De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 september pagina 8

9 september 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1524 e& Treboff: ? Votre ftajesU' devta.it tlourer ** / /'? ' /''/J : Par/at'Ó /. lije VOM mettcii retrajitz ?, iiimiiiiiimiiiiiiiiiiitMiiMiiiiiiiiiMiiii huiskamer. Dikwijls spraken mijn vrouw en ik, naar dat groepje ziende, over den tijd, die ver achter ons lag. Van mijn heer en mevrouw Tjasink ontvingen wij dagelijks attenties >ij de geboorte van ons eerste kind. Roobol, die niet toe gankelijk was en stug van aard, ont moette ik eens in het Vondelpark, hij maakte mij overgelukkig, door mij, terwijl hij mij op den schouder klopte, een regel uit Sardou's Familie Benoiton" toe te voe gen Peters heeft mij geholpen bij mijn eerste belangrijke rol.?Als hij Napoleon van Schimmel speelde, bekende hij mij eens, zoo gerust te zijn als ik den Prefect speelde, die gedurig midden in een vers regel een aandiening moest doen. Tot den alomgevierden en diepvoelenden kunstenaar Peters heb ik altijd met ver eering opgezien. In al zijn grootheid heb ik hem nog gekend. Toen zijn roem aan het dalen ging, trad hij uit de directie en verliet het Amsterdamsche tooneel. Hij werd elders geëngageerd Nu en dan kwamen zijn gaven nog wel voor den dag, maar al vager en vager werd zijn kunst. Hem werd daarna de gelegenheid gegeven in den Stads schouwburg alhier een voorstelling te geven zijn persoon maakte een diepen indruk op ons krachtig bijgestaan door allen kwam de voorstelling ten einde. Morin was tegenwoordig om, als het noodig was, zijn rol van Meinau in Menschenhaat en Berouw" voort te zet ten. Ik zie Peters nog verslagen op een kist zitten, de komst van zijn zoon af wachten. De secretaris en ik werden aangewezen de financiën met hem te regelen. Hij verliet de directiekamer, ik verloor hem geen oogenblik uit het oog. Op den arm van zijn zoon leunende verliet hij het gebouw en ik staarde hem na zoolang ik kon. Daarna werd hy te Delft in een inrichting voor zenuw lijders opgenomen. Op het kerkhof aldaar rust het over schot van den man, die als hij optrad het publiek stormenderhand had ver overd, door de macht van zijn woord en de grootheid van zijn talent. Toen ik Possart bij Van Lier zag repeteeren zag ik Peters. Ook Roobol trad later uit de directie. Alleen Tjasink bleef aan het hoofd. Roobol bleef aan het tooneel verbonden en is spoedig daarna gestorven. In alle stilte werd hij begraven, het uur van vertrek kon men niet te weten komen. Vroeger dan men vermoedde passeerde een eenvoudige lijkstoet de Leidschestraat, ik stond juist voor het raam. Het over schot van Roobol werd zonder eenig vertoon ter ruste gebracht. Tjasink ontving bij het einde van zijn direkteursehap de Eikenkroon, wij werden toen tot den laatsten dag betaald. Hij vestigde zich te Haarlem, waar zijn dochter woonde, werd later adviseur van het Nederlandsch Tooneel, en bezocht ons in den beginne getrouw als wij te Haar lem speelden. Langzamerhand verdween hij uit ons gezicht en is daar den weg van alle vleesch gegaan". * * * Als W. P. de Leur aan het praten komt, kan hij als vader Jurriaan heel wat verhalen. Van de veranderingen in directies ; van het verbouwen van den houten Schouwburg; van het verbranden van den steenen; van den jammer der artiesten bij dien brand en hun vreugde bij de verklaring dat de Raad van Be heer der Koninklijke Vereeniging: het Nederlandsen Tooneel de zaak zou door zetten, waarbij mevr. 8. de Vries, den heer A. C. Wertheim om den hals viel; van den dood der groote artiesten: mevr. Kleine-Gartman, mevr. Chr. Stoetz, mevr. S. de Vries, Morin, Spoor, en anderen; van de regie heele boekdeelen; van den invloed der Meiningsche regie op de zijne; van zijn aangenaam samenwerken met en den grooten steun en hartelijke sympathie van en voor Willem Stumpff; van zijn vriendschappelijk werken met A. Ising Jr., ook al niet meer onder de levenden: van de eerste voorstelling na den brand, te Arnhem, waarbij Herman Schwab uit het Duitsch in het Hollandsch, souffleerde, want het boek van den souf fleur Richard Voss, Alexandra was verbrand; van zijne goede verhouding met en waardeering van het tegenwoordig schouwburgbsstuur, alsmede van de arties ten ; van het aardig gebruik bij Kloris en Roosje,om ieder die achter het tooneel komt iets aan te bieden, zelfs den Burgemeester, die van hem of van Pieternel, gaarne een snpeperijtje in ontvangst neemt; van het reizen, en van nog tal van zaken en dingen meer. Dat zou een boek vullen, een boek der openbaring, en dan had W. P. de Leur nog altijd niet gesproken over eigen lief en leed, van het verdriet over den dood zijner vrouw, over zijne eerbewijzingen, over vriendelijke en waardeerende woorden tot hem gesproken of geschreven door H. J. Schimmel, A. C. Wertheim, Mr. W. F. G. A. v. Sorgen, Willem Stumpff, en anderen ... en over de zaligheid Nicolaas Beets aanschouwd te hebben, wandelende over het tooneel met A. C. Wertheim, bij de vertooning van Shakespeare's Macbeth, waarvan de regie evenals die van Sardou's Madame Sansgêne tot de glorie zijner kunst behoort. Bij al dat spreken en het verheerlijken en zegenen van anderen, zou W. P. de Leur gezwegen hebben over eigen verdienste, over zijn zorgen en zwoegen, over het zich gedragen als een vader voor het algeméne tooneelheil, over zijne studie op gevorderden leeftijd, over zijne zwaartillendheid ; over zijn wensch tot aan zijn dood, kon het tot aan zijn stervensuur, werkzaam te zijn aan den Stadsschouwburg; over zijn vermaarde vaderlijke toespraken bij jubilea: over.., maar waar is het einde ? ... Maar nu zal over W. P. de Leur ge sproken worden, geschreven en gedrukt. Want veertig jaar heeft hij thans, met liefde en ijver het tooneel gediend. Dat is geen dag, en geen kleinigheid. De Leur gaat dit feit herdenken. Hij wil als David ook wel eena een dag hebben om te huppelen. Niet alleen zal men nu over W. P. de Leur spreken, men zal hem op zijn a. s. jubileum, te vieren in den aanvang van October, ook openlijk huldigen voor zijn talent, zijne hulpvaardigheid, toe wijding en voorbeeldelooze werkzaamheid. J. H. RÖSSING. De historische roeping te nienw-Hegelsclie school, Alle nieuwe maatschappelijke machten be ginnen onbewust van hun volle beteekenis en de eerste periode'1 van hun groei is de rijping van het bewustzijn tot welke maatschap pelijke taak ze zijn geroepen. Zoo waren lang voorMarx reeds vormelooze bewegingen in het proletariaat te constateeren, als b.v. de Engelsche Chartistenbeweging, maar Marx ont dekte eerst de historische wettelijkheid en de immanente politieke roeping van het soci alisme en gaf zoo vorm aan die chaotische tastingen tot het moderne socialisme. Door de arbeid van Bolland is, in ons land, een nieuw-Hegelsche beweging ontstaan. Aanvankelijk chaotisch en gemakkelijk te critiseeren maar groeiende en reeds kunnen wjj verschijnselen opmerken, die er op wyzen, dat de beweging op 't punt staat tot begrip van zichzelf te komen. Bolland bepaalde zich tot de Redeleer, ter wijl toch deEncyclopaedie derBegrippen daar boven, boven de kategoriënleer der algeméne werkelijkheid, de leer der zelfverwerkelijking, de methodologie dus der Werkelijkheid, stelt die de kategoriën leert van de wijze, waarop al wat is, werkelijk is, de abstract vorm der der werkelijkheid dus, de kategoriën leer der wiskunde, het systeem der wiskunde, die (ten slotte) moet worden gedacht in overgang naar de leer der absolute werkelijkheid, die de geest is, de kategoriën der absolute erva ring, tot welke alle andere (enpirische) weten schappen tot een systematisch geheel moeten worden samengesteld. Deze technische arbeid heeft de Hegelsche school tot nu toe verzuimd, z\j heeft zich bepaald tot de propaganda en de algeméne principes die constitutief zijn in de Redeleer, omdat juist dit gebied door de moderne wetenschap geheel werd ver waarloosd. Na de onvermoeide arbeid van Bolland zijn deze principes evenwel al lang ingebur gerd. Er is een behoorlijk aantal filosofen, dat in staat is een dialektisch betoog, dat niet al te diep indringt te volgen en lang zamerhand beginnen enkele de kracht in zich te voelen oorspronkelijk werkzaam te zijn op gebieden die buiten de redeleer liggen, voornamelijk de «eestesleer, ofschoon ook de wiskunde onder Hegetingen tot probleem is geworden. Maar belangrijker dan deze technisch-theoretische arbeid, is het feit,dat deHegelsche w jjsbegeerte practische beteekenis begint te krijgen voorloopig in twee richtingen, de kunst en het socialisme. Een aantal door Bolland geschoolden worste len met het probleem, hoe 'das dunkle Theion' dat scheppend is in de Redeleer en de bron van de dialektische kracht der logische begrippen te ontwikkelen tot kunste naars oorspronkelijkheid. Want wanneer Van Eeden er op wijst, dat er verband is tusschen wijsbegeerte en kunst, dan is dat zeer juist opgemerkt. Alleen hebben wij aan een der gelijke vaagheid niet». Van Eeden had eerst moeten blijk geven het logische denken (in Hegels zin) te hebben ondergaan, dan zou h\j begrepen hebben, dat het mathematische denken in zijn oorspronkelijkheid de levende consequentie is van het redelijke denken, zooals de kunstschepping weer de rijping is van de mathematische scheppingskracht en, een keer 'op zich zelf dit beseft hebbende, zou bij mét ons mee hebben gestreden, om deze mathematische en aesthetische oorspronke lijkheid niet alleen 'eigenlijk' maar ook 'inder daad' te bereiken van uit de wereld der logische kategorienchepping. Dit verzuimt Van Eeden en bepaalt zich, evenals zoo vele, die meenen over de Nieuwhegelsche school te kunnen oordeelen van-buitenaf, zonder in het wezen ervan (dat werkelijk en nieuw léven is) te zijn doorgedrongen, tot eenige oppervlakkige polemiek, die alleen waarde heeft, om die hegelingen wakker te schudden, die gewoon ziju te rusten op de lauweren van anderen en het besef te wekken, dat er nog hél wat werk voor de boeg is, voor wy kunnen spreken van een levenskrachtige, BH eerbiedwekkende absolute wijsbegeerte/, wjj 'staan pas op den drempel der wijsüeid. Ik wil hier de verschillende pogingen om het verstandelijk absolute denken tot spon taan fantasieleven dóór te leven niet in onderdeelen bespreken. Daarvoor is de be weging nog te jong, de tagtingen te vormeloos en de kritiek nog al te gemakkelijk. Ik wensch alleen te wijzen op het feit, dat in deze richting met ernst wordt gezocht. Welke kunst hieruit zal groeien is nog moeilijk te ontleden, want ook déze beweging moet chaotisch beginnen. Maar dat de wijsgeerig geschoolde kunst, wanneer zij eenmaal de vryheid en de vormzekerheid heeft gekre gen van de oude gevoelskunst, die overal in de wereld is ondergegaan, van ongehoorde maat schappelijke beteekenis zal zijn, en van een geheei anderen bouw dan de oude niet wijsgeerig gestjjlde schoonheid, kunnen wij nu reeds constateeren, niet alleen van uit een onweerstaanbaar voorgevoel, maar ook door analyse van wat de hegelsche kunstenaren reeds hebben gegeven en van de vreemde verwondering, die toch niet zuiver afkeer is, die hun kunst opwekt. Het is een nieuwe kunst, met n woord, die bezig is te groeien uit de schoot van het wordende absolute bewustzijn. Een ander terrein, waar het hegelsche denken practisch begint te worden is het socialisme. Sinds een tiental jaren is voor namelijk in de Duitsche partij een revisio nistische beweging van het Marxisme be;onnen, die tot de overtuiging is gekomen, dat iet Marxisme niet meer in staat is de moderne problemen in de samenleving te beheerschen. Wanneer dus het socialisme zij a geestelijke meerderheid met wil verliezen, moet het worden ontwikkeld tot eea gedachtenstelsel van waaruit alle geestelijke stroomingen bui ten de party en in de partij kunnen worden overzien en beheerscht. De Duitsche theoreici zoeken deze revisie voornamelijk in neo-kantiaanschen zin, waartegen door de Marxisten gemakkelijk stelling is genomen, voornamelijk in Kautsky's brochure over Ethik und materialistische Geschichtsauflassung, In Nederland neemt het revisionisme een andere vorm aan. Sinds eenige maanden staat de partij voor theoretische moeilijkheden ten gevolge van tiet indringen van godsdienstige leden. In de eerste plaats de steeds groeiende Blijde wereld-beweging, maar ook het katholicisme met dr. J van de Brink. De Marxisten onder v. d. Goes, Koyper en Pannekoek staan radeloos tegenover deze proslemen. Men wil de personen niet afstooten, maar kan geen weg vinden, die het religieuze denken verbindt met het Marxisme, dat naar Mnne meening wezenlijk ongoisdienstig is. Voorloopig is de crisis nog latent. Men doet zijn best de moeilijkheden zooveel mo gelijk te bemantelen en vreest het probleem met al zijn consequenties onder de oogen zien, maar de macht der zaak is te groot, dan dat personen op de duur remmen kunnen. Hoe de crifis zal uitbreken, welke verloop zij zal nemen, welke verschuivingen in het martij bewustzijn er het gevolg van zullen ijn ..., ziedaar politieke problemen van de :ioogste orde. De wijsgeerig geschoolde krachten hebben :iier een veld, waar zij hun wacht kunnen ;óónen, om hetzij het Marxisme op te lossen in het religieuzt-wijsgeerige denken of om gekeerd. Het ig mijn doel hier alleen maar de problemen te schetsen en tot arbeid op te wekken. Wanneer de jong-hegelsche school einde lijk genoeg begint te krijgen van het wer kelijk op den duur wat infantiel gebazel, dat op iedere vraag geen ander antwoord weet, dan dat tegendeelen eigenlek een zijn, blijft er denkkracht en tijd over om dat 'eigenlijk zijn' van de oplossing o.a. van dit probleem te doordenken te doorleven tot werkelijke oploising tot een werkelijkheid, die niet anders dan gunstig kan inwerken op ons algemeen volksbewustzijn en groepen die nu nog buiten elkaar staan dichter tot elkaar zal brengen. A. J. RBSINK. iiniiii HIK IIIHIIII minimin i niniiniiinni n minimi iniiiiniliiniiiiilllliiiiiiil mini mimimm J. J. BIESING, Kunsthandel. '8-ORAVENHAOE, Molenstraat 65.65* en 61. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Bravuras. 1606 ~ Rembrandt-Jubileum 1906 TENTOONSTELLINa- VAN OUD HOLLANDSCHE KUNST FREDEBIK MULLER & Co., DOiüLENSTHAAT 16-18 AMSTERDAM. G-eopejcLcL d. a g e l ij les -vart 1O-5 utir. ?V Op veler verzoek is de tentoonstelling ook ZONDAG 9 en 16 SEPT. van 1O tot 5 uur opengesteld. Van l September af entree 1O cents den geheelen dag. De entree-gelden zijn bestemd voor het Genootschap Liefdadigheid n. Vermogen". MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, t>U d* Kantoor-Meubelen 3. MEIJEKINK MEIJER. Telefoon SSBfl. «u. Prijs. . f3O. MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS G. <6 J. COOL, AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT. DFLFT5CHEMRAAT6I BILT6TSAAT30 INRICHTING VOOR NUVERHEIDSKUNST LEIDSCHESTR, 13 m AMSTERDAM m 5TEENDRUKKERIJ H, ,ETIKETTENFABRIEK, ARNHEM ^ TtLtPMÜON 970 r^^^^A iS^^^^^9w Bekroond Aijverheidstentoonst. t« Leeuwarden 1 GEOPEND 3 SEPTEMBER. ATGJ?Rü*D?CORATI?V AFD-HOLLAnD5O1 1!« "l" afc iet TT? *T* *T* KALV?R5TRAAJiG7 XAI15T?RDAM>: ij-j HGÜFDV?RT?G?nWDORDIB5T?R jgj HSffi-HlDDP.UIT-5P?U?K NAAMLOOSE VENNOOTSCHAP ZEISTER FABRIEK ---VAN- KOPERWERKEW 2 MINUTEN VAN - STATION DRIEBERGEN MODERN EN ANTIEK KOPERWERK GIETERIJ VOOR FIJN KOPER EN BRONS AtnSTgRDAfn AARDEWERK MAISON DROUOT ?h ?+ WKSSER &. Co. 4- ?*? * LANGE HOUTSTRAAT 7 & 2 » ? » - Den Ha,a.{r - - » INTEBV. 374 - GROOTSTE INRICHTING VOOR COMPLETE MEUBILEERING = IN ALLE STIJLEN = = = = ANTIQUITEITEN = = EIGEN MEUBELFABRIEK niiiimimnininimimmiimmitmmiiliminiimiijiiinillinnimniliii Ho f juwelier. i Oudegracht E 17, utrecht, f M E » A I JL I. E 8. f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl