De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 16 september pagina 7

16 september 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1525 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van de fieuwe Zijds Kapel het wapen van Amsterdam in de plaats gesteld en den H. Olof van de Oude Zyds Kapel in een stadsbanierdrager veranderd. Onder het derde glas ziet men de familie Brandt knielen. Deze glazen, die door den Antwerpschen schilder Digman werden uitgevoerd, heeft men niet, als de anderen, verwij derd, toen zij door den tijd geleden had den. De stadsrekeningen vermelden ver scheiden herstellingen, waarvan die, tusschen 1760 en 1763 door de gebroeders De Angelis te Brussel verricht, bijna een vernieuwing was. En daar in de 18e eeuw de glasschilderkunst niet meer op de hoogte der 16e eeuw stond, is deze herstelling der glazen, hoe goed ook bedoeld, toch te betreuren. In den laatsten tijd poogt de verdienstelijke glasschilder J. L. Schouten te Delft aan de kunstwerken zooveel mogelijk hun oorspronkelijk karakter terug te geven, een taak die dubbel moeilijk is, daar de cartons, welke te Gouda van alle glazen bewaard bleven, te Amsterdam verdwe nen zijn. De heer Schouten gaat met de uiterste zorg te werk, en bewaart het oude glas, dat hij door nieuw vervangt, zoodat het ten allen tijde mogelijk is, de ramen weer te brengen in den toeatand, dien zij vóór hun herstel hadden. (Slot volgt.) Het Yj'f en twintig-jarig bestaan der beide nmsenmscholen. Vele bezoekers van het Bijks-museum zal het waarschijnlijk niet onbekend zijn dat daar hoog in de lucht, hoog boven hunne hoofden, ook de kunst gediend wordt. Dat daar jongelingen en j ongedochters, minne wankele schreden zetten op het pad klank; zij toch verbinden er dadelijk aan, de gedachte, dat hier de Eegeering een weg open stelde tot studie voor hen, die zich geroepen achten onderwijs in teekenen te geven, of zich tot de kunstnijverheid voelden aangetrokken. En men behoeft niet tot de vakmannen, of tot de ingewijden te behooren om aan de museum-scholen dadelijk de namen van W. B. G. Molkenboer, J. E. de Kruyff, J. "W". H. Berden, J. Versluys, J. D. Huibers en zooveel anderen als onafscheidelijk te koppelen; aan wiei» organiseerend talent, aan wier bijzondere gaven het te danken is, dat beide scholen een reputatatie ge nieten tot ver over de grenzen, zooals wij j.l. Maandag mochten vernemen. Want in de afgeloopen week werd het feit her dacht, dat n de Eijksnormaalschool voor Teekenonderwijs, n de Eijkschool voor Kunstnijverheid vijf en twintig jaar hadden bestaan, en als vanzelf werd het ontstaan, en de historie van beide scholen gememo reerd. Voor degenen die thans profiteeren van het werk, waartoe zooveel jaren terug de grondslag werd gelegd, was het zeker merkwaardig te vernemen, hoe hunne vroegere kunstbroeders en zusters moesten tobben om zich de wetenschap eigen te maken, die door hun thans zoo ge makkelijk en geleidelijk verkregen wordt. We zouden hier misschien bij kunnen aanteekenen, dat de weg hen wat al te gemak kelijk gemaakt wordt en dat naarmate men zich meer moet inspannen en er meer moeite voor over hebben, ermet reden te verwachten is dat de ernst en de toewijding grooter zijn geweest en het resultaat hiervan ook zelve een afspiegeling zal zijn. Maar hoe dan ook, het bleek bij de eerste examens, die in 1878 voor de acte middelbaar onderwijs teeke nen, gehouden werden, dat de opleiding der candidaten zeer uiteenloopend was, en een bepaalde onderwijsinrichting hiertoe, in een behoefte zou voorzien. Uit het verslag van den heer Molkenboer over de onder zijn beheer staande school lezen wij te dien opzichte het volgende: En de heer De Stuers zon op het middel J. R. de Kruyff. dat voert tot het leeraarschap in de tee kenkunst, of dat leidt tot de versierende kunsten, de kunst van den decorateur, die van den beeldhouwer, of van de kunstnaaldwerkster. Maar voor hen die slechts ampel den loop der dingen in de latere jaren gevolgd heb ben, is het hooren van de namen Eijks normaalschool voor teekenonderwijs, en Eijks-school voor kunstnijverheid,geen ijdele om daaraan tegemoet te komen. Vooral door de tentoonstelling van kunst toegepast op de nijverheid, in 1877 te Amsterdam gehouden, kwam de voortvarende en vast houdende referendaris in aanraking met den intelligenten, toen pas uit het buiten land terug gekeerden architect De Kruyff. den eigenlijken vader yan die goed geslaagde expositie in Volksvlijt, en zoo rijpten bij den heer De Stuers de plannen om te J. W. H. Berden. Amsterdam van Eijkswege op te richten een kweekschool voor teekenleeraren en een school voor kunstnijverheid." Den heeren W. B. G. Molkenboer en Jan Striening werd opgedragen een onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop het teekenonderwijs bij onze Belgische buren scholen vragen leerkrachten, waarvoor het simpel bezit eener middelbare acte onvol doende geacht mag worden, zoodat er zeker, al werd er reeds gaandeweg hier wat toege voegd, ginds wat overtolligs weggelaten, herziening van het teekenpnderwijs, her ziening van de teekenacten, hiermede samenW. B. G. Molkenboer. gegeven werd en hierover een rapport uit te brengen, dat tevens eenigszins ah leid draad zou kunnen dienen voor de van Eijks wege in uitzicht gestelde scholen. Een en ander leidde er toe dat in Juli 1881 de zaak zijn beslag kreeg, en een leeraars personeel voor beide scholen be noemd kon worden, terwijl tevens als loka liteiten voor het onderwijs, eenige zalen voor het toenmaals nog onvoltooide Eijksmuseum werden aangewezen. Beide scholen, die aanvankelijk vereenigd waren, moesten draruit hoofde van hunne verschillende eischen gescheiden worden en in 1883 werden zij verplaatst naar de boven verdiepingen van het Eijksmuseum, de Normaalschool in de rechter, die voor kunst nijverheid in de linkervleugel van het ge bouw, waar zij thans nog resideeren. Als directeuren werden bij de oprichting de heeren Molkenboer en J. E. Kruyff, be noemd en tot leeraren: de heeren J. Ver sluys, L. Beirer, E. Dubois, J. Striening, die echter niet in functie trad en in wiens plaats J. D. Huibers de leiding voor tee ken en schilderonderwijs op zich nam, be nevens dr. P. J. H. (J u y pers. Later werd het onderwijs uitgebreid met boetseeren en werktuigkunde en werden enkele leeraren door andere vervangen. Zoo volgde de heer Jos. Th. J. Cuypers in 1893 zijn vader op en worden thans deze lessen in een ge deelte der stijl- en ornamentleer gegeven door den tegenwoordigen directeur der Kunstnijverheidsschool, de heer J. W. H. Berden. Nog hebben de beide scholen voor het grootste gedeelte een gemeenschappelijk jeeraarspersoneel en .al wijzigde zich dit in den loop der, jaren,,aan de mannen der oprichting de eer, in deze de leiding gege ven te hebben, waarop hunne opvolgers konden voortgaan. En waar de heeren Mol kenboer en J. Versluys thans nog met on vermoeiden ijver zich van hun moeilijke taak kwijten, daar gelooven wij niet den tegenwoordigen titularissen te kort te doen, als wij meenen, dat hunne voorgangers in de teekenkunst, in de geschiedenis der kunststijlen, zoowel die uit het Oosten, als de perioden, die men Gothiek, Eenaissance en Lodewijken noemt, in de ontleedkunde, in de bouw- en werktuigkunde, hun de taak aanmerkelijk gemakkelijk gemaakt hebben, door aan te geven, hoe de verschillende vakken aan deze bijzondere scholen gedo ceerd moesten worden. Moeilijk was zeker in den aanvang deze taak, want er bestonden geen inrichtingen waaraan men zich in eenig opzicht kon spiegelen, en al kende men de eindeischen, die aan | moesten sluiten, voor zoover het de normaalschool betrof, met de acte mid delbaar teekenen, toch laat net zich ge makkelijk denken, dat het verdeelen van de leerstof, deze zoo inrichten dat ze naast wetenschappelijke ballast ook van practisch nut was. Ziedaar een opgaaf, die moeilijker is dan men onderstellen kan. ? *** Thans hebben beide scholen hun zilveren jubileums herdacht. De heer De Kruijff heeft zeker tot grooten spijt van zijn leerlingen, die zich ongetwijfeld zijn opwekkende lessen zullen blijven herinneren, xijn functie Benige jaren geleden nedergelegd, waarna hij werd opgevolgd door den heer Berden. Met den heer Molkenboer, die, al gin gen er stormen over zijn hoofd, getrouw op zijn post bleef, meende de tegenwoordige directeur der knnstnijverheidsschool dit feit niet onopgemerkt te mogen laten voorbij gaan. Een uitstekend geslaagd feest in het zich daartoe bij uitstek leenende Muiderslot was reeds de aanvang der feestelijk heden, waaraan jl. Maandag in de groote hal van het Eijksmuseum ofh'cieelen luister werd bijgezet. Als voorzitter der feestcommissie sprak de eeuwig-jeugdige heer J. Versluys de tal rijke schare leerlingen en oudleeriingen toe, werd het woord gevoerd door de beide directeuren, die een historisch overzicht der onder hun beheer staande scholen gaven, cijfers en namen noemden, die als een af spiegeling van het onderwijs kunnen gelden, waarna zoowel van officieele zijde door den referendaris der afdeeling Kunsten en Wetenschappen, als van bevriende kant namens de leeraren en de Vereeniging voor Teekenonderwijzers hulde gebracht werd aan hen, die deelden in het jubileum hunner scholen. Opmerkelijk en misschien tot nadenken stemmend is het feit, dat vele leerlingen der Normaalschool zich ten slotte tot de ver sierende kunsten voelden aangetrokken en ter andere zijde leerlingen der Kunstnijver heidschool het voor hunne toekomst noodig achtten zich een acte tot het geven van onderwijs te verzekeren. De tijden zijn in die vijf en twintig jaren zeer veranderd, de eischen aan het leeraar schap sluiten niet geheel aan bij die eischen die het examenprogramma stelt.De Ambachtgaand, herziening van het leerplan voor de opleidingschool noodig zal blijken. Een drietal tentoonstellingen mogen we als heugelijk feit van dit zilveren jubileum begroeten. In de schoollokalen der Kunst nijverheidschool zoowel als in die der Nor maalschool is een overzicht van het werk der leerlingen gegeven, terwijl het Stedelijk Museum in hare zalen de kunstwerken onderbrengt door de oud-leerlingen der beide scholen gewrocht. Later hopen we op deze exposities terug te komen, we kunnen voorloopig ieder aanraden er nota van te nemen, daar zij verloren. Wy zullen met groote moeite moe ten betoogen, dat dit alles geea ernst is en door niemand als ernst wordt opgevat; dat noch de journalist, noch de magiër, noch de lezer, noch zelfs de hyena zich een oogenblik hebben verbeeld, dat er van iets an ders dan een aardigheid sprake was, kortom, dat in Frankrijk eene stilzwijgende overeen komst tusschen de berichtgevers en het pu bliek dergelijke onschuldige fantasiën ver oorlooft. Dilt zullen wij antwoorden op de kritiek van het buitenland; maar in het diepst van ons hart zullen wij ons met zekere bezorgd heid afvragen, of de zaak wel zoo grappig is als wij beweren. Mij wil het voorkomen, dat de smaak voor het bovennatuurlijke van eene zekere soort, dat men nasmaak-supranaturalisme (surnaturalisme de pacotille) zou kunnen noemen, bij onze tijdgenooten onrust barende vorderingen maakte. De buitenge wone populariteit der moderne wetenschap eene populariteit, die door bewezen diensten behoorlijk verdiend is heeft deze hoogst merkwaardige dubbele uitwerking: een soort van een naief geloof *) bij vele onbeschaafden in alles wat het etiket wetenschap" vertoont, en in tegenstelling hiermede bij vele, zelfs beschaafde, personen: eene neiging om bij de wetenschap in te lij ven al hun kleine manieën, hun kleine bijgeloovigheden, al hun per soonlijke fetichisme. * * # Laat aan uw geestesoog de denk wij ze voorbij gaan van uwe kennissen, verwanten, vrienden van de lieden, met welke uwe zaken u in aanraking brengen, en ge zult constateeren, dat in de twintigste eeuw, terwijl allerwege het positivisme in zwang is, de meesten van hen, die zich vrij verklaren van elk traditioneel geloof, in de eerste plaats godsdienstige geesten zy'n, en meestal ook bijgeloovige geesten. Want het is buitengewoon zeldzaam, en misschien zelfs wel onmogelijk, aan iets te gelooven met zijne enkele rede, zonder daar mede iets te vermengen van zijn gevoel, iets van zijn hartstocht. Alleen reeds de inspan ning die noodig is, om eene leer te begrijpen en zich die eigen te maken, maakt u met die leer verwant. Wie eene vreemde taal grondig kent, zal steeds in de verzoeking komen, te beweren en te denken, dat de literatuur dier taal onvergelijkelijke schoonheden bevat: hij J. Versluys. zoowel een goed beeld geven van het onder wijs als een specimen van het werk der verschillende kunstenaars die hunne oplei ding aan een der scholen mochten genieten. Of nu de capaciteiten dier artiesten in direct verband met de scholen gebracht moeten worden, is ook nog een open \raag; op zichzelf' bevat deze laatste tentoonstelling echter belangrijks genoeg om een bezoek zeker te loonen. Kn de twee eerste zij doen zien wat de feestvierende scholen in die vijfen twintig jaar vermochten, want het is werk uit verschillende jaren, dat aldaar is geëx poseerd, en dan mogen we een woord van hulde niet onthouden aan de directeuren en leeraren, die aan beide scholen hunne beste krachten wijden. E. W. P. i.K VRIES JK. toaai-sDpraüatnralisine. Naar MARCEL PREVOST in den Figaro. Drie magiërs, eene somnambule, een hyena als detective, ziedaar de meest sensationeele med.jhelpers welke de vernuftigheid der reporters sedert veertien dagen heeft verzonnen om een misdadig geheim (de verdwijning van den pastoor van Chatenay) te ontsluieren... Indien deze mobilisatie slechts ten doel had feuilleton-kopy te ver schaffen voor eene plaats, waar gewoonlijk andere onderworpen worden behandeld.... mijnentwege! Wij zijn midden in den zomer, en niettegenstaande de echaarschheid van denkbeelden en gebeurtenissen, behouden de dagbladen hun zes pagina's, die natuurlijk gevuld moeten worden. Toch ben ik een weinig ongerust over het oordeel der vreem delingen, wat deze magische kunstjes betreft: het hindert mij, te moeten bedenken, dat wij van de Duitschers, van de Amerikanen, en zelfs van onze vrienden de Engelschen zul len te hooren krijgen, dat het Fransche volk werkelijk zijn gezonci verstand heeft heeft die taal lief, om de moeite die het hem heeft gekost, haar te leeren. Evenzoo wordt eene wereld-theorie, zooals bijvoorbeeld die der evolutie, door het gemiddelde der disci pelen niet in koelen bloede bestudeerd en aangeleerd. De gewone leerling dringt daarin door al s een neophyt; beroemde namen suggereeren hem eerbied en onderwerping; een zekere trots verheft hem bij de gedachte, dat hij zich vrij maakt, dat hij zich opheft in de intellectueele hiërarchie. Zeer spoedig houdt zijne studie op een onderzoek te zijn: zij wordt eene vrijwillige inwijding, een aan werving. Ten slotte is deze studeerende een geloovige en zal zijn wetenschap een geloof zijn. De duisterheden der leer zullen weldra voor hem datgene worden, wat men allerminst wagen moet, in zijne tegenwoordigheid aan te tasten; hij zal eene voorliefde hebben voor het onbewijsbare. Hoeveel lieden praten tegenwoordig over den pithecanthropus van Java met de zelfde zekerheid, alsof zij met eigen oogen den voor-historischen aapmensch hadden gezien, recht overeind op zijn achterpooten, de oogen ten hemel verheffend! Als gij hun tegenwerpt, dat ten slotte alles, wat men van dezen hypothetischen voorvader bezit zich bepaalt tot en klein stuk van de hersenpan en een fragment van het scheenbeen, zullen zij u toeroepen, dat dit voldoende is, en dat men dom of oneer lijk moet zijn om hieraan te twijfelen. Geen enkele onjuistheid van waarneming, geen enkele onnauwkeurigheid van gevolgtrek king schijnt hem fgogelijk, zoodra er sprake is van hunne tb:é«me. Vooral van de tegen werpingen van het gezond verstand hebben zij een afkeer: dat is het teeken van het geloof, van het gelooven door den wil. Vandaar dat de meeste middelmatig ont wikkelde menschen van onzen tijd, die zich bij de leer der evolutie aansluiten, in plaats *) De schrijver gebruikte bier het woord foi de charbonnier, overeenkomende met het Duitsehe Köhlerglauben.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl