Historisch Archief 1877-1940
t- -x
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1526
riteiten worden ingeleverd, terwijl de
vereenigingen te allen tijde hun administratie
?voor de controle vanwege het ministerie
ter beschikking moeten stellen, indien dit
»ood,ig wordt geacht. ,
Voor het tpe/icht op dezen nieuwen tak .van
otaataeorg is krachtens hetzelfde^ decreet
een staatscommissie van toezicht ingesteld
bestaande uit 11 leden, en wel 4 personen
?vanwege de vakvcreeuigiugen, en de overi
gen technische autoriteiten. <
Mét bovenstaande instelling is Frankrijk
derhalve* de'andere lauden >óór gegaan in
het van reg~.ei-wg&vege steunen der
werkeloozenverzekering door de
vakvereenigingen ; een toepassing van hut Gentsche stel
sel niet op een stad, maar op het geheele
land! ?
Dit voorjaar heeft yoor het eerst de toe
kenning van de eerste helft der 100,000 fr.
plaats gevonden, waarbij op de nakoming
der voorgeschreven bloot formeele bepalin
gen niet al te streng werd gelet. Er hadden
l vereeuigitïgen een verzoek om subsidie
ingezonden, van welke er echter om ver
schillende redenen 36 moesten worden
aïgewezen. Aan de overgebleven 35
vereéniginoren werd b\j ministerieel besluit van
Maart 1906, de som van 13,482 frcs. subsidie
verstrekt, als bijslag bij de eigen
uitkeeriug, gedurende het eerste half jaar van
1905, waarvan 7610 frcs.. aan algemeene
vakvereeuigingen en. 5872 aan plaatselijke
?»akvereenijingen.
Er «Blijkt uit het, bovenstaande, dat de
tiidTën voor dit doel betrekkelijk gering
?"Ün, omdat de verzekering tegen de wer
keloosheid in de' yakvereeriiging zélf nog
slechts zeer gering oufVikkeld is. Overigens
heeft de commissie een zeer gunstigen
aanvankelijken indruk, en verklaart, dat zij
eventueele voorstellen tot wijziging pas
wenscht in te dienen nadat het eerste jaar
geheel is verstreken.
- ***
In Denemarken' werd in Maart 1903 een
parlementaire commissie benoemd, tot onder
zoek van het vraagstuk
derouderdomsverzekerina. Aan deze commissie werd ook een
\>y de Kaïii'jr ingediend wetsvoorstel om
trent de werkeloozenverzekerina; tot onder
zoek toegewezen, opdat zij eventueel voor
stellen zou doon aan het parlement. Deze
commissie nu, heeft onlangs haar rapport
uitgebracht, en een wetsvoorstel betreffende
de werkeloozeaverzekering inse.iiend.
-Dit wet ivoorstel komt iu hoofdzaak hierop
neer.
De wet erkent als werkeloozenkas" niet
slechts de uitkeeringskassen der vakver-J
eehigingen voor dat doel, maar elke
vereeniging van loonarbeiders, die zich voor
dat doel in een vereeniging samenvoegen.
Elk zulk een vereeniging, (wat de
vakvereeniying betreft, dus voor wat aangaat
hare afzonderlijke werkeloozenkas), heeft
recht op subsidie van overheidswege, indien
daarbij de voorgeschreven bepalingen en
voorwaarden in acht genomen worden en
door de Regeering erkend zijn. In de eerste
plaats natuurlijk alweder de overlegging
van de volledige statuten en administratie.
Tweedens: een leJental van minstens 50,
bij uitzondering nóg lager. De leeftijds
grenzen zijn 18 en 60.
Aan geen personen, die inderdaad loon
arbeiders in den gewonen zin d<'8 woords
zrjn, en wier leeftijd het toelaat, mag het
lidmaatschap voor de gesubsidieëerJe klassen
geweigerd worden. Bij geschillen omtrent
de aanneming van leden beslist een inspec
teur, van wiens uitspraak men bij den
minister in hooger beroep kan komen, die
geen beslissing neemt, dan na een
scheidsgerecht daarover te hebben gehoord. Wel
kunnen de. kassen of ..vereunigirigen be
palingen in. de statuten opiiemen, die het
mogelijk maken, personen orn lichamelijke
of moreele reden of met wie om andere
eJenen niet kan worden samengewerkt, te
?weren. Ook voor hen, die aldus geweerd
worden, staat hooger beroep open. Niemand
kan van meer dan n kas tegelijk lil zijn.
De erkende werkeloozenkassen (voor wier
administratief beheergestrenge voorschriften
zijn) ontvangen jaarlijks een derde gedeelte
van de door haar uit betaalde ondersteuningen
bij werkeloosheid, te samen echter niet
hooger dan 200.000 kronen. Om hierop aan
spraak te kunnen maken, moeten de
vereeuigingen vóór l Mei haar rekeningen en
administatie over het voorgaande jaar aan
den inspecteur voor dezen dienst ingezonden
hebben.
De ondersteuning bij werkeloosheid kan
Ijesiaan in reisondersteuning, woniughuur,
daggeld of naturaliën. De uitkeering mag
niet meer bedragen dan 2'.i van het gemid
delde loon, niet lager zijn dan 50 ore, en
niet hooger dan 2 kronen (/' 1.40). Men
moet minstens een jaar lid geweest zijn om
aanspraak te kunnen maken en geen schuld
hebben aan contributie.
.Geen steun mag \erleend worden aan leden
die. werkstaken, aan leden, die door ziekte
of orueval verhinderd zijn te werken, die
door eigen schuld hun werk verliezen; aan
leden die in de gevangenis zitten, enz.
liet toezicht op deze
werkloozenverzekering berust bij den, reeds genoemden,
inspecteur, die een aanvangssalaris krijgt
van 3000 Kr.
Jaarlijks vindt er een congres plaats van
de kassen of vereenigingen, waarheen elke
kas een gedelegeerde zendt; voor elke 1000
leden 1. Deze congressen staan onder pre
sidium van den inspecteur. Het congres
kiest een commissie van beheer van 6 per
sonen, die den inspecteur in zijn beheer
bijstaan. De kosten dezer commissie voor
kantoorbeambten, reisgeld enz., komen voor
rekening van den Staat.
Ik heb hier slechts een uittreksel gegeven
uit het uitvoerige ontwerp. De
StatenGeneraal en de regeering hebben zich tot
j'u toe over dit ontwerp met uitgesproken.
Ook bet standpunt der vakvereenigingeu
tegenover het ontwerp is mij op dit
oogenblik nog niet bekend.
* *
*
Ten sljtte is er nog de thans reeds in
verschillende bladen kortelijk weergegeven
wet op de rijkssubsidie vojr
werkeloozcnverzekering in Xo'trtceycn.
Het bedoelde wetsontwerp, samengesteld
door eene vanwege bet ministerie voor
handel, scheepvaart en industrie benoemde
commissie, werd in 1905 aan het Odelsthing"
voorgelegd, en in Febr. van dit jaar aan
genomen, evenwel door het Lagsthing" niet
16 tegen 12 stemmen verworpen met do
bedoeling, dat eerst het oordeel der gemeen
ten zou worden gevraagd, wijl ook deze er
bij waren betrokken. Het Lagsthing had nl.
bezwaar tegen de bepaling, dat de ongeor
ganiseerden, die tot de werkloozenverzeke
ringen in de vakvereenigingen toetraden,
geen aanspraak zouden kunnen maken om
ook in het beheer der kassen gekend te
worden. Later heeft evenwel ook het
Ligsthing zich bij de wet neergelegd, en
werd haar bij koninklijke beschikking van
Juni 1906 de sanctie verleend. De bepalin
gen treden met l Octobpr iu werking, en
zullen voorloopig tot 1911 onveranderd in
werking blijven.
Naar deze wet verplicht de regeering
zich, alweder onder een aantal voorwaar
den van controle enz., om een vierde ge
deelte van de gelden, die door de werke
loozenkassen, respectievelijk door de kassen
der vakvereenigingen tot uitkeering bij
werkeloosheid, zijn uitbetaald geworden,
aan de vakvereenigingen terug te betalen,
en wel elk kwartaal deze terugbetaling te
doen plaats hebben. De leden moeten een
half jaar betalend lid zijn. De ondersteu
ning bedraagt hoogstens de helft van het
loon wat ter plaatse wordt verdiend, on
wordt in een jaar voor niet meer dan 90
dagen gegeven. De werkelooze is verplicht,
om dien arbeid, die er' is, en het bestuur
der kas passend voor hem acht, ook aan te
nemen. Art. 6 luidt:
Elke werkeloozenkas, die een onder
deel is van eene vakvereeniging, moet
personen uit hetzelfle beroep, ah de
overige leden, in de gelegenheid stellen,
zich onder dezelfde voorwaarden alt de
overige leden tegen de geldelijke gevolgen
der werkeloosheid te verzekeren, ook al
zijn zij geen lil der vakveieeniging. Deze
verzekerden hebben echter geen recht, bij
het vaststellen van het bedrag der uit
keeringen mee te beslissen, of aan de
administratie deel te nemen, tenzij de
vereeniging een ander besluit mocht
nemen. Verder kan de vereeniging aan
zulke leden een extra-bijdrage van 10
pCt. tot dekking der administratiekosten
opleggen, en indien dit nog onvoldoende
is, eene extra- bijdrage van 15 pCt.
Beroep daarvan staat open bij het be
trokken ministerie.
Waar er een arbeidsbeurs bestaat, is de
werkelooze verplicht, zich daar dagelijks
aan te melden.
De vakvereenigingen en
werkeloazenkassen moeten elk kwartaal hun afrekening
enz. aan het ministerieel departement in
zenden, en bovendien ns per jaar 'over
het geheele jaar.
En wat nu de verhouding tot de gemeen
tes aangaat:
De werkeloozenkassen en
vakvereonigingen zullen maandelijks aan de gemeente
besturen in die gemeenten, waarin
werkeloozenondersteunmg uitbetaald in, rapport
uitbrengen naar een vanwege de regeering
verstrekt model. Het gemeentebestuur moet
dit rapport zoo spoedig mogelijk bij het
departement inzenden, eventueel met be
merkingen. De gemeenten kunnen commis
sies van toezicht en controle benoemen,
indien ze zulks wons^helijk achten.
Terwijl over de verdeeliiig der financieele
lasten het volgende is bepaald:
Twee derde der subsidie welke do
Staat aldus aan de 'betrokken vakver
eenigingen waarborgt, wordt van Staats
wege verstrekt aan die gemeenten- of
stadsbesturen, waar diegenen, die
werkeloozen-ondersteuning ontvangen hebben,
de laatste 5 jaar en 6 maanden hebben
gewoond. K ven wel bestaat er (/ecu ver
plichting voor de gemeenten om de be
taling van het bepaalde gedeelte voor
hun rekening te nemen, indien het arbei
ders betreft, die bij de uitvoering van
werken zich daarvoor in de gemeente
hebben opgehouden. Do Staat draagt den
bijslag ijchfi'l, indien de woonplaats van
den betiokkene niet vastgesteld kan wor
den ; indien de betrokkene zich IJK-II 0%
jaar achter elkander iu een Noorsche
gemeente heeft opgehouden.
Overigens is deze Noorsche wet veel dui
delijker, korter eu soberder dan het Deensche
ontwerp, en, voorzoover ik meen te kunnen
beoordeelen, voel beter door de vakvereeni
gingen te aanvaarden.
Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt,
hoe in verschillende landen de Staat zich
reeds actief met het vraagstuk der
werkeloozen-verzekering gaat bemoeien, eri hoe
de grondslag van het Gentsche stelsel hierbij
wordt toegepast.
Het is mijn overtuiging, dat in ilicii geest
ook in óns land een begin van
Staatsbemoeii'ng met dit vraagstuk het meest
wenschelijk, en dringend noodig is.
II. S.
\s woorden.
De heer Ilenri Polak heeft in een hoofd
artikel in het weekblad van den A. N. D. B.
geantwoord op de bezwaren, die ik bier teiren
de leerlingen regeling te berde heb gebracht.
De tooo. van zijn artikel is wel zoodanig,
dat ik blijd ben, het niet zelf geschreven '.e
hebben, en van een debatteert nd antwoord
acht ik mij ontslagen. Nochtans, de zaak is
in diepste bettekenig belangrijk genoeg, om
Laar nog eens te preciseereii.
Het leerlingenbesluit dan bestaat uit twee
geheel afgescheiden deelen :
I. Beperking van het aantal leerlingen.
II. Keuze dier leerlingen bijna uitsluitend
uit kinderen van overleden, werkende en
invalide diamant bewerkers.
Met de eer-jte maatregel verkrijgt men het
voordeel van onevenredig hooge loonen voor
ue klasse arbeiders. Dat is nuttig voor die
werkers zelve, nochtans zeer onzedelijk.
Met de tweede maatregel be.liondt nieu dit
ten onrechte, verkregen loon voor zich en de
zijnen. Dat is wellicht r.og nuttiger, en ook
immoreeler. Door alle vakvereciiiginjen goed
doorrgevoeid, zouden deze twee maatregelen
ons brengen naar eenen maatschappij-vorm,
die weinig van de kastemnaa!schappijen ver
schilt.
De heer H. P. heeft liet tweede deel van
het leerlingcnbc-shiit, het ergste, dan ook vol
strekt niet tegen rnijne aanvallen verweerd.
Behalve bezwaar tegen liet besluit op zich
zelf, heb ik een grooter bezwaar tegen de
middelen, waartoe de A. X. D. B. z'n toe
vlucht neemt, nu bet handhaven met goede
middelen niet naat. Ken le.-luit, goed op zich
zelf, behoort niet uitgevoerd te worden, wan
neer dat slechts met onzedelijke middelen
gebeuren kan. Het leerlingenbesluit is echter
innig slecht, en de toegepaste middelen zyn
nieta beter. De heer H P. heeft ze niet ver
dedigd, geen enkele niet. Ik heb ze in mijn
vorig stuk aangetoond, en kom daar niet
meer op terug. Ondertueschen gaat het schel
den tegen de menscoen, die zich, zeer terecht,
niet aan zulke slechte besluiten storen, rustig
voort. Een inzender spreekt van:
beroerlingen, pestbuilen, melaatschin, en de heer H. P.
zegt dat die inzender gelijk heeft.
Wat zullen dan wel de besluiten weze,n,
die de Bondsraad nemen zal, tegen de over
treders van tiet leerlingenbesluit ?
II.
Dit is mijn repliek op het stuk van den
heer H. P. Wat in mijn eerste stuk blijkbaar
voor den heer Polak niet duidelijk was, dat
heb ik nog eens gepreciseerd.
Niemand heb ik mi-tscb ien onder de diamant
bewerkers overtuigd? Dat wilde ik bok niet.
Slechts wilde ik hen aan het twi.fe'en bren
gen over de waarde van huu leerlingenbesluit,
nu m^n van plan is deze slechte regeling door
m:ddel van slechte maatregelen te handhaven.
JACOB?ISKALL DE HAAN.
Ei terncbt tocnselstoï,
BERXARD SHAW, Mrs. Warren's Profeseion.
London, A'chibald Constable & Co.
l'JOö.
II. (Slot).
De bedoeling van 'het drama is hiermee
ia hoofdzaak aangeduid. De maatschappij
wordt verantwoordelijk gesteld voor het be
staan van combinaties als Crofts Warren, eii
tevens voor het materieele succes ervan.
Liat ons uu eens zien waarmee de schrijver
door dit stuk te kampen heeft gehad Dien
aangaande licht ons zijn Apoioyy ten volle in.
1. Met de censuur.
De vertooning werd verboden. Shaw neemt
het den censor niet kwalijk. Klke censuur
is per se geoordeeld. Ze moet partij kiezen
voor het conven'ioneele en tegen het nieuwe
dat iets anders wil. Waar zou haar maatstaf
zij n ?
Zij is gewend op het Kngelsche tooneel al
wat met mrs. Warren's beroep in verband
staat, romantisch vermooid te zien. Als zij
dus in een stuk leelijk ziet wat leelijk is,
dan kan zij dat onmogelijk goed vinden. Dat
aan een arm meisje op de bovengalerij de
Da:ne aux Camélias heel verleidelijk voor
komt in haar prachtige toiletten en zelfs
haar mooi-doodgaan benijdenswaardig, ver
geleken bij den dood van haar vriendinnen
uit de fabriek! even verleidelijk als mr.
Pinero's onfatsoenlijke1' Iris, en dat derhalve
zulke stukken zeer verderfelijk kunnen werken,
daaraan denkt de censuur niet. Niet dat
Pinero zijn Iris geen mooie toiletten mag
laten dragen: er zijn heel wat mooiere toi
letten te verdienen in haar métier dan als
fatsoenlijke barmaid of winkeljuffrouw, maar
eenmaal de zedelijkheid er bijhalende
zou het dan niet moreelér werken op het
publiek als de leelijke kant even goed gezien
weid als de mooie, en als de schrijvers de
onromautische onpartijdigheid betrachtten?
Tenzij de censuur besluiten mocht het onder
werp geheel van de planken te verbannen
waar Shaw vrede mee zou hebben als poging
tot negatief recht-doen.
Wat de zedelijkheid betreft: hij zou 7ijn
stuk vertoond willen zien voor vrouwen,
werkzaam bij instellingen voor maatschappe
lijke verbetering, en hij is verzekerd dat
geen van haar een ge zedelijke verontwaar
diging zal gevoelen, integendeel!. . . omdat
die vrouweu ernstig zijn en... wéten!
Hij heeft zedelijke gemoedsbezwaren ge
wekt bij den eens >r, en hij vertelt den inhou i
van een paar stukken die wél zijn goedge
keurd en waarmee vergeleken Mm. War ren's
Profession een kinderverhaalije is. Toch heeft
ook hier de censor geen schuld want die
stukken zijn geheel volgens't
converilioneelrornantisch model. Maar de censor heeft wel
hiermee iets anders op zijn geweten.
K-nmaal kennend wat wél geoorloofd is op de
planken te verschijnen en dun hooreiide dat
er iets verboden wordt, kan publiek en cri'iek
niet anders verwachten dan ht-t gepeperde
in den superlativus. Welnu dat heeft liet
niet gevonden ! . ..
Kn dat moest nu de auteur ontgelden
die teleurstelling werd op hem verhaald.
Zoo komen we vanzelf bij
2. De Critiek.
Shaw heeft het beleefd even krachtdadig
ter afmaking behandeld te worden nis Ibsen.
Sedert Ibsen's Spoken schijnt er geen grooter
verontwaardiging in de JMigeUche
tooneelcriek geheerscht te hebben.
Een criticus ging zoo .Ter Sir Gnorge Crofts
uit te schellen, hem e jn individu 'e noemen
om te trappen. Shaw aanvaardde het ais een
compliment, en complimenteerde op /.ijn beurt
den verontwaardigde niet zijn naïei'fteit die
hem gelijk deed zijn aan een
Jago-uitscheldeuden galerij-bezoeker. (Jrein k'aai'de dat
S.'iilw zijn idealen vernietigd baden \Villiam
Archer deze beiden zrjn vroegere mede
strijders ! da', hij acen smeer kon aanrukeu
zo; der er zich iu te wentelen'.
e critiek bleek het erover een-;: ,!?>$.
U «rrrn's l'rofai'ion was een onzedelijk s'nk.
En had de auteur het nu nog maar onzede
lijk behandeld, d. w. z. had hij maar in die
werkelijkheid spannende
tlieatraal-gepa"sioneerde scènes gegeven, ja dan... Maar?na
het verbod van .Mr. Kedford, 's Koniiiiw
eensor, iets zoo koels, zoo nuobters ! . . .
Shaw handhaaft zijn standpunt.
J Iet Engelsche tooLeel i .s bedorven, de
critiek evenzoo.
Het eerste" heeft zooveel jaren lomanti-ehen
onzfe eu onnatuur te zien gegeven, dat «ie
critici niet meer in staat zijn natuur en waar
heid te herkennen. Zij zijn geiend aan de
traditioneelu tooneulfigunrtjos, waaraan alles
stereotiep i.?. Wie tracht mèn-chen te geven,
wordt juist beschuldigd van overdrijving en
moedwiilighf id
Dat tooneel bestrijdt Shaw. Niet met bro
chures en verhandelingen,ui aar aiet stukken.
Hij wil, blijvende binnen de conventioneele
lijst, aan 't gezond verstand, aan v\;ire zedelijk
heid en godsdienst meer recht doeu. o vyrtiiigd
van den reiuigi-nden invloed op de bezoekers.
Ik acht de dramatische methode zoo
\verkdadig, dat ik eindelijk zelfs Londen er toe
brengen zal zijn geweten en zyn hersenen
mee te nemen als het naar den schouwburg
gaat, in plaats van die bij zijn kerkboek thuis
te laten, zooals nu.
Bjj gevolg bea ik de laatste om te
ontkeunen, dat, indien het zuivere rezultaat van
een vertooning van Jfrs. Warrens'sPrt'fcssion
hieruit bestond dat het aantal personen die
haar beroep kozen, toenam, met de vertoo
ning dienovereenkomstig diende gehandeld
te worden."
Uit alles wat Shaw schrijft, blijkt het uti
listische vau zijn streven Hij is moralist. Er
is niets tegen, indien hij waarheid en wer
kelijkheid niet moedwillig geweld aandoet.
Maar hij is als theoreticus eenzijdig als hij
de liefde met geweld verbannen wil uit het
tooneelstuk ... naar de opera. Zijn theorie
van 't moderne drausa is, kort saamgdvat:
Het drama geve weer in een gelijkenis de
botsing van des menschen wil met zijn om
geving: behandele een probleem.
Hij meent dat daardoor het tooneel
bevri;d zal worden van veel onwaar gedoe en
valsch gevoel, die het gevolg zijn van roman
tische en opera-achtige \erwikkelingeu en
conflicten, waaraan niemand gelooft eu die
dus niet meer daii een valscue ontroering
kunnen wekken.
Geestig is de wijze waarop hij met diegenen
onder zijn critici afrekent, die verontwaar
digd vau de vertooning zijn weggeloopen,
en er uit welvoegelijkheid liever niet over
willen spri-ken. tiij herinnert aan het 5de
hoofdstuk van Dickeus' Our mutual frirnd.
'i Is 't gesprek van mr. Boflin en mr. Wegg
over: Ferral en ondergang vtm 't Roitieintche 'lijk
Ik ineen dat u zei: Russisch" rijk,
meneer, vroe^ Wegg.
Zoo is het toch ook niet, Wegg?
Nee, meneer, 't Ivjmein^che, 't
Komtinsche.
Wat is 't onderscheid. Weg-;?
Het onderscheid, meneer? Mr. Wegg
stotterde en viel haast van zijn stokje, toen
hij opeens een schitterenden inval kreeg.
Het onderscheid, meneer? l' maakt het mij
lastig, meneer Bollin. Laten we er verder
over spreken bij een andere gelegenheid als
mevrouw Boflin ons niet de eer aandoet van
haar gezelschap."
Mr. Wegg kwam aldus op ridderlijke wijze
uit een onaangeiiamen toestand, en dat niet
alleen. Door manlijk k:escb te herbalen:
Spreken we er niet verder over waar
mevr. Bofflu bij is!'' kwam Boftiii aan de
lage zij te gtaan, en voelde deie dat hij zich
ongepast gedragen had,"
Ik geloof niet dat ik een ongepastheid
bega met op dit beruchte stuk de aandacht
te vestigen. Het moge ten volle de
pijiilijkheid vau een pijnlijke situatie doen voelen,
aan den zedelijken ernst van deu schrijver valt
geen oogenbllik te twijfelen.
Of liet drama bij een vertooniug genoeg
kunstgenot zou geven, dat liet zijn bestaans
reden als zoodanig overtuigend bewees, valt
moeilijk te beslissen. Zeker is er veel
menschelijks in de personen, en zou een proef
neming heel interessant zijn.
W. G. VAN Nomuvs.
A'asrhrlft. In de derde acte trof meineen
tooneel tusschen Frank en Vivie een gelij
kenis met het luchtig-geestige tooneel (IV.
4) van De, Veroveraar, waar l'rtderik en Atio
voor Hans en Grietje gaan tpelen.
l'rauk en Vivie zitten in den tuin der
pastorie, eu bailen kouaeii in een teedere
ste ijining.
Frank. The babes in the wond: Yivie
and little Frank. (llf. tlipx Jtis arm ruund her
inu'st anti nest/es ug-dntt lier like u irrary chlld.)
Lvts go and get coven-d u-> with leaves.
Vivie. (n/i/nnicdi/i/, roekimj ,'iwi. like a
mime.j Fast asicep, hand in hand, under the
trees.
Frank. Xhe wise little girl with her silly
little boy.
V i v i e. The dear little boy with Lis dowdy
little girl" a.s.o.
Preluden, door ANXIK M. TOK LAER.
Uitgave van D. J. Goethals te Weesp.
De Preluden bestaan uit zes schetsen, be
nevens een ijselijk geëxalteerde voorzang,
waarop ik later terugkom. Dd au'eur voert
ons in het langzamerhand voor litteraturen
zoo wél bekende milieu van
sexueel-abnormaleu, die onder het hooge begrip liefde"
eeu zeer laag bij de grond.sche geslachts Irift
verstaan ; wij maken in deze schetcen dan
kennis met dat weeïge type van menschen,
waarvan liet mannelijk element zich kenme kt
door een onmachti|fkeid tot werken maar
desniettemin geheel u^heerscht wordt door
een s'oods woelende lief Ie'', terwijl (ie
damesafdoeüng bestaat uit ziekelijke, bleekzuchtige
en hangerige inei.-je-^, die wel veranderen
zullen als ze trouwen", maar i , hun trouwen
en zelfs daarna dezelfde hangerigheid blijven
behouden, zij het d IK ook in eeue andere
richting.
.Men ziet : de gegevens zijn al niet erg
nieuw meeren verscheidene moderne realis
ten hebben vóór me j. Toe l.aer
de-'.eeudergelijke tni-stindeu reeds n.et talent
uitge1 werkt, zoodut bun werk, trots de vele viezige
j deiails vaak, den lezer ontroerde, pj.kte en
| meesleepte en slechts chinook alleen kannen
[ die onderwerpen belangstelling inboezemen,
ii!s de bewerking zoodanig is, dat we vóór ons
zien de werkelijkheid zonder ecnige
opsmukkiiiir, strenge realiteit, eenvoudig maar waar:
n brok sombere, diep innige tragiek.
Mejull'rouw Toe l/aer echter koestert zulke
i kinderachüa-oimouzele voorstellingen
ouii treiit bet leven en bedrijf dier tragische
figuren dat wc er om moeten glimlachen als
om liet verhaal van een kind, dut beweert
een hond gezien te hebben -/.oo groot als een
kerktoren en onmogelijk is het deze ai beid
au terieux te nemen; de eenigh (pialilïcatie,
die ik'er van kan geven is :
backiischachtiggewichtig.
! 'n Klein voorbeeld, zoowel wat aangaat de
| omgrivinj beschrijving als de
kamkteion'leI ding: niej. Toe Laer zal ons be-chrijven b^t
i armoedig kamertje, van een verlaten
s.'bar, lelljj: de stoelen zijn kreupel, bet behang
! i-ftli'j en 'ïkkk'nj, het tafelkleed ra ilyealeten, de
j stol]) der pendn'.e </cl/<t? siVi,-; de juffrouw zelf
| heeft 'n run', -bet-'lirei'l geacht, as -Jibleek en
1/Ui.nwf, k'r'ixjfit onder de imgen.
| Jk kan me best begrijpen dat een jong
meisje zoo'n beschrijving echt" vindt, maar
dat is ze r.u eer.maal iu werkelijkheid nie',
want ze is geheel feu al de ster-; yefafifaacerde
voorstelling van een zes-zeveiitieii jarige jonge
dame, die bier en daar over die obscure
toeStanden wel eens wat gehoord heeft en die
dingen natuurlijk vreesalyk zielig" vindt,
maar de diepe ontzetting daarvan niet be
grijpt. Alles wat de auteur der Preluden te dien
opzichte debuteert is gewild en gezocht; 't is
alles knutselwerk, er klopt geen leven in, er
schrijnt niet in die geweldige pyn, die de
tragische levens dier gezonkenen martelt,
martelt en toch laat voortbestaan; die ka
mertje-omgeving met dat smart-menseh erin
en al haar verdriet en smart en wanhoop en.
wroeging het is niet n geheel, het staat
allemaal fan elkaar afzonderlijk, elkaar niet
begrijpend; het is allea te sauien gezet, maar
de juffrouw hoort niet in die kamer en de
gevoelens, die de auteur die juffrouw laat
ondergaan, behooren weer niet bij haar. We
hebben hier n.l. te doen met een lid van het
schoone geslacht, dat vroeger een scharreltje
was, van den eenen lief in dtsn andere ver
viel, pret gemaakt hal tot aan 't roekelooze
toe, maar nog meer ellende geleden, alles
meegemaakt had tot wanhoop, ziekte en het
gasthuis toe.
Na al deze levenservaringen begint ze een
iets meer vastere relatie met een jongTiensch.
braaf van hart maar wat versj >uwd door
't losse leven" en als die haar na een jaar
of vijf verlaat ziet zij geen anderen uitweg om
aan geld te komen voor haar en haar kind,
dan ooi terug te keeren tot de oude paden
vau heiilemaal geen vastigheid'1.Een wezen dat
een dergelijke levenswandel achter zich heeft,
hooren we nu d«s volgende beschouwingen
houden:
Vrije liefde is heel mooi, maar vrijheid
blijft toch wel 't meest aan den kant fan
den man, vooral als de man is, nou ja, een
beetje los van zin."
O, die dwaashe d van meisjes, niet meer
dan kinderen, en die eenmaal loegegeven in
ernst denken, dat nu dit is gebeurd, niets
meer kar) helpen of weerhouden."
Maar als ze meenden, dat wegzenden voor
een zwak man voldoende is om hem aterk
te maken, dan wisten ze er niets van af, dan
zagen ze niet de waarheid voor huu oogen,
of ze wisten 't wél en dan was 't huichelarij..."
Ook de andere schetsen hebben datzelfde
gefantaseerde, maar geheel onjuiste, onwezen
lijke en daardoor veelal belachelijke; in
Weduwe" b.v. is het trekje op zichzelf van
dat gefascineerd-worden, door de rug vau haar
koetsier niet onaardig; 't had als terloopse
aanduiding van het karakter der weduwe
uitstekend dienst gedaan, maar mej. Toe Laer
ii er veel te lang over blijven doorzagen,
maakte er zooiets gewichtigs van ahof de
heele historie wel om die plank-rug" zou
draaien en ten slotte had het met het heele
verhaal nog niets te maken. Ook overpein
zingen van een jong man als in Eerste
Kiemen" of een joodsch meisje liever een
goy had dan een joden jongen is bepaald
ridicuul door liet onnatuurlijke gefantaseer.
Als verbaal zijn de schetsen teneenemale
mislukt, het zijn langdradige overpeinzingen,
waaraan meeetal door een zeer gezochte wen
ding dan een slot wor it gegeven, dat iets
of wat op een verhaal begint te lijkeu; maar
zoodra het begint is het ook puf uit.
Voeg ik hier nog bij dat het met de taal
over het algemeen wel gaat, maar dat over
matig gebruik van vreemde woorden de
schoonheid niet verhoogt; 't gaf haar een
surew van in eigen,| behaaglijk home te zijn",
lees ik ergeus en op een andere plaats: 't
haar, dat schakeerde door rejl-keen van 't
gcoruhdeer" of Haar $\n.'\-gegnnteerde band
hield omvat als markiezin, doch van geraffi
neerd modern allure, 't goudlorgnon" etc. I)e
auteur van Preluden heeft wel eenige ge
schiktheid om wat zij ziet vrij nauwkeurig
na te vertellen, maar als ze een tuin be
schrijft kan ze wel zeggen :
..waar de naalden onvertreden lagen, de
bodem golfde(?) met hoogten en kuilen",
want dat ziet ze, maar ze kan er niet aan
verbin len en waar nog wilde herten zich
met elkander (?) paarden" want dit laatste
ziet ze niet en had ze dit dus geiu-it kunnen
weglaten of anders nader moeten aatitoonen
hoe ze dat wist.
Ik kom nu nog even terug op de Prelude"
v:ïn de Preluden" en wil alvast direct zeggen,
dat ik deze hoogst onsympathiek vind en
wel voornamelijk om de in het oog loopende
wijze, waarop die schrijfeer de clementie
inroept voor haar eerste pennevruchten. Wat
mejuffrouw Toe Laer doen zou als zij dichter
wa'e", zooals zij tot vervelens toe wel een
tiental keeren actuer elkaar uitroept, moet
zij zelf weten en wat die hooge taak vanden
dichter betreft, dat laat ons taineliik koud,
want dezelfde raad is al heel vee. malen vóór
mej. Toe Laer er op veel kraniger wijze door
andere auteurs en er.tici gegeven, o. a. door
Victor de Meijere in zijn Beschouwingen
over den Hedcndaagscben Kouian" en door
Thorn Prikker in zijn Tot de jonge Poëeten."
Maar treurig acht ik liet, dat een auteur zijn
werk inleidt me! een speculatie op het mede
lijden der ctitici, zooals b.v. op deze wijze :
Maar heiaas, ik ben geen dichter.
De lieve Muze heeft niet bij mij aangezeten ;
ze ging smadelijk voorbij, al lonkte ze op mij
nan met glimp j e van vertrouwelijkheid.
Ik ben g.-en uitverkoorne < te. etc."
Waar de schrijfster zelve zich bewust is, dat
hare schetsen zullen tegenvallen, begrijpen
wij niet boe zij tot de uitgave dezer Preluden
beeft kunnen besluiten ; want als het haar
te doen was geweest, er.kel en alleen, oaite
weten, zien' ervaren wat er ontbreekt om.
mij tot voller, rijker werk te zetten", dan
| had zij dat op voor hare rcpntut'e als
schrijfs'er vrij wat minder gevaarlijke wijze
kunnen te weten komen, din door op die
onbeholpen wij'.e hare entree te maken in de
litter ;r;/w-wereKl der zeer hooge eischen stel
lende m-) lerntn.
W. GKAADT VAX ROGI.EX.
Het lïsta Tael- ea Lett.rMig KOOT,
Of vari je vrinjen moet je het maar
hebben", zo had ik mijn ondertiete! kunnen
nemen.
Lnmers, het is mij hier te Haarlem gebeurd
dat een vereerder van de Prozaïst v. Deyssel mij
vroeg : Zeg, waarom hield die korrespondent
vau de iV. ]!. Cl. van Deyssel voor de gek?
Kn toch: ik die weet wi? die koi respon
dent was, hoe hij telkens weer in de om
geving van. Van Deyssel was, met dat klubje
dat zich plaatste aan de zelfkant" van 't
kongres, 1 ) ik voel hierin de goedgemeende
poging om aan de beer L. vau Deyssel een
belangrijke rol in dit kongres toe te delen.
Xu, geheel ni.-ant was dj lieer v. Dey stel