Historisch Archief 1877-1940
No. 1527
A >i STERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
met tt«iere macht, ei rj g?ng om nooit
meer tot KM» Giaf 1611% ie kt»ren?vér;
dfteen, téeü' in de wi;d« wereld met haar
bJauw,-grcen"<6 oogen, ta«r lyktn io«-den mond,
haar'eeuwi? hongerend ban".
Niels Graff reist wder, allén ea verlaten.
Te Florence ligt een telegiam voor hem:
AgrtëB is dood', 't IB Allerïieletdag en Eiels
Grtff gaat naar een kerk en bidt.
Maar ióg is de teelden»}) »iet teneinde.
Niels Giaff is weer thuis «n in een visioen
ziet; hjj drti uHerStendtrgfn Agnesen kleinen
Erik en sterft met een gebed om vergeving
op de lijipen ...
In dorre opsomming gaf ik hier den inbond
aan van n der merkwaardigste boekjes uit
de Noorsche litèraiuur. De Uttmle Dog is
bet eeiste \ferk van'tJohaïfrjés Jörgeï«eh 'na
zijn overgang .tot de katholieke keik, en
mag veilig beschouwd woiden als de levens
geschiedenis van deztn Deenschen literator
zelf. In dit wtrk wilde Jörgensen, zooals
M. A. P. C. Potlbekke vroeger reeds hetfc
opgemerkt, ons n voorbeeld geven uit
vele, ons in een machtig aangrijpende schil
dering, waarin hij een ruina gebiuik maakt
van al de kleuren op zy'n r.alet, laten zien,
waarin vel dat hooggeroemde, moderne leven
toelaat, waarheen het voert, met al de con
sequenties, die w$j in et n nu opgegroeid
geelsctit reeds zien, of van n wéldra vol
waren generatie tg w aChtt-n hebben".
Nu zullen velen deze gewijzigde
levensbeschouwing van den echryver niet deelen,
zullen nisechien zelfs spotten met z\jn over
gang van het ongeloof naar een leven in en
door de Openbaring, als niet-oppervlakkige
lezers echter zullen zij b\j het lezen dezer
léveBsgetcbiedénis to»-h eerbied gevoelen voor
den ernst tn déWaarachtigheid van den
bekeerlin/, en vooral bewondering voor de
groote kunst, waarmede Jörgensen, wat hem
op 's harten grond lei, heeft uitgezegd.
De, L'itertte JJig is n boekje «an diepen
levensernst tn groote kunst tevens. Hoe
kleurrijk en leverdig fchildert hij niet de
etad, «aar de niecschen yverig waren als
immer.
De rook der fabrieken lag als een zware
vnile deken over hen; en als de nacht viel,
ontstond er in den revel een groote ver
lichting van de honderde markten n pleinen.
van de duuende strfcten en stegen. Het was
als de doorliclite stoom uit een ketel boven
het vuur, of als de glans biven een kratsr,
waarin de lava bobbelt, of als de glot d van
het brandende Sodoma, of als licht uit de
opene poort der hel. Het was een avoni
daar in Sudoma.
Het was den grheekn dag donkerig
ge?weeBt in de-nauwestiaten en van den vroegen
morgen af had er gaslicht gebrand in de
lange winkels, welke diep in de huizen lie
pen -als holen onder de aarde pracht vol
v verlicht, gevu'd met alle schatten der wereld.
Over de asfaltstraten en de ruwe tegels der
etraat&toepen stroomden de rneuschtn een
eindelooze vloed in het krijtwitte licht der
ejectructie lamien. En alle gezichten waren
gebleekt van SodonWs lucht als linnen,
dat gebleekt wordt met chloor en uit elk
gezicht staalden twee oogen en achter eik
oogenpaar brandde een zie).
Wie dien avond door de straten in Scdoma
girg, zag arbeiders k om ui uit de groote
fabrieken, wsarvan de stoomflu'iten gillend
door de duisteinis vrjfheid -verkondigden.
Schaar r.» tcbaar kwamen er uit, zware
sterke kerels, wi«r geloof was in zich relf,
wier hoop «aagroöter loon, wier liefde was tot
mime en geringe lust.
Ze gingen daar en hun witte oogen, die
schitterden in de groezelige gezichten, volgden
hatend «n hoonend de fijne dames, de fat t e
h eer en. De zwarte arbt iderstcharen trokken
trots heen over het asfalt, wat ze zelf hadden
gelegd, voorl-ij de huw n, die*e zelf hadden
gebouwd, voorbij de winkels, die ze zelf hadden
gevuld met kostbare waren.
De heertjes in helder linnen en
fijnekleeren kwamen van de kantoren, waar zij degenen
hadden opgelicht, in wier dienst zij stonden,
en gestolen van de kassen, welke ze zouden
bewaken. En op een afgesproken hoek troflen
zij slanke, ingeregen dames, wier gezichten
DE BROMTO L
(Een htrnelphantütie)
docr B. DE HOOG.
I.
In den giond van zijn hart was hij geen
kwaaie vent ; wat b\j kwaad was, was hij
tegen zichzt Iven. Bierljes drinken, meit-jes
«ankyken en plagen, dat waren zijn grooiste
zonden. Ja, en dan ook zijn kleermaker laten
WBchten op betaling, en zijn schoenmaker,
«n geld leenen van zijn vrinden, en zijn
hospita tot wanhoop brengen, door altijd
maar weer de verschuldigde kamerhuur uit
te stellen, 't Goeie menrch kwam soms drie
maal op een dag naar boven en klaagde dan
«teen en been o^er den slager, den hakker,
den kruidenier, den melkboer en over ieder,
die haar in de gedachten kwam en tot eenige
leverantie in staat geacht kon worden. Ze
bracht 't eens zoover, om hem te veitellen,
dat ze 't postkantoor niet meer voorbij durfde,
omdat ze nog altijd die vijf postzegels niet
betaald had, die ze 'n paar weken geleden
daar gekocht had zonder ze te belalen. Ze
bad toen ge:egd, dat zij ze den anderen dag
wel zou komen betaien, maar daar was nooit
iets van gekomen, doodeenvoudig omdat ze
't niet had, omdat meneer boven" haar niet
betaalde. Za wist geen hemelschen raad en
etond handenwringend en
net-doend-of-zyjschreide in zyn kamer voor de tafel, terwijl
hij in 'n gemakkelijktn stoel voor 't raam
zat met 'n flefchje bier vcor zich.
Toen had hij haar geantwoord, d&.th\jzelf
dan wel eens caar den postdirecteur gaan
zou die was toch nog 'n vroegere studie
vrind vaa 'm en dun zou hij dien meteen
'n paar honderd pop" te ften vragen en
daarvan de juffrouw betalen.
Och menfih, der is immers geen kwaad
by ! Als ik er 'n jaar uren voor nemen wou,
dan kwam ik met 'n halve ton thuis. Waar
maak je je bang voor ?
'k Wou, dat u 't dan maar deed. Ik zie
geen kans nog voor 'n kwartje los te krijgen.
De menschen vragen geld; en als ik dat dan
toch niet heb ... ?!
Geld! geld! Wat is geld?
wtt waren achter donkere sluiers onder de
schaduw van groote hoeden met groote
?yrtwiende veer. Ea de lucht om die vrouwen
riekte stwk en miersig als v?n giftige lelies.
Daar gingen ook eenige kunstenaars
tusschen e menigte matmen, wier harten
beter geluk benden en reinere vreugd dan de
anderen. En toch werden Ook zij meege
sleept om te gijn als de menigte'?om te
ledigen Oen beker van bedwelming,
toegereikt door een mollige en vieze hand om
?tévergotdfen fcet leven, dat niet.t* vergoeden
is, en langzaam te sterven den dood van
wellust op een bed van gekneusde bloemen.
Zoo begeerden allen in Sodoma van de
zelfde zonde ver'adigd en van hetzelfde
valsche licht vervuld te worden dat licht,
wat ver/Atvefde Sodoma'* vochtig asfalt dien
avond in November, dien avond na een dag
va'n nevel en duisternis in de doodenmaand
Novembi r."
Het geluk om de geboorte van den kleinen
Erik komt Niels Grafl' ah!u* voor den geest:
Over witten vloer viel het daglicht als
sneeuw op blii kende, witte dingen witte
bedden, lakens, kussens en op zijne vrouw,
witgekleed in het witte bed, rustig tlapende
in het witte winterdaglicht en bij haar
btd een witte wieg en een klein, slapend
gezicht er-in. Het was geheel stil in't huis,
zóó stil, dat hij het getiktak der klok twee
kamers vérder hoorde.
En bij stond lang gebogen over zyne vrouw
en ijjn kind en er zwelde. een eindeloos ge
luk in zijn hart, als hij de kaïaer uitsloop
om haastig te onlbyten aan de tafel, waarop
vandaag maar was gedekt voor n persoon"...
Merkwatudig is ook wat Jörgensen, zelf
dagbradschrijver en oprichter van het week
blad KaVibliken (de Katholiek) zegt van de
pers.
Het leiVen van een dagbladsehryver is
misschien het meest troostelooze van alles,
warit het versplintert de kraeht van 'n man
op honderd dingen, welke zonder innige ver
binding z\jn, en wu'st zijne krachten vandaag
dezen arbeid en morgen een geheel anderen.
De 'samenleving der middeneeuwen werd ge
leid door menschen, die lang en grondig n
enkel ding hadden overdacht en die heel huu
leven er aan wijdden om dieper en dieper
door te dringen in de groote feiten van
Goda wil.
Maar de verstandelijke leider en heer van
Oi en tijd is de journalist, de blad-man, een
menscb, die maar zeMen kennis heeft en bijna
nimmer het on lerwerp heeft overdacht, waar
over hij zich al uiten, waarmee hij van aan
gezicht tot aangezicht staat en waarover hij
in een half uur een meening zal hebben.
En die mecsch hioft de drnkfers tot zijne
beschikking en zijn woord woidt door
millicenen veel blinder en meer onbeduimeld
aangenomen dan dat van den priester welker
kerk ook. En heeft die schrijver vandaag
deze meening en verandert hij ze morgen,
omdat bij .nu eens een van zijne vrienden
wil ergeren of behagen aan de tegenpartij
of eeoe scaoone vrouw het hof maken
zoo veran leren de millioenen hun meening
met hem en volgen hem, de windroos aller
aanschouwingen rond.
N ielsGraö'werd da-i bladschrijver. Hij leerde,
dat het zelden aanging te zegden, wat waar
wa°. Het gold de partij te verdedigen, hare
mannen en hare meenicgen, en alles te ver
klaren voor kortzichtigheid, verdomming en
bekrompenheid wat den gedachten gang der
party dwa sboomde.
Maar voor alles gold het een goed" ar
tikel te schrijven.
En het goede artikel was nimmer het
waarachtige, het nauwkeurige het
weikelijkheid-getrouvre, maar 't was dat artikel,
wat het publiek ving. de zinnen greep, lezers
voortbracht, koopers, inteekenaars. Want het
gold het publiek ter wille te zijn deze
moderne parodie op het volk, waarvan ge
zegd is>, dat zijn stem gelijk isaan die van God."
Meer zal ik niet aanhalen, wyl het boekje
doorloopend getuigt van tiet groote plastische
vermogen, de wondere zeggingskracht en het
innige kunstenaarsgevoel van den schrijver.
De Hollandsche vertaling is klankvol en de
eigenaardige bekoorlijkheid, die overal J
rgenaen's werken ligt, ia oak in Dt UiUrtte,
Dag niet verloren gegaan.
Ja, wat dat nou is, komt er minier op
an. Maar ik kan zonder geld niks koopen.
Och mensch, je neemt de dingen veel
te zwaar op. Zeg maar aan de lui, dat ik
over drie maanden 'n betrekking krijg aan
't Ministerie, en dat ik dan net zoovet! geld
veidien als ik maar wil, en dat dan ook alles
in orde komt.
En dan schulde de juffrouw haar hoofd
en verdween uit xle kamer met de verzuch
ting: Ja, dat einoesje heb 'k al zoo dikwijls
gehoord, maar der komt niks van ; en toen
ik 't van de week tegen den melkboer zei,
zeid-ie: Verrek met je ministerie; ik mot
centen hebben.
2e raakte bekend in de buurt en ze dorst
'r hoofd niet meer buiten de deur te steken;
alle menschen keken 'r an. Ja, voor meneer"
was 't niks». Die ging maar uit en sliep maar
lang, en als er 'n rekeniug voor 'na kwam,
kon zy 't spit afby'ten. Ze keerde op de trap
terug en kwain weer binnen.
Kan u dan niet eens aan uw vader
schryven ?
Vader! vader! Wat mot m'n vader
daar aan doen ?
Nou ja, of aan uw moeder.
MoeJer l moeder l IK ben toch geen kin^!
A7ou ja, maar 'n ouwerdoet toch l wat
ie kan voor zijn kind.
O, dus ik ben 'n kind ! Ja, ik zal me
daar blootstellen aan allerlei verwijten,
waarvoor niet de minste reden bestaat! la
't mijn schuld, dat Van Borgen me mks meer
leenen wil? Is 't mijn scnuld, dat mijn vader
zich arm houdt ? Hij weet drommels goed,
dat mijn kleeren en mijn schoenen slijten!
Gisteren kwam ik Buitendijk nog tegen, en
ik meende hem aan te spreken; maar hij
deed net alsof hij me niet zag en ging onder
de boomen loopen. Is dat soms ook mijn
schuld? Welzeker, alles is <nijn schuld. Dat
't regent is ook mijn schuld. Waarom niet?
Als 't eene my'n schuld ij, zal 't andere ook
myn schuld wel wezen. Je redeneert net als
mijn vader; dien kan ik ook met geen
mogelykheid iets an z'n verstand brengen. VVat
hebben jullie toch voor hersens?
Ncu ja, maar 't is nou al vier maanden.
Vier maanden ? Wat wil dat zeggen? Is
dat ook al mijn schuld'.' Welzeker, nou
moeten jullie nog van me verlangen, dat ik
den tijd stil zet. Och, och, wat 'n verstand!
Waarom gaat u dan niet werken ?
De katholieke literatuur, ik weet bet uit
ervaring, vindt o:er het algemeen weinig
aftrek bij andersdenkenden, deete omdat dezen
in hunne kringen er weinig of nooit van
hooren, deels echter ook uit dwaas vooroor
deel of antipathie. Wat zou er uit Nazaretb.
goeds kunnen komen! zeggen ze dan met
een heel geleerd gezicht, en achten dit vol
doende beweegreden, om niet verder rond
te zien dan precies het betrekkelyk heel-enge
kringetje, waarin ze zelf draaien, in stee van
te grypen naar en te genreten van iedere
schoonheid, waar deze zich ook aan hen
voordoet. Brekend echter met deze mis
plaatste zelfgenoegzaamheid voortspi uiten i
niet zelden uit grove onkunde zal zelfs
de van Jörgensen's levensbeschouwing
verststaacde, oogenblikken van hoog kunstgenot
beleven bij de aanlachtige lezing van De
Uiterste Dag.
Hil?., 17-8-'C6. HENRI H. VAN CALKEB.
Nos: is
met raten!
De Vtaamsche Strijd bevat o. m. het
volgende over de ontvangst van de
Congresleden ten paleizëvan Koning Loopold.
Het bestuur der regelingscotnmisjie neet
de voorzitters der onderscheidene afdeelingen
werd büden Koning in gehoor ontvangen.
Daar was alles Frantch. Opmerkelijk mag het
heeten dat de Koning bijna uitsluitend over
zaken sprak, die met het Congres en nog
veel minder met onze taal ieis te maken
hadden.
Bij deze gelegenheid w er l door een Vlaamsch
blad herinnerd dat, toen in 1874 eene afvaar
diging van het destijds te Antwerpen gehou
den congres aldaar ook door den Koning in
zyn pi!e's op de Meir werd ontvangen en
ook alles in het Fransen geschiedde, dit
feit op hot Congres tot heftig protest aan
leiding gaf.
Oser de ontvangst schrijft De Vlitamsche
Gazet in haar nummer van 29 Augustus j. l. :
De Noord Nederlar/lsche leden waren heel
en al opgetogen o /er die gulhartige ontvangst
en noemden onzen koning een heel kranig
Vorst die tot eere aan zij a land strekt."
In hoeverre dit juist is kunnen wij niet
beoordeelen, tnair wel weten wij, dat er
menschen zijn, die al heel spoedig in
opgetogenheid geraken.
Geheel anders ware het geweest, zoo PJ in s
Albert op eene vergadering van het Congres
van zijne belangstelling in het Congres en in
onze taal had laten blijken, zooals Koningin
Wilhelmina vóór twee jaren in Deventer.
Natuurlijk had men er be'-ioeven voor te,
zorjien dat die vergadering niet als te Deventer
in eene dwaze zangparty on'airdde."
In de Nederlandsche bladen hebben wij
over deze ontvangst in het Fransoh, der
vertegenwoordigers van een Nederlandsch
taal- en letterkundig Cónéres, door een
Koning dio over vier niillioen Vlamen
regeert, weinig gelezen.
Het moet inderdaad voor den heer Heuff
alias Iluf van Buren een pijnlijk
oogenblik zijn geweest, als afgevaardigde
der Rederlandsche Recjeèrihrj bij zulk een
gelegenheid in het Fransch te worden toe
gesproken; immers het 'had er allen schijn
van alsof de Belgische ajësteit hem wilde
opdragen aan de Nfijèrlandsohe Rögeering
mee te deeleri, dat hij, jöopold, om het nu
maar eens wat schilderachtig uit te druk
ken, het Nederlandsch aan zijn laars lapt.
Het is ons geheel onbekend op welke
fijne, of minder fijne wijs, de Nederlandsche
Regeeringscommissaris deze on beleefdheid
van den vorst beantwoord heeft; ook of
andere Nederlandsche of Vlaamsche aan
wezigen, Congres-autoriteiten, Leopold heb
ben doen gevoelen, dat zulk eene op zijn
zachtst gezegd voor-den-mal-houderij in fei
len strijd verkeerde met den eerbied, dien
Z. M. voor de taal eerier naburige natie,
welke die der groote meerderheid van zijn
eigen volk is, aan den dag behoorde te
legden ; en al evenmin weten wij of deze
ergerlijke houding van den Belgischen
Koning, tot een wisseling van nota's heeft
geleid, waarbij de XederlandschüHegeering
er op aandringt, dat de Belgische vorsten
Werken ! werken ! Wat werken ? Zeker
op 'n kantoor gaan zitten tuaschen allerlei
plebejers. Of voor 'n krant gaan schrijven,
voor 'n arme tien gulden de kolom ? Neen,
dankje vrindelijk ; daar ben ik, goddank, nog
niet stom genoeg voor. Werken! 'jj Geloof't
jullie in je hoof l mankeert.
Ja meneer, maar ik moet toch m'n
geld hebben.
Krijg je dat dan niet?
Ja, maar wanneer?
Wanneer l w inneer l Van midtlag, mor
gen, overmorgen, komende jaar. Weet ik 't?
Ik. doe er toch mijn best voor. Kan ik 't
helpen, dat ?e rne allem.ial even ploertig
behandelen ? Och mensch, als 't aan mij
lag, dan maakte ik je rijk.
De juffioiiw stond verlegen ; ze wist niet
meer wat ze zet'gen moest. Ze zou er dan
maar weer het beste van hopen, en met die
gedach'e ging ze .Ie trap af.
Ken half uur later kwam meneer van
boven" naar beneden, om uit te gaan. Hij
klopte aan de kamerdeur van de juü'rouw,
en vroe^ hoe 't mee Ktesje was.
Kooi u even binnen, meneer; hij is net
wakke'.
Dag Keeeje.' Hoe gaat 't er mee?
Dag meneer. Heb u de tol al?
Nog vergeten ! Hoe is 't mogelijk! Maar
ik zal 'm van middag mee brengen.
Krijg ik 'm dan?
Welzeker.En watzegtdedokter.juffrouw?
? O, passen voor tocht.
't Is zonde van den jonden; 't is zoo'n
lief venije. Maar hij zal nu wel spoedig beter
wezen. Is 't niet waar, Kees ?
Ja meneer.
Kn altijd maar braaf blijven, hoor jon
gen ! Altijd maar goed leeren, als je weer
beter ben ; dan wordt je ook eenmaal net
zoo geleerd als ik, en dan kan je ook veel
geld verditnen.
De jultrouw keek naar hem.
Nou, da j Kees. Ik zal den tol mee bren
gen, hoor. Dag jull'rouiv, tot van middag.
Meneer van boven" gin,; de deur uit, om
te traciten 'n lol luacïitig te worden voor
Keetje, omdat hij veel van dt n jongen hield,
en Keepje was blijde in't vooruitzicht straks
'n tol te bezitten.
Zou t 'n mooie tol wezsn, moe?
Ja kind, dat denk ik wek
Zeg moe, houd u ook veel van meneer?
in den vervolge zich mogen onthouden van
NederianiLche Regeeringsconiraissarijsen bij
Nederlandsche taal- en letterkundige con
gressen in de verleiding te brengen de eer
van hun land n hun taal te redden, door
een lompheid met een woord van fierheid
in het Nederlandsch ie betalen. ?
In elk geval zal het wenschelijk zijn,
dunkt ons, er voor te zorgen, dat, als
Leopold zijn Vlaamsch sprekend deel der
Belgische natie gelieft te grieven, geen offi
cieel NeJerlandsch afgevaardigde daarbij,
tot verscherping van het bittere dier daad,
aanwezig zal zijn.
Dit kan geschieden, door vóór de
uitnoodiging aan te nemen, zich van 's Konings
voornemen te vergewissen.
Dat do getuigenis van de Vlaamsche
Gazet, aangaande het oordeel der
Noord-Nederlandsche leden omtrent den Koning en
diens ontvangst, juist zoude zijn mogen
wij niet aannemen. Over de soort van kra
nigheid", en de eere" die deze kranigheid
aan Belgiëgeefr, zullen wij nu maar
niet spreken doch dat de Noord-Neder
landers opgetogen zouden zijn geweest over
een gulhartige'' ontvangst, die zich ken
merkte door de behandeling van het Con
gres, dat zij vertegenwoordigden, als de
onbeduidenste zaak ter wereld neen,
dit is onmogelijk.
Intusschen hier valt nog iets meer dan
die ontvangst te betreuren. De houding van
het Congres zelf ? vooral voor zoover dit
door Vlamen was bezocht. De herinnering
hierboven aan 1874 is leerrijk.
Hoe menigmaal hebben wij reeds betoogd,
dat verslapping van het rechtsgevoel der
Vlamen de Waalsche minderheid zóó krach
tig maakt,
Ziet men nu dat zelfs bij de kern der
Vlamen sedert 1874 dat rechtsgevoel nog
van haar veerkracht heeft verloren, inplaats
van gewonnen ---- wat mag men dan nog
hópön van de toekomst ?
Kent de heel kranige" Leopold zijn
Pappeuhfimers misschien te goej,en was zijndaad
eenvoudig een poging om eens te laten zien
hoe bij de Vlamingen steeds- meer de
kracht er uitgaat . . . ?
Wie weet !
NIEUWE UITGAVEN.
Dr. EKICII BISCHOFF, De Koran. Met vele af b.
Amsterdam, Craft & Co,
liaafje en Witkop. Twee zeemanszoons, door
Jon. H. BEEN, mi-t 8 illustraties vaa J. B.
HETJKELOM, 2e druk. Amsterdam, S. L. van Looy.
Vervolgingen en. niet-vervolgingen in de
Erfgooierpq'iaRstie, door het hoofdbes-tuur der
gerechtigden tot de Geineene Heiden en Wei
den van Gooiland. Amsterdam, Van Holkema
& Warendurf.
De Imitatie van Thomas d, Kempis, door dr.
Is. VAN DIJK Baarn, Hollandia drukkerij.
Cn. WAG.VER. Nair Ameriki, door L. DB
JAGKR MEHZKXHHOEK VAN BEVERWIJK. Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
ELLEN KEY, Levenslijren, u't het Zweedsch
vertaald door ANXIE VERSCHOOR. Geautori
seerde uitgave. Amsterdam, Ern. Quérido.
A'amktersclietseri vanve maarde Nederlandtre,
verzameld onder toenicht van S. A. NABËR.
Haarlem, H D. Tjeeak Willink & Zoon.
MABCKI.LUS E.MANTS*, Loki, dramatisch ge
dicht in vier zang»n. Amsterdam. Van Hol
kema & VVarendo f.
Kinderen der n 'tuur, door PETER ROSEOOER,
bewerkt iloor dr. J. HEKDKIISCIIÉB. Amsterdam,
Van Ilolkema & Wa-endorf.
(Zie vervolg pag. 10.)
iMHIInlIllllltMInillllllmlIMIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIItMItllltlllltMtlllminiHIl'
40 eenti per regel.
?iiiiiiiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiifiiiuiiimiiWi^
cht Victoriawate
OBERLAHNSTEI
cht Victoriawatei
OftEHLAHNS-TEIW.
De moeder keerde zich om, en zei: Ja, kind.
Is meneer rijk, moe?
'k Weet niet, kind.
Ik houd evenveel van meneer, als van de
juffrouw van de Zondagsschool. TJ ook, moe?
Ja, kind.
Z^g, moe, de juffrouw zegt, dat alle
brave menechen naar den hemel gaan. Gaat
u er dan ook naar toe ?
Ja, kind..
En meneer ook ?
??Ik hoop 't.
Maar de juffrouw zegt: slechte menschen
niet. Geen jongens die jokken of stout zijn;
geen dronke mannen en andere slechte
menEchen. Dat is wel goei ook, nietwaar moe?
Ja, maar nu moet Keesje weer gaan
slapen. Dat heeft de dokter gezegd. Vandaag
bizonder voorzichtig wezen; 't is de ne
gende dag.
Ja, maar als de tol dan komt !
Dan zal moe je roepen. Dag vent. Slaap
wel.
Dag moe. Echt roepen, hoor.
Ja, dag jongen ; nu zoet slapen, hoor.
Met anast bad de moeder haar kind gade
geslagen. Ze wist hoe de laat.-te dagen de
koorts telkens iets vioeger gekomen was, en
ze had in zijn oogen weer die wondere flik
kering gezien, die als levenslust scheen te
kampen met afgematheid. Rust en veel slapen,
had de dokter gezegd, kunnen misschien het
kind nog redden, maar als de aanvallen van
koorts nog heviger werden, kon 't plotseling
afgeloopen zijn.
II.
Er was veel belangstelling en nieuwsgie
righeid in de buurt, toen het bekend werd,
dat er twee in een huis dien nacht gestorven
waren. Bij de weduwe, die van 'n klein
pensioenlje rondsclïarrelde, en door het verhuren
van 'n kamer beproefde iets minder arm te
leven, bleven de gordijnen des morgens gezakt.
's Nachts, tegen half drie was er'n rijtuig de
straat ingereden, dat voor de deur der weduwe
stil hield. Een oogenblik later 'n tweede
rijtuig, uit het laatste waren twee heeren
gesprongen, die stil pratend de nummers der
huizen hadden bekeken, toen fluisterend iets
zeiden tegen den koetsier van het eerste
rijtuig, en daarna bijna schuchter bij de
juffrouw, die 'n kamer verhuur Ie, hadden
aangescheld.
NEDERL.INDUSTRiE
VGEDEPÖNÈERü/
IEDER STÏKMTKRiMPT
WORDT TERUGtSEflOMEH
ADR.
enAU BON MARCHÉ, Amst. Mag. HEI
ANKER, Den Haag. G. J. v d. BURG H,
Leiden. A. BASTIAANSE en SA CHS&Co ,
Utrecht. ED W. TROEeaS. DELIEtfE,
Arnhem. W. A. VA ff- HOUTK, Zwolle
G»d«pone«ril
Filialen : SPUI 25, V A V WOUSTRAAT ft.
Depots: v. Baerlestraat 38, Joh.
Verhulgtstraat 105, 1ste Gonst. Iluygensstraat |9±,
1ste Helmersstrait 201, Nassaukade 301', de
Clercqstraat 8, Marnixstraat 2*7, Haarlemmer
dijk 20, Plantage Kerklaan 15, Von Zesenstraat
29, Jivastraat 5, Camperstraat 20,
Weesperzijde 74, Watergraafsmeer; Breedeweg 1.
l Hoofddepöt te AMSTERDAM: KalverstraatlS
K. F. DEUSCHLE-BENGER. j
BOUWT t, NUNSPEiT
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
De juffrouw was opgebleven, om te waken
bij haar zieke kind; omdat de dokter htt
ergste vreesde. Zij,'denkende, dat de dokter
daar nog was, hal schielijk: open gedaan, en
twee heeren binnen gelaten, die vroegen of
meneer Die en die" daar woonde, en of zij
'n zoontje had, die Keesje heette en ziek *a*.
De modder, diep bedroefd o?er haar kind,
en nu in de meerling, dat andere
doktorenkwamen, om haar kind te genezen, itet ds
heeren in de kamer, waar Kee?je lag.
De kleine jongen, met zijn van koorts
vunrroode wangen en schitterende oogen, werd
wakker toen zij binnentraden.
Een der heeren haalde 'n tol uit zijn zak,
een groote, mooi gekleurde bromtol; en niet
bemerkende, hoe ernstig de toesiand van het
kind was, zei hij, dat dit de tol was, die
meneer van boven" hem had beloofd.
Maar Keefjöhad geen lust, om veel acht
op den tol te geven, en legde hem neer op
zijn bedje ; zonder iets te antwoorden.
JNn vingen de heeren aan zacht te spreken
over meneer". De juffrouw moest
niet'schrikken, maar meneer" was 'n ongeluk. over
komen. Hoe zich de zaak had toegedragen
wisten ze ook niet geheel en al, maar na'a
heftige woordenwisseling met een van huti
keryhissen, was hij neergevallen op den grond.
Ze hadden hem op Je canapégedragen en
zijn hoofd en polsen nat gemaakt; maaf|eer
er 'n do'iter bij kwam, was hij overleden.
De geschiedenis van den tol had hij hen
in den vooravond verteld en dezen op de
piano neergelegd. Za halden den tol nu mee
genomen, ooi zekerheid te hebben aan het
»oede adres te zijn. Het lijk van meneer''
hadden ze in, 'n rijtuig gedragen, en zonden
't nu met behulp van den koetsier jjaar
boven brengen en op zijn bed leggen.
Toen de ontsteltenis over dit voorval
eenigszins bedaard was, gaf d<' juffrouw dfii
heeren 'n kandelaar, om eerst de kamer
bo.-en te gaan zien, en dan verder naar goed
vinden te handelen. Zij ztlf kou haar kind
niet alleen laten.
De heeren deden wat zij in deze omstandig
heden doen moesten en reden, na hieraan
verslag aan de juffrouw gedaan te hebben,
's Morgens half zeven stieif Keef-je.
(Slot tolgtj.