De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 september pagina 1

9 september 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1524 DE AMSTERDAMMER A°. 1906. WEEKBLAD NEDERLAND redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. O". 3D IE IK! O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar B mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/> Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 9 September. Ad verten tien van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE'te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERKE EN VAN NABIJ: Meer vacantie? door H. Deelman. Bezuiniging op de Koloniale Keserve,!, door A.Econoom. Macht vóór Becht" bewaarheid aau Slees wijk, door Vilh. Carstens. Ridderorden, door K. H. Koentze. SOCIALE AAN GELEGENHEDEN: Een gevaarlijk artikel, door Jacob Israël de Haan. FEUILLETON: Eene schaking. Naar het Fransch, van Paul Ginisty. KUNST EN LETTEREN: Mr. Willem Bilderdgk, door P. van der Veen. VOOR DAMES: Willen, door F. S. M. Guyot. ALLERLEI, door Caprice. Vredespaleis, Ontwerp-Kromhout, (met af b.). W. P. de Leur, door J. H. Rössing, (met portr.))?UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De histori sche roeping der Nieuvr-Hegelsche school, door A. J. Resink. Peateekening van H. G. Ibels. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. ^^f MiimiiiiiimmimiMMimiHmmmmimutHiimiiii Meer vacantie? Nu en dan -wordt er uit de onderwijzers wereld een stem vernomen, die om meer vacantie. vraagt. Meer vacantie voor de leerlingen. De onderwijzers hebben recht tot oordeelen. Orde en stilte zijn voor het ge zamenlijk leeren noodig, doch velen leer lingen, vooral den zenuwachtigén, valt het zoo moeilijk ordelijk en stil te zijn. De tucht in de klasse is zacht, doch onaangename tuchtmiddelen zijn niet altijd te vermijden. Zij kunnen sommige leerlingen, vooral de gevoelige, zoo pijnlijk treffen. De leerarbeid is dikwijls interessant en voor wakkere knapen en meisjes een lust. Doch soms ook is hij verdrietig en een kwelling voor de achterlijken, de arme tobbers, die niet goed mee kunnen komen. Orde, iucht en arbeid zijn noodig, ook kinderen begrijpen dat. Doch zij zijn nu en dan voor velen, dikwijls voor enkelen een drukkende last. Dat weten de onderwijzers, die genoodzaakt zijn dien last op te leggen. Dat voelen zij zoo diep, als in veld en bosqh bloemen ontluiken en vogels kwinkeleeren en iedereen zich naar buiten spoedt om getuige te zijn van het .feest, dat natuur zich hult in zomerdos. Dit feest is niet compleet zonder de vroolijke .kinderschaar. Welbeschouwd is het dan geweldpleging ze op te sluiten binnen de wanden van een schoollokaal om ze daar met letters en cijfers te kwellen. Dus meer vacantie. Drie weken en n dag voor de leerlingen der Ie en 2e kl. scholen is al te kort. In Duitschland en in Amerika zijn de vacanties voordevolksscholen veel langer. Hieruit blijkt alweer hoe achterlijk wij zijn op schoolgebied. Deze propaganda, die meer vrijheid voor onze kinderen verlangt, zal spoedig haar stem weer verheffen, men rekene er op. Onder den invloed der Rembrandtfeesten hebben de leerlingen der 3e kl. scholen al een week meer vrij gehad dan gewoonlijk, die der Ie en 2e kl. scholen niet. Dat is onbillijk en trok de aandacht. Meer vacantie zal ook de onderwijzers ten goede komen. Zij zullen langer kunnen vertoeven te Apel doorn, Hilversum of Oosterbeek om daar na langen en dikwijls afmattenden arbeid hun geest te verfrisschen ! Och arme, zeer vele onderwijzers kunnen dat niet. Zelfs onder de hoofden van scholen te Amsterdam en dat zün toch. de best bezoldigde onderwijzers, zijn er velen, die zich het genoegen van een vacantiereisje moeten ontzeggen. Reizen en uitgaan kost al te veel geld. Doch de onderwijzers zijn er voor de kinderen, deze zijn er niet voor hen. Als de jeugd meer vacantie behoeft, moetende onderwijzers zich daarnaar maar voegen. Zou het waar zijn? Zou het werkelijk goed zijn voor de leerlingen onzer Ie en 2e kl. scholen het onderwijs langer dan drie weken en n dag te staken ? Wij gelooven het niet. In 1304 heeft de afdeeling Amsterdam van den Bond van Nederl. Onderwijzers een enquête ingesteld ten einde een ant woord te bekomen op de vraag, hoe de leerlingen der volksscholen de vacantie door brengen. Daardoor is gebleken, dat ge durende de zomervacantie van dat jaar 60 pCt. van de leerlingen der Ie kl. scholen en 40 pCt. van die der 2e kl. scholen in 't ge heel niet uit de stad zijn geweest. Slechts n dag naar buiten waren geweest 20 pCt. van de leerlingen der Ie en 22 pCt. van die der 2e kl. scholen. Meer dan 7 dagen vertoefden elder» slechts respectievelijk 9 en 20 pCt. der scholieren. Van de 11341 leerlingen der scholen, waarover het onder zoek _zich uitstrekte, waren maar 117. dat 11 ruim l pCt., naar een vacantiekolonie Uit deze enquête blijkt duidelijk, hoe bedroevend weinig er door de Amsterdamsche jeugd in den vacantietijd wordt geno ten van het buitenleven. Er is geen reden om aan te nemen, dat dit veranderen zou, als de school nog langer gesloten bleef. Konden alle leerlingen den rusttijd door brengen aan het strand of in een boschrijke streek, wij zouden het toejuichen, als het onderwijs drie- of viermaal zoolang bleef stilstaan als thans. Doch met bovenstaande cijfers voor oogen hopen wij, dat de vacantie met geen dag wordt verlengd. In den tijd, die aan de leerlingen uit hoogere standen zooveel en zulke heerlijke genoegens op levert, gezond voor lichaam en geest beide, dwalen de kinderen der armen in de volks buurten langs de straat of zij vervelen zich op het bovenhuisje van hun ouders. Geen wonder, dat sommige kinderen bij het be gin der vacantie hun onderwijzers bekennen, dat zij niet weten, wat zij met hun vrijen tijd zullen doen en dat zij maar liever naar school bleven gaan. Voor de meeste kinde ren bestaat het gansche genoegen, dat zij in de vacantie smaken, behalve in het enkele dagje, dat zij onder geleide van een onder wijzer naar buiten gaan, in de aangename herinnering aan de school. Daar vonden zij het toch meestal behaaglijk en gezellig en thuis zijn zij spoedig te veel en slechts de bezige moeder tot last. Wij meenen dus, dat de vacanties niet verlengd moeten worden, doch kunnen -ook niet genoeg onze sympathie betuigen voor den Amsterdamschen Bond voor Lich. Op voeding, die geen moeite spaart, ten einde de arme schoolkinderen naar de speelplaat sen te lokken en hun uitstapjes te laten doen. Het streven van dezen bond verdient de aandacht van allen, die invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van het leerplan der volksschool. Is het eigenlijk niet heel dwaas, dat wij in de zomermaan den met de leerlingen hetzelfde lessenplan volgen, van hen dezelfde krachtsinspanning vorderen als in de andere maanden 'i Het is toch een oude ervaring, dat de hooge temperatuur ernstigen geestesarbeid be lemmert. Wij zouden een regeling wenschen, waarbij het onderwijs in sommige vakken op de lagere scholen van half Juni tot September werd geschorst. De schade kon in de overige maanden door wat meer inspan ning, die wij volstrekt niet onmogelijk achten, best worden goedgemaakt. In de weken voor en na de vacantie, vallende in bovengenoemden tijd, moesten aangename bezigheden afwisselen met ontspanning. Vooraf kon daarvan door het personeel van elke school een program worden opgemaakt. Ieder onderwijzer zou moeten zorgen, dat zijn leerlingen van 9 tot 12 en van 2 tot 4 uur nuttig en aangenaam bezig waren en dat zij zooveel mogelijk frissche lucht inademden. De klassen zouden heel veel naar buiten moeten. Het bezoek aan de vacantiekolonies van de zwakken en her stellenden, al de kleine uitstapjes en ook de grootere tochten zouden in dezen tijd moeten vallen. In het' Vondelpark is menig hoekje, waar het in de ochtenduren zoo stil en rustig kan zijn, dat een klasse, rondom den onderwijzer in het gras gezeten, er uit muntend mondelinge lessen kon ontvangen. De klassen, die in de school bleven, konden zich bezig houden met teekenen, handwer ken of lectuur. Op elk uitstapje moesten de schetsboeken worden medegenomen. Vluchtige schetsen in de vrije natuur ge maakt konden de bouwstoffen leveren voor de teekeningen in de school. De karakte ristieke vormen van bloemen en vogels, bladeren en boomen konden eerst aandach tig in de natuur worden waargenomen, daarna in de school nog eens worden be sproken en geschetst. Sommige scholen heb ben goede beschaduwde speelplaatsen. Daar konden de kleinen naar hartelust spelen onder de leiding der onderwijzeressen. Het spel kon worden afgewisseld door een ver telling of het voorlezen van een boeiend verhaal. Het samenstellen van een dergelijk program zou ten minste voor alle scholen aan den buitenrand der stad en nabij een plantsoen of park gelegen zeer wel mogelijk zijn. De andere scholen zouden veel gebruik moeten maken van den tram. Het vervoer van schoolkinderen per tram kan nog ge makkelijker worden gemaakt. Zulk een regeling zou de gezondheid en den leveuslust der leerlingen ten goede komen. Van een verlenging der vacantie daarentegen is voor hen geen enkel voor deel te verwachten. Om in de aangewezen richting vooruit te komen zal het allereerst noodig zijn, dat de instructie van het onder wijzend personeel der lagere scholen wordt herzien. Daarin wordt bepaald, dat elk der klassen van de laatste drie leerjaren en elke vervolgklasse gedurende ten hoogste acht en elke klasse in het derde leerjaar (resp. 4e leerjaar voor de scholen Ie kl.) gedurende ten hoogste vier schooltijden schoolwandelingen mogen doen. Voor het doen maken van een schoolreisje heeft het hoofd der school vergunning noodig van den wet houder voor het onderwijs. Deze bepalingen zijn stuitend voor ieder, die weet, hoeveel voorbereiding, zorg en moeite er noodig is om een leertocht met een klasse school kinderen wel te doen slagen, 't Gemeente bestuur vreest blijkbaar nog altijd, dat het wel eens te erg kon worden met die leertochten. 't Is zonderling maar waar. Zou het niet beter zijn, dat er elk jaar een premie werd uitgeloofd voor het personeel der school, dat de kinderen het vaakst naar het Gooi of naar de duinen bracht ? H. Bezuiniging opt de Koloniale je. Reeds meermalen il in het voorloopig verslag" opdebegrootingvoorNederlandschIndiëgewezen op de -aanzienlijke kosten voor de Koloniale Reserve en de vraag ge daan of die uitgaven wel opwegen tegen de resultaten, die het Indische Leger van dat korps trekt. Zoo komt in dat verslag op de begrooting voor het dienstjaar 1905 o.m. voor: Voor de koloniale reserve wordt f 308.000 gevraagd. Eenigen betwijfelden, of het nut der reserve geëvenredigd is aan het hooge bedrag der uitgaven." Die vraag is des te meer gerechtvaardigd nu vooral sedert het optreden van den tegenwoordigen Gouverneur-Generaal het woord bezuiniging1' bij alle takken van dienst op het programma voorkomt, en ook op de militaire uitgaven in Indiëwordt toegepast. Daarom kan het zeker geen verwondering wekken, dat ten deze ook eens de aandacht gevestigd wordt op het onderdeel derjaarlijksche begrooting van Nederlandsch-Indië, n.I. op Hoofdstuk I, Uitgaven in Nederland, Afdeeling Departement van Oorlog, voor zooveel de kosten betreft van de Koloniale Reserve. Brengen wij daartoe in de eerste plaats het doel en de bestemming van dat korps in herinnering. Ingevolge het Kon. Besluit van 24 Augustus 1890 No 18 is eene voorloopige regeling" vastgesteld voor de oprich ting van eene Koloniale Reserve, welk korps bestemd is om de wegens tijdelijke onge schiktheid uit Indiëterugkeerende militairen op te nemen, en om hier te lande te dienen als kern voor de uitzending van suppletie troepen. In verband daarmede bestaat dat korps uit: 1. eene reconvalescenten-afd. te Zutphen. 2. het valide gedeelte te Nijmegen. Bij de reconvalescentenafdeeling worden opgenomen: a. als reconvalescenten: de militairen, die zich vroeger verbonden hebben om het Koninkrijk der Nederlanden te dienen, zoo wel in- als buiten Europa, al of niet afkom stig van de koloniale reserve en uit Indi teruggekeerd wegens tijdelijke of voort durende ongeschiktheid, zoomede de gewezen militairen, dieal&gegageerden tot de burger maatschappij zijn teruggekeerd; allen, per sonen, omtrent wie de uitslag van een militair geneeskundig onderzoek doet verwachten, dat zij bij die afdeeling verpleegd wordende, binnen twee jaar de geschiktheid voor den actieven militairen dienst zullen herwinnen. b. als vastpersoneel: zooveel mogelijk gepensionneerde of gegageerde militairen (ook niet-Nederliinders} va'n het leger hier te lande of wel gediend hebbende bij de troepen in Oost- of West-lndië, van wie do commandant van het korps, na kennis neming van den uitslag van een militair geneeskundig onderzoek, nog goede diensten verwacht gedurende een door hem te bepalen tijdsverloop, overeenkomstig hetwelk de duur der verbintenis wordt bepaald, tot een maximum van nes jaar. Als vrijwilliger kunnen bij het gedeelte te Nijmegen worden aangenomen: I. ongehuwde Nederlanders, vroeger niet gediend hebbende, niet jonger dan 17 en niet ouder dan 36 jaren; II. Nederlanders, die vroeger reeds ge diend hebben en den leeftijd van 40 jaar nog niet hebben bereikt; III. Nederlanders, die tijdelijk gepensionneerd zijn van het Nederlandsen-Indische Leger. (Deze laatste categorie kan bij eventueeleongeschiktbevinding voor den actie yen militairen dienst, voor dienstneming bij de reconvalescenten-afdeeling te /utphen in aanmerking komen). Vreemdelingen worden dus bij de recon valescenten-afdeeling icèl, bij het valide gedeelte niet aangenomen. Als reconvalescenten worden alleen zij opgenomen, die zich schriftelijk verbinden: a. voor zooveel betreft Nederlanders, om den Staat der Nederlanden zoodra zij physiek geschikt bevonden worden voor den actieven militairen dienst, gedurende ten minste 4 jaar of, indien nog militie plichten op hen rusten, gedurende 6 jaar te zullen dienen als militair zoowel in als buiten Europa; b. voor zooveel de overigen aangaap om den Staat der Nederlanden, zoodra zij physiek geschikt bevonden worden voor den actieven dienst in Oost- of West-lndië, aldaar als militair te zullen dienen gedu rende ten minste 4 jaar, gerekend van en met den dag, waarop zij zich bij vertrek uit Nederland inschepen. Bij het aangaan van die verbintenis wordt den reconvalescent eene premie uitbetaald van ? 20. De reconvalescent wordt, telkens na ver loop van 3 maanden, geneeskundig onder zocht, ten einde zekerheid te verkrijgen aangaande zijn al-of niet-gesehiktheid voor den actieven militairen dienst. Blijkt bij zoodanige keuring, dat van zijne verdere verpleging geen voldoende verbetering van zijn toestand is te verwachten, dan wordt hij van de verbintenis ontheven en geacht voortdurend ongeschikt te zijn voor den actieven militairen dienst. Wijst de keuring uit, dat de reconvalescent geschikt is om den actieven militairen dienst te hervatten, dan gaat hij, indien hij Nederlander is, over bij het valide gedeelte der koloniale reserve te Nijmegen, en als vreemdeling bij het koloniaal werfdepöt te Harderwijk. Bij dien overgang ontvangt die militair eene premie van ? 30 en wordt bovendien te zijnen name een bedrag van ? 150 ingelegd in 's Rijks postspaarbank. Bij het aangaan eener vrijwillige ver bintenis bij het valide gedeelte te Nijmegen wordt den aangeworvene eene premie toe gelegd van ? 300 (drie honderd gulden). Daarvan worden- hem dadelijk ? 50 (vijftig gulden) uitgekeerd, terwijl de overige ? 250 (twee honderd vijftig gulden) ten name van den eigenaar in de Rijkspostspaarbank wor den ingelegd. Bij het op eervolle wijze ver laten van den dienst wordt dit bedrag met de daarvan gekweekte rente aan den eige naar uitbetaald. Bij wijze van gunst kan den eigenaar evenwel worden toegestaan ook vóór het eindigen van zijn diensttijd over een gedeelte van het in de Rijkspostspaarbank gestorte bedrag te beschikken, o. a. na drie maanden in dienst te zijn, dan wel wanneer familie betrekkingen in behoeftige omstandigheden verkeeren, ten behoeve dier familiebetrek kingen, een en ander bij goed gedrag. Bij vertrek naar Indiëkan hij, dit wenschende, andermaal over ? 50 (vijftiggulden) beschikken, waarvan hem dan ? 30 worden ter hand gesteld bij vertrek met verlof, dat gewoonlijk vóór dat vertrek wordt verleend. Dadelijk na zijn vertrek naar Indiëworden ?20 toegezonden aan de door hem opge geven familiebetrekkingen. Dat vertrek naar Indiëheeft, in detache menten vereenigd, plaats. Waarom dat uit zenden nog steeds in detachementen van 40, 50 of meer militairen geschiedt, is ons niet recht duidelijk, te meer niet, omdat volgens de bovengenoemde bestemming van de kolo niale reserve, uitzending van suppletie troepen hoofdzaak is en dit dan .ook zoodra mogelijk dient plaats te hebben, hetgeen zoowel in het belang van de zaak als van de betrokken personen zelf is. Wel komt in de tegenwoordige engage mentsacte voor, dat de personen, die bij de koloniale troepen in dienst wenschen te treden, zich moeten verbinden om het Koninkrijk der Nederlanden zoowel in- als buiten Europa te dienen, doch die bepaling is in die akte opgenomen om gelegenheid te hebben de wegens tijdelijke ongeschikt heid uit Indiëterugkeerende militairen, wier dienstverband nog niet is geëindigd, hier te lande (bij de reconvalescenten-afdee ling) te kunnen opnemen. De personen, die zich aldus later weder verbinden of wel zij, die terstond bij het valide gedeelte te Nijmegen een engagement voor Indiëaangaan, doen dat niet om hier te lande geruimen tijd (maanden, soms een jaar en langer) te blijven; hunne bestemming is Indiëen ieder hunner verlangt dus zoo spoedig mogelijk die bestemming te volgen. Als bewijs, dat met het langdurig verblijf bij de koloniale reserve te Nijmegen niet wordt ingestemd, mogen de vele voorbeel den dienen, niet alleen van gewezen mili tairen, die zich weder voor Indiëverbin den, maar vooral van de nieuw aangeworvenen, die daarvoor niet den weg langs de koloniale reserve volgen, omdat zij dan te lang hier te lande moeten blijven. Nu de gelegenheid bestaat om elke week, hetzij met de stoomschepen van de Maat schappij Nederland" of' met die van de Rotterdamsche Lloyd, passagiers, dus ook militairen, te vervoeren, levert die spoedige uitzending volstrekt geen bezwaar op. Integendeel. Moet met het oog op de uitzending van groote detachementen (50 man, of zooals van de koloniale reserve geschiedt 100 man of meer) rekening ge houden worden met de ruimte aan boord, zoodat het departement van Koloniën steeds ongeveer vier weken vóór het vertrek van zulk een detachement suppletietroepen de daarvoor vereisehte scheepsruimte moet bespreken, voor de uitzending van kleine detachementen ((i a II) man) bestaat dit bezwaar niet, ook niet om hen van Nijme gen naar Amsterdam of Rotterdam (in schepingsplaat s) te doen reizen. Is er geen gegradueerde beschikbaar, dan zal de meest geschikste, zoo mogelijk een, die de reis naar Indiëal eens gemaakt heeft, als commandant van dat detachement kunnen worden aangewezen. Het spoediger uitzenden naar Indië, dan tot nu toe ge schiedt, zal de werving zeer bevorderen. Er is echter meer; n.I. de oefeningen. Deze worden bij de koloniale reserve geleid en gehouden in evereenstemming met de reglementen voor het leger hier te lande. Waarom ? Om het korps te doen deelnemen aan de oefeningen eener Nederlandsche divisie, aan de zoogen, groote manoeuvres, zooals tot nu toe plaats had ? Dit zal toch zeker niet in de bedoeling liggen en is in strijd met de bestemming van de koloniale reserve. Het oefenen moet o. i. in Indi geschieden, te meer nu daar eene nieuwe wijze van recruten-opleiding in beproeving is, waarmede bij het 3e depót-bataljon recrutenklassen geheel volgens de in zichten van den met de opleiding belasten officier worden afgericht, zoodanig dat de aldus gevormde manschappen, desnoods van het depöt-bataljon direct te velde gezonden kunnen worden. Men begrijpe ons echter goed. Dat ge durende het verplichte (en zoo kort mogelijke) verblijf te Nijmegen oefening plaats heeft, vooral met personen, die nog nooit militair zijn geweest, is duidelijk; hen vooral moeten de eerste beginselen van het militaire métier worden geleerd; doch ook oefening met de reeds gedienden, is noodig. Ledigheid is des duivels oorkussen, en hoe meer met al die personen oefeningen worden gehouden, des te heilzamer zal dat op hun verblijf te Nijmegen werken. Doch om te oefenen ten koste van het doel, dat met de instelling van de koloniale reserve wordt beoogd, is te bejammeren, te meer omdat die oefeningen, zooals reeds boven is opgemerkt, geschieden volgens de voorschriften en reglementen van het Neder landsche leger en dat dan ook nog wel met militairen, die reeds in Indiëgeoefend zijn geworden op Indische leest. Neen, het verblijf te Nijmegen en de oefeningen aldaar moeten bijzaak, de uit zending, en deze liefst zoo spoedig mogelijk, moet hoofdzaak zijn. Boyendien zal een zoo kortstondig mogelijk verblijf te Nijmegen ook zeer zeker het doel ten goede komen, dat men zich bij de op richting der koloniale reserve voor oogen heeft gesteld, n.I. om de zekerheid te ver krijgen, dat wanneer de vrijwilliger in de burgermaatschappij terug keert, hij, daar gelaten zijn pensioen, indien hij daarop aanspraak kan maken, al dadelyk over een vrij aanzienlijke som te beschikken heeft. Bij een langdurig verblijf te Nijmegen be staat, zpoals wij boven gezien hebben, ge legenheid om over gedeelten van het in de Rijkspostspaarbank geStorte bedrag te be schikken, zoodat op die wijze ten laatste niet veel meer van de ingelegde gelden overblijft. (Slot volgt). ' A. ECONOOM. Macht vóór Recht" bewaarheid aan Sleeswijk. Toen Sleeswijk na den oorlog 1864 door de a overval van Pruisen en OostenrijkHongarije afgescheiden werd van Dene marken, werd de staatsrechtelijke positie niet dadelijk bepaald, maar er werd vast gesteld dat de koning van Denemarken zich de bepalingen zou laten welgevallen welke de roemrijke" overwinnaars (want het was waarlijk geen eervolle oorlog die deze millioenen-naties tegen het kleine De nemarken, dat toen met Sleeawijk ruim 2 milioenen inwoners had, voerden) later zouden maken. Want Pruisen verkeerde namelijk in de hoogst ongelukkige positie van te zijn .op getreden als verdediger van zoogenaamde rechten op de Hertogdommen van den hertog van Augustenborg, terwijl deze nu de Hertogdommen vorderde als rechtmatig erfgoed. Maar evenzoo welkom als de eischen van den hertog van Augustenborg eerst waren voor de Pruisische regeering om daaruit aanleiding te nemen zich te mengen in de aangelegenheden van Denemarken, evenzoo lastig waren deze haar nu, daar ze in 't geheel niet overeenstemden met Pruisen's bedoelingen met de hertogdommen, welke Bismarck uitdrukte met de woorden: Deze moeten wij hebben". Nu kwam het er op aan te bewijzen dat (7e rechten", die men eerst ondersteund had, in ''t ijehecl gee.ii rechten waren. De Pruisische kroonjuristen moesten de zaak onderzoeken en gaven de verklaring, dat koning Christiaan IX van Denemarken de eenige rechtmatige erfgenaam van beide hertogdommen was, maar dat hij bij den vrede van Weenen dit recht aan Pruisen en Oostenrijk had overgedragen (!!! ) De Sleeswijk-Holsteiners kwamen nu in eene eigenaardige verhouding; hunne oude vrienden en bondgenooten de Pruisen waren nu hunne tegenstanders geworden; te laat werden hunne oogen geopend voor hetgeen zij als bevrijding hadden aangezien en waarvoor ze gestreden hadden. Ze had den alleen gediend als werktuig voor de plannen van den veroveringzieken Bismarck. In hun hopeloozen toestand wendden de Sleeswijk-Holsteiners zich tot de Deenen met de uitnoodiging tot gezamenlijk optreden tegen den gemeenschappelyken vijand, Pruisen. Maar zulke bondgenooten konden de Deenen natuurlijk niet gebruiken. Verschil lende oude Sleeswijk-Holsteiners hebben te laat ingezien dat zij het onder de Deenen nog niet zoo slecht hadden en is het vol gende gezegde bewaarheid In der Danische Zeit hiess es: der Geldbeutel dicht und der Mund offen, nun wir Preussen geworden sind passt es zu sagen, durch die Erfahrung gelernt: der Geldbeutel offen unddasMaul dicht". Tal van de oude Sleeswijk-Holsteiners kozen waar voor hun geld. De Sleeswijk-Holsteinsche eischen werden ondersteund door Oostenrijk, daarom kon den de overwinnaars het niet eens worden over de verdeeling van den gestolen buit. Twee jaren na den vrede met Denemarken ontbrandde de strijd tusschen .hen. Pruisen had zijn nieuw Zündnadel-geweer (achterlader) beproefd tegenover het kleine Denemarken, dat nog het ouderwetsche geweer, dat van voren geladen werd, bezat. Duitschland moest nu van deze proef neming profiteeren, vóórdat Oostenrijk ook zoo ver was. Korten tijd nadat de oorlog begonnen was, stond Pruisen reeds als overwinnaar. Het Sleeswijksche vraagstuk zou nu eindelijk beslist worden en alle Deenen ver heugden er zich over dat keizer Napoleon, de ijverige verdediger van het nationaliteits principe, als vrederechter gekozen werd. (Men herinnere zich hoe Nizza in 1856 met Frankrijk verbonden werd door vrije verkiezing.) Bij den vrede van Praag, 1866, werd door toedoen van Napoleon bepaald, dat in het vredestractaat paragraaf vijf beloofd werd: Dat het Noordelijke Sleeswijk aan Dene

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl