaf is deze vergelijking toch der moeite waard. De cijfers voor alle Engelsche maatschap pijen liggen voor de hand; niet aldus die van alle Nederlandsche, waar vele niets of weinig publiceeren. Toch geven o. a. een vijftal eerste klasse instellingen de noodige gegevens en daaruit laten zich de verhoudingen berekenen. 1) Waar de reserve het grootst is, vergeleken met de premiën-ontvangst, is de verhouding als 198:100, en waar zühet zwakst is, is de verhouding als 50:100. De overigen liggen daartusschen. Van acht eerste klasse Engelsche maat schappijen 2) de cijfers vergelijkend, ziet men dat in 't gunstigst geval de verhouding is als 267 :100, in 't ongunstigst geval 74:100, en hieruit blijkt, dat het verschil niet zoo bijzonder groot is. Neemt men het aandeelen-kapitaal als een subsidiairen waarborg mede in aanmer king, dan wordt de positie der Nederlandsche instellingen veel sterker, want hun gezamen lijk aandeelen-kapitaal is ? 5.600.000, ge plaatst, tegenover een premie-ontvangst van ?1.608.000, dus in verhouding van S'/*:!De bedoelde Engelsche maatschappijen ver tegenwoordigen een aandeelen-kapitaal van £ 12.539.000 en hun ontvangst aan premiën is £ 13.651.000 dus een verhouding van 9/io: 1. Veel hangt natuurlijk voor de veiligheid van elke maatschappij af, van de voorzichtig heid waarmede zij hare risico's verdeelt het punt dat hierboven is aangegeven en in dit opzicht zal ongetwijfeld de eene van de andere het winnen, maar in doorslag mag wel worden ondersteld, dat dit punt ook hier te lande behoorlijk in 't oog ge houden wordt. Maar indien een enkele maatschappij hieraan al niet genoeg aan dacht mocht wijden, en zich aldus aan groote schade blootstellen, dan zou zulk een geval geen reden zijn, om de maatschappijen alle te zamen te ontheffen van wat altijd be schouwd is als hare verplichting bij eiken brand, 't zij klein of omvangrijk, n. 1. een coulante regeling en uitbetaling van elke schade, hoe ook veroorzaakt tenzij door eigen opzet of grove schuld. Op de jaarlijksche vergadering van aan deelhouders der Liverpool and London and Globe Insurance Company zeide de directeur Dove, kort na de ramp van San Francisco het volgende: De Maatschappij kan het verlies gemakkelijk dragen. Aandeelhouders kunnen geen omvangrijke en winstgevende zaken verwachten, zonder ook omvangrijk risico op zich te nemen, ja nu en dan ook een buitengewoon voorval te riskeeren. Alleen dit risico rechtvaardigt de heffing van zulke premiën, als die wij gewoon zijn te berekenen." Zulk een kalme opvatting wordt daar gehuldigd, en niettemin wordt het risico van genoemde maatschappij in 't vernielde gedeelte van San Francisco geschat op ?10,400.000. Er is een beweging in Enge land gaande, om de polissen voor Amerikaansche risico's alleen af te geven met uitsluiting van schade bij aarbevingen, enz. ontstaan, maar door directiën, die de zaken opvatten, zooals de ovengenoemde dat deed, wordt die beweging vermoedelijk weinig aangemoedigd. Toch zijn Europeesche maatschappijen betrekkelijk vrij in dit opzicht tegenover clientèle in Amerika; maar tegenover de verzekerden van het land waar maatschap pijen gevestigd zijn, vooral waar de parti culiere maatschappijen een feitelijk mono polie hebben, zal een dergelijke beperking van de strekking van het contract minder goed door te voeren zijn. Wel bezien is het een geheel nieuw streven, dat nu ook in de kringen van Nederlandsche assuradeuren en jegens de in Nederland gelegen risico's opkomt. Want tot dusverre gold overal als recht, dat af gezien van opzet of grove schuld bij den verzekerde de oorzaak der schade voor de aansprakelijkheid der assuradeuren geheel onverschillig was. Dit geldt overal in Engeland, Duitschland, Frankrijk, zoowel als in Nederland. Er bestaat n uitsluiting, die van het oorlogsrisico, ofschoon zij niet bij alle assu radeuren toepassing vindt. Zij geschiedt niet zoozeer wegens de onmogelijkheid ook die schaden te dragen, als wel om het on billijke, dat er in gelegen is, dat terwijl in oorlogstijd er vernieling van eigendom in allerlei vormen plaats vindt, speciaal de brandschaden voor rekening zouden komen van assuradeuren, en derhalve, ofschoon oorlog in het belang van het Rijk onder nomen is, ten laste van anderen dan de eigenaren zelf, de personen toch, die als burgers het lot van den Staat, welks voor rechten en bescherming zij genieten, be hooren te deelen. Verschilt dus het motief voor uitsluiting van oorlogsschade, dan moet ook niet be proefd worden haar met de uitsluiting van 't risico van aardbevingen, vulkanen en stormen gelijk te behandelen. Waarlijk het is voor de eer van brand assuradeuren en wegens de ernstige belan gen van het publiek te hopen, dat in het geen tot dusverre als recht gegolden heeft, geen verandering wordt gebracht. W. ELINK SCHUUKMAN. Zaandijk, Juli 1906. 1) Het zijn de Utrechtsche Algemeene Brandverzekering Maatschappij, de Haarlemsche B. V. Mij., de Mij. voor Brandverzekering voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Brandverzekering Mij. Holland, en de Neder landsche Mjj. van Brandverzekering téTiel; de cijfers zijn ontleend aan van Nierop en Baak, volgens de rekeningen van 1905 (of 1904). Het zijn alle maatschappijen met een premie-inkomen van f 200.000 of meer. 2) Royal; Sun; Liverpool London and Globe; London and Lancashire; Norwich Union; Commercial Union; Phoenix; en Alliance. De cijfers zijn ontleend aan de Balansen over 1905, gepubliceerd in de PostMagazine. JOHN GRAND-CARTEKET, L'Oncle de l'Europe. Paris. Louis Michaud. John Grand-Carteret is voor onze lezers geen onbekende, en voor ons allerminst, want de aandacht, die hij aan de Weekbladprenten schenkt, is bijzonder vleiend en zijne bewondering voor onzen getrouwen medewerker Johan Braakensiek is groot. Wij hadden in het vorige jaar nog de gelegenheid hiervan met dankbaarheid melding te maken, naar aanleiding van de verschijning van Lui" devant l'objectif caricatural', de verzameling van 348 caricaturen" betreffende keizer Wilhelm II, onder welke 54 Weekblad-prenten waren gereproduceerd. Sedert 1890 heeft Grand-Carteret een reeks van studiën over de hedendaagsche caricaturen het licht doen zien. Hij begon met Bismarck en Caricatures; daarna kwamen aan de beurt Crispi, Bismarck et la Triple Alliance, Wagner, l'AUiance Franco-Busse, Napoléon (hoofdzakelijk En gelsche prenten), Le Voyage du Ts/ir, La Crète, L'Affaire Drey f lts, John Buil, Chinois d'Euro'pe et Chinois d'Afie, L'Aiglon, .Lui", en Contre Rome. La Bataille antidéricale en Europe". Duizenden caricaturen" worden hier besproken en geanalyseerd, op geestige en onderhoudende manier en met eene kennis van zaken, ook van buitenlandsche toestanden, die men bij de landgenooten van dezen begaafden schrijver slechts zelden aantreft. Zijn het allen caricaturen die GrandCarteret in zijne werken reproduceert en beschrijft? De vraag lijkt haast onbeschei den tegenover zulk een kenner. Maar het woord caricatuur is afgeleid van het Italiaansche caricare, dat in zijn overdrachtelijken zin overdrijven beteekent, evenals het Fransche charger. Een caricatuur is dus een charge, die het lachwekkende ont leent aan de overdreven voorstelling van lichamelijke of geestelijke eigenschappen. Vat men het woord aldus in zijn etymo logische beteekenis op, dan blijken vele zoogenoemde caricaturen eigenlijk parodieën te zijn. Het veiligst is, zich te houden aan den echt Hollandschen, meer algemeenen naam van xpotfirenten, die zoowel op de caricatuur als op de parodie van toepassing kan zijn. L'oncle de VKuroye is koning Edward van Engeland, een bijzonder dankbaar onderwerp voor den Franschen schrijver. Dat_ blijkt reeds uit de opdracht: Au tres Parisien ex-prince de Galles, ponr qu'il veuille bien tre mon interprète anprès de S. M. Ie Eoi Edouard VII, ce livre est respectueusement dédiépar un Francais anglophile". Respectueusement, 't kan zijn, maar Z. M. wordt in deze collectie niet gespaard. Doch Grand-Carteret weet de pil te ver gulden. In zijne geestige voorrede, die hij Simple demande a un Roi Gentleman betitelt, begint hij met een loflied op de vrijheid, welke de caricaturisten steeds heb ben genoten in Engeland, het land dat, na Holland, de politieke caricatuur zag ont kiemen en groot worden, het land waar men geen vervolgingen wegens persdelicten en geen inbeslagneming van politieke critiek in woord en beeld kent. Hij beroept zich op de klassieken van het genre in Engeland, op Punch en Judy, teekent in 't voorbijgaan aan, dat de Engelschen zich voor buitenlandsche caricaturen nogal eens gevoelig hebben getoond, en verzoekt dan Z. M., wel wat ironisch, aan zijn boek niet de koninklijke goedkeuring te onthouden, welke hij aan zeep- en tabakfabrikanten verleent. Ten slotte: Oncle Edouard, soyez bon oncle et permettez qu'on puisse dire au peuple anglais: Le Roi Edouard a regarde ces images et il s'en est royalement amuse." Koning Edward heeft aan dit verzoek gracieuselijk voldaan. Hij liet door zijn par ticulieren secretaris, Lord Francis Knollys, aan Grand-Carteret schrijven: I am commanded to inform you that his Majesty is happy to accept the copy of your Work which you have forwarded to me." Over 't algemeen blijkt Grand-Carteret van oordeel te zijn, dat de caricaturisten van het Europeesche vasteland aan koning Edward geen recht laten wedervaren. In 't bijzonder wijst hij daarbij op de houding, aan koning (destijds nog prins) Edward toegeschreven in den strijd met de ZuidAfrikaansche Republieken. Echter erkent hij, dat de houding van de Hollandsche geïllustreerde pers in dit opzicht logisch is gebleven. Eén ding blijkt uit de interessante ver zameling van Grand-Carteret duidelijk: Edward VII is, niet het minst als prins van Wales, altijd Bon Sire geweest al was de majesteit van dezen Sire dikwijls ver te zoeken. iimiiiiiiiniiiiiiil ERRATUM. Zelf-portret Rembrandt in Leiden. Dr. Bredius verwyt mij, dat ik het mono gram op het Rembrandt-portret in Leiden zoo slecht gelezen heb. Ik kan hem ver zekeren en zelfs bewijzen, dat hij zich hierin vergist. Maar zjjn aanmerking doet mij toch wel een rectificatie betreffende het aangeduide monogram noodig achten'. Want 't was geen reproductie, maar slechts een aanduiding van het monogram, die ik gaf met het voorhanden materiaal op een zetterij, en ik meende dat ieder belangstellende of ingewijde er uit zou begrijpen, dat er het bekende vroege mono gram van Kembrandt mee bedoeld was. De ?. (fecit ?) er voor schijnt echter niet opge merkt te worden. W. S. Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Tijd, No. 8 en 9 : Dageraad, door H. Heijermans Jr. Het ondersteunen van stakende en uitgesloten arbeiders, door J. v. d. Tempel. Mr. W. A. Binger criminalitéet conditions conomiques", een overzicht, door J. Gerritsz. Protestantisme en kapitalisme, II, door W.v. Ravesteijn Jr. Gedichten, door S. Bonn. Werkloozenverzekering, door J. Leenis. Theorie en beginsel in de arbeiders beweging, door A. Pannekoek. Blanko. Wetenschap, V, door F. v. d. Goes. Aanval en verweer, IV, door H. Heijermans Jr. Orgaan van den Ned. Bond tot bestrijding der Vivisectie, No. 1/2 : Wat vivisectie eigenlijk is? Vivisectie in Nederland. Gevaarlijke zegeningen. Vivisectie onmisbaar ? Tot heil der lijdende menschheid. Getuigenis van onverdachte zijde. Gebruik van vleesch. ~ Varia. Mededeelingen. Corrigendum. Spreuken. De Aarde en haar Volken, No. 38 : Hoofdblad: Langs den Congo tot Brazzaville, door A. Kloos. Bijblad: Tusschen Save en Drave. De Zebroïden. Apothekerswijsheid. Tijdschr. Kon. Ned. Aardr. Gen. Feuilleton. De Volksgezondheid, No. 8 : Typhus. De stofplaag op wegen. Ziekenhuizen te platten lande. Armenzorg en tuberculose-bestrijcfing in de practijk. Woningtoestanden in Nederland (Friesland): Dokkum, Aengwirden. Uitvoering van artikel 4 der Arbeidswet. Verscheiden heden. De Vrije Tribune, afl. 8 : Per Saldo, Marburg & Co. Daan van der Zee, Sproot dicht. Stelijn Kolders. Gelot. Johanna Steketee, Aan den vooravond. Boekbeoordeeling. Taal en Letteren, afl. G/7 : Opmerkingen oyer Nederlandse versbouw, V, door dr. C. G.N. de Vooys. Van den cnape van Dordrecht, eene sotte boerde, door J Prinsen J.Lzn. Over de opvolging der 5 groote klanken in lettergrepen naar aanleiding van een wet van dr. Lloyd, door R. Volbeda Een Nederlandsen Glossen-gedicht uit de 16e eeuw, door dr. Marten Rudelsbbim. Fransche spreektaal buiten Frankrijk, door J. J. Silverda de Grave. ? Spellingkwesties in Frankrijk en Italië, door J. J. Salverda de Grave. De Nieuwe Letter kunde, door J. B. Schepers. Meesmuilen, door M. A. van Weel. Het Huis, Oud en Nieuw, afl. 7 : Stedenschoon in België, door C.A. Vlaanderen en J. J. Goud man. Bali en Lombok, door W. O. J. Nieuwenkamp, (BQekbespreking). Toelichting bij de platen. Poëzie, No. 7 : Verzen. De dichter P. C. Boutens, II, Ellen", van Fred. van Eeden, VII. De Rembrandthulde en onze poëten. Toonkunst,No. 33: Bericht A. D. Loman Jr. Willem Stumptf. Kunst is regeeringszaak. Berichten en mededeelingen. Errata. Uit het Vereenigingsleven. Eigen Haard, No. 33 : Koninginne-dag. Om Marijn's Hoeve, kiekjes van het platte land, door De Meerulaer, III. M. J. Ijzer man, door H. D. F. M., met portret. In vreemd gezelschap, door Jer°. de Vries, met af b. Hr. Ms. Friesland" te Smeerenburg, met speciaal voor Eigen Haard" aldaar opge nomen foto's. Het Faisanten-eiland, met afb. Misères van een Amsterdamschen Strooweduwnaar. Toen en nu, door W. W. F.-D., met afb. Feuilleton. J. J. BIESING, Kunsthandel. 's-GRAVENHAGE, Molenstraat 65,65* en 61. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. 1606 Rembrandt-Jubileum 1906 TENTOONSTELLING VAN OUD HOLLANDSCHE KUNST FREDERIK MULLER & Co., DOELENSTRAAT 16-18 AMSTERDAM. Dagelijks, behalve Zondags ?B-T><-I.A« / 1O?l uur / l van 10 Juli tot 16 September. Entree { 1?5 ^ ^ o 1Q MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, t>g de Kantoor-Meubelen J. MEIJEBINK MEMTEE. Telefoon 8SB0. au. f3O. Magazijn Oud-Holland", Damrak 75 AMSTERDAM. TELEFOON 7261. Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koperwerk, Oude Perzische tapijten, enz., enz. ATELIER VOOR HET VERVAARDIGEN VAN OUD-HOLLAND8CH SNIJWERK. _ _____ DE WONING, LEIDSCHESTRAAT 13. Photographieëi-Van Meurs DROI/OT ?* ?* WESSER & Co. H- 4* LANGE HOUTSTR1AT 7 & 2 * - - - Oen Haajy - - - TELEFOON I.VIK.Bt'. 374 _ GROOTSTE INRICHTING VOOE COMPLETE MEUBILEERING IN ALLE STIJLEN ANTIQUITEITEN = EIGEN MEUBELFABRIEK NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP ZEISTER FABRIEK _ _ _ VA N KOPERWERKEH 2 MINUTEN VAN STATION DRIEBERGEN MODERN EN - - ANTIEK KOPERWERK GIETERIJ VOOR FLJN KOPER EN BRONS 5TEENDRUKKER1J ETIKETTEHFABRIEl ARNHEM TiUtPHOON 970 Ifkroond Mjverheitlslentooast. Ie Leeuwarden 1906 IIIIIIMIMIIIIIIIMUmlIMIlmMIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIMUMMIMIir l Ho f juwelier. \ l Oudegracht E 17, Utrecht. \ \ CANDULABRES. \ rtniiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiMiiuiiMiiiiniiitiiiiiiiiHiiMiiiiitiii gg«B»gi»fl& KTJN \T UITVCXRIRG PZ. l OQTUKRrai ? VOOR ? MJQSmAALDUKRK. l R?CLA(D?-S ? BCXHBAED?n ? 121. AARDEWERK BI TE< ys~£ v niimilMIIHIIimilmMlliniimilMlimilMlimiMIMIIMIHIIIIIUIllllllllMIMIHIIMlMIIIIMIIIIIMIIMmiHI MRMÈRE^S^^^ 4' /" /*A?/77 ' ' AMSTERDAM. ROTTERDAM; ,'ÓTRECHT. : V,. \f\J\JLif , BLOEMGBACHT77 ._ OEIFT5CHESTRAOT6I - ' BIJ.T4TRIJAT30

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl