Historisch Archief 1877-1940
DE A M i T K E D A M M K U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1524
marken zoujferuggegeven worden, als de
bevolking door vrije afstemming harewensch
daartoe uitte.
Het spreekt van zelf dat de vreugde der
Deenen over deze bepaling groot was; men
feeschouwde de terbinding van Sleeswijk
met Pruisen slecnt s als voorloopig, en nam
aan, dat de dag zeer nabij was, die de
hereeniging met iiet oude moederland Dene
marken, woartoe het altijd behoord had,
zou tot stand brengen.
In 1867 opeude Pruisen
schijnonderhandeliugen met de Deensche regeering
ov«* de teruggave van Noord Sleeswijk.
Het was zeker de meeuing met deze
stapper! den schijn te geven dat Pruisen
geneigd was zijue verplichtingen te ver
vullen; maar aan .den anderen kant had
men er voor,gezorgd <lat dit niet-kon ge
schieden door zulke condities te stellen, dat
Denemarken er onmogelijk op in kon gaan.
Teri eerste kon er geen sprake zijn meer
te willen afstaan dan een landstreek volgens
een lijn getrokken van eimer-bocht (iets
ten nojrden van Aabonraa) naar de West
kust, dus niet de in paragraaf vijf beloofde
afstemming zou de grens bepalen, maar een
geheel willekeurige lyn.
Ten-tweede verlangde men zulke waar
borgen voor de in het land wonende
Duitschers dat Pruisen daardoor voortdurend
voorwendsels kon vinden zi'-h in de
binnenlandsche aangelegenheden te mengen.
Denemarken kon door deze regeling licht
«en vazal-staat van Duitschlaud worden.
Er koa natuurlijk geen sprake van zijn
op deze regeling in te gaan; uit
duurgekochte ervaring wist men, waartoe Duitsche
inmenging leiden kon.
Hetzelfde j iar werd voor den eersten keer
na den oorlog verkiezing voor den Duitschen
rijksdag in'Sleeswük gehouden.
Het was de algemeene ms ening, dat deze
verkiezing als grondslag zou dienen voor
de bij de Prager vrede beloofde teruggave
aan 'Denemarken. Deze verkiezing werd
*en volkomen overwinning voor de
Deen?che bevolking. Ten Noorden van eene
lijn, getrokken Zuidelijk van de stad
Flensborg naar de "V^estkust, tot de stad Tónder,
koos de overgrbote meerderheid Deensch,
ten Zuiden daarvan Duitsch.
Het was een natuurlijke grens Flensborg
Fjord en de groote, dun bevolkte
heidestreken."
De Pruisen waren bevreesd voor eene
herhaling van deze verkiezing, -waar de
twee Deensche afgevaardigden, Krüger en
Ahlmann, gekozen werd«n.
Nu werden de kiesdistricten veranderd
op grondslag van een zeer scherpzinnig
uitgedachte verkiezing»-geometrie, zoodat
zuiver Deensehe districten werden verbon
den aan Zuidelijker gelegene veel grootere
Duitsche districten.
De Duitschers hebben, zooals men
begrijpes ka», ban «Joel bereik Op ue
uitzondering na, waar bij eene herkiezing
twee afgevaardigden, by alle andere ver
kiezingen slechts n afgevaardigde gekozen
werd door d« Dcensche partij. In plaats
yan te denken aan het nakomen van para
graaf -vijf, begon Pruisen nu met kracht
Sleeswijk te germaniseeren. ''. _?
Verscheidene keeren verlangde de uit
nemende Deensche afgevaardigde, Hans
Kriiger, in den Eijksdag te Berlijn, dat
parasraaf vijf tot zyn recht zou komen, en
in 1877 ontstond een krachtig- debat daar
over, gesteund door den leider van de
Centrumpartij Windhorst. "'
Maar alles was tevergeefs. Het volgende
jaar den Hen Oot. 1878 werd paragraaf
vijf verklaard te zijn opgeheven tengevolge
van eene eenzijdige overeenkomst tusschen
Pruisen en Oostenrijk.
Paragraaf vijf zelf konden zij zooveel zij
wilden voor doorgehaald verklaren, omdat
zij de macht in handen hadden.
Maar de aan Denemarken gegevene belofte
in dtn naam van den Drieeenigen God kan
niet met een, pennestreek te niet gedaan
worden.
Pruisen's Nemesis zal als de tijd daarvoor
rijp is, ook wel eens volgen omdat het
begin van zijn tegenwoordige grootheid op
eene onrechtvaardigheid tegenover Dene
marken berust.
Indien Eugeland en Frankrijk in 1864
iret zoo kortzichtig geweest waren, was
xvaarschijnUi^ nooit een Sedan gevolgd of
een Noord-Oostzeekanaal gegraven. Onbe
grijpelijk is het dat men iu 1866 niet de
oogen open kreeg voor Bismarck's plannen;
de Duitsuhe vloot zou 'nooit die beteekenis
gekregen hebben indien de grootmachten
den rooftocht tegen Denemarken verhinderd
hadden.
Men begreep na 11 Oct. 1878 ten volle
dat deze inbreuk op ieder begrip van recht
en gerechtigheid een harde slag was voor
alle trouwe Sleeswijkers en Deenen, ja voor
geheel Skandinaviëen men zich te wapenen
had tegen een misschien langdurigen
uationahteits-kamp.
Niet ten onrechte wordt gezegd en be
grepen ia geheel .Skandinaviëdat de kleine
schaar Deensche Sletswijkers de voorpost
is teg^n het zich met geweld indringende
Pruisendom. Alle middelen werden nu in
't werk gesteld ora dit te voorkomen.
Allereerst moest men trachten de buiten
gewoon sr°te landverhuizing die plaats
gevonden had sedert den oorlog 1864 te
do?n ophouden.
Daar men de verbinding met Pruisen
slechts als tijdelijk beschouwde, nam men
niet in aanmerking de groote verzwakking
die deze landverhuizing Sleeswijk en de
Deensche zaak toebracht. Het was nl. natuur
lijk dut rie jonge mannen naar Denemarken
trokken om vrij te komen van den
Pruisischen militairen dienst.
Men rokelit dat de landverhuizing in de
j'tren 1864-1*80 bedroeg ca. 50,000
menf-ehen, die uit het land meenamen een
kapitaal van ca. 50 millioen Kronen.
Maar nu Pruisens bedoeling met Sleeswijk
duidelijk geworden was en paragraaf vijf
uitgewucht was, had Sleeswijk al/.ijne kin
deren nooüig. De landverhuizing nam lang
zamerhand af totdat deze omstreeks 1882?.
1883 geheel ophield.
De uitwerking daarvan merkte men
spoeding bij de verkiezing voor den rijksdag.
liet Deensche stemmenaantal dat eenige
jaren sterk aan het afnemen was. begon
spoedig weer toe te nemen. ledere
verkie7,m<> vuor den Duitschen rijksdag heeft sedert
dien lijd eene belangrijke toename van
Deensctie stemmen getoond.
De verkiezing in 1898 toost fres TOOT
itjrang van ca. KKK) Deensche kiezers en
'ftergeleken met 1084 van 2000 kiezers.
De Deensche partij organiseerde zich nu
beter en krachtiger dan tot dato. Men was
overal meer op zijn post tegen-de ontelbare,
voor ons hier in Nederland ongelooflijke
aanvallen op de rechten van het Deensche
volk.
Hoe sterker de aanval, des te sterker
de tegenstand." Dit is nog het wachtwoord
van de aan hunne nationaliteit getrouw
gebleven Deensche Sleeswijkers, in den
strijd tegen het machtige Pruisen.
Want als een volk den tijd, waarin
voorspoed hun deel is, allén gebruikt voor
eene onverantwoordelijke onderdrukking
van die volken, die zoo ongelukkig geweest
zijn onder hun heerschappij te komen, als
het pochend op zijn eigen kracht weigert
aangegane verplichtingen na te komen, dan
heeft het ook zijn eigen oor.leel gevell.
Het levert dan zelf het bewijs, dat het
niet een volk is dat vertrouwen door zijne
daden inboezemt, want daarvoor is recht
vaardigheid, vooral tegenover den zwakkere,
een eerste vereischte.
Eigenaardig is het pp te merken, hoe
de meeste middelen, die de Pruisische
regeerinsc aangewend heeft tot onderdrukking
van de Deensohe bevolking voirnanielijk
onder den heer Von Köller, juist het Deen
sche element versterkt hebben.
VILH. CARSTENS.
Ulit, 20 Aug. 1906.
Ridderorden.
Naar verdiensten niet vragen
Vanalw^eridderordendr g-t.
De traditioneele uitdeeling is weder
geschied en zulk een plasregen < oet tel
kens goed aan menige borst. Jammer
echter dat door die plasregen hoofdza
kelijk van hen, die heeten onze lieve
Heers beesjes te zijn en ook alleen
hierom, de borsten worden besproeid, de
werkelijk verdienstelijken minder. De
voorraad kommandeurskruisen van den
Leeuw schijnt groot te zijn, af te leiden
uit de kwistige wijze waarop in den
laatste n tijd daarmede wordt omgespron
gen, zonder dat eenige, zooal niet buiten
gewone, dan zelfs bijzondere verdienste
aan het licht is gekomen. Maar die zullen
denkelijk in geheime zitting van de
Staten-Generaal zijn besproken en toen
gebleken, zonder dat de kiezers voor
die Staten daarvan bewust mogen zijn.
Men heeft verdienste of men heeft ze
niet. Ten onzent wordt als verdienste
beschouwd, wanneer b.v. een staatsdie
naar gedurende zijn diensttijd, waarvoor
Mj natuurlijk betaald werd, velen
zelfs ruiïssdÉJoots, das slet ?oneerlijk,
niet plichtverzakend, bootafhoudend is
geweest, wat men dus meent niet te
hebben kunnen verwachten. Eerlijk,
trouw, behoorlijk waarnemen van
plicht waarvoor men betaald wordt
zij a geen verdiensten. Wij verstaan
door verdienste, alleen wanneer men
iets buitengewoon» heeft verricht, uit
gevonden of tot stand gebracht ten
voordeele of in het belang van den Staat
of het algemeen, En dan moet ook
oozenblikkelijk de belooning geschieden,
maar niet bij een jaarlijksche uitdeeling
bij wijze van aardigheid zonder basis,
Wanneer ock een militair beneden
den rang van officier, zich op een ander
soort gebied heeft verdienstelijk gemaakt,
b.v. een kapelmeester, die de kapel
heeft weten te releveeren en op uitste
kende hoogte te brengen en b.v. ook
een inspecteur van politie, chef op een
kleine plaats, die op bijzondere wijze
de veiligheidsdienst heeft weten te
organiseeren, moet hun, wanneer dat als
verdienste wordt aangemerkt, dan ook die
simpele Oranje-Nassau Orde worden toe
gekend en niet de Medaille, alleen om
dat dan vermeend ? wordt, dat zij nog niet
tot een bepaald zekeren stand behooren,
of ook wel om daa een orde uit te
winnen ter uitreiking weder aan een
of ander, niet alleen totaal onverdien
stelijk, maar zelfs niets beduidend wezen,
als reeds zoovelen hiervan met I.eeuw
en Oranje-Nassau ronddolen. Uiterlijke
schijn moet innerlijke werkelijkheid mas
keren. De vlag dekt de lading. De medaille
van de Oranje-Nassau is zeer goed als
belooning voor dienstboden en werkvolk,
die zeer langen tijd achtereen bij een
en denzelfden persoon, eerlijk en trouw
hebben gediend, zoomede voor zeer
ondergeschikte militairen en agenten van
politie, die buitengewone plichtsbetrach
ting hebben betoond. Velen bekomen
ook een ridderorde wanneer zij gepen
sioneerd worden. Aangenomen zij zich
verdienstelijk hadden gemaakt, was zulks
dan pas gebleken bij het verlaten van
den dienst en niet gedurende hun dienst
tijd ? Een mensch eenmaal ijdel zijnde,
moet die ijdelheid zeer weinig gestreeld
zijn, wanneer men tegelijkertijd wordt
aangewezen pour aller planter ses choux.
De decoraties van de Commissies van
de, tegenwoordig telkens, opdoemende
herinneringsfeesten, waar het dan ook
hoofdzakelijk om te doen is door die
Commissies, kunnen wel beschouwd wor
den als speelgoed. Over een zeker tijds
verloop zullen wij bijna elke week een
herinneringsfeest te vieren hebben, wat
den Staat dan telkens op kosten brengt,
van wege de dan ook telkens, volgens
den meer en meer gebruikelijker! weg,
daarvoor te verleenen ridderorden.
Het krijgt ook den schijn alsof met
dio jaarlijksche rondstrooiing, voor uit
kinderschoenen gegroeiden van 31 Augus
tus wordt gemaakt wat voor kinderen
5 December is. Wij Hollanders behooren
op te houden met kortzichtig, eng van
opvatting, preutsch te zijn. Wij worden
dan ook genoemd de Chinezen van
Europa, niet alleen om onze enge be
grippen en gehechtheid aan het oude,
maar ook onze sjaggelgeest,
kruidenierspolitiek, onze lichtschuwendheid. Dank
zij de Japanners, streven de Oostersche
Chinezen ons reeds voorbij en wie weet,
wat in het algemeen, van die twee
vereenigd, nog beleefd zal worden.
31 Aug. 1906. K H. KOEXTZE,
Oud- Kapitein der Mariniers.
«imlIIIIIUIUUMIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIMIIIllllllllHnlIlHUlMt
Sociai&
miitifiiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii
Een gevaar 'urtM
Dit is het artikel van den haer H(enri)
P(olak) ,, Er dreigt gevaar" in liet nummer
van Vrij'iag 31 Augustus 1900,, van het
Weekblad van den A. N. D. B. De rcdin
vanditartikel i*de voorHurende overtreding
van het leerlnigenbesluit. Dat kent men
toch ? De organisatie der Amsterdamsche
juweliers is met de werkliedenorgiud-aties
overeengekomen, dat ieder jaar slochts een
bepaal l aantal leerlingen tot, het diamant
vak zullen worden toegelaten. Deze
leerlinsren behooren te voldoen aan zekere
eischen van lichamelijke en eeastelijke
ontwikkeling, en ze worden bij voorkeur
gekozen uit de kinderen van nog werkende,
van invalide en van overleden diamant
bewerkers, de proté^és der juweliers nu
een* buiten rekening gelit^n.
Ten a inzien van dat leerlingen 'lesluit
ben ik van twee dingen diep overtuigd :
van zijne nuttigheid ea van zijne onzedelijk
heid. Over de nuttigheid behoef ik hier
niets te zeggen, waiit die is evident in de
welvaart der werkers. Over de onredelijk
heid echter wel. In dieperen zin komt liet
aan op de beantwoording van deze vraag:
Als men daartoe de macht heeft, heeft men
dan ook het recht om zich ean ruimere
mate van welvaart te verzekeren, ten koste
van de vrijheid \an anderen ?''
Voor hen, die antwoorden: Ja, er is geen
ander recht dan macht", voor hen is 't
leerlingenbesluit een nobel en nuttig besluit,
trouwens voor hen bestaat er geene andere
noblesse dan het nut. Antwoordt de heer
H. P. zoo? antwoorden de diarnantbe wer
kers zoo ? Immers neen, want buiten den
bond strij len zij met fijne vlijt en sterken
ijver wel degelijk voor de ekonomisch
zwakkeren. Dus zelfzuchtig binnensbonds
en opofferend buitensbonds, is dat dan hun
logische levensleer ? Gelukkig, dat er
diamantbewprkers zijn, die de innerlijke onze
delijkheid van dit besluit wel zien ook
onder de voordeelige schijn door. Men legge
hun maar eens deze vragen voor : Zoudt
ge het wenschelijk en z'delijk vinden, dat
andere vakvereenigingen, die dat konden
ge dat niet onrechtmatig vinden ten aanzien
van hen, die dan zoowat van alle skilied
fabour worden uitgesloten ? ' Op de eerste
vraag kreeg ik steods als antwoord: neen"
en op de tweede vraag heslist onrecht
matig". Maar" werd er bijgevoegd ,de
bijzondere verhoudingen in het d amantvak
maken ons leerlinoenbesluit noodzakelijk."
De bijzondere verhoudingen. Goed ; toen de
gelegenheid zich aanbood heb ik den tijd
van mij gegeven om die te loeren kennen,
en ik kende ze toenmaals zóó goed, dat een
besturend lid van de A. N. D. B mij zeide:
Nu weet je er meer van dan een gemid
deld bon/lslid." We.'nu, geen oogenblik is
mijn oordeel geweifeld: Nuttig maar be
slist onzedelijk".
En zngen de leidslieden van de A. N. D. B.
maar in, dat zij veler vrijheid ernstig be
perken tot eigen beter baat. Dat zij een
kwaad begaan om een ander kwaad, ver
laging van hun levenspeil, te keeren. Maar
de wijze waarop de heer H. P. in zijn artikel
Er dreigt gevaar" zich uitspreekt ten aan
zien van leermeesters dor clandestiene leer
lingen is juist een singulier voorbeeld van
oi'-do -kop-zetterij.
De clandestiene leermeesters worden aldus
besproken: De individuen, die voor veilige
honderd gulden* per leerling bezig zijn de
kloocersbranche te verpesten, krijgen lang
zamerhand opvolgrrs."
Nu is ten eerste de klooversbranche er
volstrekt zoo slecht aog niet aaa toe, ea
in 't algemeen van alle branches gesproken,
is 't onwaar, dat alle of de moeste leer
meesters het lecrlingenbesluit overtreden
voor een paar honderd «uiden. Het zijn
dikwijls verwanten, die hunne familiebe
trekkingen ook willen doen deelen iu de
voordeelen van het vak, al konden zij om
een of andere reden (leeftijd, geestelijke
ontwikkeling) niet als bondsleerling worden
aangenomen. Vindt de heer A. N. D. B. de
misdaad dier individuen zoo groot?
Ik zie ondor do officieele meledeelingen
in datzelfde nummer van 3L Augustus zeven
peraonen vermeld, met wie mon niet
worken ma« wegens overtreding van de
leer!if!genre'.:e!ir)£;. In drie vaüde zeven ge
vallen staat de overtreding uitdrukkelijk
vermeld : het leeren ven een zoon", van
de andere gevallen blijkt verder niets.
Verder zijn twee persoren geroyeerd. (?Het
is dus verboden bij, voor of met deze per
sonen te werken, of hen op eenicrerlei wijze
van werk Ie voorzien") n, die zijn dochter,
oorie tweede, d e baar man het vak loerde.
Deze menschen zijn dus ongeveer broodeloos
gemaakt. Zóó g'-oot is nu de macht van de
A. N. D. B; maar hebben de menschen, d e
deze groote macht dusdanig gebruiken, wel
het recht te klagen over de weinig ethische
wijze waarop patroons soms hun macht
gebruiken ?
En lezen we nu het artikel : Er dreigt
gevaar" verder. Het loopt nog steeds over
de clandestiene leermeesters:
De in:er/ii>'fii, die )ia>'iisitt'eren 0)> de,
lcceiix*ftiii>!>n van OIIK tak, u'on/i'n luclcinaitl
met r'ist grlalcn. Vrijirei. onge 1<>r>rd hunnen
zij luni vuüe d(ide)i hei /r 1 1 ven. Hut zal echter
niet zoo ei'ii Iti'ttl groote kunst z'ijn hen het
leren Ie vergallen; en er bt-xtaat geen enkele
reden om dut im te luie»; o-n eenigerli-i
xcru/iu'e te heblieii ten o\-zi".'<1<' van
d<geiifii, die lie.t oji <>//?! lei'Kn hebben gtimtntt."
Op ons leven ! Zou men uiet meenen, dat
het waar was? Miar inderdaad, een ander
het leven te vergallen, is zoo'n groote
kunst niet, en in het ergste geval
richte de A. N. D. B. eene «alschool op,
naast hare diamantzagers school, en men
stelle commissarissen van levensvergalling
san. l'in jrten kia^'e vaardig wanneer oen
patroon zijne li den ook eens behandelt
op deze gal wijze.
Vervolgens uit het artikel: Er dreigt
gevaar".
. Ooi de ouders van de leerlingen, die on
danks onze waarschuwingen en vertoogen
hunne kinderen ons vak binnensmokkelen
kunnen getroffen worden. De,:e is makelaar,
gene is winkelier enz, en het zou (d heel gek
zijn, als wij hen het onrecht, dut zij ons
hebben aangedaan niet op de eene of andere
wijze zouden kunnen inpeperen."
Dit is het verbijsterende. De heer H. P.
spreekt van: ons vak' zoonis een heer
van: mijne slaven" spreekt. Hij praat van:
onrecht, dat ons wordt aangedaan", terwijl
hij en de zijnon veler levensvrijlieid tot eigen
belang beperken. Gedwongen winkelnering
keuren de gpestverwanten van de diamant
bewerkers af, en zelve brengen zij een
systeem van winkelnekkina; in praktijk, dat
evea onzedelijk is, omdat liet hun nu eens
voordeelig uitkomt. De heer H. P. begint
met te roepen: ze hebben het op ons leven
gemunt" en hij eindigt met deze erkenning,
dat 't gaat om 't gevaar van te veel werk
krachten te weren: vooral in de
bestbetaalde branche onzer industrie."
Dat is niet precies hetzelfde.
Wanneer iemands leven wordt bedreigd
mag hij allicht meer doen, dan wanneer hij
ten onrechte zich een abnormaal hoog loon
zoekt te verzekeren.
Goei, de A. N. D. B. heeft de macht, en
voor die macht hebben ze in hun burcht
bitter gestreden. In d igen van strijd hebben
wij hen naar de mate onzer vermogens
gaarne gesteund. Maar niet op dezen weg!
J)it is het systeem : halon wat je kunt".
Wil de A. N! D. B. daaraan ? 't Is goed,
maar dan ook eerlijk erkennen en niet in
anderen afkeuren, vat men zelf d)et.
De heer H. P. zegt aangaande deze zaken
belangrijke besluiten van den Bondsraad
toe. Als die besluiten maar niet
russischtyranniek wor.len. Uit het artikel des
h'eeren H. P. dreigt gevaar.
II.
En vreemd. Hetzelfde nummer van het
Weekblad bevat eene oproeping voor de
leden van de A. N. D. B. om mee te
betoogen voor Algemeen Kiesrecht. Hoe zit
dat nu ? De heer H. P. redeneert aldus :
Wij kunnen niet iedereen het re^ht geven
om diamautbewerker te worden, want dan
zouden er in ons vak onbeheerschbare ver
houdingen ontstaan, en ons levenspeil zou
dalen."
Een tegenstander van A. K. redeneert
aldus :
Wij kunnen niet iedereen het recht «even
om kiezer te worden, want dan zouden er
in ons land onbeheerschbare verhoudingen
ontstaan, en ons levenspeil z-iu dalen."
Ik weet wel, deze twee zijn niet gelijk;
dan behoefden ze ook niet vergeleken te
worden ; maar ze hebben punten van gelijk
heid genoeg.
Want waarom is peneheerscbende klasse
immoreel, die al 's lands voordeel naar zich
en de zijnen toetrekt, anderen niets gunt
en spreekt van ons land ?"
En waarom is eene heerschende A. N. D. B.
moreel, die al 's vaks voordeel naar zich en
de zijnen toetrekt, anderen niets gunt en
f preekt van ons vak ?" (de relgieuse orga
nisaties rekenen geheel met de A. N. D. B.
mede).
JACOB ISRAKI, HE HAAN.
iiiiiminittiuiiiininiultiiiiiiiiiiHiuuMiimmiiiiiniiiiiniiiiiiii
Mr. Willei Büderflüt.
Is 1906 een belangrijk gedenkjaar in de
geschiedenis van Ketnbrandt, mede is het
dit in de historie van een ander groot man:
ook Nederlander, ook kunstenaar, in de
historie van Mr. VVillem BilJerdijk: en dit
zelfs in meer dan n op'.icht.
Niet alleen toch dat anderhalve eeuw ge
leden hij weid geboren; ook ligt zijn sterfdag
juist vijfenzeventig;, de datum van zijn terug
keer in het vad<-rUnd jai-it honderd jaar in
het verleden terug.
Een vreemd geval met Bilderdijk!...
Buiten kijf na Vondel on '.e grootste dichter: *)
tot zekere hoogte (Uen zelfs nog overtreffende
en toch hoe weinig bekend 13 hij. niet-gewild
bij zijn leven, niet getrild na zijn dood, niet
gewild tot vandaag toe ! Vruchtbaar als geen
ander: jaar uit jaar in zijn werken vermeer
derend Da Costa schat zijn d.chterlijke
nalatenschap alleen reeds op driehonderd
duizend regels meester van den vorm als
niemand vóór of n il hem; aan elke
dichtsoort (uilgenomen slechts het blijspel)
wijdeute aijn grWe krachtea en toeh hoe
weinig : hoe akelig weinig, van dit alles wordt
er eigenlijk gekend en gewaardeerd! Kon
indertijd al hij schier geen uitgever vinden,
berei l zij u geesteskindereu te publiceeren,
na zijn dood ach hoe spoedig! raakten
zij heeletuaal in het vertreetboek !. . .
Zoo was het; zoo bleef het; zoo is het
nog. Wie teux-ij dan alleen de mannen
vau het vak kent of leest Bilderdijk! ...
Vijfentwintig jaar nu des dichters verscheiden
klaagde in deze Da Costa reeds zijn nood;
ten jure '86, iu zijn Gidsartikel Oudere
tijdgenooten", «venschte AlUrd Pierson Bihler
dijk herleving toe; en nog onlangs: in de
voorrede zyner Bloemlezing", slaakte van
Elring de verzuchting dat Bilderdijk. mocht
terugkeeren uit zij n geestelijke ballingschap".
Dit nu wenschen wij mede. Immers, in
hoe menig opzicht ook Bilderdijk mojje ge
weest zijn een zonderling: singulier in alles",
moge geweest zijn zelfs een hoogst onaan
genaam mensch: ijdel, trotsch. zwaar
op-dehand, zwartgallig, somber, opvliegend,
dubbelhartig, onwaar groot als dichter was hij
en blijft hij. Kn zóó rijk aan poëten zijn we
niet dat wij de herinnering aan een der
uitnemendsten niet in dankbare gedachtenis
zouden houden .'...
Mogen hiertoe mede deze eenvoudige regels
het hunne doen!...
Den Ten September 1756 werd te Amster
dam onze dichter geboren : en wel als zoon
van den geneesheer dr. Izaak Bilderdijk en
van diensechtgenooteSibilla uyzenddaalders.
*) Dit buiten kijf" laten wij voor rekening
vau den schrijver. Ked.
Gelukkig was zg'n jeugd allesbehalve.
Eerstens niet dewijl naar zij n eigen
mededeeling zijn ouders de kunst van opvoeden
niet veistonden: Vraagt ge hoe ik zoo
wonderlijk kome ? 't Is niet de bloote aanleg,
die het me doet, en waarin ik mij niet voor
stel anderen zoo ongelijk te zijn; maar het
is de opvoeding". Ter anderer plaatse gewaagt
hij van vaders neteligen geest", en van
moeders onvermogen om die
oud-Amsterdamsche puntelijke netheid, die men
maltentigheid noemt, in huis te bewaren, hetgeen
haar van e'ders reeds driftig en lic^t ont
vlambaar gestel van een ondragelijken wrevel
vervulde".
Hierbij kwam nog ie's, later door hem
zelf in deze voege vtrhaald: Op myn vijfde
jaar kreeg, door het dartel springen van een,
buurkind, ik een trap op den linkervoet,
die het beenvlies van het middelste dder
groote teen beschadigde, wat aanvankelijk
niet geacht welhaast deallernoodlottigste
gevolgen na zich sleepte, en eerst in mijn
zeven en twintigste jaar genas'*.
Van 't vijfde jaar alreeds in duurzaam
lichaamskwynen,
Door de artsen steeds op 't graf, als
gapende aan mijn zijden
Gewezen,, en van pyn gefolterd en ver
scheurd,
Spande alles wat ik zag te zaaien tot
mijn lijdea".
Geen wonder dat de aldus
aan-het-ziekvertrek-gebonden knaap, afgesneden van den
omgang met anderen, hoe langer des te
meer iets teruggetrokkens, iets nzelvigs
en schuws erlangde! en dat zijn eindeloos
en hopeloos lijden in den geest hem een
bij uitstek sombere plooi bracht l Niet vreemd
evenmin dat hy opwies tot dien
verbazendveel-wetenden, maar tevens h oogst-opper
vlakkig kennenden man, die ilderdijk Jater
altoos is geweest! De eenzaamheid toch
vormde hem tot au'odidakt. immer lezende
en immer onderzoekende behalve den
bijbel en Cats, waarmede teder kind van
nog geen derdhalf jaren" hy reeds vertrouwd
was al dat hetn in handen kwam: be
oefenende velerlei wetenschap en kunst, maar
zonder leiding, en niet zelden uit gebrekkige
bronnen en onvoldoende hulpmiddelen.
Had reeds van zijn eerste jonkheid af hij
bijzondere neiging gevoeld voor den krijgs
dienst; natuurlijk was door zyn voeteuvel
deze loopbaan hem onherroepelyk gesloten:
reden waarom hij zich wijdt aan de beoefe
ning der rechtsgeleerdheid.
Is 't harnas mij door 't lot, door 's Hemels
wil ontzegd:
De tabbaard zal voor 't minst mijne af
komst niet onteeren:
Zoo stryde ik even fier voor onschuld,
deugd en recht l
In 1780 ontmoeten wy hem als student
{e Leislïn; vau waar twee jaren later ais
doctor iu de beide rechten hij naar Amster
dam terugkeert, om kort daarop zich te
Den Haag als advokaat te vestigen; waar
als pleituewjrger der Oranjegezinden zijn
naam aldra ten welverdiende vermaard
heid erlangt.
Na weder drie jaar: immers den 21en
Juni 1785, treedt hij in het huwelijk met
Katharina fiebekka Woesthoven: de Odilde"
zyner gedichten: een byzonder-schoone, doch
tevens uiterst-koele, berekenende, en
weinigbeschaafde jonge dame; welke echt dan ook
al spoedig een ware hel werd.
Zelfs ontzag BüderdJjk zich niet zijn vrouw
Hchacnelyk te mishandelen; zoodat voor
beiden het een wezenlyke uitkomst was toen,
tin jare 1795, hy, zy het (wat het
aannemelyJsst is) vrywillig: om aan zijn vele
schuldeischers en aan zijn echtgenoote te
ontkomen, zij het gedwongen: up last der
regeering en ooi staatkundige redenen, het
vaderland verliet.
Over Groningen reist hy naar Hamburg.
Reeds drie maanden later, evenwel, woont
hij te Londen; vaaivaar in het miiden van
'97 hy uaar Brunswijk fertrekt.
Intusschen was er te Londen iets
heelbelangryks geaeurd. Ddar uamelyk 'had onze
dichter de kennismaking hernieuwd met een
voormalig-Haagjchen buurman: den kunst
schilder Hendrik VVillein chweickhardt, van
wiens beide doch ers de oudste: de negen
tienjarige geestrijke Kalhanca Wiibelmina,
al spoedig zulk een iudruk; op hem maakte
dat, schoon zy'n huwelijk met jufl'rou.v Woest
hoven nog gwns/ins was onttionden, hij toch
niet Katharina \Vilhelrnina ging samenwonen
en samenleven. Dtn 18 Mti '97 tutkent op
een der schutbladen zijns bijbels hij aan:
Uxorem acoepi": d.i.: Ik heb me een vrouw
genomen."
Even ongelukkig als de eerste en wettige
verbintenis, even gelukkig deze tweede, schoon
dan onwettig! Talloos de liederen, vóór en
nil door den dichier zijner egade" f opge
dragen, of toejezongeu! Haar liefde is hem
de waarde van het bestada:
Ge weet, inijii God, hoe teer ik haar bemin,
doe het! mijn bvrst slechtgademt in haar
helde."
En wanneer ia een zyner Krekelzangen"
(?Vrouw") hij h< eft gtteekeud het ideaal der
gade en moeder: tiouw, icgetogen, hulpvaar
dig, overgegeven, zeUvei loochenend, dan be
sluit hij aidus:
Toon mij, Eeuw van schijn en waan,
Toon iny zulk een weerhelft aan,
Toon er slechts een schaduw van
liüverhef uw hoogheid dan!"
Doch erken, bij al uw schat,
Dat ge yuit dat goed bezat
Arme wereld! Mfiar zoo rijk
Maakte de Almacht BJJe/dijk."
Tot 183Üuiocht hij met haar verbonden
wezen., iriühoon twee en-twintig jaar jonger
dan haar echtgenoot, ging toch zij dezeu vóór
in den dood. Maar sedert was ouk met hem
het gedaan: gebroken was hij, uitgedoofd, op.
Reeds den 18 Dec '31 blaast hij den laatsten
adem uit, en woidt in de Sc. Bavo te Haarlem,
aan de zijde zijner beminde, hem een rust
plaats gedolven.
Doch loopen wij onszelf niet vooruit!
Te Brunsw-y'k, waarheen wij den dichter
zagen vertrekken, bracht met zijn Katharina
hij moeilijke dagen door. Zijn leven diiar kan
in een paar woorden weergegeven wordtn:
lijden en werken. Wel legde de hertog den
hem reeds-van-vroeger bekenden
Hollandschen balling een klein jaargeld toe; maar
zelfs al waje dit grooter geftee*!, djui toch
zou -Biiderdïjk, wï«us gezin byzonder veel
geld kostte: telkens geboorten, telker.s ook
J