Historisch Archief 1877-1940
No. 1526
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
HET MONUMENT VAN GRAAF LODEWI.IK VAN NASSAU,
(door Prof. Bart van Hove en W. B. G. Molkenboer).
Onthuld te Leeuwarden door H. M. de Koningin op 15 September j
IIIIMIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIUIMIIItllllllllltllllllltlllllllMlIMIIHIIIIM
het is hier hard en onbeduidend. Vroeger
kwam met ouder worden het betere; tegen
woordig het slechtere. Therèse Schwartze
handig ze maakt boudoir-schilderijtjes,
en aristokratigche-salons-versieringen en is er
mee te vree. Ik zal ze niet alle bespreken.
Jan Zoetelief Tromp begon fijntjes en pre
cies, en behaalt een succes met
Blommersachtig werk (zie de handjes van het kind
b. v,) Het is niet gemeen maar het beloofde
indertijd meer eigen te worden. Van Willein
Witsen zijn er 3 aquarellen: De
Kromboomsloot; de firma Wisselingh is bizonder hard
nekkig met dit slecht werkje. Het is de derde
maal al dat ik 't zie in den Haag, geloof ik.
Het rood van 't eene dakje, de heele dohe
trillooze kleur van 't geheel, het lustelooze
aan alles ? het is weinig voor zoo'n
reputatie. De Binnen-Amstel,: hij teekent geen
gaande figuur meer is evenals de Oude
Waal" slecht. Zilcken had beter een goede,
doorwerkte aquarel van een gondel gezonden,
dan deze 6. Ze zijn te oppervlakkig, te
bultenlandsch-tijdschriftachtig etc. Maar...
Ik vergat u, mede kritici
Ik volgde uwe woorden niet. Gij zijt zoo
lauwtjes; ik voel me zelf zoo onlauw tegen
over u haast onfatsoenlijk on-lauw, haast
onmaatschappelijk on-lam?. Ik ware in leed;
liever ik zat in leed, zoo ik me niet herin
nerde Hello en z'n woorden: Dieu vomit
les tièdes." HU was een felle ontroerde en ik
kan me voorstellen dat hu gelijk heeft. Hij
moet gelijk hebben. Het schijnt me toe dat,
met den val van de werken uw kritiek
mededaalt. Is dit noodig? Ziet ge geen
Weissenbruch meer, geen Gabriël, geen Franschen
grooten schilder? Het schijnt mij toe, mijne
heeren (de fout is aan mij zoo het niet zoo
is) dat ge uit welwillendheid, uit handels
redenen? uit maatschappelijke
liefdadigheidn*ar-vermogen, draait waar niet te draaien
is het schijnt me toe dat waar leugens
van geen pas zijn, ge liegt.
PLASSCHAERT.
IMIlmlIIIMIHIM
Indische begroeting voor 1907.
Bij kon. boodschap van 30 Augustus jl.
d. i. dus circa een halve maand vroeger
dan anders - werden bij de tweede kamer
ingediend de vier begrootings-ontwerpen
voor den Indisehen dienst voor 1907, met
vier andere daarmee verbonden ontwerpen.
Deze laatste zijn:
1. een, waarbij 12.000 gld wordt gevraagd
voor de hoogere vorming van Ned. Ind.
bestuursambtenaren"; hetgeen verband
houdt met het bij kon. boodschap van 30
Juni jl. ingediende wetsontwerp tot rege
ling der opleiding van ambtenaren voorden
Indischen administratieven dienst";
2. een, waarbij 25.000 gld. wordt gevraagd
voor teruggaaf van kosten aan het con
sortium voor de drinkwaterleiding van
Soerabaja"; welke voordracht noodzakelijk
was geworden door de aanvaarding der
conclusies,waartoe de commissie voor
verzoekschriften uit de tweede
kamer in Juni 1902 kwam omtrent het toen
behandeld adres van gemeld consortium,
zoomede door de toezegging van wijlen
minister Van Asch van Wijck;
3. een, waarbij een V» millioen gld. wordt
gevraagd voor den terugkoop van particu
liere landerijen op Java" bewesten de
TjiManpek;?waartoe door de regeering reeds
een jaar vroeger was besloten en waarom
trent de tweede kamer zich in Juni van
dit jaar in de afdeelingen bereids in be
ginsel,?en wel in gunstigen zin heeft
uitgesproken;
4. eindelijk een, waarbij 3 ton wordt ge
vraagd voor den aanleg van een spoorweg
(trunk-lijntje) uitgaande van den
Sumatraspoorweg (lijn Padang?Padang-Pandjang)
naar Pariaman" uitgaande van
ParitMalintang, eventueel van Loeboek-Aloeng,
dus ter lengte ven 18% of 21% kilometers;
door welken aanleg .twee of drie belangrijke
marktplaatsen spoorwegverbinding bekomen
met Padang en de overige stations.
Na 6 September verschenen nog een viertal
gedeeltelijk toegezegde ministerieele nota's
van wijzigingen, waarop wel zeer bizonder
de aandacht dient te worden gevestigd,
omdat daardoor gewichtige onderdeelen van
de oorspronkelijke begrooting een geheel
andere gedaante bekwamen. Wel is het een
gewoon verschijnsel, dat ramingen wijzigin
gen ondergaan, doch ze zijn niet altijd van
zoo ingrijpenden aard als de thans aange
brachte.
Vrij illusoir meenen wij het nut van
een vroegere indiening van de Indische be
grooting te mogen achten, wanneer ze toch
niet a f is. Zoolang Indiëvanaf het Plein
bestuurd zal worden, zal er dan ook wel
niet veel terecht kunnen komen van een
ontwerpen te Batavia van de beide hoofd
stukken der uitgaven en middelen. Tusschen
Juni en medio September kan toch zooveel
gebeuren, waardoor de ramingen in Indi
opgemaakt, belangrijk gewijzigd moeten
worden; afgezien nog van het weinig
wenschelijke, dat minister en kamer aan
den ambtelijken Indischen leiband loopen.
Zoolang immers in de höhe Indische
Regionen geen frisscher elementen
domineeren, zal het goed zijn vanuit Nederland
de financieele teugels strak aan te houden.
Dit wordt wel eens vergeten; want minister
Idenburg, in wiens voetspoor minister Fock
als begrootings-indiener blijft wandelen,
was als zoodanig wel wat te veel idealist
en optimist.
Oorspronkelijk gaven de
begrootingsontwerpen voor 1907 een klein tekort, n.l.
688.363 gulden. Door wijziging in de ramin
gen is dit thans 1.010.309 gulden geworden;
ook nog maar zeer weinig in vergelijking
van de meeste jaren na 1891. Met tamelijke
zekerheid valt thans te constateeren, dat
de dienst 1906 de nadeelige saldi heeft doen
klimmen tot bijna 126K millioen, waarvan
slechts circa 120 millioen is gedekt door de
leeningen van '83, '98 en 1905. Voor even
tueel 8 millioen moet dus weer door leening
voorzien worden.
In het tekort is op zichzelf niets
onrustbarends, als zijnde ruim gedekt door produc
tieve werken. Doch en wij meenen in
dit verband te moeten wijzen op ons artikel
Noodlottige eenheid" in dit weekblad van
12 Aug. j.l. doch welke waarde valt er
eigenlijk te hechten aan een klein nomi
naal tekort, ja, al zou dit per slot van
rekening zelfs een belangrijk overschot
worden, bij een huishouding zoo berooid
als de Indische ?
De minister wijst er thans in zijn toe
lichting op, hoe in 1907 bij een zeer voor
zichtige raming der deels speculatieve
middelen, de inkomsten de gewone
uitgaven met 61% zegge na aange
brachte wijzigingen: met 58V* ton beloven
te overtreffen. Hoewel dan ook meenend,
dat het financieel beeld dat de ingediende
begropting te aanschouwen geeft, in ver
gelijking met dat van vorige jaren en ook
op zichzelf gunstig is te noemen", zoo
wordt er in de memorie van toelichting
toch een, en zeker niet ongemotiveerd,
bezorgde toon aangeslagen. Het zal dan
moeten komen tot heffing van directe
belasting voor inlanders ter Sumatra's
Westkust",?met terzijdestelling van scru
pules omtrent een bijna 75-jarige woord
breuk jegens die inlanders, waardoor hun
gewest tot economischen stilstand gedoemd
werd. En voor de onvergeeflijke fout, in
1906 bijna gepleegd: heffing van hoofdgeld
in Groot-Atjeh, is nu iets anders verzonnen:
heffing van inkomsten- en bedrijfsbelasting
in geheel Atjeh, behalve in de Gajoe-en
Alaslanden. Pap in 1908 zal er een
algemeene inkomstenbelasting komen; mis
schien ook een op de petroleumwinsten.
Maar daartegen zullen vervallen de suiker
belasting, het uitvoerrecht op Delitabak en
het patentrecht.
Bij deze uiteenzetting is rekening ge
houden met de nota's van wijzigingen.
Bij de eerste daarvan wordt voorgesteld
de uitgaven in Nederland te verhoogen met
107.000 gld., wegens uitzending van maga
zijnsvoorraad en werktuigen ten behoeve
van het tegen het einde van dit jaar uit
te zenden pantserschip Tromp" dat met
geschut van de nieuwste samenstelling is
bewapend."
Bij tweede nota wordt voorgesteld tien
onderafdeelingen van de begrooting van
uitgaven in Ned. Indiëte verhoogen en
zes andere te verlagen, waardoor de oor
spronkelijke raming met bijna 10% ton
verhoogd wordt.
De derde nota verhoogt de raming van
middelen in Indiëmet ruim 8üton.
De vierde, pas op 17 September versche
nen, nota verhoogt de raming der middelen
nog eens met 3>4 ton, als opbrengst van de
bereids boven vermelde, dit jaar in te voe
ren inkomsten- en bedrijfsbelasting in Atjeh
en onderhporigheden. Daarentegen worden
,op Java circa 565.000 behoeftigen ontheven
van bedrijfsbelasting, wat een mindere
opbrengst van 3 ton zal geven. Voorts wordt
70.000 gld. aangevraagd voor verbouwing
van de Soerabajasche gevangenis. Op het
eindcijfer der begrooting is dus deze laatste
nota niet van noemenswaardigen invloed.
Zoodat, behoudens nog eventueele andere
wijzigingen door minister of tweede kamer
alsnog aan te brengen, de volgende
berekeningj waarin opgenomen de vier bij afzon
derlijke ontwerpen aangevraagde sommen,
een alleszins juist beeld geeft van het ge
raamde nominale tekort voor 1907:
voor de uitgaven in Nederland 28.328.521
gld. + 107.000 gld. = 28435.521 gld.;
voor de uitgaven in Indië107.759.708 gld.
+(1.804.624 735.408) gld.=138.828.924gld.;
voor de middelen in Nederl. 27.389.063 gld.;
voor de middelen in Indië138.010.803 gld.
-f 854.300 gld. = 138.865.103 gld.
Het geraamde tekort bedraagt dus
1.010.309 gld. Door wijziging blijkt het met
nog geen 3/4 ton toegenomen niettegen
staande de raming der uitgaven met circa
11.% ton is verhoogd.
Voor optimisten schuilt hier een addertje
in het gras doordat nu opeens volkomen
volgens letter en geest der comptabiliteits
wet, doch zeker ook met vermoffeling van
een deel van het w e r k e l ij k e tekort,
tot dusver nooit verrekende arbeid der ge
vangenen in 8 residenties van Java geka
pitaliseerd wordt. Wij bepalen ons
echter tot deze korte opmerking.
Hierbij zie men niet over het hoofd hoe de
groote slokop, het departement van oorlog,
in 1905 twee millioen meer verbruikte dan
waarop bij het opmaken der betrekkelijke
begrooting werd gerekend. De kans op
dergelijke verrassing is ook voor 1906 en
1907 niet buitengesloten.
Daar het onbegonnen werk zou zijn in
een kort bestek al de bizonderheden ook
zelfs maar de belangrijkste van de
begrootingsontwerpen te bespreken, zoo zij
terloops op enkele gewezen als op v e
rb ] ij d e n d e op andere als op ontmoe
digende teekenen des tyds.
Verblijdend is het, dat parlement en
ministers het eindelijk zoover hebben weten
te drijven, dat de Indische régeering, althans
formeel, iets ' erkent- van sociale
ji O o d e n. Zij 't dan J&jk niet c h e e
rf u 11 y dan toch n e"c e fffRr i l y : er wordt
in Indiëgewerkt om iets in die richting tot
stand te brengen, of tenminste om de ergste
obstakels op te ruimen. Principieel
wordt niet meer ontkend, dat het Indische
landskind recht heeft op, en geschikt ge
maakt kan worden voor de betere be
trekkingen bij burgerlijke administratie en
leger. Lang zal het nog wel duren voor er
velen zullen worden toegelaten, de vetste
brokken zullen de inlanders wel niet be
komen en voorloopig zullen zij tevreden
moeten zijn met toelating als b ij c o
ncessie, voor minder loon en nog zeer
ondergeschikt. Doch komaan: de eerste
voorzichtige stappen zullen thans worden
gezet; de tijd zal ook wel komen waarin
de mogelijkheid van stilstaan of terug
krabbelen zal zijn uitgesloten, waarin
zelfs de thans nog bescheiden en tamme
inlanders op hun beurt er de zweep over
zullen leggen.
Zoo lang deze tijd nog niet is aange
broken, zal iedere concessie van de
overmachtigen in dank aanvaard moeten worden.
Wel in de eerste plaats de steun en aan
moediging van het credietwezen voor
den inlander, waarvan deze begrooting blijk
geeft. Wegens de uitbreiding van het aantal
credietbanken op Java van 27 tot 37 en de
oprichting van nieuwe dessa-lpemboengs,
is het daartoe benoodigde tot bijna een half
millioen gulden aangegroeid.
Er worden zij 't dan zeer bescheiden
pogingen voorgesteld om bizonder, aan be
hoorlijke eischen yoldoend onderwijs te
gubsidieeren. De oprichting van door de
bevolking-zelf bekostigde gemeenteschool
tjes zal worden aangemoedigd. De proef met
huisvlijt-onderwijs zal, wel hél goed
koop ! verbeterd worden voortgezet.
% ton wordt besteed voor verbetering van
de 2o klasse-scholen, en 6 ton orn nog in 1907
van deze scholen 186 nieuwe te kunnen
openen, terwijl haar aantal tot 700 zal wor
den uitgebreid. Voor 43.000 gld. worden de
20 1ste klasse-scholen in 1907 uitgebreid.
Voor de oprichting van ambachtseholen is
137.000 gld. uitgetrokken.
Bij landbouw" is bijna % ton uitgetrok
ken ter ontwikkeling van de visscherij.
Ernstig zal men aan die afdeeling de vor
ming van inlandsche veeartsen te hand
nemen.
Bij dit alles waarmee wij niet eens
volledig zijn zal eindelijk ook pp mescantiel
beheer der gouvernementsbedrij ven worden
aangestuurd. Verschillende categoriën van
ambtenaren liefst de reeds best bezol
digden! ondergaan lotsverbeteringen;
ook de Europeesche onderofficieren.
Voor de groote massa des legers laat men
echter den toestand zooals deze sinds jaar
en dag is. Door de losmaking eindelijk van
de werving voor het Indisch leger van het
departement van oorlog in Nederland, vervalt
het beruchte kol. werfdepot te Harderwijk.
Het jongere maar niet minder beruchte, en
door vele militairen gevreesde meesterstuk
van geldverspilling, de koloniale reserve te
Nijmegen, zal nu alleen met de werving in
Nederland belast worden.
Twee afdeelingen verdienen hier nog af
zonderlijke bespreking: marine" en zelf
bestuur."
Zpoals gemeld, is de oorspronkelijke
raming voor marine" met ruim een ton
verhoogd. Aangezien voor deze afdeeling
ruim 1% ton meer was uitgetrokken dan
Nitoldl : Tre.po{ i eit nioü: ...
L'ofticier : tfuotuie d ^^dne
A .t .<
het jaar te voren zal de ganschelijk onbe
duidende scheepsmacht....
De onder marine" resorteerende diensten
ten nutte der algemeene scheepvaart zon
deren wij hier natuurlijk uit.
.... in 1907 ten koste van Indiëweer
ver over het kwart millioen meer ver
slinden dan in 1906, of totaal ruim 87 ton.
Bij de verhooging is slechts 90.000 gld.
als voorloopige raming voor de eindelijke
voldoening aan reeds zooveel jaren door het
afgematte en vaak verziekte marine-perso
neel gevoelde behoeften: een kazerne in
een koel klimaat. Dit is een succes voor
den veelgesmaden matrozenbond, die er nog
wel meer zal bereiken. Want de hooge
marinepieten zitten geducht in het nauw
met de voorziening in volgens hun in
zichten: koloniale behoeften.
De rest der verhooging voor marine-uit
gaven is in hoofdzaak voor het materieel.
Ofschoon deze begrooting weer een angst
vallig streven naar bezuiniging toch
eigenlijk de hoogste wijsheid waartoe men
't in Indiëheeft gebracht! teekent, zoo
worden voor marine" nog veel verhoo
gingen van uitgaven in 't uitzicht gesteld.
En welke verrassingen zal de onlangs inge
stelde commissie nog brengen, die de
marineuitgaven voor Indiëover Nederlandsche en
Indische begroetingen heeft te verdeelen!
Een klein deel van de nog komende
verhoogingen is de bijna IK millioen voor
een droogdok, over welks ligplaats nog
niets is beslist. Het zal wel niet in de
behoeften kunnen voorzien, gezien de
sukkelachtigheid onzer marine; zoodat de elders
te betalen dokgelden niet zullen vervallen.
Tenzij de marine-oomes geen bezwaar zullen
vinden in het nu en dan tot volslagen im
mobiliteit doemen van het auxiliair eskader.
Wij voor ons zouden dat verstandig achten :
het wint kolen en slijtage uit, en.... de
wereld blijft toch precies even snel draaien
als gewoonlijk.
Bij de afdeeling gewestelijk en plaatse
lijk zelfbestuur" blijkt men an bout de
son lat i n, en geen wonder.
Een bij oorspronkelijke begrooting toe
gezegde wijziging behelst het voorstel, zes
gewestelijke raden op te richten, en wel in
Bantam, Rembang, Madioen, Bezoeki,
Banjoemaas en Madura. Deze raden worden
aanbevolen in plaats van bijna 80
afdeelingsraden, die op Java zouden moeten
komen. Overleg met de Indische regeering
heeft geleerd, wat toch reeds vier jaar
geleden als van zelf sprak! dat die raden
het zouden moeten doen zonder materieele
middelen. Ook zouden er geen geschikte
persoonlijke elementen voor te vinden
zijn, doch... dit is maar lak, herinnert
weer sterk aan anti-doema-politiek ; niet
bij den minister maar bij zijn Indische
advizeurs.
Het weer terugkomen op de oorspronkelijke
idee, die in de gegeven omstannigheden
inderdaad de rationeelste was, is
thans niets anders dan
verlegenheidspolitiek, een centraliseer e n van de
decentralisatie-m oeil ij khede n,
waardoor er momentaneel een ietwat minder
pijnlijke constellentie komt. De decen
tralisatie toch is vanaf het begin een
volkomen mislukking gebleken, omdat daar
mee, om ditmaal alleen op het financieele
te letten een bestuurs-instituut werd
gemaakt, dat niet over onontbeerlijke eigen
geldmiddelen kon beschikken, waarvoor in
de meeste gevallen zelfs geen middelen op
de begrootingen kunnen worden afgezonderd.
En onder het tegenwoordige regiem zullen
die middelen, die toch reeds ontzaglijk
zouden moeten zijn om in slechts bescheiden
locule behoeften te voorzien, er wel
nooit kornen.
Tot December 1905 heeft de decentralisatie
van bestuur gediend om een onbeduidend,
doch tot een almachtige familie behoorend
man voor eenige jaren aan een vorstelijk
inkomen te helpen ; een inkomen in geen
de geringste verhouding tot de praestaties of
gevorderde bekwaamheden. Hetzelfde werk
ware gevoegelijk aan een ambtenaar op
150 gulden 's maands over te laten! Met
merkwaardige gemakkelijkheid liet de decen
tralisatie-profeet verleden jaar zijn grootsche
taak aan een ander over, om nog vorste
lijker inkomsten te gaan toucheeren in een
hpoger decoratief ambt. Straks maakt
hij weer plaats voor een anderen
mastkïimmer!
Zoo is de Indische
bestuursdecentralisatie een bestuurlijk schandaal,
waarmee een Erzberger onder zijn
landgenooten overdonderend succes zou behalen.
Wij Hollanders zijn echter aan te veel ge
woon om hierover uit onze slof te
schieten. Daarbij onze oostelijke buren
dragen zelf de geldelijke en andere risico's
voor de koloniale liefhebberijen hunner
oompjes; doch in Nederland is men er nog
vrij gerust op, dat de zachtzinnige" Javaan,
de rijke" Maleier en andere bruine mede
burgers er wel voor zullen opdraaien.
Twee omstandigheden zullen hier ver
andering moeten brengen:
.' Je
lo. de opvolgende ministers van fiinancien
moeten het hoe langer hoe zoo duidelijker
maken, dat door Indisch wanbestuur de
Hollandsche dubbeltjes m gevaar komen;
2o. de bruine medeburgers moeten meer
dan tot dusver gaan letten op buren in het
Noorden ; ook langen tijd haast niet getelde,
schier vergeten volken, doch thans een
waardige plaats innemend in het wereld
concert, of... daarnaar met kracht strevend
en met zienderooge groeiend succes.
R ij s w ij k, 20 Sept. C. VAN DER POL.
De Russische Mocdsjiel
Naar het Duüsch, van EUQEN ZABEL.
Toen de nihilistische beweging zich steeds
verder uitbreidde en van de stad overging
op het platteland, vertelde Iwan Turgenjew,
eenige jaren voor zijn dood, aan zijn Parijsche
vrienden een droom, die hem kort geleden
bij het ontwaken het angstzweet op het
voorhoofd had doen komen. Hij verbeeldde
zich op een mooien zomeroehtend weer in
den tijd zijner kinderjaren en jeugd te zy'n
en te vertoeven op zijn bij Tula gelegen
landgoed, waarheen hij zoo gaarne ging,
wanneer hem de lucht in de Fransche
salons te drukkend werd en hy een onweer
staanbaar verlangen had naar eenvoudige,
natuurlijke menschen. Hij genoot opnieuw
van de oude eiken en zilversparren in zijn
tuin, zag de dorpsjeugd naar de in
Russischen stijl gebouwde school hollen en hoorde
zachte tonen van den wit gepleisterden kerk
toren weerklinken. Op zijn met hop begroeide
veranda vond hij zijn ontbijt, eenvoudig, zoo
als h\j het gewoon was, waarbij slechts da
dampende samovar" hem gezelschap hield.
Hij dacht aan het verleden, dat zijn sporen
overal in huis en hof gedrukt had en voelde
zich in de zelfde stemming, waarin de meeste
van zijn novellen ontstaan waren. Plotseling
zag hij, dat een troepje boeren langzaam zijn
trein naderde, beraadslagend op den weg
bleef stil staan en toen weer verder ging,
den hoed op 't zien van den huisheer reeds
in de verte afnemend. Vriendelijk lachend riep
Turgenjew hem een goeden morgen" toe,
maar de boeren aarzelden verlegen, drongen
opeen en schenen geen woorden te kunnen
vinden voor hetgeen zij zeggen wilden.
Nu, wat is er?" vroeg de dichter, terwijl
hij zijn zachte stem die in tegenspraak
was met zijn hooge, breedgeschouderde ge
stalte geweld moest aandoen om zich
verstaanbaar te maken. Toen trad n der
boeren uit de groep te voorschijn, boog tot
op den grond, alsof hij ootmoedig iets vragen
wilde en zeide verlegen: Vergeef ons vadertje,
dat wij je storen. Maar wij zijn gekomen, om
je op te hangen l Het is ons opgedragen.
Vergeef ons, maar we moeten je hangen!"
Wat bij den dichter, toen hij dezen droom
doorleefde, uit het diepst van zijn ziel op
kwam, was niet slechts de gedachte aan het
einde aller dingen.
Hij was in de jaren, waarin men er zich
langzamerhand op voorbereidt, afscheid van
het leven te nemen; ook werd hij door de
ziekte van alle oude jagers, de jicht, pijnlijk
gekweld en kort daarna door een vreeselyk
lijden n.l. een beeneter aan de wervelkolom,
waaraan hij later zou sterven, beroofd van
iedere vrije lichaamsbeweging en aan het
bed gekluisterd.
Het was echter niet alleen zijn persoonlijke
toestand, die hem neerdrukte, maar ook het
bewustzijn, dat de groote massa van zijn voik
langzamerhand door een gisting werd aange
grepen, waarvan de gevolgen niet te o verzien
waren, doch een belangrijke rol zouden spelen
in de ontwikkeling van Rusland. Als geen
ander kende Turgenjew den Russischen boer
met al de goede en slechte eigenschappen,
die hij hem steeds samengaan. Dag en nacht
had hij met het geweer op schouder en den
hond aan zijn zijde door bosschen, velden en
steppen gezworven, om alles wat er in de na
tuur en het volk omging, op zich in te laten
werken. In zijn schetsen Uit het dagboek van
een jager" had hij het ijdele en nuttelooze
bestaan der plattelandsbevolking, dier men
schen, die als grashalmen komen en gaan, tot
in de kleinste bijzonderheden met zeldzame
duidelijkheid geschilderd. Hij had begrepen
dat de lijfeigenschap als een vloek op het
volk drukte en beschouwde haar als een
vijand, met wien hij niet dezelfde lucht wilde
inademen en dien hij niet naast zich kon
dulden. In dit begrip vereenigde zich alles,
waartegen hij, volgens zijn eigen verzekering
tot het einde zijner dagen zou strijden en
waarmede hij zich nooit zou verzoenen. Dit
was zijn Hannibal-eed! Alexander II heeft
uitdrukkelijk gezegd, dat hij in zijn voor
nemen, om de lijfeigenschap op te heffen,
gesterkt is door Turgenjew's schilderingen.
Twintig jaar waren er sedert de hervor
mingen van den Czar-bevrijder" verloopen
en reeds meende de dichter op te merken,
dat het doen en laten der boeren, in wie het
gevoel van menschen waarde was opgewekt,