De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 23 september pagina 2

23 september 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

t- -x DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1526 riteiten worden ingeleverd, terwijl de vereenigingen te allen tijde hun administratie ?voor de controle vanwege het ministerie ter beschikking moeten stellen, indien dit »ood,ig wordt geacht. , Voor het tpe/icht op dezen nieuwen tak .van otaataeorg is krachtens hetzelfde^ decreet een staatscommissie van toezicht ingesteld bestaande uit 11 leden, en wel 4 personen ?vanwege de vakvcreeuigiugen, en de overi gen technische autoriteiten. < Mét bovenstaande instelling is Frankrijk derhalve* de'andere lauden >óór gegaan in het van reg~.ei-wg&vege steunen der werkeloozenverzekering door de vakvereenigingen ; een toepassing van hut Gentsche stel sel niet op een stad, maar op het geheele land! ? Dit voorjaar heeft yoor het eerst de toe kenning van de eerste helft der 100,000 fr. plaats gevonden, waarbij op de nakoming der voorgeschreven bloot formeele bepalin gen niet al te streng werd gelet. Er hadden l vereeuigitïgen een verzoek om subsidie ingezonden, van welke er echter om ver schillende redenen 36 moesten worden aïgewezen. Aan de overgebleven 35 vereéniginoren werd b\j ministerieel besluit van Maart 1906, de som van 13,482 frcs. subsidie verstrekt, als bijslag bij de eigen uitkeeriug, gedurende het eerste half jaar van 1905, waarvan 7610 frcs.. aan algemeene vakvereeuigingen en. 5872 aan plaatselijke ?»akvereenijingen. Er «Blijkt uit het, bovenstaande, dat de tiidTën voor dit doel betrekkelijk gering ?"Ün, omdat de verzekering tegen de wer keloosheid in de' yakvereeriiging zélf nog slechts zeer gering oufVikkeld is. Overigens heeft de commissie een zeer gunstigen aanvankelijken indruk, en verklaart, dat zij eventueele voorstellen tot wijziging pas wenscht in te dienen nadat het eerste jaar geheel is verstreken. - *** In Denemarken' werd in Maart 1903 een parlementaire commissie benoemd, tot onder zoek van het vraagstuk derouderdomsverzekerina. Aan deze commissie werd ook een \>y de Kaïii'jr ingediend wetsvoorstel om trent de werkeloozenverzekerina; tot onder zoek toegewezen, opdat zij eventueel voor stellen zou doon aan het parlement. Deze commissie nu, heeft onlangs haar rapport uitgebracht, en een wetsvoorstel betreffende de werkeloozeaverzekering inse.iiend. -Dit wet ivoorstel komt iu hoofdzaak hierop neer. De wet erkent als werkeloozenkas" niet slechts de uitkeeringskassen der vakver-J eehigingen voor dat doel, maar elke vereeniging van loonarbeiders, die zich voor dat doel in een vereeniging samenvoegen. Elk zulk een vereeniging, (wat de vakvereeniying betreft, dus voor wat aangaat hare afzonderlijke werkeloozenkas), heeft recht op subsidie van overheidswege, indien daarbij de voorgeschreven bepalingen en voorwaarden in acht genomen worden en door de Regeering erkend zijn. In de eerste plaats natuurlijk alweder de overlegging van de volledige statuten en administratie. Tweedens: een leJental van minstens 50, bij uitzondering nóg lager. De leeftijds grenzen zijn 18 en 60. Aan geen personen, die inderdaad loon arbeiders in den gewonen zin d<'8 woords zrjn, en wier leeftijd het toelaat, mag het lidmaatschap voor de gesubsidieëerJe klassen geweigerd worden. Bij geschillen omtrent de aanneming van leden beslist een inspec teur, van wiens uitspraak men bij den minister in hooger beroep kan komen, die geen beslissing neemt, dan na een scheidsgerecht daarover te hebben gehoord. Wel kunnen de. kassen of ..vereunigirigen be palingen in. de statuten opiiemen, die het mogelijk maken, personen orn lichamelijke of moreele reden of met wie om andere eJenen niet kan worden samengewerkt, te ?weren. Ook voor hen, die aldus geweerd worden, staat hooger beroep open. Niemand kan van meer dan n kas tegelijk lil zijn. De erkende werkeloozenkassen (voor wier administratief beheergestrenge voorschriften zijn) ontvangen jaarlijks een derde gedeelte van de door haar uit betaalde ondersteuningen bij werkeloosheid, te samen echter niet hooger dan 200.000 kronen. Om hierop aan spraak te kunnen maken, moeten de vereeuigingen vóór l Mei haar rekeningen en administatie over het voorgaande jaar aan den inspecteur voor dezen dienst ingezonden hebben. De ondersteuning bij werkeloosheid kan Ijesiaan in reisondersteuning, woniughuur, daggeld of naturaliën. De uitkeering mag niet meer bedragen dan 2'.i van het gemid delde loon, niet lager zijn dan 50 ore, en niet hooger dan 2 kronen (/' 1.40). Men moet minstens een jaar lid geweest zijn om aanspraak te kunnen maken en geen schuld hebben aan contributie. .Geen steun mag \erleend worden aan leden die. werkstaken, aan leden, die door ziekte of orueval verhinderd zijn te werken, die door eigen schuld hun werk verliezen; aan leden die in de gevangenis zitten, enz. liet toezicht op deze werkloozenverzekering berust bij den, reeds genoemden, inspecteur, die een aanvangssalaris krijgt van 3000 Kr. Jaarlijks vindt er een congres plaats van de kassen of vereenigingen, waarheen elke kas een gedelegeerde zendt; voor elke 1000 leden 1. Deze congressen staan onder pre sidium van den inspecteur. Het congres kiest een commissie van beheer van 6 per sonen, die den inspecteur in zijn beheer bijstaan. De kosten dezer commissie voor kantoorbeambten, reisgeld enz., komen voor rekening van den Staat. Ik heb hier slechts een uittreksel gegeven uit het uitvoerige ontwerp. De StatenGeneraal en de regeering hebben zich tot j'u toe over dit ontwerp met uitgesproken. Ook bet standpunt der vakvereenigingeu tegenover het ontwerp is mij op dit oogenblik nog niet bekend. * * * Ten sljtte is er nog de thans reeds in verschillende bladen kortelijk weergegeven wet op de rijkssubsidie vojr werkeloozcnverzekering in Xo'trtceycn. Het bedoelde wetsontwerp, samengesteld door eene vanwege bet ministerie voor handel, scheepvaart en industrie benoemde commissie, werd in 1905 aan het Odelsthing" voorgelegd, en in Febr. van dit jaar aan genomen, evenwel door het Lagsthing" niet 16 tegen 12 stemmen verworpen met do bedoeling, dat eerst het oordeel der gemeen ten zou worden gevraagd, wijl ook deze er bij waren betrokken. Het Lagsthing had nl. bezwaar tegen de bepaling, dat de ongeor ganiseerden, die tot de werkloozenverzeke ringen in de vakvereenigingen toetraden, geen aanspraak zouden kunnen maken om ook in het beheer der kassen gekend te worden. Later heeft evenwel ook het Ligsthing zich bij de wet neergelegd, en werd haar bij koninklijke beschikking van Juni 1906 de sanctie verleend. De bepalin gen treden met l Octobpr iu werking, en zullen voorloopig tot 1911 onveranderd in werking blijven. Naar deze wet verplicht de regeering zich, alweder onder een aantal voorwaar den van controle enz., om een vierde ge deelte van de gelden, die door de werke loozenkassen, respectievelijk door de kassen der vakvereenigingen tot uitkeering bij werkeloosheid, zijn uitbetaald geworden, aan de vakvereenigingen terug te betalen, en wel elk kwartaal deze terugbetaling te doen plaats hebben. De leden moeten een half jaar betalend lid zijn. De ondersteu ning bedraagt hoogstens de helft van het loon wat ter plaatse wordt verdiend, on wordt in een jaar voor niet meer dan 90 dagen gegeven. De werkelooze is verplicht, om dien arbeid, die er' is, en het bestuur der kas passend voor hem acht, ook aan te nemen. Art. 6 luidt: Elke werkeloozenkas, die een onder deel is van eene vakvereeniging, moet personen uit hetzelfle beroep, ah de overige leden, in de gelegenheid stellen, zich onder dezelfde voorwaarden alt de overige leden tegen de geldelijke gevolgen der werkeloosheid te verzekeren, ook al zijn zij geen lil der vakveieeniging. Deze verzekerden hebben echter geen recht, bij het vaststellen van het bedrag der uit keeringen mee te beslissen, of aan de administratie deel te nemen, tenzij de vereeniging een ander besluit mocht nemen. Verder kan de vereeniging aan zulke leden een extra-bijdrage van 10 pCt. tot dekking der administratiekosten opleggen, en indien dit nog onvoldoende is, eene extra- bijdrage van 15 pCt. Beroep daarvan staat open bij het be trokken ministerie. Waar er een arbeidsbeurs bestaat, is de werkelooze verplicht, zich daar dagelijks aan te melden. De vakvereenigingen en werkeloazenkassen moeten elk kwartaal hun afrekening enz. aan het ministerieel departement in zenden, en bovendien ns per jaar 'over het geheele jaar. En wat nu de verhouding tot de gemeen tes aangaat: De werkeloozenkassen en vakvereonigingen zullen maandelijks aan de gemeente besturen in die gemeenten, waarin werkeloozenondersteunmg uitbetaald in, rapport uitbrengen naar een vanwege de regeering verstrekt model. Het gemeentebestuur moet dit rapport zoo spoedig mogelijk bij het departement inzenden, eventueel met be merkingen. De gemeenten kunnen commis sies van toezicht en controle benoemen, indien ze zulks wons^helijk achten. Terwijl over de verdeeliiig der financieele lasten het volgende is bepaald: Twee derde der subsidie welke do Staat aldus aan de 'betrokken vakver eenigingen waarborgt, wordt van Staats wege verstrekt aan die gemeenten- of stadsbesturen, waar diegenen, die werkeloozen-ondersteuning ontvangen hebben, de laatste 5 jaar en 6 maanden hebben gewoond. K ven wel bestaat er (/ecu ver plichting voor de gemeenten om de be taling van het bepaalde gedeelte voor hun rekening te nemen, indien het arbei ders betreft, die bij de uitvoering van werken zich daarvoor in de gemeente hebben opgehouden. Do Staat draagt den bijslag ijchfi'l, indien de woonplaats van den betiokkene niet vastgesteld kan wor den ; indien de betrokkene zich IJK-II 0% jaar achter elkander iu een Noorsche gemeente heeft opgehouden. Overigens is deze Noorsche wet veel dui delijker, korter eu soberder dan het Deensche ontwerp, en, voorzoover ik meen te kunnen beoordeelen, voel beter door de vakvereeni gingen te aanvaarden. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt, hoe in verschillende landen de Staat zich reeds actief met het vraagstuk der werkeloozen-verzekering gaat bemoeien, eri hoe de grondslag van het Gentsche stelsel hierbij wordt toegepast. Het is mijn overtuiging, dat in ilicii geest ook in óns land een begin van Staatsbemoeii'ng met dit vraagstuk het meest wenschelijk, en dringend noodig is. II. S. \s woorden. De heer Ilenri Polak heeft in een hoofd artikel in het weekblad van den A. N. D. B. geantwoord op de bezwaren, die ik bier teiren de leerlingen regeling te berde heb gebracht. De tooo. van zijn artikel is wel zoodanig, dat ik blijd ben, het niet zelf geschreven '.e hebben, en van een debatteert nd antwoord acht ik mij ontslagen. Nochtans, de zaak is in diepste bettekenig belangrijk genoeg, om Laar nog eens te preciseereii. Het leerlingenbesluit dan bestaat uit twee geheel afgescheiden deelen : I. Beperking van het aantal leerlingen. II. Keuze dier leerlingen bijna uitsluitend uit kinderen van overleden, werkende en invalide diamant bewerkers. Met de eer-jte maatregel verkrijgt men het voordeel van onevenredig hooge loonen voor ue klasse arbeiders. Dat is nuttig voor die werkers zelve, nochtans zeer onzedelijk. Met de tweede maatregel be.liondt nieu dit ten onrechte, verkregen loon voor zich en de zijnen. Dat is wellicht r.og nuttiger, en ook immoreeler. Door alle vakvereciiiginjen goed doorrgevoeid, zouden deze twee maatregelen ons brengen naar eenen maatschappij-vorm, die weinig van de kastemnaa!schappijen ver schilt. De heer H. P. heeft liet tweede deel van het leerlingcnbc-shiit, het ergste, dan ook vol strekt niet tegen rnijne aanvallen verweerd. Behalve bezwaar tegen liet besluit op zich zelf, heb ik een grooter bezwaar tegen de middelen, waartoe de A. X. D. B. z'n toe vlucht neemt, nu bet handhaven met goede middelen niet naat. Ken le.-luit, goed op zich zelf, behoort niet uitgevoerd te worden, wan neer dat slechts met onzedelijke middelen gebeuren kan. Het leerlingenbesluit is echter innig slecht, en de toegepaste middelen zyn nieta beter. De heer H P. heeft ze niet ver dedigd, geen enkele niet. Ik heb ze in mijn vorig stuk aangetoond, en kom daar niet meer op terug. Ondertueschen gaat het schel den tegen de menscoen, die zich, zeer terecht, niet aan zulke slechte besluiten storen, rustig voort. Een inzender spreekt van: beroerlingen, pestbuilen, melaatschin, en de heer H. P. zegt dat die inzender gelijk heeft. Wat zullen dan wel de besluiten weze,n, die de Bondsraad nemen zal, tegen de over treders van tiet leerlingenbesluit ? II. Dit is mijn repliek op het stuk van den heer H. P. Wat in mijn eerste stuk blijkbaar voor den heer Polak niet duidelijk was, dat heb ik nog eens gepreciseerd. Niemand heb ik mi-tscb ien onder de diamant bewerkers overtuigd? Dat wilde ik bok niet. Slechts wilde ik hen aan het twi.fe'en bren gen over de waarde van huu leerlingenbesluit, nu m^n van plan is deze slechte regeling door m:ddel van slechte maatregelen te handhaven. JACOB?ISKALL DE HAAN. Ei terncbt tocnselstoï, BERXARD SHAW, Mrs. Warren's Profeseion. London, A'chibald Constable & Co. l'JOö. II. (Slot). De bedoeling van 'het drama is hiermee ia hoofdzaak aangeduid. De maatschappij wordt verantwoordelijk gesteld voor het be staan van combinaties als Crofts Warren, eii tevens voor het materieele succes ervan. Liat ons uu eens zien waarmee de schrijver door dit stuk te kampen heeft gehad Dien aangaande licht ons zijn Apoioyy ten volle in. 1. Met de censuur. De vertooning werd verboden. Shaw neemt het den censor niet kwalijk. Klke censuur is per se geoordeeld. Ze moet partij kiezen voor het conven'ioneele en tegen het nieuwe dat iets anders wil. Waar zou haar maatstaf zij n ? Zij is gewend op het Kngelsche tooneel al wat met mrs. Warren's beroep in verband staat, romantisch vermooid te zien. Als zij dus in een stuk leelijk ziet wat leelijk is, dan kan zij dat onmogelijk goed vinden. Dat aan een arm meisje op de bovengalerij de Da:ne aux Camélias heel verleidelijk voor komt in haar prachtige toiletten en zelfs haar mooi-doodgaan benijdenswaardig, ver geleken bij den dood van haar vriendinnen uit de fabriek! even verleidelijk als mr. Pinero's onfatsoenlijke1' Iris, en dat derhalve zulke stukken zeer verderfelijk kunnen werken, daaraan denkt de censuur niet. Niet dat Pinero zijn Iris geen mooie toiletten mag laten dragen: er zijn heel wat mooiere toi letten te verdienen in haar métier dan als fatsoenlijke barmaid of winkeljuffrouw, maar eenmaal de zedelijkheid er bijhalende zou het dan niet moreelér werken op het publiek als de leelijke kant even goed gezien weid als de mooie, en als de schrijvers de onromautische onpartijdigheid betrachtten? Tenzij de censuur besluiten mocht het onder werp geheel van de planken te verbannen waar Shaw vrede mee zou hebben als poging tot negatief recht-doen. Wat de zedelijkheid betreft: hij zou 7ijn stuk vertoond willen zien voor vrouwen, werkzaam bij instellingen voor maatschappe lijke verbetering, en hij is verzekerd dat geen van haar een ge zedelijke verontwaar diging zal gevoelen, integendeel!. . . omdat die vrouweu ernstig zijn en... wéten! Hij heeft zedelijke gemoedsbezwaren ge wekt bij den eens >r, en hij vertelt den inhou i van een paar stukken die wél zijn goedge keurd en waarmee vergeleken Mm. War ren's Profession een kinderverhaalije is. Toch heeft ook hier de censor geen schuld want die stukken zijn geheel volgens't converilioneelrornantisch model. Maar de censor heeft wel hiermee iets anders op zijn geweten. K-nmaal kennend wat wél geoorloofd is op de planken te verschijnen en dun hooreiide dat er iets verboden wordt, kan publiek en cri'iek niet anders verwachten dan ht-t gepeperde in den superlativus. Welnu dat heeft liet niet gevonden ! . .. Kn dat moest nu de auteur ontgelden die teleurstelling werd op hem verhaald. Zoo komen we vanzelf bij 2. De Critiek. Shaw heeft het beleefd even krachtdadig ter afmaking behandeld te worden nis Ibsen. Sedert Ibsen's Spoken schijnt er geen grooter verontwaardiging in de JMigeUche tooneelcriek geheerscht te hebben. Een criticus ging zoo .Ter Sir Gnorge Crofts uit te schellen, hem e jn individu 'e noemen om te trappen. Shaw aanvaardde het ais een compliment, en complimenteerde op /.ijn beurt den verontwaardigde niet zijn naïei'fteit die hem gelijk deed zijn aan een Jago-uitscheldeuden galerij-bezoeker. (Jrein k'aai'de dat S.'iilw zijn idealen vernietigd baden \Villiam Archer deze beiden zrjn vroegere mede strijders ! da', hij acen smeer kon aanrukeu zo; der er zich iu te wentelen'. e critiek bleek het erover een-;: ,!?>$. U «rrrn's l'rofai'ion was een onzedelijk s'nk. En had de auteur het nu nog maar onzede lijk behandeld, d. w. z. had hij maar in die werkelijkheid spannende tlieatraal-gepa"sioneerde scènes gegeven, ja dan... Maar?na het verbod van .Mr. Kedford, 's Koniiiiw eensor, iets zoo koels, zoo nuobters ! . . . Shaw handhaaft zijn standpunt. J Iet Engelsche tooLeel i .s bedorven, de critiek evenzoo. Het eerste" heeft zooveel jaren lomanti-ehen onzfe eu onnatuur te zien gegeven, dat «ie critici niet meer in staat zijn natuur en waar heid te herkennen. Zij zijn geiend aan de traditioneelu tooneulfigunrtjos, waaraan alles stereotiep i.?. Wie tracht mèn-chen te geven, wordt juist beschuldigd van overdrijving en moedwiilighf id Dat tooneel bestrijdt Shaw. Niet met bro chures en verhandelingen,ui aar aiet stukken. Hij wil, blijvende binnen de conventioneele lijst, aan 't gezond verstand, aan v\;ire zedelijk heid en godsdienst meer recht doeu. o vyrtiiigd van den reiuigi-nden invloed op de bezoekers. Ik acht de dramatische methode zoo \verkdadig, dat ik eindelijk zelfs Londen er toe brengen zal zijn geweten en zyn hersenen mee te nemen als het naar den schouwburg gaat, in plaats van die bij zijn kerkboek thuis te laten, zooals nu. Bjj gevolg bea ik de laatste om te ontkeunen, dat, indien het zuivere rezultaat van een vertooning van Jfrs. Warrens'sPrt'fcssion hieruit bestond dat het aantal personen die haar beroep kozen, toenam, met de vertoo ning dienovereenkomstig diende gehandeld te worden." Uit alles wat Shaw schrijft, blijkt het uti listische vau zijn streven Hij is moralist. Er is niets tegen, indien hij waarheid en wer kelijkheid niet moedwillig geweld aandoet. Maar hij is als theoreticus eenzijdig als hij de liefde met geweld verbannen wil uit het tooneelstuk ... naar de opera. Zijn theorie van 't moderne drausa is, kort saamgdvat: Het drama geve weer in een gelijkenis de botsing van des menschen wil met zijn om geving: behandele een probleem. Hij meent dat daardoor het tooneel bevri;d zal worden van veel onwaar gedoe en valsch gevoel, die het gevolg zijn van roman tische en opera-achtige \erwikkelingeu en conflicten, waaraan niemand gelooft eu die dus niet meer daii een valscue ontroering kunnen wekken. Geestig is de wijze waarop hij met diegenen onder zijn critici afrekent, die verontwaar digd vau de vertooning zijn weggeloopen, en er uit welvoegelijkheid liever niet over willen spri-ken. tiij herinnert aan het 5de hoofdstuk van Dickeus' Our mutual frirnd. 'i Is 't gesprek van mr. Boflin en mr. Wegg over: Ferral en ondergang vtm 't Roitieintche 'lijk Ik ineen dat u zei: Russisch" rijk, meneer, vroe^ Wegg. Zoo is het toch ook niet, Wegg? Nee, meneer, 't Ivjmein^che, 't Komtinsche. Wat is 't onderscheid. Weg-;? Het onderscheid, meneer? Mr. Wegg stotterde en viel haast van zijn stokje, toen hij opeens een schitterenden inval kreeg. Het onderscheid, meneer? l' maakt het mij lastig, meneer Bollin. Laten we er verder over spreken bij een andere gelegenheid als mevrouw Boflin ons niet de eer aandoet van haar gezelschap." Mr. Wegg kwam aldus op ridderlijke wijze uit een onaangeiiamen toestand, en dat niet alleen. Door manlijk k:escb te herbalen: Spreken we er niet verder over waar mevr. Bofflu bij is!'' kwam Boftiii aan de lage zij te gtaan, en voelde deie dat hij zich ongepast gedragen had," Ik geloof niet dat ik een ongepastheid bega met op dit beruchte stuk de aandacht te vestigen. Het moge ten volle de pijiilijkheid vau een pijnlijke situatie doen voelen, aan den zedelijken ernst van deu schrijver valt geen oogenbllik te twijfelen. Of liet drama bij een vertooniug genoeg kunstgenot zou geven, dat liet zijn bestaans reden als zoodanig overtuigend bewees, valt moeilijk te beslissen. Zeker is er veel menschelijks in de personen, en zou een proef neming heel interessant zijn. W. G. VAN Nomuvs. A'asrhrlft. In de derde acte trof meineen tooneel tusschen Frank en Vivie een gelij kenis met het luchtig-geestige tooneel (IV. 4) van De, Veroveraar, waar l'rtderik en Atio voor Hans en Grietje gaan tpelen. l'rauk en Vivie zitten in den tuin der pastorie, eu bailen kouaeii in een teedere ste ijining. Frank. The babes in the wond: Yivie and little Frank. (llf. tlipx Jtis arm ruund her inu'st anti nest/es ug-dntt lier like u irrary chlld.) Lvts go and get coven-d u-> with leaves. Vivie. (n/i/nnicdi/i/, roekimj ,'iwi. like a mime.j Fast asicep, hand in hand, under the trees. Frank. Xhe wise little girl with her silly little boy. V i v i e. The dear little boy with Lis dowdy little girl" a.s.o. Preluden, door ANXIK M. TOK LAER. Uitgave van D. J. Goethals te Weesp. De Preluden bestaan uit zes schetsen, be nevens een ijselijk geëxalteerde voorzang, waarop ik later terugkom. Dd au'eur voert ons in het langzamerhand voor litteraturen zoo wél bekende milieu van sexueel-abnormaleu, die onder het hooge begrip liefde" eeu zeer laag bij de grond.sche geslachts Irift verstaan ; wij maken in deze schetcen dan kennis met dat weeïge type van menschen, waarvan liet mannelijk element zich kenme kt door een onmachti|fkeid tot werken maar desniettemin geheel u^heerscht wordt door een s'oods woelende lief Ie'', terwijl (ie damesafdoeüng bestaat uit ziekelijke, bleekzuchtige en hangerige inei.-je-^, die wel veranderen zullen als ze trouwen", maar i , hun trouwen en zelfs daarna dezelfde hangerigheid blijven behouden, zij het d IK ook in eeue andere richting. .Men ziet : de gegevens zijn al niet erg nieuw meeren verscheidene moderne realis ten hebben vóór me j. Toe l.aer de-'.eeudergelijke tni-stindeu reeds n.et talent uitge1 werkt, zoodut bun werk, trots de vele viezige j deiails vaak, den lezer ontroerde, pj.kte en | meesleepte en slechts chinook alleen kannen [ die onderwerpen belangstelling inboezemen, ii!s de bewerking zoodanig is, dat we vóór ons zien de werkelijkheid zonder ecnige opsmukkiiiir, strenge realiteit, eenvoudig maar waar: n brok sombere, diep innige tragiek. Mejull'rouw Toe l/aer echter koestert zulke i kinderachüa-oimouzele voorstellingen ouii treiit bet leven en bedrijf dier tragische figuren dat wc er om moeten glimlachen als om liet verhaal van een kind, dut beweert een hond gezien te hebben -/.oo groot als een kerktoren en onmogelijk is het deze ai beid au terieux te nemen; de eenigh (pialilïcatie, die ik'er van kan geven is : backiischachtiggewichtig. ! 'n Klein voorbeeld, zoowel wat aangaat de | omgrivinj beschrijving als de kamkteion'leI ding: niej. Toe Laer zal ons be-chrijven b^t i armoedig kamertje, van een verlaten s.'bar, lelljj: de stoelen zijn kreupel, bet behang ! i-ftli'j en 'ïkkk'nj, het tafelkleed ra ilyealeten, de j stol]) der pendn'.e </cl/<t? siVi,-; de juffrouw zelf | heeft 'n run', -bet-'lirei'l geacht, as -Jibleek en 1/Ui.nwf, k'r'ixjfit onder de imgen. | Jk kan me best begrijpen dat een jong meisje zoo'n beschrijving echt" vindt, maar dat is ze r.u eer.maal iu werkelijkheid nie', want ze is geheel feu al de ster-; yefafifaacerde voorstelling van een zes-zeveiitieii jarige jonge dame, die bier en daar over die obscure toeStanden wel eens wat gehoord heeft en die dingen natuurlijk vreesalyk zielig" vindt, maar de diepe ontzetting daarvan niet be grijpt. Alles wat de auteur der Preluden te dien opzichte debuteert is gewild en gezocht; 't is alles knutselwerk, er klopt geen leven in, er schrijnt niet in die geweldige pyn, die de tragische levens dier gezonkenen martelt, martelt en toch laat voortbestaan; die ka mertje-omgeving met dat smart-menseh erin en al haar verdriet en smart en wanhoop en. wroeging het is niet n geheel, het staat allemaal fan elkaar afzonderlijk, elkaar niet begrijpend; het is allea te sauien gezet, maar de juffrouw hoort niet in die kamer en de gevoelens, die de auteur die juffrouw laat ondergaan, behooren weer niet bij haar. We hebben hier n.l. te doen met een lid van het schoone geslacht, dat vroeger een scharreltje was, van den eenen lief in dtsn andere ver viel, pret gemaakt hal tot aan 't roekelooze toe, maar nog meer ellende geleden, alles meegemaakt had tot wanhoop, ziekte en het gasthuis toe. Na al deze levenservaringen begint ze een iets meer vastere relatie met een jongTiensch. braaf van hart maar wat versj >uwd door 't losse leven" en als die haar na een jaar of vijf verlaat ziet zij geen anderen uitweg om aan geld te komen voor haar en haar kind, dan ooi terug te keeren tot de oude paden vau heiilemaal geen vastigheid'1.Een wezen dat een dergelijke levenswandel achter zich heeft, hooren we nu d«s volgende beschouwingen houden: Vrije liefde is heel mooi, maar vrijheid blijft toch wel 't meest aan den kant fan den man, vooral als de man is, nou ja, een beetje los van zin." O, die dwaashe d van meisjes, niet meer dan kinderen, en die eenmaal loegegeven in ernst denken, dat nu dit is gebeurd, niets meer kar) helpen of weerhouden." Maar als ze meenden, dat wegzenden voor een zwak man voldoende is om hem aterk te maken, dan wisten ze er niets van af, dan zagen ze niet de waarheid voor huu oogen, of ze wisten 't wél en dan was 't huichelarij..." Ook de andere schetsen hebben datzelfde gefantaseerde, maar geheel onjuiste, onwezen lijke en daardoor veelal belachelijke; in Weduwe" b.v. is het trekje op zichzelf van dat gefascineerd-worden, door de rug vau haar koetsier niet onaardig; 't had als terloopse aanduiding van het karakter der weduwe uitstekend dienst gedaan, maar mej. Toe Laer ii er veel te lang over blijven doorzagen, maakte er zooiets gewichtigs van ahof de heele historie wel om die plank-rug" zou draaien en ten slotte had het met het heele verhaal nog niets te maken. Ook overpein zingen van een jong man als in Eerste Kiemen" of een joodsch meisje liever een goy had dan een joden jongen is bepaald ridicuul door liet onnatuurlijke gefantaseer. Als verbaal zijn de schetsen teneenemale mislukt, het zijn langdradige overpeinzingen, waaraan meeetal door een zeer gezochte wen ding dan een slot wor it gegeven, dat iets of wat op een verhaal begint te lijkeu; maar zoodra het begint is het ook puf uit. Voeg ik hier nog bij dat het met de taal over het algemeen wel gaat, maar dat over matig gebruik van vreemde woorden de schoonheid niet verhoogt; 't gaf haar een surew van in eigen,| behaaglijk home te zijn", lees ik ergeus en op een andere plaats: 't haar, dat schakeerde door rejl-keen van 't gcoruhdeer" of Haar $\n.'\-gegnnteerde band hield omvat als markiezin, doch van geraffi neerd modern allure, 't goudlorgnon" etc. I)e auteur van Preluden heeft wel eenige ge schiktheid om wat zij ziet vrij nauwkeurig na te vertellen, maar als ze een tuin be schrijft kan ze wel zeggen : ..waar de naalden onvertreden lagen, de bodem golfde(?) met hoogten en kuilen", want dat ziet ze, maar ze kan er niet aan verbin len en waar nog wilde herten zich met elkander (?) paarden" want dit laatste ziet ze niet en had ze dit dus geiu-it kunnen weglaten of anders nader moeten aatitoonen hoe ze dat wist. Ik kom nu nog even terug op de Prelude" v:ïn de Preluden" en wil alvast direct zeggen, dat ik deze hoogst onsympathiek vind en wel voornamelijk om de in het oog loopende wijze, waarop die schrijfeer de clementie inroept voor haar eerste pennevruchten. Wat mejuffrouw Toe Laer doen zou als zij dichter wa'e", zooals zij tot vervelens toe wel een tiental keeren actuer elkaar uitroept, moet zij zelf weten en wat die hooge taak vanden dichter betreft, dat laat ons taineliik koud, want dezelfde raad is al heel vee. malen vóór mej. Toe Laer er op veel kraniger wijze door andere auteurs en er.tici gegeven, o. a. door Victor de Meijere in zijn Beschouwingen over den Hedcndaagscben Kouian" en door Thorn Prikker in zijn Tot de jonge Poëeten." Maar treurig acht ik liet, dat een auteur zijn werk inleidt me! een speculatie op het mede lijden der ctitici, zooals b.v. op deze wijze : Maar heiaas, ik ben geen dichter. De lieve Muze heeft niet bij mij aangezeten ; ze ging smadelijk voorbij, al lonkte ze op mij nan met glimp j e van vertrouwelijkheid. Ik ben g.-en uitverkoorne < te. etc." Waar de schrijfster zelve zich bewust is, dat hare schetsen zullen tegenvallen, begrijpen wij niet boe zij tot de uitgave dezer Preluden beeft kunnen besluiten ; want als het haar te doen was geweest, er.kel en alleen, oaite weten, zien' ervaren wat er ontbreekt om. mij tot voller, rijker werk te zetten", dan | had zij dat op voor hare rcpntut'e als schrijfs'er vrij wat minder gevaarlijke wijze kunnen te weten komen, din door op die onbeholpen wij'.e hare entree te maken in de litter ;r;/w-wereKl der zeer hooge eischen stel lende m-) lerntn. W. GKAADT VAX ROGI.EX. Het lïsta Tael- ea Lett.rMig KOOT, Of vari je vrinjen moet je het maar hebben", zo had ik mijn ondertiete! kunnen nemen. Lnmers, het is mij hier te Haarlem gebeurd dat een vereerder van de Prozaïst v. Deyssel mij vroeg : Zeg, waarom hield die korrespondent vau de iV. ]!. Cl. van Deyssel voor de gek? Kn toch: ik die weet wi? die koi respon dent was, hoe hij telkens weer in de om geving van. Van Deyssel was, met dat klubje dat zich plaatste aan de zelfkant" van 't kongres, 1 ) ik voel hierin de goedgemeende poging om aan de beer L. vau Deyssel een belangrijke rol in dit kongres toe te delen. Xu, geheel ni.-ant was dj lieer v. Dey stel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl