De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 30 september pagina 3

30 september 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1527 A >i STERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. met tt«iere macht, ei rj g?ng om nooit meer tot KM» Giaf 1611% ie kt»ren?vér; dfteen, téeü' in de wi;d« wereld met haar bJauw,-grcen"<6 oogen, ta«r lyktn io«-den mond, haar'eeuwi? hongerend ban". Niels Graff reist wder, allén ea verlaten. Te Florence ligt een telegiam voor hem: AgrtëB is dood', 't IB Allerïieletdag en Eiels Grtff gaat naar een kerk en bidt. Maar ióg is de teelden»}) »iet teneinde. Niels Giaff is weer thuis «n in een visioen ziet; hjj drti uHerStendtrgfn Agnesen kleinen Erik en sterft met een gebed om vergeving op de lijipen ... In dorre opsomming gaf ik hier den inbond aan van n der merkwaardigste boekjes uit de Noorsche litèraiuur. De Uttmle Dog is bet eeiste \ferk van'tJohaïfrjés Jörgeï«eh 'na zijn overgang .tot de katholieke keik, en mag veilig beschouwd woiden als de levens geschiedenis van deztn Deenschen literator zelf. In dit wtrk wilde Jörgensen, zooals M. A. P. C. Potlbekke vroeger reeds hetfc opgemerkt, ons n voorbeeld geven uit vele, ons in een machtig aangrijpende schil dering, waarin hij een ruina gebiuik maakt van al de kleuren op zy'n r.alet, laten zien, waarin vel dat hooggeroemde, moderne leven toelaat, waarheen het voert, met al de con sequenties, die w$j in et n nu opgegroeid geelsctit reeds zien, of van n wéldra vol waren generatie tg w aChtt-n hebben". Nu zullen velen deze gewijzigde levensbeschouwing van den echryver niet deelen, zullen nisechien zelfs spotten met z\jn over gang van het ongeloof naar een leven in en door de Openbaring, als niet-oppervlakkige lezers echter zullen zij b\j het lezen dezer léveBsgetcbiedénis to»-h eerbied gevoelen voor den ernst tn déWaarachtigheid van den bekeerlin/, en vooral bewondering voor de groote kunst, waarmede Jörgensen, wat hem op 's harten grond lei, heeft uitgezegd. De, L'itertte JJig is n boekje «an diepen levensernst tn groote kunst tevens. Hoe kleurrijk en leverdig fchildert hij niet de etad, «aar de niecschen yverig waren als immer. De rook der fabrieken lag als een zware vnile deken over hen; en als de nacht viel, ontstond er in den revel een groote ver lichting van de honderde markten n pleinen. van de duuende strfcten en stegen. Het was als de doorliclite stoom uit een ketel boven het vuur, of als de glans biven een kratsr, waarin de lava bobbelt, of als de glot d van het brandende Sodoma, of als licht uit de opene poort der hel. Het was een avoni daar in Sudoma. Het was den grheekn dag donkerig ge?weeBt in de-nauwestiaten en van den vroegen morgen af had er gaslicht gebrand in de lange winkels, welke diep in de huizen lie pen -als holen onder de aarde pracht vol v verlicht, gevu'd met alle schatten der wereld. Over de asfaltstraten en de ruwe tegels der etraat&toepen stroomden de rneuschtn een eindelooze vloed in het krijtwitte licht der ejectructie lamien. En alle gezichten waren gebleekt van SodonWs lucht als linnen, dat gebleekt wordt met chloor en uit elk gezicht staalden twee oogen en achter eik oogenpaar brandde een zie). Wie dien avond door de straten in Scdoma girg, zag arbeiders k om ui uit de groote fabrieken, wsarvan de stoomflu'iten gillend door de duisteinis vrjfheid -verkondigden. Schaar r.» tcbaar kwamen er uit, zware sterke kerels, wi«r geloof was in zich relf, wier hoop «aagroöter loon, wier liefde was tot mime en geringe lust. Ze gingen daar en hun witte oogen, die schitterden in de groezelige gezichten, volgden hatend «n hoonend de fijne dames, de fat t e h eer en. De zwarte arbt iderstcharen trokken trots heen over het asfalt, wat ze zelf hadden gelegd, voorl-ij de huw n, die*e zelf hadden gebouwd, voorbij de winkels, die ze zelf hadden gevuld met kostbare waren. De heertjes in helder linnen en fijnekleeren kwamen van de kantoren, waar zij degenen hadden opgelicht, in wier dienst zij stonden, en gestolen van de kassen, welke ze zouden bewaken. En op een afgesproken hoek troflen zij slanke, ingeregen dames, wier gezichten DE BROMTO L (Een htrnelphantütie) docr B. DE HOOG. I. In den giond van zijn hart was hij geen kwaaie vent ; wat b\j kwaad was, was hij tegen zichzt Iven. Bierljes drinken, meit-jes «ankyken en plagen, dat waren zijn grooiste zonden. Ja, en dan ook zijn kleermaker laten WBchten op betaling, en zijn schoenmaker, «n geld leenen van zijn vrinden, en zijn hospita tot wanhoop brengen, door altijd maar weer de verschuldigde kamerhuur uit te stellen, 't Goeie menrch kwam soms drie maal op een dag naar boven en klaagde dan «teen en been o^er den slager, den hakker, den kruidenier, den melkboer en over ieder, die haar in de gedachten kwam en tot eenige leverantie in staat geacht kon worden. Ze bracht 't eens zoover, om hem te veitellen, dat ze 't postkantoor niet meer voorbij durfde, omdat ze nog altijd die vijf postzegels niet betaald had, die ze 'n paar weken geleden daar gekocht had zonder ze te belalen. Ze bad toen ge:egd, dat zij ze den anderen dag wel zou komen betaien, maar daar was nooit iets van gekomen, doodeenvoudig omdat ze 't niet had, omdat meneer boven" haar niet betaalde. Za wist geen hemelschen raad en etond handenwringend en net-doend-of-zyjschreide in zyn kamer voor de tafel, terwijl hij in 'n gemakkelijktn stoel voor 't raam zat met 'n flefchje bier vcor zich. Toen had hij haar geantwoord, d&.th\jzelf dan wel eens caar den postdirecteur gaan zou die was toch nog 'n vroegere studie vrind vaa 'm en dun zou hij dien meteen 'n paar honderd pop" te ften vragen en daarvan de juffrouw betalen. Och menfih, der is immers geen kwaad by ! Als ik er 'n jaar uren voor nemen wou, dan kwam ik met 'n halve ton thuis. Waar maak je je bang voor ? 'k Wou, dat u 't dan maar deed. Ik zie geen kans nog voor 'n kwartje los te krijgen. De menschen vragen geld; en als ik dat dan toch niet heb ... ?! Geld! geld! Wat is geld? wtt waren achter donkere sluiers onder de schaduw van groote hoeden met groote ?yrtwiende veer. Ea de lucht om die vrouwen riekte stwk en miersig als v?n giftige lelies. Daar gingen ook eenige kunstenaars tusschen e menigte matmen, wier harten beter geluk benden en reinere vreugd dan de anderen. En toch werden Ook zij meege sleept om te gijn als de menigte'?om te ledigen Oen beker van bedwelming, toegereikt door een mollige en vieze hand om ?tévergotdfen fcet leven, dat niet.t* vergoeden is, en langzaam te sterven den dood van wellust op een bed van gekneusde bloemen. Zoo begeerden allen in Sodoma van de zelfde zonde ver'adigd en van hetzelfde valsche licht vervuld te worden dat licht, wat ver/Atvefde Sodoma'* vochtig asfalt dien avond in November, dien avond na een dag va'n nevel en duisternis in de doodenmaand Novembi r." Het geluk om de geboorte van den kleinen Erik komt Niels Grafl' ah!u* voor den geest: Over witten vloer viel het daglicht als sneeuw op blii kende, witte dingen witte bedden, lakens, kussens en op zijne vrouw, witgekleed in het witte bed, rustig tlapende in het witte winterdaglicht en bij haar btd een witte wieg en een klein, slapend gezicht er-in. Het was geheel stil in't huis, zóó stil, dat hij het getiktak der klok twee kamers vérder hoorde. En bij stond lang gebogen over zyne vrouw en ijjn kind en er zwelde. een eindeloos ge luk in zijn hart, als hij de kaïaer uitsloop om haastig te onlbyten aan de tafel, waarop vandaag maar was gedekt voor n persoon"... Merkwatudig is ook wat Jörgensen, zelf dagbradschrijver en oprichter van het week blad KaVibliken (de Katholiek) zegt van de pers. Het leiVen van een dagbladsehryver is misschien het meest troostelooze van alles, warit het versplintert de kraeht van 'n man op honderd dingen, welke zonder innige ver binding z\jn, en wu'st zijne krachten vandaag dezen arbeid en morgen een geheel anderen. De 'samenleving der middeneeuwen werd ge leid door menschen, die lang en grondig n enkel ding hadden overdacht en die heel huu leven er aan wijdden om dieper en dieper door te dringen in de groote feiten van Goda wil. Maar de verstandelijke leider en heer van Oi en tijd is de journalist, de blad-man, een menscb, die maar zeMen kennis heeft en bijna nimmer het on lerwerp heeft overdacht, waar over hij zich al uiten, waarmee hij van aan gezicht tot aangezicht staat en waarover hij in een half uur een meening zal hebben. En die mecsch hioft de drnkfers tot zijne beschikking en zijn woord woidt door millicenen veel blinder en meer onbeduimeld aangenomen dan dat van den priester welker kerk ook. En heeft die schrijver vandaag deze meening en verandert hij ze morgen, omdat bij .nu eens een van zijne vrienden wil ergeren of behagen aan de tegenpartij of eeoe scaoone vrouw het hof maken zoo veran leren de millioenen hun meening met hem en volgen hem, de windroos aller aanschouwingen rond. N ielsGraö'werd da-i bladschrijver. Hij leerde, dat het zelden aanging te zegden, wat waar wa°. Het gold de partij te verdedigen, hare mannen en hare meenicgen, en alles te ver klaren voor kortzichtigheid, verdomming en bekrompenheid wat den gedachten gang der party dwa sboomde. Maar voor alles gold het een goed" ar tikel te schrijven. En het goede artikel was nimmer het waarachtige, het nauwkeurige het weikelijkheid-getrouvre, maar 't was dat artikel, wat het publiek ving. de zinnen greep, lezers voortbracht, koopers, inteekenaars. Want het gold het publiek ter wille te zijn deze moderne parodie op het volk, waarvan ge zegd is>, dat zijn stem gelijk isaan die van God." Meer zal ik niet aanhalen, wyl het boekje doorloopend getuigt van tiet groote plastische vermogen, de wondere zeggingskracht en het innige kunstenaarsgevoel van den schrijver. De Hollandsche vertaling is klankvol en de eigenaardige bekoorlijkheid, die overal J rgenaen's werken ligt, ia oak in Dt UiUrtte, Dag niet verloren gegaan. Ja, wat dat nou is, komt er minier op an. Maar ik kan zonder geld niks koopen. Och mensch, je neemt de dingen veel te zwaar op. Zeg maar aan de lui, dat ik over drie maanden 'n betrekking krijg aan 't Ministerie, en dat ik dan net zoovet! geld veidien als ik maar wil, en dat dan ook alles in orde komt. En dan schulde de juffrouw haar hoofd en verdween uit xle kamer met de verzuch ting: Ja, dat einoesje heb 'k al zoo dikwijls gehoord, maar der komt niks van ; en toen ik 't van de week tegen den melkboer zei, zeid-ie: Verrek met je ministerie; ik mot centen hebben. 2e raakte bekend in de buurt en ze dorst 'r hoofd niet meer buiten de deur te steken; alle menschen keken 'r an. Ja, voor meneer" was 't niks». Die ging maar uit en sliep maar lang, en als er 'n rekeniug voor 'na kwam, kon zy 't spit afby'ten. Ze keerde op de trap terug en kwain weer binnen. Kan u dan niet eens aan uw vader schryven ? Vader! vader! Wat mot m'n vader daar aan doen ? Nou ja, of aan uw moeder. MoeJer l moeder l IK ben toch geen kin^! A7ou ja, maar 'n ouwerdoet toch l wat ie kan voor zijn kind. O, dus ik ben 'n kind ! Ja, ik zal me daar blootstellen aan allerlei verwijten, waarvoor niet de minste reden bestaat! la 't mijn schuld, dat Van Borgen me mks meer leenen wil? Is 't mijn scnuld, dat mijn vader zich arm houdt ? Hij weet drommels goed, dat mijn kleeren en mijn schoenen slijten! Gisteren kwam ik Buitendijk nog tegen, en ik meende hem aan te spreken; maar hij deed net alsof hij me niet zag en ging onder de boomen loopen. Is dat soms ook mijn schuld? Welzeker, alles is <nijn schuld. Dat 't regent is ook mijn schuld. Waarom niet? Als 't eene my'n schuld ij, zal 't andere ook myn schuld wel wezen. Je redeneert net als mijn vader; dien kan ik ook met geen mogelykheid iets an z'n verstand brengen. VVat hebben jullie toch voor hersens? Ncu ja, maar 't is nou al vier maanden. Vier maanden ? Wat wil dat zeggen? Is dat ook al mijn schuld'.' Welzeker, nou moeten jullie nog van me verlangen, dat ik den tijd stil zet. Och, och, wat 'n verstand! Waarom gaat u dan niet werken ? De katholieke literatuur, ik weet bet uit ervaring, vindt o:er het algemeen weinig aftrek bij andersdenkenden, deete omdat dezen in hunne kringen er weinig of nooit van hooren, deels echter ook uit dwaas vooroor deel of antipathie. Wat zou er uit Nazaretb. goeds kunnen komen! zeggen ze dan met een heel geleerd gezicht, en achten dit vol doende beweegreden, om niet verder rond te zien dan precies het betrekkelyk heel-enge kringetje, waarin ze zelf draaien, in stee van te grypen naar en te genreten van iedere schoonheid, waar deze zich ook aan hen voordoet. Brekend echter met deze mis plaatste zelfgenoegzaamheid voortspi uiten i niet zelden uit grove onkunde zal zelfs de van Jörgensen's levensbeschouwing verststaacde, oogenblikken van hoog kunstgenot beleven bij de aanlachtige lezing van De Uiterste Dag. Hil?., 17-8-'C6. HENRI H. VAN CALKEB. Nos: is met raten! De Vtaamsche Strijd bevat o. m. het volgende over de ontvangst van de Congresleden ten paleizëvan Koning Loopold. Het bestuur der regelingscotnmisjie neet de voorzitters der onderscheidene afdeelingen werd büden Koning in gehoor ontvangen. Daar was alles Frantch. Opmerkelijk mag het heeten dat de Koning bijna uitsluitend over zaken sprak, die met het Congres en nog veel minder met onze taal ieis te maken hadden. Bij deze gelegenheid w er l door een Vlaamsch blad herinnerd dat, toen in 1874 eene afvaar diging van het destijds te Antwerpen gehou den congres aldaar ook door den Koning in zyn pi!e's op de Meir werd ontvangen en ook alles in het Fransen geschiedde, dit feit op hot Congres tot heftig protest aan leiding gaf. Oser de ontvangst schrijft De Vlitamsche Gazet in haar nummer van 29 Augustus j. l. : De Noord Nederlar/lsche leden waren heel en al opgetogen o /er die gulhartige ontvangst en noemden onzen koning een heel kranig Vorst die tot eere aan zij a land strekt." In hoeverre dit juist is kunnen wij niet beoordeelen, tnair wel weten wij, dat er menschen zijn, die al heel spoedig in opgetogenheid geraken. Geheel anders ware het geweest, zoo PJ in s Albert op eene vergadering van het Congres van zijne belangstelling in het Congres en in onze taal had laten blijken, zooals Koningin Wilhelmina vóór twee jaren in Deventer. Natuurlijk had men er be'-ioeven voor te, zorjien dat die vergadering niet als te Deventer in eene dwaze zangparty on'airdde." In de Nederlandsche bladen hebben wij over deze ontvangst in het Fransoh, der vertegenwoordigers van een Nederlandsch taal- en letterkundig Cónéres, door een Koning dio over vier niillioen Vlamen regeert, weinig gelezen. Het moet inderdaad voor den heer Heuff alias Iluf van Buren een pijnlijk oogenblik zijn geweest, als afgevaardigde der Rederlandsche Recjeèrihrj bij zulk een gelegenheid in het Fransch te worden toe gesproken; immers het 'had er allen schijn van alsof de Belgische ajësteit hem wilde opdragen aan de Nfijèrlandsohe Rögeering mee te deeleri, dat hij, jöopold, om het nu maar eens wat schilderachtig uit te druk ken, het Nederlandsch aan zijn laars lapt. Het is ons geheel onbekend op welke fijne, of minder fijne wijs, de Nederlandsche Regeeringscommissaris deze on beleefdheid van den vorst beantwoord heeft; ook of andere Nederlandsche of Vlaamsche aan wezigen, Congres-autoriteiten, Leopold heb ben doen gevoelen, dat zulk eene op zijn zachtst gezegd voor-den-mal-houderij in fei len strijd verkeerde met den eerbied, dien Z. M. voor de taal eerier naburige natie, welke die der groote meerderheid van zijn eigen volk is, aan den dag behoorde te legden ; en al evenmin weten wij of deze ergerlijke houding van den Belgischen Koning, tot een wisseling van nota's heeft geleid, waarbij de XederlandschüHegeering er op aandringt, dat de Belgische vorsten Werken ! werken ! Wat werken ? Zeker op 'n kantoor gaan zitten tuaschen allerlei plebejers. Of voor 'n krant gaan schrijven, voor 'n arme tien gulden de kolom ? Neen, dankje vrindelijk ; daar ben ik, goddank, nog niet stom genoeg voor. Werken! 'jj Geloof't jullie in je hoof l mankeert. Ja meneer, maar ik moet toch m'n geld hebben. Krijg je dat dan niet? Ja, maar wanneer? Wanneer l w inneer l Van midtlag, mor gen, overmorgen, komende jaar. Weet ik 't? Ik. doe er toch mijn best voor. Kan ik 't helpen, dat ?e rne allem.ial even ploertig behandelen ? Och mensch, als 't aan mij lag, dan maakte ik je rijk. De juffioiiw stond verlegen ; ze wist niet meer wat ze zet'gen moest. Ze zou er dan maar weer het beste van hopen, en met die gedach'e ging ze .Ie trap af. Ken half uur later kwam meneer van boven" naar beneden, om uit te gaan. Hij klopte aan de kamerdeur van de juü'rouw, en vroe^ hoe 't mee Ktesje was. Kooi u even binnen, meneer; hij is net wakke'. Dag Keeeje.' Hoe gaat 't er mee? Dag meneer. Heb u de tol al? Nog vergeten ! Hoe is 't mogelijk! Maar ik zal 'm van middag mee brengen. Krijg ik 'm dan? Welzeker.En watzegtdedokter.juffrouw? ? O, passen voor tocht. 't Is zonde van den jonden; 't is zoo'n lief venije. Maar hij zal nu wel spoedig beter wezen. Is 't niet waar, Kees ? Ja meneer. Kn altijd maar braaf blijven, hoor jon gen ! Altijd maar goed leeren, als je weer beter ben ; dan wordt je ook eenmaal net zoo geleerd als ik, en dan kan je ook veel geld verditnen. De jultrouw keek naar hem. Nou, da j Kees. Ik zal den tol mee bren gen, hoor. Dag jull'rouiv, tot van middag. Meneer van boven" gin,; de deur uit, om te traciten 'n lol luacïitig te worden voor Keetje, omdat hij veel van dt n jongen hield, en Keepje was blijde in't vooruitzicht straks 'n tol te bezitten. Zou t 'n mooie tol wezsn, moe? Ja kind, dat denk ik wek Zeg moe, houd u ook veel van meneer? in den vervolge zich mogen onthouden van NederianiLche Regeeringsconiraissarijsen bij Nederlandsche taal- en letterkundige con gressen in de verleiding te brengen de eer van hun land n hun taal te redden, door een lompheid met een woord van fierheid in het Nederlandsch ie betalen. ? In elk geval zal het wenschelijk zijn, dunkt ons, er voor te zorgen, dat, als Leopold zijn Vlaamsch sprekend deel der Belgische natie gelieft te grieven, geen offi cieel NeJerlandsch afgevaardigde daarbij, tot verscherping van het bittere dier daad, aanwezig zal zijn. Dit kan geschieden, door vóór de uitnoodiging aan te nemen, zich van 's Konings voornemen te vergewissen. Dat do getuigenis van de Vlaamsche Gazet, aangaande het oordeel der Noord-Nederlandsche leden omtrent den Koning en diens ontvangst, juist zoude zijn mogen wij niet aannemen. Over de soort van kra nigheid", en de eere" die deze kranigheid aan Belgiëgeefr, zullen wij nu maar niet spreken doch dat de Noord-Neder landers opgetogen zouden zijn geweest over een gulhartige'' ontvangst, die zich ken merkte door de behandeling van het Con gres, dat zij vertegenwoordigden, als de onbeduidenste zaak ter wereld neen, dit is onmogelijk. Intusschen hier valt nog iets meer dan die ontvangst te betreuren. De houding van het Congres zelf ? vooral voor zoover dit door Vlamen was bezocht. De herinnering hierboven aan 1874 is leerrijk. Hoe menigmaal hebben wij reeds betoogd, dat verslapping van het rechtsgevoel der Vlamen de Waalsche minderheid zóó krach tig maakt, Ziet men nu dat zelfs bij de kern der Vlamen sedert 1874 dat rechtsgevoel nog van haar veerkracht heeft verloren, inplaats van gewonnen ---- wat mag men dan nog hópön van de toekomst ? Kent de heel kranige" Leopold zijn Pappeuhfimers misschien te goej,en was zijndaad eenvoudig een poging om eens te laten zien hoe bij de Vlamingen steeds- meer de kracht er uitgaat . . . ? Wie weet ! NIEUWE UITGAVEN. Dr. EKICII BISCHOFF, De Koran. Met vele af b. Amsterdam, Craft & Co, liaafje en Witkop. Twee zeemanszoons, door Jon. H. BEEN, mi-t 8 illustraties vaa J. B. HETJKELOM, 2e druk. Amsterdam, S. L. van Looy. Vervolgingen en. niet-vervolgingen in de Erfgooierpq'iaRstie, door het hoofdbes-tuur der gerechtigden tot de Geineene Heiden en Wei den van Gooiland. Amsterdam, Van Holkema & Warendurf. De Imitatie van Thomas d, Kempis, door dr. Is. VAN DIJK Baarn, Hollandia drukkerij. Cn. WAG.VER. Nair Ameriki, door L. DB JAGKR MEHZKXHHOEK VAN BEVERWIJK. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. ELLEN KEY, Levenslijren, u't het Zweedsch vertaald door ANXIE VERSCHOOR. Geautori seerde uitgave. Amsterdam, Ern. Quérido. A'amktersclietseri vanve maarde Nederlandtre, verzameld onder toenicht van S. A. NABËR. Haarlem, H D. Tjeeak Willink & Zoon. MABCKI.LUS E.MANTS*, Loki, dramatisch ge dicht in vier zang»n. Amsterdam. Van Hol kema & VVarendo f. Kinderen der n 'tuur, door PETER ROSEOOER, bewerkt iloor dr. J. HEKDKIISCIIÉB. Amsterdam, Van Ilolkema & Wa-endorf. (Zie vervolg pag. 10.) iMHIInlIllllltMInillllllmlIMIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIItMItllltlllltMtlllminiHIl' 40 eenti per regel. ?iiiiiiiiiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiifiiiuiiimiiWi^ cht Victoriawate OBERLAHNSTEI cht Victoriawatei OftEHLAHNS-TEIW. De moeder keerde zich om, en zei: Ja, kind. Is meneer rijk, moe? 'k Weet niet, kind. Ik houd evenveel van meneer, als van de juffrouw van de Zondagsschool. TJ ook, moe? Ja, kind. Z^g, moe, de juffrouw zegt, dat alle brave menechen naar den hemel gaan. Gaat u er dan ook naar toe ? Ja, kind.. En meneer ook ? ??Ik hoop 't. Maar de juffrouw zegt: slechte menschen niet. Geen jongens die jokken of stout zijn; geen dronke mannen en andere slechte menEchen. Dat is wel goei ook, nietwaar moe? Ja, maar nu moet Keesje weer gaan slapen. Dat heeft de dokter gezegd. Vandaag bizonder voorzichtig wezen; 't is de ne gende dag. Ja, maar als de tol dan komt ! Dan zal moe je roepen. Dag vent. Slaap wel. Dag moe. Echt roepen, hoor. Ja, dag jongen ; nu zoet slapen, hoor. Met anast bad de moeder haar kind gade geslagen. Ze wist hoe de laat.-te dagen de koorts telkens iets vioeger gekomen was, en ze had in zijn oogen weer die wondere flik kering gezien, die als levenslust scheen te kampen met afgematheid. Rust en veel slapen, had de dokter gezegd, kunnen misschien het kind nog redden, maar als de aanvallen van koorts nog heviger werden, kon 't plotseling afgeloopen zijn. II. Er was veel belangstelling en nieuwsgie righeid in de buurt, toen het bekend werd, dat er twee in een huis dien nacht gestorven waren. Bij de weduwe, die van 'n klein pensioenlje rondsclïarrelde, en door het verhuren van 'n kamer beproefde iets minder arm te leven, bleven de gordijnen des morgens gezakt. 's Nachts, tegen half drie was er'n rijtuig de straat ingereden, dat voor de deur der weduwe stil hield. Een oogenblik later 'n tweede rijtuig, uit het laatste waren twee heeren gesprongen, die stil pratend de nummers der huizen hadden bekeken, toen fluisterend iets zeiden tegen den koetsier van het eerste rijtuig, en daarna bijna schuchter bij de juffrouw, die 'n kamer verhuur Ie, hadden aangescheld. NEDERL.INDUSTRiE VGEDEPÖNÈERü/ IEDER STÏKMTKRiMPT WORDT TERUGtSEflOMEH ADR. enAU BON MARCHÉ, Amst. Mag. HEI ANKER, Den Haag. G. J. v d. BURG H, Leiden. A. BASTIAANSE en SA CHS&Co , Utrecht. ED W. TROEeaS. DELIEtfE, Arnhem. W. A. VA ff- HOUTK, Zwolle G»d«pone«ril Filialen : SPUI 25, V A V WOUSTRAAT ft. Depots: v. Baerlestraat 38, Joh. Verhulgtstraat 105, 1ste Gonst. Iluygensstraat |9±, 1ste Helmersstrait 201, Nassaukade 301', de Clercqstraat 8, Marnixstraat 2*7, Haarlemmer dijk 20, Plantage Kerklaan 15, Von Zesenstraat 29, Jivastraat 5, Camperstraat 20, Weesperzijde 74, Watergraafsmeer; Breedeweg 1. l Hoofddepöt te AMSTERDAM: KalverstraatlS K. F. DEUSCHLE-BENGER. j BOUWT t, NUNSPEiT o/d. VELUWE. Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. De juffrouw was opgebleven, om te waken bij haar zieke kind; omdat de dokter htt ergste vreesde. Zij,'denkende, dat de dokter daar nog was, hal schielijk: open gedaan, en twee heeren binnen gelaten, die vroegen of meneer Die en die" daar woonde, en of zij 'n zoontje had, die Keesje heette en ziek *a*. De modder, diep bedroefd o?er haar kind, en nu in de meerling, dat andere doktorenkwamen, om haar kind te genezen, itet ds heeren in de kamer, waar Kee?je lag. De kleine jongen, met zijn van koorts vunrroode wangen en schitterende oogen, werd wakker toen zij binnentraden. Een der heeren haalde 'n tol uit zijn zak, een groote, mooi gekleurde bromtol; en niet bemerkende, hoe ernstig de toesiand van het kind was, zei hij, dat dit de tol was, die meneer van boven" hem had beloofd. Maar Keefjöhad geen lust, om veel acht op den tol te geven, en legde hem neer op zijn bedje ; zonder iets te antwoorden. JNn vingen de heeren aan zacht te spreken over meneer". De juffrouw moest niet'schrikken, maar meneer" was 'n ongeluk. over komen. Hoe zich de zaak had toegedragen wisten ze ook niet geheel en al, maar na'a heftige woordenwisseling met een van huti keryhissen, was hij neergevallen op den grond. Ze hadden hem op Je canapégedragen en zijn hoofd en polsen nat gemaakt; maaf|eer er 'n do'iter bij kwam, was hij overleden. De geschiedenis van den tol had hij hen in den vooravond verteld en dezen op de piano neergelegd. Za halden den tol nu mee genomen, ooi zekerheid te hebben aan het »oede adres te zijn. Het lijk van meneer'' hadden ze in, 'n rijtuig gedragen, en zonden 't nu met behulp van den koetsier jjaar boven brengen en op zijn bed leggen. Toen de ontsteltenis over dit voorval eenigszins bedaard was, gaf d<' juffrouw dfii heeren 'n kandelaar, om eerst de kamer bo.-en te gaan zien, en dan verder naar goed vinden te handelen. Zij ztlf kou haar kind niet alleen laten. De heeren deden wat zij in deze omstandig heden doen moesten en reden, na hieraan verslag aan de juffrouw gedaan te hebben, 's Morgens half zeven stieif Keef-je. (Slot tolgtj.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl