De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 september pagina 2

9 september 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M i T K E D A M M K U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1524 marken zoujferuggegeven worden, als de bevolking door vrije afstemming harewensch daartoe uitte. Het spreekt van zelf dat de vreugde der Deenen over deze bepaling groot was; men feeschouwde de terbinding van Sleeswijk met Pruisen slecnt s als voorloopig, en nam aan, dat de dag zeer nabij was, die de hereeniging met iiet oude moederland Dene marken, woartoe het altijd behoord had, zou tot stand brengen. In 1867 opeude Pruisen schijnonderhandeliugen met de Deensche regeering ov«* de teruggave van Noord Sleeswijk. Het was zeker de meeuing met deze stapper! den schijn te geven dat Pruisen geneigd was zijue verplichtingen te ver vullen; maar aan .den anderen kant had men er voor,gezorgd <lat dit niet-kon ge schieden door zulke condities te stellen, dat Denemarken er onmogelijk op in kon gaan. Teri eerste kon er geen sprake zijn meer te willen afstaan dan een landstreek volgens een lijn getrokken van eimer-bocht (iets ten nojrden van Aabonraa) naar de West kust, dus niet de in paragraaf vijf beloofde afstemming zou de grens bepalen, maar een geheel willekeurige lyn. Ten-tweede verlangde men zulke waar borgen voor de in het land wonende Duitschers dat Pruisen daardoor voortdurend voorwendsels kon vinden zi'-h in de binnenlandsche aangelegenheden te mengen. Denemarken kon door deze regeling licht «en vazal-staat van Duitschlaud worden. Er koa natuurlijk geen sprake van zijn op deze regeling in te gaan; uit duurgekochte ervaring wist men, waartoe Duitsche inmenging leiden kon. Hetzelfde j iar werd voor den eersten keer na den oorlog verkiezing voor den Duitschen rijksdag in'Sleeswük gehouden. Het was de algemeene ms ening, dat deze verkiezing als grondslag zou dienen voor de bij de Prager vrede beloofde teruggave aan 'Denemarken. Deze verkiezing werd *en volkomen overwinning voor de Deen?che bevolking. Ten Noorden van eene lijn, getrokken Zuidelijk van de stad Flensborg naar de "V^estkust, tot de stad Tónder, koos de overgrbote meerderheid Deensch, ten Zuiden daarvan Duitsch. Het was een natuurlijke grens Flensborg Fjord en de groote, dun bevolkte heidestreken." De Pruisen waren bevreesd voor eene herhaling van deze verkiezing, -waar de twee Deensche afgevaardigden, Krüger en Ahlmann, gekozen werd«n. Nu werden de kiesdistricten veranderd op grondslag van een zeer scherpzinnig uitgedachte verkiezing»-geometrie, zoodat zuiver Deensehe districten werden verbon den aan Zuidelijker gelegene veel grootere Duitsche districten. De Duitschers hebben, zooals men begrijpes ka», ban «Joel bereik Op ue uitzondering na, waar bij eene herkiezing twee afgevaardigden, by alle andere ver kiezingen slechts n afgevaardigde gekozen werd door d« Dcensche partij. In plaats yan te denken aan het nakomen van para graaf -vijf, begon Pruisen nu met kracht Sleeswijk te germaniseeren. ''. _? Verscheidene keeren verlangde de uit nemende Deensche afgevaardigde, Hans Kriiger, in den Eijksdag te Berlijn, dat parasraaf vijf tot zyn recht zou komen, en in 1877 ontstond een krachtig- debat daar over, gesteund door den leider van de Centrumpartij Windhorst. "' Maar alles was tevergeefs. Het volgende jaar den Hen Oot. 1878 werd paragraaf vijf verklaard te zijn opgeheven tengevolge van eene eenzijdige overeenkomst tusschen Pruisen en Oostenrijk. Paragraaf vijf zelf konden zij zooveel zij wilden voor doorgehaald verklaren, omdat zij de macht in handen hadden. Maar de aan Denemarken gegevene belofte in dtn naam van den Drieeenigen God kan niet met een, pennestreek te niet gedaan worden. Pruisen's Nemesis zal als de tijd daarvoor rijp is, ook wel eens volgen omdat het begin van zijn tegenwoordige grootheid op eene onrechtvaardigheid tegenover Dene marken berust. Indien Eugeland en Frankrijk in 1864 iret zoo kortzichtig geweest waren, was xvaarschijnUi^ nooit een Sedan gevolgd of een Noord-Oostzeekanaal gegraven. Onbe grijpelijk is het dat men iu 1866 niet de oogen open kreeg voor Bismarck's plannen; de Duitsuhe vloot zou 'nooit die beteekenis gekregen hebben indien de grootmachten den rooftocht tegen Denemarken verhinderd hadden. Men begreep na 11 Oct. 1878 ten volle dat deze inbreuk op ieder begrip van recht en gerechtigheid een harde slag was voor alle trouwe Sleeswijkers en Deenen, ja voor geheel Skandinaviëen men zich te wapenen had tegen een misschien langdurigen uationahteits-kamp. Niet ten onrechte wordt gezegd en be grepen ia geheel .Skandinaviëdat de kleine schaar Deensche Sletswijkers de voorpost is teg^n het zich met geweld indringende Pruisendom. Alle middelen werden nu in 't werk gesteld ora dit te voorkomen. Allereerst moest men trachten de buiten gewoon sr°te landverhuizing die plaats gevonden had sedert den oorlog 1864 te do?n ophouden. Daar men de verbinding met Pruisen slechts als tijdelijk beschouwde, nam men niet in aanmerking de groote verzwakking die deze landverhuizing Sleeswijk en de Deensche zaak toebracht. Het was nl. natuur lijk dut rie jonge mannen naar Denemarken trokken om vrij te komen van den Pruisischen militairen dienst. Men rokelit dat de landverhuizing in de j'tren 1864-1*80 bedroeg ca. 50,000 menf-ehen, die uit het land meenamen een kapitaal van ca. 50 millioen Kronen. Maar nu Pruisens bedoeling met Sleeswijk duidelijk geworden was en paragraaf vijf uitgewucht was, had Sleeswijk al/.ijne kin deren nooüig. De landverhuizing nam lang zamerhand af totdat deze omstreeks 1882?. 1883 geheel ophield. De uitwerking daarvan merkte men spoeding bij de verkiezing voor den rijksdag. liet Deensche stemmenaantal dat eenige jaren sterk aan het afnemen was. begon spoedig weer toe te nemen. ledere verkie7,m<> vuor den Duitschen rijksdag heeft sedert dien lijd eene belangrijke toename van Deensctie stemmen getoond. De verkiezing in 1898 toost fres TOOT itjrang van ca. KKK) Deensche kiezers en 'ftergeleken met 1084 van 2000 kiezers. De Deensche partij organiseerde zich nu beter en krachtiger dan tot dato. Men was overal meer op zijn post tegen-de ontelbare, voor ons hier in Nederland ongelooflijke aanvallen op de rechten van het Deensche volk. Hoe sterker de aanval, des te sterker de tegenstand." Dit is nog het wachtwoord van de aan hunne nationaliteit getrouw gebleven Deensche Sleeswijkers, in den strijd tegen het machtige Pruisen. Want als een volk den tijd, waarin voorspoed hun deel is, allén gebruikt voor eene onverantwoordelijke onderdrukking van die volken, die zoo ongelukkig geweest zijn onder hun heerschappij te komen, als het pochend op zijn eigen kracht weigert aangegane verplichtingen na te komen, dan heeft het ook zijn eigen oor.leel gevell. Het levert dan zelf het bewijs, dat het niet een volk is dat vertrouwen door zijne daden inboezemt, want daarvoor is recht vaardigheid, vooral tegenover den zwakkere, een eerste vereischte. Eigenaardig is het pp te merken, hoe de meeste middelen, die de Pruisische regeerinsc aangewend heeft tot onderdrukking van de Deensohe bevolking voirnanielijk onder den heer Von Köller, juist het Deen sche element versterkt hebben. VILH. CARSTENS. Ulit, 20 Aug. 1906. Ridderorden. Naar verdiensten niet vragen Vanalw^eridderordendr g-t. De traditioneele uitdeeling is weder geschied en zulk een plasregen < oet tel kens goed aan menige borst. Jammer echter dat door die plasregen hoofdza kelijk van hen, die heeten onze lieve Heers beesjes te zijn en ook alleen hierom, de borsten worden besproeid, de werkelijk verdienstelijken minder. De voorraad kommandeurskruisen van den Leeuw schijnt groot te zijn, af te leiden uit de kwistige wijze waarop in den laatste n tijd daarmede wordt omgespron gen, zonder dat eenige, zooal niet buiten gewone, dan zelfs bijzondere verdienste aan het licht is gekomen. Maar die zullen denkelijk in geheime zitting van de Staten-Generaal zijn besproken en toen gebleken, zonder dat de kiezers voor die Staten daarvan bewust mogen zijn. Men heeft verdienste of men heeft ze niet. Ten onzent wordt als verdienste beschouwd, wanneer b.v. een staatsdie naar gedurende zijn diensttijd, waarvoor Mj natuurlijk betaald werd, velen zelfs ruiïssdÉJoots, das slet ?oneerlijk, niet plichtverzakend, bootafhoudend is geweest, wat men dus meent niet te hebben kunnen verwachten. Eerlijk, trouw, behoorlijk waarnemen van plicht waarvoor men betaald wordt zij a geen verdiensten. Wij verstaan door verdienste, alleen wanneer men iets buitengewoon» heeft verricht, uit gevonden of tot stand gebracht ten voordeele of in het belang van den Staat of het algemeen, En dan moet ook oozenblikkelijk de belooning geschieden, maar niet bij een jaarlijksche uitdeeling bij wijze van aardigheid zonder basis, Wanneer ock een militair beneden den rang van officier, zich op een ander soort gebied heeft verdienstelijk gemaakt, b.v. een kapelmeester, die de kapel heeft weten te releveeren en op uitste kende hoogte te brengen en b.v. ook een inspecteur van politie, chef op een kleine plaats, die op bijzondere wijze de veiligheidsdienst heeft weten te organiseeren, moet hun, wanneer dat als verdienste wordt aangemerkt, dan ook die simpele Oranje-Nassau Orde worden toe gekend en niet de Medaille, alleen om dat dan vermeend ? wordt, dat zij nog niet tot een bepaald zekeren stand behooren, of ook wel om daa een orde uit te winnen ter uitreiking weder aan een of ander, niet alleen totaal onverdien stelijk, maar zelfs niets beduidend wezen, als reeds zoovelen hiervan met I.eeuw en Oranje-Nassau ronddolen. Uiterlijke schijn moet innerlijke werkelijkheid mas keren. De vlag dekt de lading. De medaille van de Oranje-Nassau is zeer goed als belooning voor dienstboden en werkvolk, die zeer langen tijd achtereen bij een en denzelfden persoon, eerlijk en trouw hebben gediend, zoomede voor zeer ondergeschikte militairen en agenten van politie, die buitengewone plichtsbetrach ting hebben betoond. Velen bekomen ook een ridderorde wanneer zij gepen sioneerd worden. Aangenomen zij zich verdienstelijk hadden gemaakt, was zulks dan pas gebleken bij het verlaten van den dienst en niet gedurende hun dienst tijd ? Een mensch eenmaal ijdel zijnde, moet die ijdelheid zeer weinig gestreeld zijn, wanneer men tegelijkertijd wordt aangewezen pour aller planter ses choux. De decoraties van de Commissies van de, tegenwoordig telkens, opdoemende herinneringsfeesten, waar het dan ook hoofdzakelijk om te doen is door die Commissies, kunnen wel beschouwd wor den als speelgoed. Over een zeker tijds verloop zullen wij bijna elke week een herinneringsfeest te vieren hebben, wat den Staat dan telkens op kosten brengt, van wege de dan ook telkens, volgens den meer en meer gebruikelijker! weg, daarvoor te verleenen ridderorden. Het krijgt ook den schijn alsof met dio jaarlijksche rondstrooiing, voor uit kinderschoenen gegroeiden van 31 Augus tus wordt gemaakt wat voor kinderen 5 December is. Wij Hollanders behooren op te houden met kortzichtig, eng van opvatting, preutsch te zijn. Wij worden dan ook genoemd de Chinezen van Europa, niet alleen om onze enge be grippen en gehechtheid aan het oude, maar ook onze sjaggelgeest, kruidenierspolitiek, onze lichtschuwendheid. Dank zij de Japanners, streven de Oostersche Chinezen ons reeds voorbij en wie weet, wat in het algemeen, van die twee vereenigd, nog beleefd zal worden. 31 Aug. 1906. K H. KOEXTZE, Oud- Kapitein der Mariniers. «imlIIIIIUIUUMIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIMIIIllllllllHnlIlHUlMt Sociai& miitifiiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii Een gevaar 'urtM Dit is het artikel van den haer H(enri) P(olak) ,, Er dreigt gevaar" in liet nummer van Vrij'iag 31 Augustus 1900,, van het Weekblad van den A. N. D. B. De rcdin vanditartikel i*de voorHurende overtreding van het leerlnigenbesluit. Dat kent men toch ? De organisatie der Amsterdamsche juweliers is met de werkliedenorgiud-aties overeengekomen, dat ieder jaar slochts een bepaal l aantal leerlingen tot, het diamant vak zullen worden toegelaten. Deze leerlinsren behooren te voldoen aan zekere eischen van lichamelijke en eeastelijke ontwikkeling, en ze worden bij voorkeur gekozen uit de kinderen van nog werkende, van invalide en van overleden diamant bewerkers, de proté^és der juweliers nu een* buiten rekening gelit^n. Ten a inzien van dat leerlingen 'lesluit ben ik van twee dingen diep overtuigd : van zijne nuttigheid ea van zijne onzedelijk heid. Over de nuttigheid behoef ik hier niets te zeggen, waiit die is evident in de welvaart der werkers. Over de onredelijk heid echter wel. In dieperen zin komt liet aan op de beantwoording van deze vraag: Als men daartoe de macht heeft, heeft men dan ook het recht om zich ean ruimere mate van welvaart te verzekeren, ten koste van de vrijheid \an anderen ?'' Voor hen, die antwoorden: Ja, er is geen ander recht dan macht", voor hen is 't leerlingenbesluit een nobel en nuttig besluit, trouwens voor hen bestaat er geene andere noblesse dan het nut. Antwoordt de heer H. P. zoo? antwoorden de diarnantbe wer kers zoo ? Immers neen, want buiten den bond strij len zij met fijne vlijt en sterken ijver wel degelijk voor de ekonomisch zwakkeren. Dus zelfzuchtig binnensbonds en opofferend buitensbonds, is dat dan hun logische levensleer ? Gelukkig, dat er diamantbewprkers zijn, die de innerlijke onze delijkheid van dit besluit wel zien ook onder de voordeelige schijn door. Men legge hun maar eens deze vragen voor : Zoudt ge het wenschelijk en z'delijk vinden, dat andere vakvereenigingen, die dat konden ge dat niet onrechtmatig vinden ten aanzien van hen, die dan zoowat van alle skilied fabour worden uitgesloten ? ' Op de eerste vraag kreeg ik steods als antwoord: neen" en op de tweede vraag heslist onrecht matig". Maar" werd er bijgevoegd ,de bijzondere verhoudingen in het d amantvak maken ons leerlinoenbesluit noodzakelijk." De bijzondere verhoudingen. Goed ; toen de gelegenheid zich aanbood heb ik den tijd van mij gegeven om die te loeren kennen, en ik kende ze toenmaals zóó goed, dat een besturend lid van de A. N. D. B mij zeide: Nu weet je er meer van dan een gemid deld bon/lslid." We.'nu, geen oogenblik is mijn oordeel geweifeld: Nuttig maar be slist onzedelijk". En zngen de leidslieden van de A. N. D. B. maar in, dat zij veler vrijheid ernstig be perken tot eigen beter baat. Dat zij een kwaad begaan om een ander kwaad, ver laging van hun levenspeil, te keeren. Maar de wijze waarop de heer H. P. in zijn artikel Er dreigt gevaar" zich uitspreekt ten aan zien van leermeesters dor clandestiene leer lingen is juist een singulier voorbeeld van oi'-do -kop-zetterij. De clandestiene leermeesters worden aldus besproken: De individuen, die voor veilige honderd gulden* per leerling bezig zijn de kloocersbranche te verpesten, krijgen lang zamerhand opvolgrrs." Nu is ten eerste de klooversbranche er volstrekt zoo slecht aog niet aaa toe, ea in 't algemeen van alle branches gesproken, is 't onwaar, dat alle of de moeste leer meesters het lecrlingenbesluit overtreden voor een paar honderd «uiden. Het zijn dikwijls verwanten, die hunne familiebe trekkingen ook willen doen deelen iu de voordeelen van het vak, al konden zij om een of andere reden (leeftijd, geestelijke ontwikkeling) niet als bondsleerling worden aangenomen. Vindt de heer A. N. D. B. de misdaad dier individuen zoo groot? Ik zie ondor do officieele meledeelingen in datzelfde nummer van 3L Augustus zeven peraonen vermeld, met wie mon niet worken ma« wegens overtreding van de leer!if!genre'.:e!ir)£;. In drie vaüde zeven ge vallen staat de overtreding uitdrukkelijk vermeld : het leeren ven een zoon", van de andere gevallen blijkt verder niets. Verder zijn twee persoren geroyeerd. (?Het is dus verboden bij, voor of met deze per sonen te werken, of hen op eenicrerlei wijze van werk Ie voorzien") n, die zijn dochter, oorie tweede, d e baar man het vak loerde. Deze menschen zijn dus ongeveer broodeloos gemaakt. Zóó g'-oot is nu de macht van de A. N. D. B; maar hebben de menschen, d e deze groote macht dusdanig gebruiken, wel het recht te klagen over de weinig ethische wijze waarop patroons soms hun macht gebruiken ? En lezen we nu het artikel : Er dreigt gevaar" verder. Het loopt nog steeds over de clandestiene leermeesters: De in:er/ii>'fii, die )ia>'iisitt'eren 0)> de, lcceiix*ftiii>!>n van OIIK tak, u'on/i'n luclcinaitl met r'ist grlalcn. Vrijirei. onge 1<>r>rd hunnen zij luni vuüe d(ide)i hei /r 1 1 ven. Hut zal echter niet zoo ei'ii Iti'ttl groote kunst z'ijn hen het leren Ie vergallen; en er bt-xtaat geen enkele reden om dut im te luie»; o-n eenigerli-i xcru/iu'e te heblieii ten o\-zi".'<1<' van d<geiifii, die lie.t oji <>//?! lei'Kn hebben gtimtntt." Op ons leven ! Zou men uiet meenen, dat het waar was? Miar inderdaad, een ander het leven te vergallen, is zoo'n groote kunst niet, en in het ergste geval richte de A. N. D. B. eene «alschool op, naast hare diamantzagers school, en men stelle commissarissen van levensvergalling san. l'in jrten kia^'e vaardig wanneer oen patroon zijne li den ook eens behandelt op deze gal wijze. Vervolgens uit het artikel: Er dreigt gevaar". . Ooi de ouders van de leerlingen, die on danks onze waarschuwingen en vertoogen hunne kinderen ons vak binnensmokkelen kunnen getroffen worden. De,:e is makelaar, gene is winkelier enz, en het zou (d heel gek zijn, als wij hen het onrecht, dut zij ons hebben aangedaan niet op de eene of andere wijze zouden kunnen inpeperen." Dit is het verbijsterende. De heer H. P. spreekt van: ons vak' zoonis een heer van: mijne slaven" spreekt. Hij praat van: onrecht, dat ons wordt aangedaan", terwijl hij en de zijnon veler levensvrijlieid tot eigen belang beperken. Gedwongen winkelnering keuren de gpestverwanten van de diamant bewerkers af, en zelve brengen zij een systeem van winkelnekkina; in praktijk, dat evea onzedelijk is, omdat liet hun nu eens voordeelig uitkomt. De heer H. P. begint met te roepen: ze hebben het op ons leven gemunt" en hij eindigt met deze erkenning, dat 't gaat om 't gevaar van te veel werk krachten te weren: vooral in de bestbetaalde branche onzer industrie." Dat is niet precies hetzelfde. Wanneer iemands leven wordt bedreigd mag hij allicht meer doen, dan wanneer hij ten onrechte zich een abnormaal hoog loon zoekt te verzekeren. Goei, de A. N. D. B. heeft de macht, en voor die macht hebben ze in hun burcht bitter gestreden. In d igen van strijd hebben wij hen naar de mate onzer vermogens gaarne gesteund. Maar niet op dezen weg! J)it is het systeem : halon wat je kunt". Wil de A. N! D. B. daaraan ? 't Is goed, maar dan ook eerlijk erkennen en niet in anderen afkeuren, vat men zelf d)et. De heer H. P. zegt aangaande deze zaken belangrijke besluiten van den Bondsraad toe. Als die besluiten maar niet russischtyranniek wor.len. Uit het artikel des h'eeren H. P. dreigt gevaar. II. En vreemd. Hetzelfde nummer van het Weekblad bevat eene oproeping voor de leden van de A. N. D. B. om mee te betoogen voor Algemeen Kiesrecht. Hoe zit dat nu ? De heer H. P. redeneert aldus : Wij kunnen niet iedereen het re^ht geven om diamautbewerker te worden, want dan zouden er in ons vak onbeheerschbare ver houdingen ontstaan, en ons levenspeil zou dalen." Een tegenstander van A. K. redeneert aldus : Wij kunnen niet iedereen het recht «even om kiezer te worden, want dan zouden er in ons land onbeheerschbare verhoudingen ontstaan, en ons levenspeil z-iu dalen." Ik weet wel, deze twee zijn niet gelijk; dan behoefden ze ook niet vergeleken te worden ; maar ze hebben punten van gelijk heid genoeg. Want waarom is peneheerscbende klasse immoreel, die al 's lands voordeel naar zich en de zijnen toetrekt, anderen niets gunt en spreekt van ons land ?" En waarom is eene heerschende A. N. D. B. moreel, die al 's vaks voordeel naar zich en de zijnen toetrekt, anderen niets gunt en f preekt van ons vak ?" (de relgieuse orga nisaties rekenen geheel met de A. N. D. B. mede). JACOB ISRAKI, HE HAAN. iiiiiminittiuiiiininiultiiiiiiiiiiHiuuMiimmiiiiiniiiiiniiiiiiii Mr. Willei Büderflüt. Is 1906 een belangrijk gedenkjaar in de geschiedenis van Ketnbrandt, mede is het dit in de historie van een ander groot man: ook Nederlander, ook kunstenaar, in de historie van Mr. VVillem BilJerdijk: en dit zelfs in meer dan n op'.icht. Niet alleen toch dat anderhalve eeuw ge leden hij weid geboren; ook ligt zijn sterfdag juist vijfenzeventig;, de datum van zijn terug keer in het vad<-rUnd jai-it honderd jaar in het verleden terug. Een vreemd geval met Bilderdijk!... Buiten kijf na Vondel on '.e grootste dichter: *) tot zekere hoogte (Uen zelfs nog overtreffende en toch hoe weinig bekend 13 hij. niet-gewild bij zijn leven, niet getrild na zijn dood, niet gewild tot vandaag toe ! Vruchtbaar als geen ander: jaar uit jaar in zijn werken vermeer derend Da Costa schat zijn d.chterlijke nalatenschap alleen reeds op driehonderd duizend regels meester van den vorm als niemand vóór of n il hem; aan elke dichtsoort (uilgenomen slechts het blijspel) wijdeute aijn grWe krachtea en toeh hoe weinig : hoe akelig weinig, van dit alles wordt er eigenlijk gekend en gewaardeerd! Kon indertijd al hij schier geen uitgever vinden, berei l zij u geesteskindereu te publiceeren, na zijn dood ach hoe spoedig! raakten zij heeletuaal in het vertreetboek !. . . Zoo was het; zoo bleef het; zoo is het nog. Wie teux-ij dan alleen de mannen vau het vak kent of leest Bilderdijk! ... Vijfentwintig jaar nu des dichters verscheiden klaagde in deze Da Costa reeds zijn nood; ten jure '86, iu zijn Gidsartikel Oudere tijdgenooten", «venschte AlUrd Pierson Bihler dijk herleving toe; en nog onlangs: in de voorrede zyner Bloemlezing", slaakte van Elring de verzuchting dat Bilderdijk. mocht terugkeeren uit zij n geestelijke ballingschap". Dit nu wenschen wij mede. Immers, in hoe menig opzicht ook Bilderdijk mojje ge weest zijn een zonderling: singulier in alles", moge geweest zijn zelfs een hoogst onaan genaam mensch: ijdel, trotsch. zwaar op-dehand, zwartgallig, somber, opvliegend, dubbelhartig, onwaar groot als dichter was hij en blijft hij. Kn zóó rijk aan poëten zijn we niet dat wij de herinnering aan een der uitnemendsten niet in dankbare gedachtenis zouden houden .'... Mogen hiertoe mede deze eenvoudige regels het hunne doen!... Den Ten September 1756 werd te Amster dam onze dichter geboren : en wel als zoon van den geneesheer dr. Izaak Bilderdijk en van diensechtgenooteSibilla uyzenddaalders. *) Dit buiten kijf" laten wij voor rekening vau den schrijver. Ked. Gelukkig was zg'n jeugd allesbehalve. Eerstens niet dewijl naar zij n eigen mededeeling zijn ouders de kunst van opvoeden niet veistonden: Vraagt ge hoe ik zoo wonderlijk kome ? 't Is niet de bloote aanleg, die het me doet, en waarin ik mij niet voor stel anderen zoo ongelijk te zijn; maar het is de opvoeding". Ter anderer plaatse gewaagt hij van vaders neteligen geest", en van moeders onvermogen om die oud-Amsterdamsche puntelijke netheid, die men maltentigheid noemt, in huis te bewaren, hetgeen haar van e'ders reeds driftig en lic^t ont vlambaar gestel van een ondragelijken wrevel vervulde". Hierbij kwam nog ie's, later door hem zelf in deze voege vtrhaald: Op myn vijfde jaar kreeg, door het dartel springen van een, buurkind, ik een trap op den linkervoet, die het beenvlies van het middelste dder groote teen beschadigde, wat aanvankelijk niet geacht welhaast deallernoodlottigste gevolgen na zich sleepte, en eerst in mijn zeven en twintigste jaar genas'*. Van 't vijfde jaar alreeds in duurzaam lichaamskwynen, Door de artsen steeds op 't graf, als gapende aan mijn zijden Gewezen,, en van pyn gefolterd en ver scheurd, Spande alles wat ik zag te zaaien tot mijn lijdea". Geen wonder dat de aldus aan-het-ziekvertrek-gebonden knaap, afgesneden van den omgang met anderen, hoe langer des te meer iets teruggetrokkens, iets nzelvigs en schuws erlangde! en dat zijn eindeloos en hopeloos lijden in den geest hem een bij uitstek sombere plooi bracht l Niet vreemd evenmin dat hy opwies tot dien verbazendveel-wetenden, maar tevens h oogst-opper vlakkig kennenden man, die ilderdijk Jater altoos is geweest! De eenzaamheid toch vormde hem tot au'odidakt. immer lezende en immer onderzoekende behalve den bijbel en Cats, waarmede teder kind van nog geen derdhalf jaren" hy reeds vertrouwd was al dat hetn in handen kwam: be oefenende velerlei wetenschap en kunst, maar zonder leiding, en niet zelden uit gebrekkige bronnen en onvoldoende hulpmiddelen. Had reeds van zijn eerste jonkheid af hij bijzondere neiging gevoeld voor den krijgs dienst; natuurlijk was door zyn voeteuvel deze loopbaan hem onherroepelyk gesloten: reden waarom hij zich wijdt aan de beoefe ning der rechtsgeleerdheid. Is 't harnas mij door 't lot, door 's Hemels wil ontzegd: De tabbaard zal voor 't minst mijne af komst niet onteeren: Zoo stryde ik even fier voor onschuld, deugd en recht l In 1780 ontmoeten wy hem als student {e Leislïn; vau waar twee jaren later ais doctor iu de beide rechten hij naar Amster dam terugkeert, om kort daarop zich te Den Haag als advokaat te vestigen; waar als pleituewjrger der Oranjegezinden zijn naam aldra ten welverdiende vermaard heid erlangt. Na weder drie jaar: immers den 21en Juni 1785, treedt hij in het huwelijk met Katharina fiebekka Woesthoven: de Odilde" zyner gedichten: een byzonder-schoone, doch tevens uiterst-koele, berekenende, en weinigbeschaafde jonge dame; welke echt dan ook al spoedig een ware hel werd. Zelfs ontzag BüderdJjk zich niet zijn vrouw Hchacnelyk te mishandelen; zoodat voor beiden het een wezenlyke uitkomst was toen, tin jare 1795, hy, zy het (wat het aannemelyJsst is) vrywillig: om aan zijn vele schuldeischers en aan zijn echtgenoote te ontkomen, zij het gedwongen: up last der regeering en ooi staatkundige redenen, het vaderland verliet. Over Groningen reist hy naar Hamburg. Reeds drie maanden later, evenwel, woont hij te Londen; vaaivaar in het miiden van '97 hy uaar Brunswijk fertrekt. Intusschen was er te Londen iets heelbelangryks geaeurd. Ddar uamelyk 'had onze dichter de kennismaking hernieuwd met een voormalig-Haagjchen buurman: den kunst schilder Hendrik VVillein chweickhardt, van wiens beide doch ers de oudste: de negen tienjarige geestrijke Kalhanca Wiibelmina, al spoedig zulk een iudruk; op hem maakte dat, schoon zy'n huwelijk met jufl'rou.v Woest hoven nog gwns/ins was onttionden, hij toch niet Katharina \Vilhelrnina ging samenwonen en samenleven. Dtn 18 Mti '97 tutkent op een der schutbladen zijns bijbels hij aan: Uxorem acoepi": d.i.: Ik heb me een vrouw genomen." Even ongelukkig als de eerste en wettige verbintenis, even gelukkig deze tweede, schoon dan onwettig! Talloos de liederen, vóór en nil door den dichier zijner egade" f opge dragen, of toejezongeu! Haar liefde is hem de waarde van het bestada: Ge weet, inijii God, hoe teer ik haar bemin, doe het! mijn bvrst slechtgademt in haar helde." En wanneer ia een zyner Krekelzangen" (?Vrouw") hij h< eft gtteekeud het ideaal der gade en moeder: tiouw, icgetogen, hulpvaar dig, overgegeven, zeUvei loochenend, dan be sluit hij aidus: Toon mij, Eeuw van schijn en waan, Toon iny zulk een weerhelft aan, Toon er slechts een schaduw van liüverhef uw hoogheid dan!" Doch erken, bij al uw schat, Dat ge yuit dat goed bezat Arme wereld! Mfiar zoo rijk Maakte de Almacht BJJe/dijk." Tot 183Üuiocht hij met haar verbonden wezen., iriühoon twee en-twintig jaar jonger dan haar echtgenoot, ging toch zij dezeu vóór in den dood. Maar sedert was ouk met hem het gedaan: gebroken was hij, uitgedoofd, op. Reeds den 18 Dec '31 blaast hij den laatsten adem uit, en woidt in de Sc. Bavo te Haarlem, aan de zijde zijner beminde, hem een rust plaats gedolven. Doch loopen wij onszelf niet vooruit! Te Brunsw-y'k, waarheen wij den dichter zagen vertrekken, bracht met zijn Katharina hij moeilijke dagen door. Zijn leven diiar kan in een paar woorden weergegeven wordtn: lijden en werken. Wel legde de hertog den hem reeds-van-vroeger bekenden Hollandschen balling een klein jaargeld toe; maar zelfs al waje dit grooter geftee*!, djui toch zou -Biiderdïjk, wï«us gezin byzonder veel geld kostte: telkens geboorten, telker.s ook J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl