Historisch Archief 1877-1940
F. 1524
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
WEEKBLAD
NEDERLAND
redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O". 3D IE IK! O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/>
Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 9 September.
Ad verten tien van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE'te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERKE EN VAN NABIJ: Meer
vacantie? door H. Deelman. Bezuiniging
op de Koloniale Keserve,!, door A.Econoom.
Macht vóór Becht" bewaarheid aau Slees
wijk, door Vilh. Carstens. Ridderorden,
door K. H. Koentze. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN: Een gevaarlijk artikel,
door Jacob Israël de Haan. FEUILLETON:
Eene schaking. Naar het Fransch, van Paul
Ginisty. KUNST EN LETTEREN: Mr.
Willem Bilderdgk, door P. van der Veen. VOOR
DAMES: Willen, door F. S. M. Guyot.
ALLERLEI, door Caprice. Vredespaleis,
Ontwerp-Kromhout, (met af b.). W. P. de
Leur, door J. H. Rössing, (met portr.))?UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. De histori
sche roeping der Nieuvr-Hegelsche school,
door A. J. Resink. Peateekening van H.
G. Ibels. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
^^f
MiimiiiiiimmimiMMimiHmmmmimutHiimiiii
Meer vacantie?
Nu en dan -wordt er uit de onderwijzers
wereld een stem vernomen, die om meer
vacantie. vraagt. Meer vacantie voor de
leerlingen.
De onderwijzers hebben recht tot
oordeelen. Orde en stilte zijn voor het ge
zamenlijk leeren noodig, doch velen leer
lingen, vooral den zenuwachtigén, valt het
zoo moeilijk ordelijk en stil te zijn. De tucht
in de klasse is zacht, doch onaangename
tuchtmiddelen zijn niet altijd te vermijden.
Zij kunnen sommige leerlingen, vooral de
gevoelige, zoo pijnlijk treffen. De leerarbeid
is dikwijls interessant en voor wakkere
knapen en meisjes een lust. Doch soms ook
is hij verdrietig en een kwelling voor de
achterlijken, de arme tobbers, die niet goed
mee kunnen komen. Orde, iucht en arbeid
zijn noodig, ook kinderen begrijpen dat.
Doch zij zijn nu en dan voor velen, dikwijls
voor enkelen een drukkende last. Dat weten
de onderwijzers, die genoodzaakt zijn dien
last op te leggen. Dat voelen zij zoo diep,
als in veld en bosqh bloemen ontluiken en
vogels kwinkeleeren en iedereen zich naar
buiten spoedt om getuige te zijn van het
.feest, dat natuur zich hult in zomerdos. Dit
feest is niet compleet zonder de vroolijke
.kinderschaar. Welbeschouwd is het dan
geweldpleging ze op te sluiten binnen de
wanden van een schoollokaal om ze daar
met letters en cijfers te kwellen.
Dus meer vacantie. Drie weken en n
dag voor de leerlingen der Ie en 2e kl.
scholen is al te kort. In Duitschland en
in Amerika zijn de vacanties
voordevolksscholen veel langer. Hieruit blijkt alweer
hoe achterlijk wij zijn op schoolgebied.
Deze propaganda, die meer vrijheid voor
onze kinderen verlangt, zal spoedig haar
stem weer verheffen, men rekene er op.
Onder den invloed der Rembrandtfeesten
hebben de leerlingen der 3e kl. scholen al
een week meer vrij gehad dan gewoonlijk,
die der Ie en 2e kl. scholen niet. Dat is
onbillijk en trok de aandacht. Meer vacantie
zal ook de onderwijzers ten goede komen.
Zij zullen langer kunnen vertoeven te Apel
doorn, Hilversum of Oosterbeek om daar na
langen en dikwijls afmattenden arbeid hun
geest te verfrisschen ! Och arme, zeer vele
onderwijzers kunnen dat niet. Zelfs onder
de hoofden van scholen te Amsterdam en
dat zün toch. de best bezoldigde onderwijzers,
zijn er velen, die zich het genoegen van
een vacantiereisje moeten ontzeggen. Reizen
en uitgaan kost al te veel geld.
Doch de onderwijzers zijn er voor de
kinderen, deze zijn er niet voor hen. Als
de jeugd meer vacantie behoeft, moetende
onderwijzers zich daarnaar maar voegen.
Zou het waar zijn? Zou het werkelijk goed
zijn voor de leerlingen onzer Ie en 2e kl.
scholen het onderwijs langer dan drie weken
en n dag te staken ? Wij gelooven het niet.
In 1304 heeft de afdeeling Amsterdam
van den Bond van Nederl. Onderwijzers
een enquête ingesteld ten einde een ant
woord te bekomen op de vraag, hoe de
leerlingen der volksscholen de vacantie door
brengen. Daardoor is gebleken, dat ge
durende de zomervacantie van dat jaar 60 pCt.
van de leerlingen der Ie kl. scholen en
40 pCt. van die der 2e kl. scholen in 't ge
heel niet uit de stad zijn geweest. Slechts
n dag naar buiten waren geweest 20 pCt.
van de leerlingen der Ie en 22 pCt. van
die der 2e kl. scholen. Meer dan 7 dagen
vertoefden elder» slechts respectievelijk 9
en 20 pCt. der scholieren. Van de 11341
leerlingen der scholen, waarover het onder
zoek _zich uitstrekte, waren maar 117. dat
11 ruim l pCt., naar een vacantiekolonie
Uit deze enquête blijkt duidelijk, hoe
bedroevend weinig er door de
Amsterdamsche jeugd in den vacantietijd wordt geno
ten van het buitenleven. Er is geen reden
om aan te nemen, dat dit veranderen zou,
als de school nog langer gesloten bleef.
Konden alle leerlingen den rusttijd door
brengen aan het strand of in een
boschrijke streek, wij zouden het toejuichen, als
het onderwijs drie- of viermaal zoolang bleef
stilstaan als thans. Doch met bovenstaande
cijfers voor oogen hopen wij, dat de vacantie
met geen dag wordt verlengd. In den tijd,
die aan de leerlingen uit hoogere standen
zooveel en zulke heerlijke genoegens op
levert, gezond voor lichaam en geest beide,
dwalen de kinderen der armen in de volks
buurten langs de straat of zij vervelen zich
op het bovenhuisje van hun ouders. Geen
wonder, dat sommige kinderen bij het be
gin der vacantie hun onderwijzers bekennen,
dat zij niet weten, wat zij met hun vrijen
tijd zullen doen en dat zij maar liever naar
school bleven gaan. Voor de meeste kinde
ren bestaat het gansche genoegen, dat zij
in de vacantie smaken, behalve in het enkele
dagje, dat zij onder geleide van een onder
wijzer naar buiten gaan, in de aangename
herinnering aan de school. Daar vonden zij
het toch meestal behaaglijk en gezellig en
thuis zijn zij spoedig te veel en slechts de
bezige moeder tot last.
Wij meenen dus, dat de vacanties niet
verlengd moeten worden, doch kunnen -ook
niet genoeg onze sympathie betuigen voor
den Amsterdamschen Bond voor Lich. Op
voeding, die geen moeite spaart, ten einde
de arme schoolkinderen naar de speelplaat
sen te lokken en hun uitstapjes te laten
doen. Het streven van dezen bond verdient
de aandacht van allen, die invloed kunnen
uitoefenen op de samenstelling van het
leerplan der volksschool. Is het eigenlijk
niet heel dwaas, dat wij in de zomermaan
den met de leerlingen hetzelfde lessenplan
volgen, van hen dezelfde krachtsinspanning
vorderen als in de andere maanden 'i Het
is toch een oude ervaring, dat de hooge
temperatuur ernstigen geestesarbeid be
lemmert. Wij zouden een regeling wenschen,
waarbij het onderwijs in sommige vakken
op de lagere scholen van half Juni tot
September werd geschorst. De schade kon
in de overige maanden door wat meer inspan
ning, die wij volstrekt niet onmogelijk
achten, best worden goedgemaakt. In de
weken voor en na de vacantie, vallende in
bovengenoemden tijd, moesten aangename
bezigheden afwisselen met ontspanning.
Vooraf kon daarvan door het personeel van
elke school een program worden opgemaakt.
Ieder onderwijzer zou moeten zorgen, dat
zijn leerlingen van 9 tot 12 en van 2 tot
4 uur nuttig en aangenaam bezig waren
en dat zij zooveel mogelijk frissche lucht
inademden. De klassen zouden heel veel
naar buiten moeten. Het bezoek aan de
vacantiekolonies van de zwakken en her
stellenden, al de kleine uitstapjes en ook
de grootere tochten zouden in dezen tijd
moeten vallen. In het' Vondelpark is menig
hoekje, waar het in de ochtenduren zoo
stil en rustig kan zijn, dat een klasse, rondom
den onderwijzer in het gras gezeten, er uit
muntend mondelinge lessen kon ontvangen.
De klassen, die in de school bleven, konden
zich bezig houden met teekenen, handwer
ken of lectuur. Op elk uitstapje moesten
de schetsboeken worden medegenomen.
Vluchtige schetsen in de vrije natuur ge
maakt konden de bouwstoffen leveren voor
de teekeningen in de school. De karakte
ristieke vormen van bloemen en vogels,
bladeren en boomen konden eerst aandach
tig in de natuur worden waargenomen,
daarna in de school nog eens worden be
sproken en geschetst. Sommige scholen heb
ben goede beschaduwde speelplaatsen. Daar
konden de kleinen naar hartelust spelen
onder de leiding der onderwijzeressen. Het
spel kon worden afgewisseld door een ver
telling of het voorlezen van een boeiend
verhaal. Het samenstellen van een dergelijk
program zou ten minste voor alle scholen
aan den buitenrand der stad en nabij een
plantsoen of park gelegen zeer wel mogelijk
zijn. De andere scholen zouden veel gebruik
moeten maken van den tram. Het vervoer
van schoolkinderen per tram kan nog ge
makkelijker worden gemaakt.
Zulk een regeling zou de gezondheid en
den leveuslust der leerlingen ten goede
komen. Van een verlenging der vacantie
daarentegen is voor hen geen enkel voor
deel te verwachten. Om in de aangewezen
richting vooruit te komen zal het allereerst
noodig zijn, dat de instructie van het onder
wijzend personeel der lagere scholen wordt
herzien. Daarin wordt bepaald, dat elk der
klassen van de laatste drie leerjaren en elke
vervolgklasse gedurende ten hoogste acht
en elke klasse in het derde leerjaar (resp.
4e leerjaar voor de scholen Ie kl.) gedurende
ten hoogste vier schooltijden
schoolwandelingen mogen doen. Voor het doen maken
van een schoolreisje heeft het hoofd der
school vergunning noodig van den wet
houder voor het onderwijs. Deze bepalingen
zijn stuitend voor ieder, die weet, hoeveel
voorbereiding, zorg en moeite er noodig is
om een leertocht met een klasse school
kinderen wel te doen slagen, 't Gemeente
bestuur vreest blijkbaar nog altijd, dat het
wel eens te erg kon worden met die
leertochten. 't Is zonderling maar waar. Zou
het niet beter zijn, dat er elk jaar een
premie werd uitgeloofd voor het personeel
der school, dat de kinderen het vaakst naar
het Gooi of naar de duinen bracht ?
H.
Bezuiniging opt de Koloniale
je.
Reeds meermalen il in het voorloopig
verslag"
opdebegrootingvoorNederlandschIndiëgewezen op de -aanzienlijke kosten
voor de Koloniale Reserve en de vraag ge
daan of die uitgaven wel opwegen tegen
de resultaten, die het Indische Leger van
dat korps trekt.
Zoo komt in dat verslag op de begrooting
voor het dienstjaar 1905 o.m. voor: Voor
de koloniale reserve wordt f 308.000 gevraagd.
Eenigen betwijfelden, of het nut der reserve
geëvenredigd is aan het hooge bedrag der
uitgaven."
Die vraag is des te meer gerechtvaardigd
nu vooral sedert het optreden van den
tegenwoordigen Gouverneur-Generaal het woord
bezuiniging1' bij alle takken van dienst op
het programma voorkomt, en ook op de
militaire uitgaven in Indiëwordt toegepast.
Daarom kan het zeker geen verwondering
wekken, dat ten deze ook eens de aandacht
gevestigd wordt op het onderdeel
derjaarlijksche begrooting van Nederlandsch-Indië,
n.I. op Hoofdstuk I, Uitgaven in Nederland,
Afdeeling Departement van Oorlog, voor
zooveel de kosten betreft van de Koloniale
Reserve.
Brengen wij daartoe in de eerste plaats
het doel en de bestemming van dat korps
in herinnering. Ingevolge het Kon. Besluit
van 24 Augustus 1890 No 18 is eene
voorloopige regeling" vastgesteld voor de oprich
ting van eene Koloniale Reserve, welk korps
bestemd is om de wegens tijdelijke onge
schiktheid uit Indiëterugkeerende militairen
op te nemen, en om hier te lande te dienen
als kern voor de uitzending van suppletie
troepen. In verband daarmede bestaat dat
korps uit:
1. eene reconvalescenten-afd. te Zutphen.
2. het valide gedeelte te Nijmegen.
Bij de reconvalescentenafdeeling worden
opgenomen:
a. als reconvalescenten: de militairen, die
zich vroeger verbonden hebben om het
Koninkrijk der Nederlanden te dienen, zoo
wel in- als buiten Europa, al of niet afkom
stig van de koloniale reserve en uit Indi
teruggekeerd wegens tijdelijke of voort
durende ongeschiktheid, zoomede de gewezen
militairen, dieal&gegageerden tot de burger
maatschappij zijn teruggekeerd; allen, per
sonen, omtrent wie de uitslag van een militair
geneeskundig onderzoek doet verwachten,
dat zij bij die afdeeling verpleegd wordende,
binnen twee jaar de geschiktheid voor den
actieven militairen dienst zullen herwinnen.
b. als vastpersoneel: zooveel mogelijk
gepensionneerde of gegageerde militairen
(ook niet-Nederliinders} va'n het leger hier
te lande of wel gediend hebbende bij de
troepen in Oost- of West-lndië, van wie
do commandant van het korps, na kennis
neming van den uitslag van een militair
geneeskundig onderzoek, nog goede diensten
verwacht gedurende een door hem te bepalen
tijdsverloop, overeenkomstig hetwelk de
duur der verbintenis wordt bepaald, tot
een maximum van nes jaar.
Als vrijwilliger kunnen bij het gedeelte
te Nijmegen worden aangenomen:
I. ongehuwde Nederlanders, vroeger niet
gediend hebbende, niet jonger dan 17 en
niet ouder dan 36 jaren;
II. Nederlanders, die vroeger reeds ge
diend hebben en den leeftijd van 40 jaar
nog niet hebben bereikt;
III. Nederlanders, die tijdelijk
gepensionneerd zijn van het Nederlandsen-Indische
Leger. (Deze laatste categorie kan bij
eventueeleongeschiktbevinding voor den actie yen
militairen dienst, voor dienstneming bij de
reconvalescenten-afdeeling te /utphen in
aanmerking komen).
Vreemdelingen worden dus bij de recon
valescenten-afdeeling icèl, bij het valide
gedeelte niet aangenomen.
Als reconvalescenten worden alleen zij
opgenomen, die zich schriftelijk verbinden:
a. voor zooveel betreft Nederlanders,
om den Staat der Nederlanden zoodra zij
physiek geschikt bevonden worden voor
den actieven militairen dienst, gedurende
ten minste 4 jaar of, indien nog militie
plichten op hen rusten, gedurende 6 jaar
te zullen dienen als militair zoowel in
als buiten Europa;
b. voor zooveel de overigen aangaap
om den Staat der Nederlanden, zoodra zij
physiek geschikt bevonden worden voor den
actieven dienst in Oost- of West-lndië,
aldaar als militair te zullen dienen gedu
rende ten minste 4 jaar, gerekend van en
met den dag, waarop zij zich bij vertrek
uit Nederland inschepen.
Bij het aangaan van die verbintenis wordt
den reconvalescent eene premie uitbetaald
van ? 20.
De reconvalescent wordt, telkens na ver
loop van 3 maanden, geneeskundig onder
zocht, ten einde zekerheid te verkrijgen
aangaande zijn al-of niet-gesehiktheid voor
den actieven militairen dienst. Blijkt bij
zoodanige keuring, dat van zijne verdere
verpleging geen voldoende verbetering van
zijn toestand is te verwachten, dan wordt
hij van de verbintenis ontheven en geacht
voortdurend ongeschikt te zijn voor den
actieven militairen dienst. Wijst de keuring
uit, dat de reconvalescent geschikt is om
den actieven militairen dienst te hervatten,
dan gaat hij, indien hij Nederlander is, over
bij het valide gedeelte der koloniale reserve
te Nijmegen, en als vreemdeling bij het
koloniaal werfdepöt te Harderwijk.
Bij dien overgang ontvangt die militair
eene premie van ? 30 en wordt bovendien
te zijnen name een bedrag van ? 150
ingelegd in 's Rijks postspaarbank.
Bij het aangaan eener vrijwillige ver
bintenis bij het valide gedeelte te Nijmegen
wordt den aangeworvene eene premie toe
gelegd van ? 300 (drie honderd gulden).
Daarvan worden- hem dadelijk ? 50 (vijftig
gulden) uitgekeerd, terwijl de overige ? 250
(twee honderd vijftig gulden) ten name van
den eigenaar in de Rijkspostspaarbank wor
den ingelegd. Bij het op eervolle wijze ver
laten van den dienst wordt dit bedrag met
de daarvan gekweekte rente aan den eige
naar uitbetaald.
Bij wijze van gunst kan den eigenaar
evenwel worden toegestaan ook vóór het
eindigen van zijn diensttijd over een gedeelte
van het in de Rijkspostspaarbank gestorte
bedrag te beschikken, o. a. na drie maanden
in dienst te zijn, dan wel wanneer familie
betrekkingen in behoeftige omstandigheden
verkeeren, ten behoeve dier familiebetrek
kingen, een en ander bij goed gedrag.
Bij vertrek naar Indiëkan hij, dit
wenschende, andermaal over ? 50 (vijftiggulden)
beschikken, waarvan hem dan ? 30 worden
ter hand gesteld bij vertrek met verlof, dat
gewoonlijk vóór dat vertrek wordt verleend.
Dadelijk na zijn vertrek naar Indiëworden
?20 toegezonden aan de door hem opge
geven familiebetrekkingen.
Dat vertrek naar Indiëheeft, in detache
menten vereenigd, plaats. Waarom dat uit
zenden nog steeds in detachementen van 40,
50 of meer militairen geschiedt, is ons niet
recht duidelijk, te meer niet, omdat volgens
de bovengenoemde bestemming van de kolo
niale reserve, uitzending van suppletie
troepen hoofdzaak is en dit dan .ook zoodra
mogelijk dient plaats te hebben, hetgeen
zoowel in het belang van de zaak als van
de betrokken personen zelf is.
Wel komt in de tegenwoordige engage
mentsacte voor, dat de personen, die bij de
koloniale troepen in dienst wenschen te
treden, zich moeten verbinden om het
Koninkrijk der Nederlanden zoowel in- als
buiten Europa te dienen, doch die bepaling
is in die akte opgenomen om gelegenheid
te hebben de wegens tijdelijke ongeschikt
heid uit Indiëterugkeerende militairen,
wier dienstverband nog niet is geëindigd,
hier te lande (bij de reconvalescenten-afdee
ling) te kunnen opnemen.
De personen, die zich aldus later weder
verbinden of wel zij, die terstond bij het
valide gedeelte te Nijmegen een engagement
voor Indiëaangaan, doen dat niet om hier
te lande geruimen tijd (maanden, soms een
jaar en langer) te blijven; hunne bestemming
is Indiëen ieder hunner verlangt dus zoo
spoedig mogelijk die bestemming te volgen.
Als bewijs, dat met het langdurig verblijf
bij de koloniale reserve te Nijmegen niet
wordt ingestemd, mogen de vele voorbeel
den dienen, niet alleen van gewezen mili
tairen, die zich weder voor Indiëverbin
den, maar vooral van de nieuw
aangeworvenen, die daarvoor niet den weg langs de
koloniale reserve volgen, omdat zij dan te
lang hier te lande moeten blijven.
Nu de gelegenheid bestaat om elke week,
hetzij met de stoomschepen van de Maat
schappij Nederland" of' met die van de
Rotterdamsche Lloyd, passagiers, dus ook
militairen, te vervoeren, levert die spoedige
uitzending volstrekt geen bezwaar op.
Integendeel. Moet met het oog op de
uitzending van groote detachementen (50
man, of zooals van de koloniale reserve
geschiedt 100 man of meer) rekening ge
houden worden met de ruimte aan boord,
zoodat het departement van Koloniën steeds
ongeveer vier weken vóór het vertrek van
zulk een detachement suppletietroepen de
daarvoor vereisehte scheepsruimte moet
bespreken, voor de uitzending van kleine
detachementen ((i a II) man) bestaat dit
bezwaar niet, ook niet om hen van Nijme
gen naar Amsterdam of Rotterdam (in
schepingsplaat s) te doen reizen.
Is er geen gegradueerde beschikbaar, dan
zal de meest geschikste, zoo mogelijk een,
die de reis naar Indiëal eens gemaakt
heeft, als commandant van dat detachement
kunnen worden aangewezen. Het spoediger
uitzenden naar Indië, dan tot nu toe ge
schiedt, zal de werving zeer bevorderen.
Er is echter meer; n.I. de oefeningen.
Deze worden bij de koloniale reserve geleid
en gehouden in evereenstemming met de
reglementen voor het leger hier te lande.
Waarom ? Om het korps te doen deelnemen
aan de oefeningen eener Nederlandsche
divisie, aan de zoogen, groote manoeuvres,
zooals tot nu toe plaats had ? Dit zal toch zeker
niet in de bedoeling liggen en is in strijd
met de bestemming van de koloniale
reserve. Het oefenen moet o. i. in Indi
geschieden, te meer nu daar eene nieuwe
wijze van recruten-opleiding in beproeving
is, waarmede bij het 3e depót-bataljon
recrutenklassen geheel volgens de in
zichten van den met de opleiding belasten
officier worden afgericht, zoodanig dat
de aldus gevormde manschappen, desnoods
van het depöt-bataljon direct te velde
gezonden kunnen worden.
Men begrijpe ons echter goed. Dat ge
durende het verplichte (en zoo kort mogelijke)
verblijf te Nijmegen oefening plaats heeft,
vooral met personen, die nog nooit militair
zijn geweest, is duidelijk; hen vooral moeten
de eerste beginselen van het militaire métier
worden geleerd; doch ook oefening met de
reeds gedienden, is noodig. Ledigheid is des
duivels oorkussen, en hoe meer met al die
personen oefeningen worden gehouden, des
te heilzamer zal dat op hun verblijf te
Nijmegen werken.
Doch om te oefenen ten koste van het
doel, dat met de instelling van de koloniale
reserve wordt beoogd, is te bejammeren,
te meer omdat die oefeningen, zooals reeds
boven is opgemerkt, geschieden volgens de
voorschriften en reglementen van het Neder
landsche leger en dat dan ook nog wel met
militairen, die reeds in Indiëgeoefend zijn
geworden op Indische leest.
Neen, het verblijf te Nijmegen en de
oefeningen aldaar moeten bijzaak, de uit
zending, en deze liefst zoo spoedig mogelijk,
moet hoofdzaak zijn.
Boyendien zal een zoo kortstondig mogelijk
verblijf te Nijmegen ook zeer zeker het doel
ten goede komen, dat men zich bij de op
richting der koloniale reserve voor oogen
heeft gesteld, n.I. om de zekerheid te ver
krijgen, dat wanneer de vrijwilliger in de
burgermaatschappij terug keert, hij, daar
gelaten zijn pensioen, indien hij daarop
aanspraak kan maken, al dadelyk over een
vrij aanzienlijke som te beschikken heeft.
Bij een langdurig verblijf te Nijmegen be
staat, zpoals wij boven gezien hebben, ge
legenheid om over gedeelten van het in de
Rijkspostspaarbank geStorte bedrag te be
schikken, zoodat op die wijze ten laatste
niet veel meer van de ingelegde gelden
overblijft.
(Slot volgt). ' A. ECONOOM.
Macht vóór Recht" bewaarheid
aan Sleeswijk.
Toen Sleeswijk na den oorlog 1864 door
de a overval van Pruisen en
OostenrijkHongarije afgescheiden werd van Dene
marken, werd de staatsrechtelijke positie
niet dadelijk bepaald, maar er werd vast
gesteld dat de koning van Denemarken
zich de bepalingen zou laten welgevallen
welke de roemrijke" overwinnaars (want
het was waarlijk geen eervolle oorlog die
deze millioenen-naties tegen het kleine De
nemarken, dat toen met Sleeawijk ruim 2
milioenen inwoners had, voerden) later
zouden maken.
Want Pruisen verkeerde namelijk in de
hoogst ongelukkige positie van te zijn .op
getreden als verdediger van zoogenaamde
rechten op de Hertogdommen van den
hertog van Augustenborg, terwijl deze nu
de Hertogdommen vorderde als rechtmatig
erfgoed.
Maar evenzoo welkom als de eischen van
den hertog van Augustenborg eerst waren
voor de Pruisische regeering om daaruit
aanleiding te nemen zich te mengen in de
aangelegenheden van Denemarken, evenzoo
lastig waren deze haar nu, daar ze in 't
geheel niet overeenstemden met Pruisen's
bedoelingen met de hertogdommen, welke
Bismarck uitdrukte met de woorden: Deze
moeten wij hebben".
Nu kwam het er op aan te bewijzen dat
(7e rechten", die men eerst ondersteund
had, in ''t ijehecl gee.ii rechten waren. De
Pruisische kroonjuristen moesten de zaak
onderzoeken en gaven de verklaring, dat
koning Christiaan IX van Denemarken de
eenige rechtmatige erfgenaam van beide
hertogdommen was, maar dat hij bij den
vrede van Weenen dit recht aan Pruisen
en Oostenrijk had overgedragen (!!! )
De Sleeswijk-Holsteiners kwamen nu in
eene eigenaardige verhouding; hunne oude
vrienden en bondgenooten de Pruisen waren
nu hunne tegenstanders geworden; te laat
werden hunne oogen geopend voor hetgeen
zij als bevrijding hadden aangezien
en waarvoor ze gestreden hadden. Ze had
den alleen gediend als werktuig voor de
plannen van den veroveringzieken Bismarck.
In hun hopeloozen toestand wendden de
Sleeswijk-Holsteiners zich tot de Deenen
met de uitnoodiging tot gezamenlijk optreden
tegen den gemeenschappelyken vijand,
Pruisen.
Maar zulke bondgenooten konden de
Deenen natuurlijk niet gebruiken. Verschil
lende oude Sleeswijk-Holsteiners hebben te
laat ingezien dat zij het onder de Deenen
nog niet zoo slecht hadden en is het vol
gende gezegde bewaarheid In der
Danische Zeit hiess es: der Geldbeutel dicht und
der Mund offen, nun wir Preussen geworden
sind passt es zu sagen, durch die Erfahrung
gelernt: der Geldbeutel offen unddasMaul
dicht".
Tal van de oude Sleeswijk-Holsteiners
kozen waar voor hun geld.
De Sleeswijk-Holsteinsche eischen werden
ondersteund door Oostenrijk, daarom kon
den de overwinnaars het niet eens worden
over de verdeeling van den gestolen buit.
Twee jaren na den vrede met Denemarken
ontbrandde de strijd tusschen .hen.
Pruisen had zijn nieuw Zündnadel-geweer
(achterlader) beproefd tegenover het kleine
Denemarken, dat nog het ouderwetsche
geweer, dat van voren geladen werd, bezat.
Duitschland moest nu van deze proef
neming profiteeren, vóórdat Oostenrijk ook
zoo ver was.
Korten tijd nadat de oorlog begonnen
was, stond Pruisen reeds als overwinnaar.
Het Sleeswijksche vraagstuk zou nu
eindelijk beslist worden en alle Deenen ver
heugden er zich over dat keizer Napoleon,
de ijverige verdediger van het nationaliteits
principe, als vrederechter gekozen werd.
(Men herinnere zich hoe Nizza in 1856
met Frankrijk verbonden werd door vrije
verkiezing.)
Bij den vrede van Praag, 1866, werd door
toedoen van Napoleon bepaald, dat in het
vredestractaat paragraaf vijf beloofd werd:
Dat het Noordelijke Sleeswijk aan
Dene