Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1525
Oud-Amsterdam
DOOR
A. W. WEISSMAN.
IV.
De Oude Kerk.
Bernd van den Dorenwerde, baljuw
van Amstelland, vermeldt in een zijner
rekeningen, dat bisschop Gwy van
Avesnes, die te Utrecht den kromstaf
zwaaide, den loden en 16den September
1806 te Amsterdam heeft vertoefd. Wat
daarbij aan, terwijl een zware toren den
westelijken gevel versiert.
Die gedaante had ook onze Oude Kerk.
Maar reeds spoedig; zou het noodig wor
den, haar te vergrooten. Want in 1345
had het Mirakel van Amsterdam plaats
gehad en was de wonderbare Hostie uit
het huis in de Kalverstraat, waar het
mirakel geschiedde, met groote plechtig
heid naar de kerk van den H. Nieolaas
teruggebracht.
Toen kwam men van heinde en ver
het H. Sacrament in de Oude Kerk
van gelden tot het bouwen van kapellen
en altaren en het bezoldigen van
geestetelijken, die daaraan den dienst hadden
te verrichten. Ook te Amsterdam bleef
men hierin niet achter en zoo ontston
den de zes kapellen ter wederszijden van
het schip der kerk, welker stichting met
een verbreeding der tot dusver slechts
smalle zijbeuken is gepaard gegaan.
Alle zes kapellen hebben denzelfden
langwerpig vierkanten plattegrond. Die
aan de zuidwestzijde werd tusschen 1483
en 1499 gesticht door Lysbeth
JansDit zuiderportaal is niet als zoodanig
gebouwd, doch was, vóór de Hervorming,
de kapel van den ridderlijken St. Jeroen,
voor wien de schutters zeker wel een
bijzondere vereering zullen hebben gehad.
De voetboogschutters, die den H. Joris
tot patroon hadden, bouwden kort daarna
den noordelijken kruisbeuk, ten westen
waarvan men twee uitbouwsels ziet, die
tezamen even breed zijn als de reeds
genoemde Weitkooperskapel.
De oostelijkste dezer beide ruimten is
nu een stovenhok. De heer De Bont heeft
derde vensters aangebracht, welke nog
tegenwoordig een der grootste sieraden
der kerk vormen, en die de eenige over
blijfselen zijn van het gebrandschilderd
glas, dat vóór de Hervorming vrijwel
alle ramen der kerk moet hebben gevuld.
Uit beschrijvingen blijkt, dat in de 17de
eeuw nog verscheidene dezer vensters,
zij het dan ook in min of meer geschonden
staat, aanwezig waren. Een schilderij in
de kamer der kerkmeesters, door Emanuel
de Witte vervaardigd, vertoont nog enkele
geschilderde vensters in het koor. Maar
Koortrans der Oude Kerk.
kwam deze kerkvorst in de toen nog
onaanzienlijke stad verrichten ? Hij wijdde
de kerk, die ten oosten van de
Warmoesstraat was gebouwd, en die wij nu
nog als de Oude Kerk zien staan.
Als dit opstel in druk verschijnt, is
het dus juist zes eeuwen geleden, dat
deze gebeurtenis plaats had.
Met het groeien der bevolking hield
het vergrooten van het bedehuis gelijken
tred, en van de oorspronkelijke stichting
bleef niets anders over dan de kern van
den toren, en wellicht ook een deel van
sommige zuilen.
Waarschijnlijk is men reeds met het
bouwen begonnen, toen Gijsbrecht IV
nog Heer van Aemstel was. Toen deze
zijn slot, tusschen den Nieuwendijk en
den Nieuwe Zijds Voorburgwal staande,
had moeten verlaten, niet om, zooals
Vondel zegt, naar 't vette land van
Pruyssen" te wijken, maar om zich te
IJsselstein te vestigen, zal de kerk wel
Tegelijkertijd met de aan St. Wfóolaas
gewijde kerk te Amsterdam verrees ook
een kerk te IJsselstein, ter eere van
denzelfden heilige. Dit gebouw werd, ten
verzoeke van Heer Gijsbrecht, in 1310
door denzelfden bisschop Gwy gewijd.
vereeren. Het zal daar waarschijnlijk
in een afzonderlijke kapel bewaard
zijn geweest, want in een oorkonde van
14 Juni 1380, waarbij de officiaal te
Utrecht uitspraak doet in een zeer oud
teschil". waarvan de bewijsstukken door
en langdurigen tijd verloren waren ge
raakt", worden als partijen genoemd de
reeds overleden pastoor van Vreeland
en de procuratores" van de H. Sacra
mentskapel binnen de stad Amsterdam.
In zijn belangrijk werk over De
Geschiedenis der H. Stede te Amster
dam" meent de heer J. P. M. Sterck,
dat deze kapel de tegenwoordige Nieuwe
Zijds Kapel geweest is, welke, volgens
een Mirakelboekske" van 1568, in 1361
zou gesticht zijn. Maar in een oorkonde
van 1383, welke de wonderbare genezing
van Clays Hermanssoen verhaalt, is van
de kapel ter H. Stede geen sprake.
Dit alles maakt het waarschijnlijk, dat
in de 14e eeuw het H. Sacrament van
Mirakel in een kapel der St.
Nicolaaskerk is bewaard geworden. Nog in 1498
begint een oorkonde, gegeven door Schout
en Schepenen van Amsterdam, aldus:
Also van allen ouden tijden 't H. Sacra
ment in der Feeste van half Maert met
solemnele Processie uiter Heiliger Stede
Noorderzybeuk der Oude Kerk.
dochter van Outshoorn, ter nagedachtenis
van Gaeff Benninck, haar eersten man.
Omtrent deze Lysbeth Gaeven, zooals zij
placht genoemd te worden, heefc de heer
Bernard de Bont vele bijzonderheden,
door hem in het Rijksarchief te Munster
gevonden, openbaar gemaakt.
Tegelijkertijd lieten de
Huiszittenmeesters en bet Gilde der Smeden de beide
andere zuidelijke kapellen bouwen, terwijl
de drie noordelijke kapellen door drie
gilden, dat der Hamburgsche kooplieden,
dat der Buiten- en Binnenlandsvaarders
en dat der Weitkoopers, bekostigd werden.
In 1531 voegde de familie Brundt aan
deze kapellen een zevende toe, die ter
vervanging van een vroegere schijnt ge
bouwd, en als doopkapel dienst deed.
Men vindt haar nog aan de zuidzijde
naast den toren.
Met deze verandering van den platte
grond der kerk, di$ in 1500 gereed kwam,
ging tevens een verandering van den
opstand gepaard. De middenste beuk van
het schip toch werd verhoogd, om ven
sters boven de zijbeuken te kunnen maken,
die de kerk van 1306 niet had bezeten.
In verband met deze werkzaamheden
werden ook de zuilen verhoogd en van
nieuwe kapiteelen voorzien.
Lysbeth Gaevenkapel en Doopkapel in de Oude Kerk.
aangetoond, dat zij de kapel van het
H. Graf' was. De kraagsteenen, waarop
het gewelf, dat nu verdwenen is, rustte,
zijn met wapenschilden versierd. Van de
fraaie overhuiving, uit den laatsten tijd
der Gothiek, waaronder zich weleer het
H. Graf bevond, bleef nog een gedeelte
in wezen.
Vooral merkwaardig is deze kapel om
haar noordelijken gevel, die, geheel in
gehouwen steen uitgevoerd, een der
vroegste voorbeelden der Renaissance
van ons land te zien geeft. Deze gevel
wijst op de eerste helft der l (ie eeuw als
tijd van den bouw. Ook de Gothiek van
binnen past in deze periode.
De westelijke ruimte schijnt oorspron
kelijk als kapel gebouwd te zijn, doch
later, misschien tegelijk met, de reeds
genoemde St. Jeroenskapel, in een portaal
te zijn veranderd. Ik houd het er voor,
dat deze verandering omstreeks 1550
plaats vond.
Immers toen werd met een verbouwing
van het koor begonnen, waardoor de
zij-ingangen, die hier aanwezig waren
geweest, niet langer gebruikt konden
worden en nieuwe noodig werden.
Die verbouwing van het koor heeft
lang geduurd, omdat de middelen, die er
de Nieuw-Testamentische reeks, die de
vensters van schip en koor aan de noord
zijde vertoonden, verdween zoo goed als
de Oud-Testamentische aan de zuidzijde,
terwijl ook van de vensters in den koor
trans, door Karel V en zijn voorzaten
geschonken, niets meer overbleef. Van
de vensters en het hooge koor had Prins
Willem I er een bekostigd, daardoor een
bewijs van zijn belangstelling in Amster
dam gevende, ter wijl Nicolaas van
Nieuwland, de eerste bisschop van Haarlem, wei
gerde aan kerkmeesteren honderd
prinsendaelders" voor een glas te schenken.
De glazen, welke men nu nog in de
Lieve Vrouwenkapel aanschouwt, zijn
ontworpen door den vermaarden schilder
Pieter Aertsen, die, ofschoon te Amster
dam geboren en gestorven, toch den
grootsten tijd zijns levens te Antwerpen
heeft vertoefd. Zijn tijdgenooten noemden
hem Lange Pier.
Het zijn tafereelen uit het leven van
Maria, welke de schilder als onderwerpen
van zijn composities heeft gekozen, in
overeenstemming met de kapel zelve,
welke aan de H. Maagd was gewijd. In
het eerste venster zijn de Groetenis des
Engels en de ontmoeting van Maria en
Elizabeth te zien. Dan volgt, in het tweede
Middenbeuk der Oude Kerk.
Daar IJsselstein zich niet, zooals
Amsterdam, tot een stad van beteekenis
heeft ontwikkeld, bestond daar aan het
vergrooten der 14e eeuwsche kerk geen
behoefte, en bevindt dit gebouw zich nog
goeddeels in zijn oorspronkelijken toe
stand, al werd in de 15e eeuw het koor
wat veranderd en in de 16e eeuw de
toren in den stijl der Renaissance versierd.
Om dus een denkbeeld te krijgen van
de Oude Kerk, die door bisschop Gwy
werd gewijd, moet men zich naar IJssel
stein begeven. Daar ziet men dan een
gebouw van bescheiden afmetingen, welks
smalle zijbeuken zich met den
middenbeuk onder n dak bevinden en door
eenvoudige zuilen van elkander worden
gescheiden. Een smal transept en een in
de 15e eeuw veranderd koor sluiten zich
in de Oude Kerck gebraght is geweest".
Voor die processie was de Oude Kerk
niet geschikt, en het zal wel om deze
reden geweest zijn, dat men in 1370 het
koor ging vergrooten en van een trans
voorzien. De bisschop van Utrecht, Jan
van Vernenburg, gaf in een oorkonde
van 2 December 1369, welke het gemeente
archief bezit, verlof tot het afbreken van
het hoofdaltaar en tot het gebruiken van
een verplaatsbaar altaar, zojlang de ver
bouwing dit noodig maakte.
Wanneer dit vergroote koor, dat nu
door zijn zijbeuken en trans voor een
processie geschikt was, gereed is gekomen,
blijkt uit geen bescheiden. Maar omstreeks
1400 zal het wel voltooid zijn geweest.
In de 15e eeuw uitte de vroomheid
zich vooral door het beschikbaar stellen
Zuiderportaal der Oude Kerk.
Het koor bleef voorloopig de gedaante,
die het in 1370 verkregen had, behouden.
Men achtte het evenwel noodig, den
kruisbeuk te verlengen. In het zuidelijk
gedeelte daarvan hadden de
Tlandboogschutters een altaar, aan hun patroon,
den H. Sebastiaan, gewijd. Reeds in 1468
klopten zij bij Hertog Karel van
Bourgondiëom een bijdrage aan, ten einde
hun kapel" te kunnen vernieuwen. De
hertog echter schijnt niets gegeven te
hebben, want het duurde tot het begin
der 16e eeuw, eer met bouweu kon
worden begonnen. Misschien hebben
Maximiliaan van Oostenrijk en Philips
van Bourgondic gedaan, wat hun schoon
vader en grootvader hadden verzuimd,
althans men ziet hun wapens boven het
tegenwoordig zuiderportaal uitgehouwen.
|Kapel van het H. Graf[en Noorderportaal der Oude Kerk.
voor noodig waren, zeer traag vloeiden.
De Hervorming deed reeds haar invloed
gevoelen, en in 1558 werd besloten, door
een loterij in het bezit der nos; ontbre
kende gelden te geraken. Dit middel
had de gewenschte uitwerking. Om de
loterij algemeen bekend te maken, werd
een houtsneêprent verspreid, waarop men,
behalve de kerk, met het koor in aan
bouw, ook St. Nicolaas en de prijzen, die
konden worden gewonnen, ziet afgebeeld.
Het eenig bekende exemplaar dezer
houtsnede berust in de verzameling van het
Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.
l Let eerst kwam het noordelijk gedeelte
van het koor gereed. Daar liet het rijke
Onze Lieve Vrouwengild zijn kapel bou
wen, die in 1555 voltooid was. Immers
in dat jaar werden de prachtig
geschilraam, de Aanbidding der Herders, en
eindelijk, in het derde venster, Maria
op haar sterfbed.
Telkens zijn, gelijk dit destijds gebrui
kelijk was, de gevers met hun familie en
patroonheiligen in het benedeadeel der
ramen afgebeeld. Zoo ziet men, in het eer
ste venster, Jan Claeszoon van Hoppen,
toen lid der Vroedschap, later Burge
meester. Het tweede glas had de stad
Amsterdam bekostigd, welke zich natuur
lijk niet liet afbeelden, maar alleen de
patroons van haai kerken en twee kapel
len in de compositie deed aanbrengen.
De HH. Nicolaas en Johannes de Dooper
vertegenwoordigen nog de Oude Kerk,
de HH. Maria en Catharina de Nieuwe
Kerk, maar na de Hervorming heeft men
voor de door engelen aangebeden Hostie