De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 2 september pagina 6

2 september 1906 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E H WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1523 JAN STtlTT. In zijn geboorteplaats Purmeread is Jan Stuyt begonnen, op het bureau van den architect H. P. van den Aard weg. In 1883 kwam hij te Amsterdam, om daar op het groot en druk bureau van den bouwmeester A. C. Bleijs zijn ont wikkelingals bouwkundige voort te zetten. Afwisselend op het bureau en op de wer ken, zoo in Amsterdam al» de provincie, ?was hij daar acht jaren werkzaam. Van daar overgegaan naar het bureau van dr. Cuypers, werkte hij mede aan de restauratie-teekeningen van het Huis ter Haar, was opzichter bij den kerkbouw te Enschede, tot hem in 1895 als hoofd opzichter de leiding toevertrouwd werd voor den bouw van het koorgedeelte der nieuwe St. Bavo te Haarlem. Bij de voltooiing dezer bouwwerken vestigde hij zich te Haarlem en, na daar, n jaar de praktijk te hebben uitgeoe fend met eenige villa's, gestichten en ook Buitenverblijf De Distel te Aerdenhout. reeds eene kerk, kwam in 1899 de combi natie Cuypers ea Stuyt tot «tand. Van toen af werden vele gebouwen in samen werking ontworpen en uitgevoerd: een groot aantal kerken, scholen en ge stichten, doch niet minder villa's en buitenhuizen enz. Van de eerste categorie noemen wij de kerken te Sloten (ff.-H.), Oegstgeest, Ginneken, Zoeterwoude, Hamont(Belgie), Breda, Haarlem, Den Bosch, Grevenbicht.?Scholen en Gestichten te Utrecht, Nieuwkoop, Rijndijk, Apeldoorn, Didam, Kopenhagen, enz. Van de talrijke villa's in en om Haarlem, Bussum, Hil versum en in Brabant en Gelderland worden hier eenige specimina gegeven. Ook eene af beeldin? van het huis in de Hoogstraat te Amsterdam met den be kenden Oud-Hollandschen gevel. Het portret van Jan Stuyt is geteekend door Jan Bleijs, zoon van Stuijt's leermeester. Woon- en Winkelhuis, Oude Hoogstraat te Amsterdam. Hilverheuvel te Bloemendaal. Vredehoeve te Aerdenhout. IMIIIIMIIMMIMII Collectie Tan WisseliDgli. Polcliri Deo Haai II. (Slot). Er ia hier een groot aantal Bauer'a. Het werk is zoo als altijd : decoratief; schildering eer van coulissen, goed verdeeld op het vlak, maar zonder voldoend'1' geesteskracht, maar zonder voldoende schilderkracht. De teekening soms zeer slordig: van paarden b.v. En deze slordigheid is daarom hinderlijk om dat ze niet voortkomt uit een overdrijving door groote kracht maar omdat het slap neerhangen is van niet gevoeld en daardoor niet gevuld zijn. De vroegste etsen, en vroe ger werk van deze dunken mij. hoewel ook met velerlei invloeden nog het beste. De Akkeringa's zijn onbelangrijk; de Witsen's eveneens. Bastert is hier met 2 werkjes van zijn beter soort. Hij schildert toch stroomengezichten met de boomen eraan, zeer deco ratief gezien in groote plannen maar hij mist voor deze groote plannen innerlijk heid, d. i. kleurekracht om ze belangrijk te maken. De Winter" hier en het Voorjaar" zijn beter. Ofschoon in de Winter" het water niet voldoende is uitgedrukt en de kleurverhouding van de watervlakte ten opzichte van de lucht niet juist is mijns ziens zijn er aangename dingetjes in, en is niet ongeestig het kereltje en het zwarte hondje en de rij der huizen langs den stroom. Deze twee voor jaar en winter behoor en tot de meer studie achtige, getrouwer de natuur volgende uiting van hem- De Etude de Chêne van Barye: romantisch maar vol kracht. Van de drie Breilners is de kleine Artillerie eigenlijk de beste, hoewel de grootere Gele rijders belangrijk is. In de kleine Artillerie" toch vindt ge naast het gewone kleurgehalte een ietwat, niet zoo bruuts, als gewoonlijk het werk van deze een kenmerk is. De Gele rijders (een al oud werk, haast zeg ik, natuurlijk) missen wat het andere bezit, wat Gabriël altijd bezat: een zuivere noteering van de atmospheer. Het blauw der lucht toch is gebleven een groote kleurstreep, die wel past in het geheel maarniet zijn functie als trillende stof uitdrukt. Het bewe gen, de trompetter vooraan, de groep links, zijn en van kleur en van actie belangrijk. De vorm is hier voldoende aangeduid. Het werkpaard'" is verre het zwakste. De verhouding donkerte voorgrond tot wat krijtachtig effect achtergrond (welk effect echter mijns ziens mogelijk is) kan niet juist zijn. Daarenboven is een schaduw trillender is niet een leer achtige, zwarte, donkerte. Een Corot een Daubigny. De Daubigny (ébauche) heeft wat Bauer nooit bezit: volheid van het gevoel, gevuldheid der kleur. Het latente licht op de ruggen der koeien, de zware druiling van dezen licht-glans, zij maakt dit werk met de groote lijnen belangrijk. Het is niet zoo wón der-ruim, zoo gemakKelijk-ruiin,werkelijkbeidvol en toch zo T dichterlijk als Jongkind's Clair de lune", maar het is een superieure schets. De Sancho Panra van Daumier met de ruime teekening van alles, en een zware kleur, is in de teekening van zijn boome-loof en in het uitdrukken van den stam den boom niet voldoende; langer bezien zou dit hinderlijk maken. Duff, knap, maar niet schoon ; Dysselhoü' met zijn visechen beter maar ook niet dikwijls schoon. Hard wat, ongevoelig wat. Zoo ge weten woudt waarom, zie een Jange lijn, de buiklijn van een visch,dojr hem; de bocht, buiging is niet levensvol, niet zwierig, niet trillend; zie een lijn langs het lijf, niet levend. Zijne aquarellen waren kostlijken De van der Maarel tegenover de Fantin Latour's: welk een val ! De Eantin's hoe een bloem edel, en een zichlangzaam-aan, altijd dieper gevende uiting kan zijn de van der Maarel zeepig van schildering en weinig meer; een talent dat zijn belofte niet hield. Willem Maris, A. Mauve. De schilderijen van Willem niet van zijn beste, ofschoon het slootje met de wilgen er over bij blijft en er in de wilgen aan de slootkant een bizondere blondheid is en een fijn groen. Mauve met een stemmige dag (schapen, herder; het lichtste grijs links) en schelpenriswhers waarvan de kleur wat zwaar is. bfonticeüi met een Bloemstuk Fleurs''. Als je dit accepteert, kan je gemakkelijk een aantal van Gogh's erkennen. Van Neuhuys' was er een bizonder Binnenhuis, dat ik vroeger bij Preyer zag: vrouw in bed etc. met een soort volle toch fijne schildering die de andere kind aankleederi" en Brabantsen vrouwtje niet hebben, liet werk van !)?,> Zwart wil ik om bepaalde redenen, nu niet bespreken ; van Mark Fishei' zou ik een grouter aantal willen zien. Van de aquarellen en teekemngen : Le repos (Fantin Latour) inet iets van de welig beid van een naakt; /ozef Israëls Binnenhuis met het kind in de wieg, waarin de houding van het kind ten opzichte van de wieg, als belichting niet verantwoord is, toch niet van de zwakste, Israëls; een J. Maris een landschap bij Oosterbeek met een man netje in de hoogte, en geiten in de laagte, zeer aan Matthys verwant; verder ook een oud rijk schilderijtje met liet stempel (atelier J. Woonhuis te Helmond. Maris) de W. Maris niet toch altijd licht en trilliug van lucht; te leste de ontroerende Cóte de Cherbourg van ./. F. Millet, een werk met wijden adem (de man erop lijkt groot), een werk met innerlijk ; in de schaduw van het groen voelt ge de aarde levend ; de zee is klaar, de lucht ijl, alles weidsch, en lucht-vol. Pl.ASSC'HAERT. Over ie Kpsttentoonstellinp te Venetië. Reeds is de zevende tentoonstelling van sc.hilderijt-n, aquarellen en etsen, te Venetië. tiet volgend jaar te houden, in aantocht. De uitnoodigingen worden verspreid, en dit feit brengt mij in herinnering dat ik, sedert goruimen" tijd eens wilde wijzen op de merkwaardige inrichting en administratie van deze zeer belangrijke exposities. Een llauwe echo van hun verloop weer klinkt ternauwernood in ons land. En toch, onze lan Ifenooten hebben er ongehoorde successen behaald ! Daar ik, sedert hun oprichting, af en toe een vrij actieve rol heb gespeeld als commissaris voor de afdeelingen Hollandsche etsen en gravures aldaar, meen ik dat het van eenig belang kan zijn ons publiek eens op de hoogte te stellen van wat is geschied, en hoe daar alles wordt op touw gezet en geëxploiteerd. Venetiëis een verarmde gemeente. Men zegt er dat ongeveer een derde der bevolking hulpbehoevend is, en gesteund wordt door de overige inwoners. Door hare ligging is deze stad tamelijk geïsoleerd; groot-industrie is er (gelukkig!) nog niet; wel is er handen arbeid, maar deze levert niet veel op. Ken der voornaamste inkomsten dier stad is het geld dat uitgegeven wordt door de talrijke vreemdelingen die er de kunst in al haar uitingen, architektuur zoowel als schilder-en beeldhouwkunst, komen genieten. Om nog meer reizigers te lokken, werden in l'JÜ4 de zoo goed begrepen groote tentoon stellingen van moderne kunst op touw gezet. De man aan wien de gezonde, flinke en juist opgevatte leiding dezer tentoonstellingen te danken was, is prof. A. Fradeletto, o. m. Lid van het Parlement te Rome. Sedert hun oprichting is hij de spil ge weest van deze Exposities, en met onvermoeiden ijver, bijzonderen tact en merkwaar dige energie heeft Fradeletto hun succes in hooaje mate steeds bevorderd en hij heelt bijna ongekende resultaten kunnen constateeren. Maar alvorens hierop te wijzen wil ik in hoofdtrekken de inrichting, die zoo practisch is, even beschrijven. Teneerste moet in acht genomen worden dat de Gemeente de geheele exploitatie der tentoonstelling op zich neemt. Zoo behooren de zeer fraaie en doelmatige gebouwen, in de heerlijke Giardini, de frissche en lommer rijke tuin van Venetië, aan de stad. Het secretariaat van de Expositie bestaat uit gemeentelijke ambtenaren, tijdelijk aldaar gedetacheerd. Op deze verstandige en praktische wijze worden de onkosten tot een minimum herleid, zoodat de baten, die, tengevolge van veel ver koop, aanzienlijk stijgen, zeer groot worden. Enkele cijfers zullen dit duidelijk maken: in 181)5 werd er verkocht voor een bedrag pan ;io'0 duizend francs, in '97 voor 420 duüend, en, het laatste jaar, 1905 voor niet minder dan ruim een half millioen francs, zoodat naast het groote artistieke succes dat deze tweejaarlijksche tentoonstellingen ver werven, zij veel geld in de gemeente-kas doen vloeien. Dit is toe te schrijven aan de zorg waar mede alles gedaan wordt, aan de aandacht waarmede de verschillende collectieve inzen dingen worden voorbereid. Als gevolg van het schitterend slagen der eerste tentoonstellingen werden deze, in de goede beteekenis, populair, en de meer vermogende bevolking vanVenetië, het belang er van inziende voor de stad,sloot zich bij haar intelligent Bestuur aan, en droeg financieel bij, om dat succes te vergrooten. Zoo ge beurt het dat hotel-directies, winkelieren en particulieren bedragen van duizende lires schenken aan de kas der Exposities, ten einde deze zoo schitterend mogelijk te zien worden, waardoor zij vele vreemdelingen, van alle landen, en niet minder Italianen, uit heel Italië, naar Venetiëlokken, waar deze dan onder de bekoring der Lagunen-stadeenigen tijd verblijven. Praktisch en tweesnijdend is dit, daar n de bevolking n de kunst gebaat worden. Wel een bewijs, dat kun-t wel degelijk van groot praktisch nut kan zijn voor een land of stad! Om dit gezegde te staven, zal ik eenige financieele gegevens doen volgen, betreffende de laatste tentoonstelling (1905). Het aantal kunstsverken dat toen verkocht werd bedroeg niet minder dan zevenhonderd l Hieronder zijn natuurlijk een aantal etsen begrepen; maar ook werden er prijzen van 50 duizend francs betaald voor enkele schilderijen. Zooals ik zeide was het totaal der verkochte werken ongeveer 700, voor een bedrag van ruim 500 duidend lires. Nu worden van dit bedrag als gewoon, 10 pCt. ten voordeele van de kas, door de administratie geïnd ; hierbij komen zich nog voegen de opbrengst der talrijke abonnementen, de zeer talrijke entrees, en men kan gemakkelijk nagaan, dat alles te zamen genomen, een zeer aanzienlijke winst het resultaat is van deze uitmuntende exploitatie. Zoodoende, (men kan er niet genoeg op wijzen) komen tien- en honderdduizenden in omloop onder de bevolking,tengevolge van het tijdelijk toenemende vreemdelingen-bezoek. Teneinde dit nog te bevorderen, worden ge durende de tentoonstelling aan de bezoekers van Venetiëreducties gegeven op de meeste Italiaansche spoorwegen. Wat Nederland betreft, ik moest mij telkens tevreden stellen met een tamelijk klein zaaltje, waar alle etsen en gravures geplaatst werden Hun aantal was in 190Ïruim honderd ; toch was het succes van deze afdeeling groot, niet alleen te Venetië, maar ook in de toongevende. kunstbladtn van alle groote landen werd op deze afdeeling gewezen. Xooit zijn op een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl