De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 23 september pagina 7

23 september 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1526 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. HET MONUMENT VAN GRAAF LODEWI.IK VAN NASSAU, (door Prof. Bart van Hove en W. B. G. Molkenboer). Onthuld te Leeuwarden door H. M. de Koningin op 15 September j IIIIMIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIUIMIIItllllllllltllllllltlllllllMlIMIIHIIIIM het is hier hard en onbeduidend. Vroeger kwam met ouder worden het betere; tegen woordig het slechtere. Therèse Schwartze handig ze maakt boudoir-schilderijtjes, en aristokratigche-salons-versieringen en is er mee te vree. Ik zal ze niet alle bespreken. Jan Zoetelief Tromp begon fijntjes en pre cies, en behaalt een succes met Blommersachtig werk (zie de handjes van het kind b. v,) Het is niet gemeen maar het beloofde indertijd meer eigen te worden. Van Willein Witsen zijn er 3 aquarellen: De Kromboomsloot; de firma Wisselingh is bizonder hard nekkig met dit slecht werkje. Het is de derde maal al dat ik 't zie in den Haag, geloof ik. Het rood van 't eene dakje, de heele dohe trillooze kleur van 't geheel, het lustelooze aan alles ? het is weinig voor zoo'n reputatie. De Binnen-Amstel,: hij teekent geen gaande figuur meer is evenals de Oude Waal" slecht. Zilcken had beter een goede, doorwerkte aquarel van een gondel gezonden, dan deze 6. Ze zijn te oppervlakkig, te bultenlandsch-tijdschriftachtig etc. Maar... Ik vergat u, mede kritici Ik volgde uwe woorden niet. Gij zijt zoo lauwtjes; ik voel me zelf zoo onlauw tegen over u haast onfatsoenlijk on-lauw, haast onmaatschappelijk on-lam?. Ik ware in leed; liever ik zat in leed, zoo ik me niet herin nerde Hello en z'n woorden: Dieu vomit les tièdes." HU was een felle ontroerde en ik kan me voorstellen dat hu gelijk heeft. Hij moet gelijk hebben. Het schijnt me toe dat, met den val van de werken uw kritiek mededaalt. Is dit noodig? Ziet ge geen Weissenbruch meer, geen Gabriël, geen Franschen grooten schilder? Het schijnt mij toe, mijne heeren (de fout is aan mij zoo het niet zoo is) dat ge uit welwillendheid, uit handels redenen? uit maatschappelijke liefdadigheidn*ar-vermogen, draait waar niet te draaien is het schijnt me toe dat waar leugens van geen pas zijn, ge liegt. PLASSCHAERT. IMIlmlIIIMIHIM Indische begroeting voor 1907. Bij kon. boodschap van 30 Augustus jl. d. i. dus circa een halve maand vroeger dan anders - werden bij de tweede kamer ingediend de vier begrootings-ontwerpen voor den Indisehen dienst voor 1907, met vier andere daarmee verbonden ontwerpen. Deze laatste zijn: 1. een, waarbij 12.000 gld wordt gevraagd voor de hoogere vorming van Ned. Ind. bestuursambtenaren"; hetgeen verband houdt met het bij kon. boodschap van 30 Juni jl. ingediende wetsontwerp tot rege ling der opleiding van ambtenaren voorden Indischen administratieven dienst"; 2. een, waarbij 25.000 gld. wordt gevraagd voor teruggaaf van kosten aan het con sortium voor de drinkwaterleiding van Soerabaja"; welke voordracht noodzakelijk was geworden door de aanvaarding der conclusies,waartoe de commissie voor verzoekschriften uit de tweede kamer in Juni 1902 kwam omtrent het toen behandeld adres van gemeld consortium, zoomede door de toezegging van wijlen minister Van Asch van Wijck; 3. een, waarbij een V» millioen gld. wordt gevraagd voor den terugkoop van particu liere landerijen op Java" bewesten de TjiManpek;?waartoe door de regeering reeds een jaar vroeger was besloten en waarom trent de tweede kamer zich in Juni van dit jaar in de afdeelingen bereids in be ginsel,?en wel in gunstigen zin heeft uitgesproken; 4. eindelijk een, waarbij 3 ton wordt ge vraagd voor den aanleg van een spoorweg (trunk-lijntje) uitgaande van den Sumatraspoorweg (lijn Padang?Padang-Pandjang) naar Pariaman" uitgaande van ParitMalintang, eventueel van Loeboek-Aloeng, dus ter lengte ven 18% of 21% kilometers; door welken aanleg .twee of drie belangrijke marktplaatsen spoorwegverbinding bekomen met Padang en de overige stations. Na 6 September verschenen nog een viertal gedeeltelijk toegezegde ministerieele nota's van wijzigingen, waarop wel zeer bizonder de aandacht dient te worden gevestigd, omdat daardoor gewichtige onderdeelen van de oorspronkelijke begrooting een geheel andere gedaante bekwamen. Wel is het een gewoon verschijnsel, dat ramingen wijzigin gen ondergaan, doch ze zijn niet altijd van zoo ingrijpenden aard als de thans aange brachte. Vrij illusoir meenen wij het nut van een vroegere indiening van de Indische be grooting te mogen achten, wanneer ze toch niet a f is. Zoolang Indiëvanaf het Plein bestuurd zal worden, zal er dan ook wel niet veel terecht kunnen komen van een ontwerpen te Batavia van de beide hoofd stukken der uitgaven en middelen. Tusschen Juni en medio September kan toch zooveel gebeuren, waardoor de ramingen in Indi opgemaakt, belangrijk gewijzigd moeten worden; afgezien nog van het weinig wenschelijke, dat minister en kamer aan den ambtelijken Indischen leiband loopen. Zoolang immers in de höhe Indische Regionen geen frisscher elementen domineeren, zal het goed zijn vanuit Nederland de financieele teugels strak aan te houden. Dit wordt wel eens vergeten; want minister Idenburg, in wiens voetspoor minister Fock als begrootings-indiener blijft wandelen, was als zoodanig wel wat te veel idealist en optimist. Oorspronkelijk gaven de begrootingsontwerpen voor 1907 een klein tekort, n.l. 688.363 gulden. Door wijziging in de ramin gen is dit thans 1.010.309 gulden geworden; ook nog maar zeer weinig in vergelijking van de meeste jaren na 1891. Met tamelijke zekerheid valt thans te constateeren, dat de dienst 1906 de nadeelige saldi heeft doen klimmen tot bijna 126K millioen, waarvan slechts circa 120 millioen is gedekt door de leeningen van '83, '98 en 1905. Voor even tueel 8 millioen moet dus weer door leening voorzien worden. In het tekort is op zichzelf niets onrustbarends, als zijnde ruim gedekt door produc tieve werken. Doch en wij meenen in dit verband te moeten wijzen op ons artikel Noodlottige eenheid" in dit weekblad van 12 Aug. j.l. doch welke waarde valt er eigenlijk te hechten aan een klein nomi naal tekort, ja, al zou dit per slot van rekening zelfs een belangrijk overschot worden, bij een huishouding zoo berooid als de Indische ? De minister wijst er thans in zijn toe lichting op, hoe in 1907 bij een zeer voor zichtige raming der deels speculatieve middelen, de inkomsten de gewone uitgaven met 61% zegge na aange brachte wijzigingen: met 58V* ton beloven te overtreffen. Hoewel dan ook meenend, dat het financieel beeld dat de ingediende begropting te aanschouwen geeft, in ver gelijking met dat van vorige jaren en ook op zichzelf gunstig is te noemen", zoo wordt er in de memorie van toelichting toch een, en zeker niet ongemotiveerd, bezorgde toon aangeslagen. Het zal dan moeten komen tot heffing van directe belasting voor inlanders ter Sumatra's Westkust",?met terzijdestelling van scru pules omtrent een bijna 75-jarige woord breuk jegens die inlanders, waardoor hun gewest tot economischen stilstand gedoemd werd. En voor de onvergeeflijke fout, in 1906 bijna gepleegd: heffing van hoofdgeld in Groot-Atjeh, is nu iets anders verzonnen: heffing van inkomsten- en bedrijfsbelasting in geheel Atjeh, behalve in de Gajoe-en Alaslanden. Pap in 1908 zal er een algemeene inkomstenbelasting komen; mis schien ook een op de petroleumwinsten. Maar daartegen zullen vervallen de suiker belasting, het uitvoerrecht op Delitabak en het patentrecht. Bij deze uiteenzetting is rekening ge houden met de nota's van wijzigingen. Bij de eerste daarvan wordt voorgesteld de uitgaven in Nederland te verhoogen met 107.000 gld., wegens uitzending van maga zijnsvoorraad en werktuigen ten behoeve van het tegen het einde van dit jaar uit te zenden pantserschip Tromp" dat met geschut van de nieuwste samenstelling is bewapend." Bij tweede nota wordt voorgesteld tien onderafdeelingen van de begrooting van uitgaven in Ned. Indiëte verhoogen en zes andere te verlagen, waardoor de oor spronkelijke raming met bijna 10% ton verhoogd wordt. De derde nota verhoogt de raming van middelen in Indiëmet ruim 8üton. De vierde, pas op 17 September versche nen, nota verhoogt de raming der middelen nog eens met 3>4 ton, als opbrengst van de bereids boven vermelde, dit jaar in te voe ren inkomsten- en bedrijfsbelasting in Atjeh en onderhporigheden. Daarentegen worden ,op Java circa 565.000 behoeftigen ontheven van bedrijfsbelasting, wat een mindere opbrengst van 3 ton zal geven. Voorts wordt 70.000 gld. aangevraagd voor verbouwing van de Soerabajasche gevangenis. Op het eindcijfer der begrooting is dus deze laatste nota niet van noemenswaardigen invloed. Zoodat, behoudens nog eventueele andere wijzigingen door minister of tweede kamer alsnog aan te brengen, de volgende berekeningj waarin opgenomen de vier bij afzon derlijke ontwerpen aangevraagde sommen, een alleszins juist beeld geeft van het ge raamde nominale tekort voor 1907: voor de uitgaven in Nederland 28.328.521 gld. + 107.000 gld. = 28435.521 gld.; voor de uitgaven in Indië107.759.708 gld. +(1.804.624 735.408) gld.=138.828.924gld.; voor de middelen in Nederl. 27.389.063 gld.; voor de middelen in Indië138.010.803 gld. -f 854.300 gld. = 138.865.103 gld. Het geraamde tekort bedraagt dus 1.010.309 gld. Door wijziging blijkt het met nog geen 3/4 ton toegenomen niettegen staande de raming der uitgaven met circa 11.% ton is verhoogd. Voor optimisten schuilt hier een addertje in het gras doordat nu opeens volkomen volgens letter en geest der comptabiliteits wet, doch zeker ook met vermoffeling van een deel van het w e r k e l ij k e tekort, tot dusver nooit verrekende arbeid der ge vangenen in 8 residenties van Java geka pitaliseerd wordt. Wij bepalen ons echter tot deze korte opmerking. Hierbij zie men niet over het hoofd hoe de groote slokop, het departement van oorlog, in 1905 twee millioen meer verbruikte dan waarop bij het opmaken der betrekkelijke begrooting werd gerekend. De kans op dergelijke verrassing is ook voor 1906 en 1907 niet buitengesloten. Daar het onbegonnen werk zou zijn in een kort bestek al de bizonderheden ook zelfs maar de belangrijkste van de begrootingsontwerpen te bespreken, zoo zij terloops op enkele gewezen als op v e rb ] ij d e n d e op andere als op ontmoe digende teekenen des tyds. Verblijdend is het, dat parlement en ministers het eindelijk zoover hebben weten te drijven, dat de Indische régeering, althans formeel, iets ' erkent- van sociale ji O o d e n. Zij 't dan J&jk niet c h e e rf u 11 y dan toch n e"c e fffRr i l y : er wordt in Indiëgewerkt om iets in die richting tot stand te brengen, of tenminste om de ergste obstakels op te ruimen. Principieel wordt niet meer ontkend, dat het Indische landskind recht heeft op, en geschikt ge maakt kan worden voor de betere be trekkingen bij burgerlijke administratie en leger. Lang zal het nog wel duren voor er velen zullen worden toegelaten, de vetste brokken zullen de inlanders wel niet be komen en voorloopig zullen zij tevreden moeten zijn met toelating als b ij c o ncessie, voor minder loon en nog zeer ondergeschikt. Doch komaan: de eerste voorzichtige stappen zullen thans worden gezet; de tijd zal ook wel komen waarin de mogelijkheid van stilstaan of terug krabbelen zal zijn uitgesloten, waarin zelfs de thans nog bescheiden en tamme inlanders op hun beurt er de zweep over zullen leggen. Zoo lang deze tijd nog niet is aange broken, zal iedere concessie van de overmachtigen in dank aanvaard moeten worden. Wel in de eerste plaats de steun en aan moediging van het credietwezen voor den inlander, waarvan deze begrooting blijk geeft. Wegens de uitbreiding van het aantal credietbanken op Java van 27 tot 37 en de oprichting van nieuwe dessa-lpemboengs, is het daartoe benoodigde tot bijna een half millioen gulden aangegroeid. Er worden zij 't dan zeer bescheiden pogingen voorgesteld om bizonder, aan be hoorlijke eischen yoldoend onderwijs te gubsidieeren. De oprichting van door de bevolking-zelf bekostigde gemeenteschool tjes zal worden aangemoedigd. De proef met huisvlijt-onderwijs zal, wel hél goed koop ! verbeterd worden voortgezet. % ton wordt besteed voor verbetering van de 2o klasse-scholen, en 6 ton orn nog in 1907 van deze scholen 186 nieuwe te kunnen openen, terwijl haar aantal tot 700 zal wor den uitgebreid. Voor 43.000 gld. worden de 20 1ste klasse-scholen in 1907 uitgebreid. Voor de oprichting van ambachtseholen is 137.000 gld. uitgetrokken. Bij landbouw" is bijna % ton uitgetrok ken ter ontwikkeling van de visscherij. Ernstig zal men aan die afdeeling de vor ming van inlandsche veeartsen te hand nemen. Bij dit alles waarmee wij niet eens volledig zijn zal eindelijk ook pp mescantiel beheer der gouvernementsbedrij ven worden aangestuurd. Verschillende categoriën van ambtenaren liefst de reeds best bezol digden! ondergaan lotsverbeteringen; ook de Europeesche onderofficieren. Voor de groote massa des legers laat men echter den toestand zooals deze sinds jaar en dag is. Door de losmaking eindelijk van de werving voor het Indisch leger van het departement van oorlog in Nederland, vervalt het beruchte kol. werfdepot te Harderwijk. Het jongere maar niet minder beruchte, en door vele militairen gevreesde meesterstuk van geldverspilling, de koloniale reserve te Nijmegen, zal nu alleen met de werving in Nederland belast worden. Twee afdeelingen verdienen hier nog af zonderlijke bespreking: marine" en zelf bestuur." Zpoals gemeld, is de oorspronkelijke raming voor marine" met ruim een ton verhoogd. Aangezien voor deze afdeeling ruim 1% ton meer was uitgetrokken dan Nitoldl : Tre.po{ i eit nioü: ... L'ofticier : tfuotuie d ^^dne A .t .< het jaar te voren zal de ganschelijk onbe duidende scheepsmacht.... De onder marine" resorteerende diensten ten nutte der algemeene scheepvaart zon deren wij hier natuurlijk uit. .... in 1907 ten koste van Indiëweer ver over het kwart millioen meer ver slinden dan in 1906, of totaal ruim 87 ton. Bij de verhooging is slechts 90.000 gld. als voorloopige raming voor de eindelijke voldoening aan reeds zooveel jaren door het afgematte en vaak verziekte marine-perso neel gevoelde behoeften: een kazerne in een koel klimaat. Dit is een succes voor den veelgesmaden matrozenbond, die er nog wel meer zal bereiken. Want de hooge marinepieten zitten geducht in het nauw met de voorziening in volgens hun in zichten: koloniale behoeften. De rest der verhooging voor marine-uit gaven is in hoofdzaak voor het materieel. Ofschoon deze begrooting weer een angst vallig streven naar bezuiniging toch eigenlijk de hoogste wijsheid waartoe men 't in Indiëheeft gebracht! teekent, zoo worden voor marine" nog veel verhoo gingen van uitgaven in 't uitzicht gesteld. En welke verrassingen zal de onlangs inge stelde commissie nog brengen, die de marineuitgaven voor Indiëover Nederlandsche en Indische begroetingen heeft te verdeelen! Een klein deel van de nog komende verhoogingen is de bijna IK millioen voor een droogdok, over welks ligplaats nog niets is beslist. Het zal wel niet in de behoeften kunnen voorzien, gezien de sukkelachtigheid onzer marine; zoodat de elders te betalen dokgelden niet zullen vervallen. Tenzij de marine-oomes geen bezwaar zullen vinden in het nu en dan tot volslagen im mobiliteit doemen van het auxiliair eskader. Wij voor ons zouden dat verstandig achten : het wint kolen en slijtage uit, en.... de wereld blijft toch precies even snel draaien als gewoonlijk. Bij de afdeeling gewestelijk en plaatse lijk zelfbestuur" blijkt men an bout de son lat i n, en geen wonder. Een bij oorspronkelijke begrooting toe gezegde wijziging behelst het voorstel, zes gewestelijke raden op te richten, en wel in Bantam, Rembang, Madioen, Bezoeki, Banjoemaas en Madura. Deze raden worden aanbevolen in plaats van bijna 80 afdeelingsraden, die op Java zouden moeten komen. Overleg met de Indische regeering heeft geleerd, wat toch reeds vier jaar geleden als van zelf sprak! dat die raden het zouden moeten doen zonder materieele middelen. Ook zouden er geen geschikte persoonlijke elementen voor te vinden zijn, doch... dit is maar lak, herinnert weer sterk aan anti-doema-politiek ; niet bij den minister maar bij zijn Indische advizeurs. Het weer terugkomen op de oorspronkelijke idee, die in de gegeven omstannigheden inderdaad de rationeelste was, is thans niets anders dan verlegenheidspolitiek, een centraliseer e n van de decentralisatie-m oeil ij khede n, waardoor er momentaneel een ietwat minder pijnlijke constellentie komt. De decen tralisatie toch is vanaf het begin een volkomen mislukking gebleken, omdat daar mee, om ditmaal alleen op het financieele te letten een bestuurs-instituut werd gemaakt, dat niet over onontbeerlijke eigen geldmiddelen kon beschikken, waarvoor in de meeste gevallen zelfs geen middelen op de begrootingen kunnen worden afgezonderd. En onder het tegenwoordige regiem zullen die middelen, die toch reeds ontzaglijk zouden moeten zijn om in slechts bescheiden locule behoeften te voorzien, er wel nooit kornen. Tot December 1905 heeft de decentralisatie van bestuur gediend om een onbeduidend, doch tot een almachtige familie behoorend man voor eenige jaren aan een vorstelijk inkomen te helpen ; een inkomen in geen de geringste verhouding tot de praestaties of gevorderde bekwaamheden. Hetzelfde werk ware gevoegelijk aan een ambtenaar op 150 gulden 's maands over te laten! Met merkwaardige gemakkelijkheid liet de decen tralisatie-profeet verleden jaar zijn grootsche taak aan een ander over, om nog vorste lijker inkomsten te gaan toucheeren in een hpoger decoratief ambt. Straks maakt hij weer plaats voor een anderen mastkïimmer! Zoo is de Indische bestuursdecentralisatie een bestuurlijk schandaal, waarmee een Erzberger onder zijn landgenooten overdonderend succes zou behalen. Wij Hollanders zijn echter aan te veel ge woon om hierover uit onze slof te schieten. Daarbij onze oostelijke buren dragen zelf de geldelijke en andere risico's voor de koloniale liefhebberijen hunner oompjes; doch in Nederland is men er nog vrij gerust op, dat de zachtzinnige" Javaan, de rijke" Maleier en andere bruine mede burgers er wel voor zullen opdraaien. Twee omstandigheden zullen hier ver andering moeten brengen: .' Je lo. de opvolgende ministers van fiinancien moeten het hoe langer hoe zoo duidelijker maken, dat door Indisch wanbestuur de Hollandsche dubbeltjes m gevaar komen; 2o. de bruine medeburgers moeten meer dan tot dusver gaan letten op buren in het Noorden ; ook langen tijd haast niet getelde, schier vergeten volken, doch thans een waardige plaats innemend in het wereld concert, of... daarnaar met kracht strevend en met zienderooge groeiend succes. R ij s w ij k, 20 Sept. C. VAN DER POL. De Russische Mocdsjiel Naar het Duüsch, van EUQEN ZABEL. Toen de nihilistische beweging zich steeds verder uitbreidde en van de stad overging op het platteland, vertelde Iwan Turgenjew, eenige jaren voor zijn dood, aan zijn Parijsche vrienden een droom, die hem kort geleden bij het ontwaken het angstzweet op het voorhoofd had doen komen. Hij verbeeldde zich op een mooien zomeroehtend weer in den tijd zijner kinderjaren en jeugd te zy'n en te vertoeven op zijn bij Tula gelegen landgoed, waarheen hij zoo gaarne ging, wanneer hem de lucht in de Fransche salons te drukkend werd en hy een onweer staanbaar verlangen had naar eenvoudige, natuurlijke menschen. Hij genoot opnieuw van de oude eiken en zilversparren in zijn tuin, zag de dorpsjeugd naar de in Russischen stijl gebouwde school hollen en hoorde zachte tonen van den wit gepleisterden kerk toren weerklinken. Op zijn met hop begroeide veranda vond hij zijn ontbijt, eenvoudig, zoo als h\j het gewoon was, waarbij slechts da dampende samovar" hem gezelschap hield. Hij dacht aan het verleden, dat zijn sporen overal in huis en hof gedrukt had en voelde zich in de zelfde stemming, waarin de meeste van zijn novellen ontstaan waren. Plotseling zag hij, dat een troepje boeren langzaam zijn trein naderde, beraadslagend op den weg bleef stil staan en toen weer verder ging, den hoed op 't zien van den huisheer reeds in de verte afnemend. Vriendelijk lachend riep Turgenjew hem een goeden morgen" toe, maar de boeren aarzelden verlegen, drongen opeen en schenen geen woorden te kunnen vinden voor hetgeen zij zeggen wilden. Nu, wat is er?" vroeg de dichter, terwijl hij zijn zachte stem die in tegenspraak was met zijn hooge, breedgeschouderde ge stalte geweld moest aandoen om zich verstaanbaar te maken. Toen trad n der boeren uit de groep te voorschijn, boog tot op den grond, alsof hij ootmoedig iets vragen wilde en zeide verlegen: Vergeef ons vadertje, dat wij je storen. Maar wij zijn gekomen, om je op te hangen l Het is ons opgedragen. Vergeef ons, maar we moeten je hangen!" Wat bij den dichter, toen hij dezen droom doorleefde, uit het diepst van zijn ziel op kwam, was niet slechts de gedachte aan het einde aller dingen. Hij was in de jaren, waarin men er zich langzamerhand op voorbereidt, afscheid van het leven te nemen; ook werd hij door de ziekte van alle oude jagers, de jicht, pijnlijk gekweld en kort daarna door een vreeselyk lijden n.l. een beeneter aan de wervelkolom, waaraan hij later zou sterven, beroofd van iedere vrije lichaamsbeweging en aan het bed gekluisterd. Het was echter niet alleen zijn persoonlijke toestand, die hem neerdrukte, maar ook het bewustzijn, dat de groote massa van zijn voik langzamerhand door een gisting werd aange grepen, waarvan de gevolgen niet te o verzien waren, doch een belangrijke rol zouden spelen in de ontwikkeling van Rusland. Als geen ander kende Turgenjew den Russischen boer met al de goede en slechte eigenschappen, die hij hem steeds samengaan. Dag en nacht had hij met het geweer op schouder en den hond aan zijn zijde door bosschen, velden en steppen gezworven, om alles wat er in de na tuur en het volk omging, op zich in te laten werken. In zijn schetsen Uit het dagboek van een jager" had hij het ijdele en nuttelooze bestaan der plattelandsbevolking, dier men schen, die als grashalmen komen en gaan, tot in de kleinste bijzonderheden met zeldzame duidelijkheid geschilderd. Hij had begrepen dat de lijfeigenschap als een vloek op het volk drukte en beschouwde haar als een vijand, met wien hij niet dezelfde lucht wilde inademen en dien hij niet naast zich kon dulden. In dit begrip vereenigde zich alles, waartegen hij, volgens zijn eigen verzekering tot het einde zijner dagen zou strijden en waarmede hij zich nooit zou verzoenen. Dit was zijn Hannibal-eed! Alexander II heeft uitdrukkelijk gezegd, dat hij in zijn voor nemen, om de lijfeigenschap op te heffen, gesterkt is door Turgenjew's schilderingen. Twintig jaar waren er sedert de hervor mingen van den Czar-bevrijder" verloopen en reeds meende de dichter op te merken, dat het doen en laten der boeren, in wie het gevoel van menschen waarde was opgewekt,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl