Historisch Archief 1877-1940
No. 1525
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van de fieuwe Zijds Kapel het wapen
van Amsterdam in de plaats gesteld en
den H. Olof van de Oude Zyds Kapel
in een stadsbanierdrager veranderd.
Onder het derde glas ziet men de familie
Brandt knielen.
Deze glazen, die door den
Antwerpschen schilder Digman werden uitgevoerd,
heeft men niet, als de anderen, verwij
derd, toen zij door den tijd geleden had
den. De stadsrekeningen vermelden ver
scheiden herstellingen, waarvan die,
tusschen 1760 en 1763 door de gebroeders
De Angelis te Brussel verricht, bijna
een vernieuwing was. En daar in de
18e eeuw de glasschilderkunst niet
meer op de hoogte der 16e eeuw stond,
is deze herstelling der glazen, hoe goed
ook bedoeld, toch te betreuren. In den
laatsten tijd poogt de verdienstelijke
glasschilder J. L. Schouten te Delft aan
de kunstwerken zooveel mogelijk hun
oorspronkelijk karakter terug te geven,
een taak die dubbel moeilijk is, daar de
cartons, welke te Gouda van alle glazen
bewaard bleven, te Amsterdam verdwe
nen zijn. De heer Schouten gaat met de
uiterste zorg te werk, en bewaart het
oude glas, dat hij door nieuw vervangt,
zoodat het ten allen tijde mogelijk is,
de ramen weer te brengen in den
toeatand, dien zij vóór hun herstel hadden.
(Slot volgt.)
Het Yj'f en twintig-jarig bestaan
der beide nmsenmscholen.
Vele bezoekers van het Bijks-museum
zal het waarschijnlijk niet onbekend zijn
dat daar hoog in de lucht, hoog boven
hunne hoofden, ook de kunst gediend wordt.
Dat daar jongelingen en j ongedochters,
minne wankele schreden zetten op het pad
klank; zij toch verbinden er dadelijk aan,
de gedachte, dat hier de Eegeering een weg
open stelde tot studie voor hen, die zich
geroepen achten onderwijs in teekenen te
geven, of zich tot de kunstnijverheid voelden
aangetrokken. En men behoeft niet tot de
vakmannen, of tot de ingewijden te behooren
om aan de museum-scholen dadelijk de namen
van W. B. G. Molkenboer, J. E. de Kruyff,
J. "W". H. Berden, J. Versluys, J. D. Huibers
en zooveel anderen als onafscheidelijk te
koppelen; aan wiei» organiseerend talent,
aan wier bijzondere gaven het te danken
is, dat beide scholen een reputatatie ge
nieten tot ver over de grenzen, zooals wij
j.l. Maandag mochten vernemen. Want
in de afgeloopen week werd het feit her
dacht, dat n de Eijksnormaalschool voor
Teekenonderwijs, n de Eijkschool voor
Kunstnijverheid vijf en twintig jaar hadden
bestaan, en als vanzelf werd het ontstaan,
en de historie van beide scholen gememo
reerd. Voor degenen die thans profiteeren
van het werk, waartoe zooveel jaren terug
de grondslag werd gelegd, was het zeker
merkwaardig te vernemen, hoe hunne
vroegere kunstbroeders en zusters moesten
tobben om zich de wetenschap eigen
te maken, die door hun thans zoo ge
makkelijk en geleidelijk verkregen wordt.
We zouden hier misschien bij kunnen
aanteekenen, dat de weg hen wat al te gemak
kelijk gemaakt wordt en dat naarmate men
zich meer moet inspannen en er meer moeite
voor over hebben, ermet reden te verwachten
is dat de ernst en de toewijding grooter zijn
geweest en het resultaat hiervan ook zelve een
afspiegeling zal zijn. Maar hoe dan ook, het
bleek bij de eerste examens, die in 1878
voor de acte middelbaar onderwijs teeke
nen, gehouden werden, dat de opleiding der
candidaten zeer uiteenloopend was, en een
bepaalde onderwijsinrichting hiertoe, in een
behoefte zou voorzien. Uit het verslag van
den heer Molkenboer over de onder zijn
beheer staande school lezen wij te dien
opzichte het volgende:
En de heer De Stuers zon op het middel
J. R. de Kruyff.
dat voert tot het leeraarschap in de tee
kenkunst, of dat leidt tot de versierende
kunsten, de kunst van den decorateur, die
van den beeldhouwer, of van de
kunstnaaldwerkster.
Maar voor hen die slechts ampel den loop
der dingen in de latere jaren gevolgd heb
ben, is het hooren van de namen Eijks
normaalschool voor teekenonderwijs, en
Eijks-school voor kunstnijverheid,geen ijdele
om daaraan tegemoet te komen. Vooral
door de tentoonstelling van kunst toegepast
op de nijverheid, in 1877 te Amsterdam
gehouden, kwam de voortvarende en vast
houdende referendaris in aanraking met
den intelligenten, toen pas uit het buiten
land terug gekeerden architect De Kruyff.
den eigenlijken vader yan die goed geslaagde
expositie in Volksvlijt, en zoo rijpten bij
den heer De Stuers de plannen om te
J. W. H. Berden.
Amsterdam van Eijkswege op te richten
een kweekschool voor teekenleeraren en een
school voor kunstnijverheid."
Den heeren W. B. G. Molkenboer en Jan
Striening werd opgedragen een onderzoek
in te stellen naar de wijze, waarop het
teekenonderwijs bij onze Belgische buren
scholen vragen leerkrachten, waarvoor het
simpel bezit eener middelbare acte onvol
doende geacht mag worden, zoodat er zeker,
al werd er reeds gaandeweg hier wat toege
voegd, ginds wat overtolligs weggelaten,
herziening van het teekenpnderwijs, her
ziening van de teekenacten, hiermede
samenW. B. G. Molkenboer.
gegeven werd en hierover een rapport uit
te brengen, dat tevens eenigszins ah leid
draad zou kunnen dienen voor de van Eijks
wege in uitzicht gestelde scholen.
Een en ander leidde er toe dat in Juli
1881 de zaak zijn beslag kreeg, en een
leeraars personeel voor beide scholen be
noemd kon worden, terwijl tevens als loka
liteiten voor het onderwijs, eenige zalen
voor het toenmaals nog onvoltooide
Eijksmuseum werden aangewezen.
Beide scholen, die aanvankelijk vereenigd
waren, moesten draruit hoofde van hunne
verschillende eischen gescheiden worden en
in 1883 werden zij verplaatst naar de boven
verdiepingen van het Eijksmuseum, de
Normaalschool in de rechter, die voor kunst
nijverheid in de linkervleugel van het ge
bouw, waar zij thans nog resideeren.
Als directeuren werden bij de oprichting
de heeren Molkenboer en J. E. Kruyff, be
noemd en tot leeraren: de heeren J. Ver
sluys, L. Beirer, E. Dubois, J. Striening,
die echter niet in functie trad en in wiens
plaats J. D. Huibers de leiding voor tee
ken en schilderonderwijs op zich nam, be
nevens dr. P. J. H. (J u y pers. Later werd
het onderwijs uitgebreid met boetseeren en
werktuigkunde en werden enkele leeraren
door andere vervangen. Zoo volgde de
heer Jos. Th. J. Cuypers in 1893 zijn vader
op en worden thans deze lessen in een ge
deelte der stijl- en ornamentleer gegeven
door den tegenwoordigen directeur der
Kunstnijverheidsschool, de heer J. W. H.
Berden.
Nog hebben de beide scholen voor het
grootste gedeelte een gemeenschappelijk
jeeraarspersoneel en .al wijzigde zich dit
in den loop der, jaren,,aan de mannen der
oprichting de eer, in deze de leiding gege
ven te hebben, waarop hunne opvolgers
konden voortgaan. En waar de heeren Mol
kenboer en J. Versluys thans nog met
on vermoeiden ijver zich van hun moeilijke
taak kwijten, daar gelooven wij niet den
tegenwoordigen titularissen te kort te doen,
als wij meenen, dat hunne voorgangers in
de teekenkunst, in de geschiedenis der
kunststijlen, zoowel die uit het Oosten, als
de perioden, die men Gothiek, Eenaissance
en Lodewijken noemt, in de ontleedkunde,
in de bouw- en werktuigkunde, hun de taak
aanmerkelijk gemakkelijk gemaakt hebben,
door aan te geven, hoe de verschillende
vakken aan deze bijzondere scholen gedo
ceerd moesten worden.
Moeilijk was zeker in den aanvang deze
taak, want er bestonden geen inrichtingen
waaraan men zich in eenig opzicht kon
spiegelen, en al kende men de eindeischen,
die aan | moesten sluiten, voor zoover het
de normaalschool betrof, met de acte mid
delbaar teekenen, toch laat net zich ge
makkelijk denken, dat het verdeelen van
de leerstof, deze zoo inrichten dat ze naast
wetenschappelijke ballast ook van practisch
nut was. Ziedaar een opgaaf, die moeilijker
is dan men onderstellen kan. ?
***
Thans hebben beide scholen hun zilveren
jubileums herdacht. De heer De Kruijff heeft
zeker tot grooten spijt van zijn leerlingen,
die zich ongetwijfeld zijn opwekkende lessen
zullen blijven herinneren, xijn functie Benige
jaren geleden nedergelegd, waarna hij
werd opgevolgd door den heer Berden.
Met den heer Molkenboer, die, al gin
gen er stormen over zijn hoofd, getrouw
op zijn post bleef, meende de tegenwoordige
directeur der knnstnijverheidsschool dit feit
niet onopgemerkt te mogen laten voorbij
gaan. Een uitstekend geslaagd feest in het
zich daartoe bij uitstek leenende
Muiderslot was reeds de aanvang der feestelijk
heden, waaraan jl. Maandag in de groote
hal van het Eijksmuseum ofh'cieelen luister
werd bijgezet.
Als voorzitter der feestcommissie sprak de
eeuwig-jeugdige heer J. Versluys de tal
rijke schare leerlingen en oudleeriingen toe,
werd het woord gevoerd door de beide
directeuren, die een historisch overzicht der
onder hun beheer staande scholen gaven,
cijfers en namen noemden, die als een af
spiegeling van het onderwijs kunnen gelden,
waarna zoowel van officieele zijde door
den referendaris der afdeeling Kunsten en
Wetenschappen, als van bevriende kant
namens de leeraren en de Vereeniging
voor Teekenonderwijzers hulde gebracht
werd aan hen, die deelden in het jubileum
hunner scholen.
Opmerkelijk en misschien tot nadenken
stemmend is het feit, dat vele leerlingen der
Normaalschool zich ten slotte tot de ver
sierende kunsten voelden aangetrokken en
ter andere zijde leerlingen der Kunstnijver
heidschool het voor hunne toekomst noodig
achtten zich een acte tot het geven van
onderwijs te verzekeren.
De tijden zijn in die vijf en twintig jaren
zeer veranderd, de eischen aan het leeraar
schap sluiten niet geheel aan bij die eischen
die het examenprogramma stelt.De
Ambachtgaand, herziening van het leerplan voor de
opleidingschool noodig zal blijken.
Een drietal tentoonstellingen mogen we
als heugelijk feit van dit zilveren jubileum
begroeten. In de schoollokalen der Kunst
nijverheidschool zoowel als in die der Nor
maalschool is een overzicht van het werk
der leerlingen gegeven, terwijl het Stedelijk
Museum in hare zalen de kunstwerken
onderbrengt door de oud-leerlingen der
beide scholen gewrocht.
Later hopen we op deze exposities terug
te komen, we kunnen voorloopig ieder
aanraden er nota van te nemen, daar zij
verloren. Wy zullen met groote moeite moe
ten betoogen, dat dit alles geea ernst is en
door niemand als ernst wordt opgevat; dat
noch de journalist, noch de magiër, noch de
lezer, noch zelfs de hyena zich een
oogenblik hebben verbeeld, dat er van iets an
ders dan een aardigheid sprake was, kortom,
dat in Frankrijk eene stilzwijgende overeen
komst tusschen de berichtgevers en het pu
bliek dergelijke onschuldige fantasiën ver
oorlooft.
Dilt zullen wij antwoorden op de kritiek
van het buitenland; maar in het diepst van
ons hart zullen wij ons met zekere bezorgd
heid afvragen, of de zaak wel zoo grappig
is als wij beweren. Mij wil het voorkomen,
dat de smaak voor het bovennatuurlijke van
eene zekere soort, dat men
nasmaak-supranaturalisme (surnaturalisme de pacotille) zou
kunnen noemen, bij onze tijdgenooten onrust
barende vorderingen maakte. De buitenge
wone populariteit der moderne wetenschap
eene populariteit, die door bewezen diensten
behoorlijk verdiend is heeft deze hoogst
merkwaardige dubbele uitwerking: een soort
van een naief geloof *) bij vele onbeschaafden
in alles wat het etiket wetenschap" vertoont,
en in tegenstelling hiermede bij vele, zelfs
beschaafde, personen: eene neiging om bij de
wetenschap in te lij ven al hun kleine manieën,
hun kleine bijgeloovigheden, al hun per
soonlijke fetichisme.
* *
#
Laat aan uw geestesoog de denk wij ze voorbij
gaan van uwe kennissen, verwanten, vrienden
van de lieden, met welke uwe zaken u in
aanraking brengen, en ge zult constateeren,
dat in de twintigste eeuw, terwijl allerwege
het positivisme in zwang is, de meesten van
hen, die zich vrij verklaren van elk traditioneel
geloof, in de eerste plaats godsdienstige geesten
zy'n, en meestal ook bijgeloovige geesten.
Want het is buitengewoon zeldzaam, en
misschien zelfs wel onmogelijk, aan iets te
gelooven met zijne enkele rede, zonder daar
mede iets te vermengen van zijn gevoel, iets
van zijn hartstocht. Alleen reeds de inspan
ning die noodig is, om eene leer te begrijpen
en zich die eigen te maken, maakt u met die
leer verwant. Wie eene vreemde taal grondig
kent, zal steeds in de verzoeking komen, te
beweren en te denken, dat de literatuur dier
taal onvergelijkelijke schoonheden bevat: hij
J. Versluys.
zoowel een goed beeld geven van het onder
wijs als een specimen van het werk der
verschillende kunstenaars die hunne oplei
ding aan een der scholen mochten genieten.
Of nu de capaciteiten dier artiesten in
direct verband met de scholen gebracht
moeten worden, is ook nog een open \raag;
op zichzelf' bevat deze laatste tentoonstelling
echter belangrijks genoeg om een bezoek
zeker te loonen. Kn de twee eerste zij doen
zien wat de feestvierende scholen in die
vijfen twintig jaar vermochten, want het is werk
uit verschillende jaren, dat aldaar is geëx
poseerd, en dan mogen we een woord van
hulde niet onthouden aan de directeuren en
leeraren, die aan beide scholen hunne beste
krachten wijden.
E. W. P. i.K VRIES JK.
toaai-sDpraüatnralisine.
Naar MARCEL PREVOST in den Figaro.
Drie magiërs, eene somnambule, een hyena
als detective, ziedaar de meest
sensationeele med.jhelpers welke de vernuftigheid
der reporters sedert veertien dagen heeft
verzonnen om een misdadig geheim (de
verdwijning van den pastoor van Chatenay)
te ontsluieren... Indien deze mobilisatie
slechts ten doel had feuilleton-kopy te ver
schaffen voor eene plaats, waar gewoonlijk
andere onderworpen worden behandeld....
mijnentwege! Wij zijn midden in den zomer,
en niettegenstaande de echaarschheid van
denkbeelden en gebeurtenissen, behouden de
dagbladen hun zes pagina's, die natuurlijk
gevuld moeten worden. Toch ben ik een
weinig ongerust over het oordeel der vreem
delingen, wat deze magische kunstjes betreft:
het hindert mij, te moeten bedenken, dat wij
van de Duitschers, van de Amerikanen, en
zelfs van onze vrienden de Engelschen zul
len te hooren krijgen, dat het Fransche
volk werkelijk zijn gezonci verstand heeft
heeft die taal lief, om de moeite die het hem
heeft gekost, haar te leeren. Evenzoo wordt
eene wereld-theorie, zooals bijvoorbeeld die
der evolutie, door het gemiddelde der disci
pelen niet in koelen bloede bestudeerd en
aangeleerd. De gewone leerling dringt daarin
door al s een neophyt; beroemde namen
suggereeren hem eerbied en onderwerping; een
zekere trots verheft hem bij de gedachte, dat
hij zich vrij maakt, dat hij zich opheft in de
intellectueele hiërarchie. Zeer spoedig houdt
zijne studie op een onderzoek te zijn: zij
wordt eene vrijwillige inwijding, een aan
werving. Ten slotte is deze studeerende een
geloovige en zal zijn wetenschap een geloof
zijn. De duisterheden der leer zullen weldra
voor hem datgene worden, wat men allerminst
wagen moet, in zijne tegenwoordigheid aan
te tasten; hij zal eene voorliefde hebben voor
het onbewijsbare. Hoeveel lieden praten
tegenwoordig over den pithecanthropus van
Java met de zelfde zekerheid, alsof zij met
eigen oogen den voor-historischen aapmensch
hadden gezien, recht overeind op zijn
achterpooten, de oogen ten hemel verheffend!
Als gij hun tegenwerpt, dat ten slotte
alles, wat men van dezen hypothetischen
voorvader bezit zich bepaalt tot en klein
stuk van de hersenpan en een fragment van
het scheenbeen, zullen zij u toeroepen, dat
dit voldoende is, en dat men dom of oneer
lijk moet zijn om hieraan te twijfelen. Geen
enkele onjuistheid van waarneming, geen
enkele onnauwkeurigheid van gevolgtrek
king schijnt hem fgogelijk, zoodra er sprake
is van hunne tb:é«me. Vooral van de tegen
werpingen van het gezond verstand hebben
zij een afkeer: dat is het teeken van het
geloof, van het gelooven door den wil.
Vandaar dat de meeste middelmatig ont
wikkelde menschen van onzen tijd, die zich
bij de leer der evolutie aansluiten, in plaats
*) De schrijver gebruikte bier het woord
foi de charbonnier, overeenkomende met het
Duitsehe Köhlerglauben.