Historisch Archief 1877-1940
No. 1523
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
A bres l a-Heotak.
internationale tentoonstelling zooveel werken
van landgenooten verkocht als toen, en toch
waren Bauer en Witsen niet vertegen
woordigd l
Het aantal verkochte etsen en gravures
bedroeg ruim tachtig. Van de exposanten
verkochten Dupont, Storm van 's Gravesande,
Ed. Becht, Dingemans, Graadt van Roggen,
Nieuwenkamp, Derksen van Angeren, Marie
Heijning, Toorop, van der Valk, Haverman,
Veldheer, Etha Fles, Zilcken, Kramer, Etienne
Bosch. Sommigen dezer, als Dupont, Derksen
van Angeren en Graadt van Roggen, van
twintig tot twaalf verschillende afdrukken.
De koopers waren voor het meerendeel
Italianen en Italiaanscbe kunstinrichtingen;
maar naast deze ook vele reizigers, waaronder
tal van Amerikanen en Duitschers.
Is het nu nog noodig, na zulk een, schit
terend resultaat, te wijzen op het belang van
?onze nationale zwart-en-witkunst, n op dat
van welbegrepen, goed doordachte Eijposities?
Pn. Z.
MnzieltaorileuliflpiL
?G. H. G. VON BRUCKKN FOCK. Zeven Praeludiën
voor piano. Algemeene Muziekhandel
Amsterdam.
COENELIB VAN OOSTERZEE. Carnaval, 3
Fantaisies pour Ie Piano op. 58. Sechs leichte
Stücke für Klavier, 4 handig op. 55. A. A.
Noske, Middelbug.
JEANNEBÖTTQER. Traumereien. Cyclus Klavier
stukken. De Algem. Muziekh. Amsterdam.
CHBISTIAAN KRIENS. Un moment fantastique,
Valse de concert pour Piano, No. 2. An
Album Leaf, No. 3. Regret, No. 4 Old
fashioned love-song, No.5 a Dutch Lullaby
for Piano. G. H. van Eek,'s-Gravenhage.
PETER VAN ANROOY. Fragmenten uit de muziek
voor het Kerstsprookje das kalte Herz".
A. A. Noske, Middelburg.
J. A. H. WAGENAAK-v. RIEMSDIJK.
Oud-Nederlandsche Danswijzen, voor Piano,
tweehandig. Firma J. A. H.
Wagenaar(Deierkauf), Utrecht.
BERNARD TEN CATE. Cantilene pastorale pour
orgue. Schott frères, Bruxelles.
ANTON PONTEN. Twaalf voor-, tusschen- en
naspelen voor orgel, op. 19. Wed. J. R.
v. Rossum, Utrecht.
A. H. AMOKY. Marche solennelle" nuptiale en
Pensee méditative", voor orgel op.52No.3
en 4. Recueil de morceaux de musique
d'orgue. Vve Leopold Muraille, Liège.
Gelijk steeds in het zomerseizoen wil ik
ook thans enkele regelen wijden aan
compositiën, die mij door verschillende uitgevers
zijn toegezonden.
Het zestiende opus van G. H. G. von Brucken
Fock, een zevental Praeludiën voor piano,
geeft volkomen wat wij van dien componist
het recht hebben te verwachten. Prachtig
klinkende klaviermuziek, geheel uit het wezen
van het instrument geboren en waarover een
poëzie ligt uitgespreid, die slechts uit het
warme dichterhart van den componist kan
ontspruiten. Natuurlijk zijn alle zeven
praeludiën niet even omvang- en belangrijk. De
tweede in d kl. terts, de zesde in D gr. terts
en de zevende in Es komen mij voor piano
stukken te zyn van een zoo groote beteekenis
als ik in den laatsten tyd niet zag verschijnen.
Met von Brucken Fook gemeen heeft
Cornelie van Oosterzee den voortreffelijken
Klaviersatz". Ook haar Opus 58 is uit de
piano geboren. No. l een vlotte marsch met
fiksch motief, No. 2 een barcarolleachtige zes
achtste maats-melodie en No. 3, een vluchtige,
geestige danse des almées". Men wordt niet
moede deze stukjes te spelen, en wanneer
mevrouw Clotilde Samuel-Kleeberg, aan wie
ze zijn opgedragen, ze ten gehoore zal brengen,
dan kan men van een fijn, exquis genot
verzekerd zijn.
Met haar opus 55 heeft mej. van Oosterzee
in een sterk gevoelde behoefte voorzien.
Stukjes voor piano, vierhandig, van
gedistingueerd gehalte, bestain er ten onzent nog
te weinig.
De Traumereien" van Jeanne Böttger be
zitten nog niet die rypheid in de factuur die
de zooevengenoemde compositiën kenmerkt.
In den vorm kooien nog enkele
conventioneele dingen voor; zoo b. v. den steeds in alle
stukjes terugkeerenden Agitato-tussctienzin.
Ongetwijfeld heeft echter mej. Böttger talent;
-wanneer dat tot meerdere ontwikkeling ge
komen zal zijn, mag men met belangstelling
afwachten wat zij in de toekomst
praesteeren zal.
Van de piano-compositiën des heeren
Christiaan Kriens is zeker Un moment
fantastique" de voornaamste. Het is een
brillant geschreven wals, die zeker onder de
vingers van een Raoul Pugno, aan wie zij
is opgedragen, herboren zal worden tot een
schitterend, pittig stuk. Waarom gebruikt de
heer Kriens bij den chromatischen toonlad
der in den toonaard van Des de noten G.?,
gis en cis, in plaats van ges, as en des ? Dat
ziet zonderling uit. De andere stukjes van
dezen componist zijn zoo gemakkelijk, dat ze
onder ieders bereik vallen; ze zijn vin minder
beteekenis dan de wals, maar hebben iets
zoet-vloeiends dat ze spoedig vrienden zal
-doen verwerven.
Vroeger reeds schreef ik over de muziek
?van das kalte Herz' , bij gelegenheid van
hare opvoering te Utrecht. Het zal zeker ieder
belangstellende in het talent van van Anrooy
?welgevallig zijn te weten, dat de inleiding voor
het tweede bedrijf en de Pilzentanz" in een
arrangement voor piano (tweehandig) van den
componist verschenen zijn. De zeer duidelijke
notities over de instrumentatie zullen zooveel
mogelyk den speler heenhelpen over het min
of meer onbevredigende van een
klavierarrangement, dat zich naar my n meening bij
den Pilzentanz" vooral vrg sterk doet
gevoelen.
Het is bekend hoezeer de bewerking van
oud-Nederlandsche danswyzen voor piano
vierhandig door Van Riemsdijk, uitgegeven
door de Vereeniging van Noord-Nederlands
Muziekgeschiedenis sympathie, heeft gevon
den bjj ons publiek. De heer J. A. H.
Wagenaar, uitgever te Utrecht, heeft met
toestemming der Vereeniging, een goed
geslaagde bewerking dier Danswijzen voor
piano, tweehandig vervaardigd, die zeker
eveneens veel waardeering verdient.
Onze landgenoot Bernard ten Cate, te
Brussel woonachtig, heeft in zijn Cantilene
pastorale" voor orgel, opgedragen aan de
kunstlievende koningin van Roemenië, een
zeer welluidend, melodieus orgelstukje ver
vaardigd, dat wel is waar meer verwantschap
verraadt met den Franschen componeertrant,
dan met de degelijke cornponeerwyze van
ons, rechtgeaarde afstammelingen van
Sweelinck, maar dat toch zeker wel verdient zijn
weg te vinden. De componist heeft een
duidelijke aanwijzing voor de registratie by
zyn werk doen afdrukken.
Een sterk contrast met dit elegante orgel
stuk vormt de verzameling van twaalf voor-,
lusschen- en naspelen van Anton Ponten.
Deze componist verloochent zyn afstamming
van Sweelirck niet. Hoogst ernstig en stem
mig zijn die pre-, inter- en postludiums. Wel
kon hier en daar meer phantasie aan den
dag gelegd zyn, ook kon het geheel meer den
stempel dragen van onzen hedendaagschen
tijd, (den componist zij de studie van Max
Reger's orgel werken aanbevolen) maar over
het geheel mag men hier spreken van een
verdienstelijken arbeid.
De beide werkjes van den heer A. H. Amory
houden het midden tusschen de compositiën
van de twee voorgaande auteurs Ontegen
zeggelijk is de marche nuptiale" het belang
rijkst. De vraag schijnt gerechtvaardigd
waarom de heer Amory niet meer gebruik
gemaakt heeft van het Te Deu m-motief', te
meer nu bij het zoo interessant geharmo
niseerd heeft. Beide stukjes klinken echter
voortreffelijk voor het instrument.
ANT. AVERKAJIP.
Münïolonies in M-Limliürg.
Waar, in de laatste jaren, de kolenmijn
industrie in het Zuiden van ons land steeds
hoogere vlucht heeft genomen, zoodat de
tijden niet ver meer zijn, dat de heerlijke
landstreek, die Zuid-Limburg genoemd wordt,
een der voornaamste centra van industrie in
ons vaderland zal wezen, treedt met den dag
ook meer en meer het vraagstuk op den
voorgrond, op welke wijze men het best de
duizenden zal herbergen, die eene industrie,
als het ontginnen van steenkolenvelden,
noodzakelijk naar die landstreek doet stroo
men. Met het opkomen der|kolenmijn- exploi
tatie in Zuid-Limburg heeft ook de toename
der bevolking gelijken tred gehouden, zoodat
thans het woningvraagstuk voor die streken
meer en meer urgent wordt.
Veel studie is van dit onderwerp tot dus
verre niet gemaakt, hetgeen wel verwonde
ring mag wekken, waar, in verschillende
andere industrie-centra van ons land, het
woning vraagstuk steeds een der eerste zorgen
was van hen, die over eene goede huisvesting
voor de arbeidende klasse hadden te waken.
De verwaarloozing van dit vraagstuk voor
de mijnbouw-bevolking is des te meer te
betreuren, naarmate déie klasse van menschen,
mér dan eenige andere, behoefte heeft aan
gezonde, luchtige huisvesting. Voorden mijn
werker, die het grootste deel van den dag
moet doorbrengen, diep on<ler de aarde, in
bedompte en donkere gangen, met niet
of ter nauwernood voldoende
luchtverversching, en daarbij zeer zwaren arbeid te
verrichten heeft, is eene frissche en ruime
woning, waar hij werkelijk rust en ontspan
ning na zijn zware dagtaak kan vinden, eene
eerste levensvoorwaarde.
Toch is het woningvraagstuk voor de
ZuidLimburgsche inijnstreek niet geheel en al
verwaarloosd en zijn, en worden er ook thans
nog, pogingen in het werk gesteld, om deze
moeilijke kwestie zoo gelukkig mogelijk op
te lossen.
Teneinde te voorzien in den door de sterke
bevolkingstoename dagelijks grooter worden
den woningnood, is men overgegaan tot het
bouwen van complexen van arbeiderswonin
gen, liefst zoo ver mogelijk van de bebouwde
kom en uitsluitend bestemd voor mijnwerkers,
welke woningen worden aangeduid met
den algemeenen naam: kolonies. Keeds
meerdere van zulke kolonies werden in den
loop der jaren door de mijn-exploitanten ge
bouwd. Zoo vindt men op het grondgebied
van Heerlen, het centrum der
Zuid-Limburgsche mijn-industrie, vier zulke kolonies,
en wel een aan den Sittarderweg, een aan
de hoeve Morgenster, een aan den
Schaesbergerweg en een in het gehucht Bautsch.
De drie eerste behoortn tot de Maatschappij
tot Exploitatie van Z. L. steenkolenmijnen,"
de laatste tot de staatsmijn Wilhelmina".
Verder ligt er een kolonie te Eijgelshoven,
terwijl de Domaniale mijn te Kerkrade een
dertigtal mijnwerkerswoningen in eigendom
heeft, welke echter geen eigenlijke kolonie
kunnen genoemd worden. Ook de kolonie
der staatsmijn te Bautsch is geen kolonie in
den eigenlijken zin van het woord, dair zij
ligt in het gehucht Bautsch, dat weer aan
de Heerlerbaan gelegen is.
Wat valt er nu omtrent deze kolonies op
te merken?
Daar wij niet wenschen gerekend te worden
onder die soort van menschen, welke, hetzij
uit eigenbelang, hetzij uit persoonlijke anti
pathie of sympathie, niets dan goeds of niets
dan slechts over deze wijze van woning voor
ziening weet te vertellen, zullen wij hier on
partijdig de voor- en nadeelen der mijn
kolonies in Zuid-Limburg nagaan, onpartijdig
onze meening, door langdurig verblijf in het
hartje der Zuid-Limburgsche mijnindustrie
gevestigd, weergegeven.
O?er liet algemeen staan de kolonies in
niet al te besten reuk bij de vredelievende
bevolking van Zuid-Limburg. Te dikwijls
spelen zich in de kolonies tooneeltjes af,
waarbij drank en mes de hoofdrollen ver
vullen, dan dat de Li inburger veel sympathie
voor die kolonies zou koesteren. Men is ze
ongetwijfeld liever kwijt dan rijk. Daar «e
echter een noodzakelijk kwaad zijn, mag men
ze niet al te erg veroordeelen. Het volk in
Zuid-Limburg was niet gewend aan de
industrie en is ook niet gewend aan hare
gevolgen. Ware dit wél zoo, de bevolking
zou gunstiger over de kolonies oordeelen,
want de kolonies hebben, naast hare nadeelen,
ook hare voordeelen.
Onder de voordeelen mag wel op de eerste
plaats genoemd worden het verschaffen aan
den mijnwerker van eene woning en eene
goedkoope woning.
Uit oeconomisch oogpunt komen de
myndirecties in Zuid-Limburg er toe, kolonies
voor de arbeiders te bouwen. Wanneer thans
een vreemde en, zooals gewoonlijk, onbe
middelde mynwerker zich komt aanmelden,
heeft hjj dadelijk indien alle woningen
tenminste niet bewoond zyn een kolonie
woning, terwjjl diezelfde mynwerker elders
niet licht eene woning gehuurd zal krijgen,
omdat men" zich door onbekend volk niet
wil laten bedotten, terwjjl daarentegen de
m\jn, als werkgeefster, niet kan beetgenomen
worden. De huur immers wordt den mijn
werkers door de directie van hun loon af
gehouden, hetgeen bij het aangaan van de
buur geconditioneerd wordt. Echter heeft
de mijnwerker niet alleen eene woning, hij
heeft in de kolonie ook eene goedkoope woning.
Te oordeelen naar de huur, welke de mijn
directies berekenen, schenen zy van de
kolonies geen rentabele zaak te maken en
zich tevreden te stellen met het doel, den
arbeiders mogelijkheid te geven in de nabij
heid der mijnen te wonen. Om de
aanlegkosten niet te zeer te verhoogen, koopt een
mijn, op circa tien minuten afstand van de
kom, een terrein, dat eene waarde heeft,
veel minder dan de myn in de kom zou
moeten betalen. Naargelang de grootte wordt
dit terrein bebouwd met een zeker aantal
huizen, waarbij een tuintje voor iederen
huurder. De huurprijs is algemeen lager dan
bij particulieren betaald wordt. Een enkel
voorbeeld ter illustratie. De Mij. tot Ex
ploitatie van Z.-L. Steenkolenmijnen" liet
verleden jaar, aan den Schaesbergerweg, een
kolonie bouwen, bestaande uit zes blokken,
ieder van vier woningen. Elke woning bestaat
uit een kelder, twee beneden- en twee boven
kamers, zolder, stal en tuin. Voor zoo'n
woning betaalt de mijnwerker 12 Mark per
maand, terwyl zulk een arbeiderswoning, in
particulier bezit, minstens 20 Mark zou kosten.
Een tweede voordeel biedt het
koloniesysteem op hygiënisch gebied. De huizen
liggen, in tegenstelling met arbeiderswijken
in de stad b. v., niet aaneengesloten, zoodat
overal voldoende licht en lucht kan binnen
dringen. Daarenboven heeft iedere arbeider
zijn lapje grond, dat hij bewerken kan, en
waardoor hij zelf veel in zijn onderhoud kan
voorzien. De vertrekken der huizen zelf zijn
nog al ruim en in 't kolonie-reglement der
Mij. tot Exploitatie van Z.-L. Steenkolen
mijnen" staat o.a. dat binnenshuis op bepaalde
tijden gewit moet worden. Op een en ander
houdt een kolonie-verwalter (opzichter) toe
zicht.
Naast deze voordeelen, aan het kolonie
systeem verbonden, bestaan echter ook
ernstige bezwaren tegen deze wijze van volks
huisvesting, bezwaren, deels voor de mijn
werkers zelf, deels ook voor de overige
bevolking der mijnstreek.
Een niet te verbloemen feit is het, dat het
volkje, dat thans de kolonies bewoont, voor
het meerendeel internationaal schuim is. Be
halve vele Nederlanders, treft men onderde
Zuid-Limburgsche mynwerkersbevolking de
meest verschillendenationaliteiten aan. Belgen,
Duitschers, Oostenrijkers, Russen en Polen,
die menigwerf in eigen vaderland iets op
hun kerfstok hadden en van alles en nog wat
meemaakten, zakken af naar het gastvrije
Zuid-Limburg, om werk te zoeken aan een
of andere kolenmijn. Gereedelijk vinden zij
daar werk, wijl, jammer genoeg, over het
algemeen weinig of geen navraag gedaan
wordt naar hun verleden en allén gelet op
zoo goedkoop mogelijke arbeidskrachten. 1)
Door zulke vreemde en gevaarlijke elementen
worden de vrijheid en veiligheid der
ZuidLimburgsche bevolking er natuurlijk niet
beter op l
Nu is het een groot bezwaar, dat de kolonies
ver van de kom liggen, zoodat het politie
toezicht moeilyker wordt. Het volkje, reeds
erg vrij en driest, wordt daardoor nog brutaler
en leeft zeer losbandig, hetgeen vooral op de
loondagen valt op te merken. Maatschappelijke
deugden behoeft men er dan ook niet te
zoeken. Doordat de kolonies zoo geïsoleerd
liggen, gevoelen hare bewoners zich heeren
meester op hun erf en niet zelden gebeurt
het, dat een vreedzaam wandelaar in den
avond door dat kolonievolkje wordt lastig
gevallen en gemolesteerd.
Gelukkig schuilen er echter ook goede
elementen onder de mijnwerkers en voor
dezen is het kolonie-systeem al even be
zwaarlijk als voor de
niet-mjjnwerkersbevolking. Er ligt voor hen iets deprimeerends
in de verplichting, oin onder dat schuim te
wonen. Daarenboven beschouwen zij het
kolonie-systeem als een door de mijndirecties
te haat genomen middel welke bedoeling
ongetwijfeld ten deele bij de directies heeft
voorgezeten, toen zij begonnen te bouwen l
om dat mijnwerkersvolkje zich toch maar
zoover mogelijk van het lijf te houden. En
deze gedachte pijnigt den goedgezinden mijn
werker. Hij ziet zich als uitgestooten uit de
maatschappelijke samenleving, allén en uit
sluitend omdat hij mijnwerker is. Gewoonlijk
blijft de fatsoenlijke en goedgezinde mijn
werker dan ook niet lang in -de kolonie en
zoekt zich, zoo spoedig mogelijk, een woning,
in een der gehuchten, zelfs al moet hij daar
hoogere huur betalen. Over het algemeen
echter is er in de kom bijna geen plaats
voor den mijnwerker te vinden, wijl de huren
er veel te hoog zijn.
Het grootste bezwaar van het kolonie
systeem evenwel is, dat de mijndirectie de
koloniebewoners geheel in hare macht heeft.
Wegens gebrek aan arbeiderswoningen is de
mijnw erker gedwongen in de kolonies te wonen.
Wil de mijnwerker niet werken, wil hij het
mijnleven vaarwel zeggen, om iets anders te
beginnen, dan moet hij de kolonie uit. Volgens
het bestaande kolonie-reglement der Maat
schappij tot Exploitatie van Z. L. steenkolen
mijnen" krijgt hij slechts cn dag van te voren
aangezegd, dat hij de kolonie moet verlaten,
dus heden erin, morgen eruit. 2) Wat zulk een
macht: het in handen hebben van een ge
deelte der arbeiders bij een eventueele staking
beteekent, is gemakkelijk te bevroeden ! Daar
enboven kan de directie, ingeval er woningen
in de kolonie leeg staan, eiken mijnwerker,
niet in het bezit van een eigen woning,
dwingen, in de kolonie te wonen. Dat door
dergelijke bepalingen voor deze tóch reeds
oeconomisch zwakkeren een zeer ongezonde
toestand geschapen wordt, behoeven wij wel
niet meer aan te toonen. Deze toestand eischt
dan ook dringend verbetering.
Er is echter nog een derde en laatste be
zwaar. Boven merkten wy reeds op, dat de
huur wordt afgehouden van het loon, hetgeen
by het aangaan van de huur wordt overeen
gekomen. Tegen deze bepaling is de
mynwerker nooit in verzet gekomen. Sedert enkele
maanden echter is by de Mij. tot Exploitatie
van Z. L. steenkolenmijnen" eene bepaling
in het leven geroepen, welke wél verzet heeft
uitgelokt van den kant der mijnwerkers, want
volgens d.ze bepaling moet voortaan een
halve maand huur vooruit betaald worden.
De regeling hiervan is als volgt. De huurprijs
bedraagt maandelijks 12 Mark. Op den eersten
loondag 3) van een nieuw koloniebewoner
wordt van het loon 12 Mark ingehouden en
vervolgens iederen loondag 6 Mark, zoodat
de mijndirectie 6 Mark of een halve maand
huur in handen heeft. Ofschoon deze maat
regel er, op het eerste oog, zeer kras en wille
keurig uitziet, is hij toch slechts schijnbaar
draconisch" en door de directie wel te ver
dedigen. Door de koloniebewoners tot nu
toe synoniem met schuim wordt bijna
dagelijks zouden wij haast zeggen, schade aan
de hlizen toegebracht. In den afgeloopen
winter zijn o. a. in verschillende kolonie
woningen de vloeren losgebroken en hebben
toen gediend tot brandhout. Vertrok nu zoo'n
vernielzuchtige huurder na een zekeren loon
dag, dan had de directie met haar afgetakeld
huis het nakijken. Nu echter heeft ze, tenge
volge van dezen nieuwen maatregel, tenminste
een klein verhaal op den vertrekkenden mijn
werker. De mijndirectie zorgt dus voor hare
eigen beurs, en men kan het haar moeilijk
kwalijk nemen. Allén valt het te betreuren
dat door dezen maatregel ook weer de goed
gezinde mijnwerker getroffen wordt, want
dat het wel iets heeft van een paardenmiddel
zal niemand ontkennen l
Dat het bestaande kolonie-systeem zijne
licht- en schaduwzijde heeft, meenen wij vol
doende te hebben aangetoond.
Een tweede vraag is echter, of het systeem
door een beter kan worden vervangen.
Particulieren mijnwerkerswoningen bou
wen ? Veel verschil in het gehalte der mijn
werkers, die zich daar komen vestigen, zou
er niet door ontstaan. Daarenboven, welke
particulier zou zoo iets aandurven? De
mijndirecties zijn verzekerd van de huursom, een
particulier is dit niet, en beslag leggen op
meubelen van een mijnwerker zal het achter
stallige niet dekken. 4)
De toestand, waarvan hier sprake i?, zal
volgens onze bescheiden meening, dan eerst
beter worden, wanneer zich in Zuid-Limburg
mettertijd een Limburgsche mijnwerkerfstand
gevormd heeft, waardoor vreemde elementen
meer en meer zullen wegblijven. Deze laatste
OOM- EDUftRP ? EN -NEEF ? WJLU6M ? oNTrtOÊTEfJ -ELK«fliy OP-Pe ? BÊKeniPË-HÖKTELÜK/S ? WJZ£
?HÉT- Vflfi*flflN' MflflKT -Zie M -Z-EER-WSR/V -DOCH ?. F*flN K Ry K- EÊF T ? HÉT- EEN-oPFKÏSSC HÏNC. ?
?ONZE- EENI4C-LOUIS ?SPEELT- H£T-Lf)«TiT £ -&EDROF ? VflN-HET ? «5 P E L - DEO. ? TR OPEN
*r-KEK*-ON-1 ER.-VfU>efM.«Nt>tcH E-CRICKETSPELERS
- REMB!?flrtï>TFeE5TeN -MET- EEN -E JU EN
«TRrt/V» -vfl/V.NOORfW'JK -££N- Wi
USftTSTE -t/RN-rti/Ot/STUS ? W(,(\BT -pflN- WE5ÉROM MET