Historisch Archief 1877-1940
F. 1528
DE AMSTERDAMMEB
A°. 1906.
WEEKBLAD
iNEDEKLAND
O :n. d_ e r r e d. a. o t i e
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
J". IDE IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENLORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 134).
Abonnement per 3 maanden , f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar » mail 10.
AfzonderlJjke Nummers aan de Kiosken ver'iwjgbaar , 0.12'/«
Dit blad i» verkrijgbaar Kioik 10 Boulevard d« Capaeine» tegenover h«t Gr»nd Café, te Parij».
Zondag 7 October.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. \ .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
RUDOLF M03SE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prija per regel ia 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ : Huiselijke
godsdienstoefening. Een principieele maat
regel. Discipline in Duitschland, II.
FEUILLETON: De Brojntol, door H. de
Hoog, II,:(«lot). KUNST EN LETTEREN:
Een Hongerende Ziel, naar het Deensch van
Marie Bregendahl, door D. Logeman-Van
der Willigen, beoordeeld door W. Graadt
van Roggen. Een deftig taaiknoeier, door
d. H. Simson en Delila. Naar het Duitsch,
van Clara Viebig, door Emry Thomas, be
oordeeld door v. H. Koninklijke Vlaamsche
Academie. Wedstrijden, I. VOOR DAMES.
Halfheid, door Edera. Aan de Dames.
ALLEELEI, door Caprice. UIT DE NA
TUUR, door E. Heimans. Portretten van
dichter mr. W. Bilderdyk en van zijne beide
?echtgenooten, enz.
Bilderdijk-tentoonstelling. Schildery-Verkooping in De Brakke
Grond" door C. F. Roos te Amsterdam, (met
afb.) Bilderdijk als Denker en Dichter,
door dr, H. Bavinck, beoordeeld door C. G.
N. de Vooys. Penteekening van H. G.
Ibels Muziekbeoordeelingen, IV, door Ant.
Averkamp. DAMRUBRIEK. Penteeke
ning van de maand September, door Chris
Kras Kzn. lnancieele en occonomische
Kroniek, door D. Stigter. SCHAAKSPEL»
ADVERTENTIES.
Huiselijke godsdienstoefening.
Door onze "Weekblad-plaat van 9 Sept.
met het onderschrift:
Boerenvrouwtje (wijzende op een heer):
Kijk, wat moet die daar Zou hij ons
opteekenen ?...
Boer: Wel neen, je hebt immers gehoord
't is hier alles goddienst en vrijheid. Ik
zou gerust durven wegblijven.
Boerenvrouwtje : Nou ... dat zou ik wel
'a willen zien.1'
hebben zich niet minder dan yijf
Luthereche domino's tegelijk boos gemaakt, zóó
boos, dat een van hen met goedkeuren
van de anderen, in de Wartburg, Luth.
Weekblad, uitgegeven voor rekening van
het Ned. Luth. Genootschap -voor In- en
en Uitwendige Zending, onzen teekenaar
heeft toegeschreven een haat tegen den
godsdienst, die ook op het karakter invloed
heeft, wijl het zijn doel zou geweest zijn,
den huisgodsdienst van H. M. aan de
publieke verachting prijs te geven.
Als het maar geen godsdienst was, die
aldus geëerd en aangekweekt werd, schrijft
Ds. Van Wijk; maar de haat tegen den
godsdienst heeft Br. geprikkeld.
En dan heet het ten slotte, dat het
de bedoeling is geweest: het karakter
van onze koningin aan te tasten.
Ook buiten den Lutherschen kring zijn
gelijksoortige beschuldigingen uitgespro
ken. De Ned. Kerkbode weet zijn lezers
te vertellen, dat het "Weekblad met zijn
teekenaar zich zou verlaagd hebben den
particulieren godsdienst te beschimpen, en
de Orenswachter meent ons te moeten
onder het oog te brengen, dat wij het
recht missen de BELANGSTELLING in huise
lijke godsdienstoefening te hekelen of bij
het groote publiek, verdacht te maken.
De heer Braakensiek en wij kunnen
het er mee doen.
Het zal ons echter veroorloofd zijn
tegen zoo zware beschuldigingen een
woordje in het midden te brengen; en
dan mogen de eerwaarde heeren ons de
?vraag ten goede houden: Hoe zijn al deze
zieleherders in de gelegenheid gekomen
zóó diep een blik in ons zieleleven te
slaan, dat zij ons dergelijk satanisch be
denken en doen ten laste mogen leggen ?
Nietwaar, Christenen, en dan dominés
yporal, moeten tot aan het uiterste toe
zich inspannen om zachtmoedig te
oordeelen, het goede in den mensch te onder
stellen zoo lang dit slechts mogelijk is...
en als we dan lezen in de Ned. Kerkbode:
Mogelijk komt iemand opmerken, dat de
teekening blijkbaar ziet op een zekeren drang,
die uitgeoefend wordt op allen, die tot
het personeel van het Loo behooren, om
dezen huisgodsdienst bij te wonen blijkt
het toch duidelijk genoeg, dat de heeren,
zoo ze even hadden nagedacht, ja, als ze
het onderschrift maar een paar m£<.al
hadden overgelezen, althans een verkla
ring hadden kunnen geven, waarbij noch
haat tegen den godsdienst" als onze
drijfveer, noch het beschimpen" van
den particulieren godsdienst als ons doel,
mochten worden vastgesteld. "Want nog
eens: hoe komen dominés tot zoo iets?
Mannen van zóó hooge ontwikkeling,
dat men ze meestal zeer geleerd" noemt ;
dermate in ernstige opvatting yan hun
ambtstaak, dat de titel van weieerwaarde"
yoor hen allen door niemand als een roof
wordt geacht; en dan zoo lichtvaardig
en luchthartig, om iemand zonder nood
zaak aan de publieke verachting prijs te
geven, gelijk zij dit durven ten opzichte
van den heer Braakensiek, en met hem,
natuurlijk ook van ons.
En als men nu bedenkt, dat deze
heeren gediplomeerde uitleggers zijn van
het Boek der Boeken, van de duisterste
schriftplaatsen, en dagelijks zich oefenen
in het oplossen van de diepzinnigste
vraagstukken .. en men ziet, dat zij zelfs
zoo'n simple plaat met het duidelijk onder
schrift, waarin over de vrijheid om van
een godsdienstoefening tehuis te blijven, en
over niets anders gesproken wordt,
alleen als een getuigenis van
godsdiensthaat, als een poging om den godsdienst
te beschimpen, opvatten welnu, dan
mag men zeker vragen, behoort nu zoo
iets bij een rechtgeaard Lutheraan"
bij een Lutheraan die trouw hoopt te
blijven" m. a. w.: behoort nu zoo iets
bij den Wartburg thuis?
Maar ja, toch aan den Wartburg zou
dit zonderlinge voorval ons kunnen her
inneren; ia het niet in zekeren zin een
herhaling van het feit, dat de groote
Luther zijn inktpot den duivel naar het
hoofd heeft gesmeten... met geen ander
gevolg dan dat daar een groote zwarte
vlek achterbleef op den wand ? Zeker, dit
is nog de beste verklaring: Braakensiek
zal den vijf Wartburg-dominé's als Satan
zijn verschenen... en nu zit er ook in
den papieren Wartburg, maar voor goed,
de hemel kan het niet uitwisschen, een
inktmop; doch n, waar Luther zich
voor schamen zou.
Nu zooveel domino's redactie en tee
kenaar van het Weekblad de snoodste ge
zindheden ten laste leggen, willen wij
voor hen gaarne een kleine geloofsbe
lijdenis afleggen, opdat zij leeren iets
minder bekrompen over hun evenmensch
te oordeelen.
Welk een filister zou men niet moeten
zijn, om den godsdienst te haten of den
godsdienst te beschimpen? Wij hebben
eerbied voor eiken godsdienst, mits hij
werkelijk godsdienst zij, richtsnoer en
kracht des levens. Het is voor ons de
vraag niet welk der tallooze gelooven of
ongelooven iemand zij toegedaan, maar
of HIJ ZELF iraar is, en handelt naar zijn
overtuiging.
Naar onze meening bestaat er geen
grooter factor van maatschappelijk en
staatkundig bederf de geheele wereld
door, dan een geloof en een ongeloof, dat
niet den mensch bezielt tot het beleven
van eigen beginselen, naar de gestage
uitspraak van zijn geweten.
Geloof en ongeloof beide, zijn waar
deloos tot ontwikkeling van het zedelijk
leven en verhooging van geluk, wanneer
zij niet de diepste roerselen van het
wezen raken. Is de mensch zelf niet
icaar, dan wordt zijn zoogenaamde gods
dienst een milde bron van leugen, niet
van begripsleugen, maar van gedrags
leugen. .. . En hoe laag bij zulk een
zoogenaamden godsdienst, die het deel van
de overgroote meerderheid is, de zede
lijkheids- en geluks-standaard in onzen
tijd gezonken is wij behoeven het den
dominés van de Wartburg, van de^\W.
Kerkbode en de Grenswachter, en hun
collegaas niet te zeggen.
Den godsdienst haten en beschimpen ?
Neen ? maar onze eerbied en ingeno
menheid stijgen, naarmate hij zich meer
als levenskracht betoont. De dominés
zullen misschien moeite hebben het te
gelooven, maar wij achten aan elk geloof,
en ook aan elk ongeloof, zal het iets
beteekenen, het radicalisme verbonden.
Wij vinden het heusch heerlijk een
todsdienstig mensch te ontmoeten, maar
an als godsdienstig menseh, een man
uit n stuk. Zoo hebben wij haast ons
leven lang niet kunnen begrijpen, dat
menschen, die meenen in het bezit te
zijn van Gods eigen troon/, leeken en
dorninés, een wél- zelfs rijkingericht,
huis wilden bewonen op een goeden stand,
en heel rustig, bij het verrichten van niet
al te veel tijd vorderende bezigheden, een
lekker leventje leiden ... als ware al die
groote, maar de strengste zelfverlooche
ning vorderende waarheden, alleen op den
Zondag en bij de bijbellezing na het ont
bijt van belang. Daarom en dat is voor
deze leeken en dominés misschien van nog
mindere bekoring kunnen wij wezen
lijk, al zijn we in wereldbeschouwing als
tegenvoeters der kloosterlingen met
bijzonder respect monniken en nonnen
begroeten.... menschen, die, de uitzon
deringen daargelaten, zoo waar zijn, aan
hun godsdienst getrouw. En dit niet
wijl het katholieken zijn. Neen, wanneer
b. v. morgen den dag, de heeren Ds.
Groote, Helwig, Scharten, Westermann
en Van Wijk, die de Wartburg, uitge
geven voor rekening van het Ned. Luth.
Gen. voor In- en Uitwendige Zending,
redigeeren, ons berichtten, dat zij zich
allen voor die Zending beschikbaar heb
ben gesteld, wij weten zeker, dat we hen
en hun geloof nog hooger zouden respec
teeren, dan nu reeds het geval kan zijn.
Het is mogelijk, dat wij de zaak van
den godsdienst, ook na onze studie en er
varing, niet behoorlijk overzien, en dat
de godsdienst evenals de politiek minder
met radicalisme heeft uit te staan dan
met liberalisme, anders gezegd, met een
opportunistische liberaliteit maar een
feit is, dat wij in ons brein en gemoed,
godsdienst en radicalisme niet kunnen
scheiden ? en ook, dat dit wel de voor
naamste reden is geweest, waarom wij
Kuyper's-kabinet met kracht hebben be
streden, wijl zijn politiek en openbaar
leven zoo weinig strookte met de ge
schriften en woorden van den tot in den
engelen-hemel doorgedrongen apostel
profeet; weshalve hij in onze oogen een
gevaar was yoor de zedelijke ontwikke
ling der natie. En dan zouden wij ge
neigd kunnen zijn, het karakter onzer
koningin aan te vallen, omdat zij, juist
wat wij zoo hoog waardeeren, ook in
haar godsdienst iraar wil zijn?
Dit immers heeft zij getoond in haar
houding tegenover het Nieuwe
kerkpubliek; zij, de eerste die geprotesteerd
heeft tegen de kijkspnl-vertooning, als
hoedanig de goê-gemeente deze gods
dienstoefening steeds opvat. Hoe hartelijk
hebben juist wij haar daarbij toegejuicht,
en waar zijn toen de dominé's gebleven
en hun pers? De dominé's, die zelf het
meest nog hebben bijgedragen om aan
den kerkgang, waaraan H. M. 't strekt
haar tot eer als een gewone Christen
ziel in allen eenvoud, wenschte deel te
nemen, een buitengewoon karakter te
geven, door kortere preekjes, en een
bebidden en bezingen van H. M. als
ware er in die godsdienstoefening maar
n ziel, die waarde had voor Onze Lieve
Heer en de Gemeente. Ja, waar zijn
de dominé's, die, bij de gebleken ont
stemming van H. M., haar hebben gezegd:
Majesteit, wij verzoeken U dringend ons
te veroorloven een eind te maken aan
deze afschuwelijke komedie, die ieder
ergert, me nog waarde hecht aan
de'Waarheül bij_ de godsdienstoefening; de gods
dienst is een te ernstige zaak, dan dat
wij daarbij zouden mogen voorgaan; sta
ons toe in het vervolg deze godsdienst
oefening bij U te houden in het paleis ?
En nu komt H. M. tot het besluit om
een huiselijke godsdienstoefening in te
voeren. Een tweede feit waaruit men
zien kan hoe waar zij in haar godsdienst
wil zijn.
Dit zouden wij afkeuren, haten, be
schimpen, verdacht willen maken
Och kom, eerwaarde Heeren! Een
geloofigc koningin, die huiselijke gods
dienstoefening houdt, is ons veel sympa
thieker dan eene, die haar geloof verbergt
en verzaakt. Vertel dat gerust aan uw
lezers, en trek dan al uw grove beschul
digingen in.
En nu de plaat. Ze gaf te verstaan dat
godsdienst en vrijheid, bij een zoo groot
personeel, als op het Loo in eenigen dienst
zich bevindt, niet kunnen samengaan.
Daar /.uilen er steeds zijn, die opletten
of er ook thuisblijvers gevonden worden.
Een man teekende de namen op Ik
zou gerust durven wegblijven", zegt de
boer. Nou, dat zou ik wel 's willen
zien", antwoordt de vrouw. De Ned.
Kerkbodi', begreep zelf, wij wezen er
reeds op, dat dit de beteekenis van de
plaat kon zijn.
Mogelijk komt iemand opmerken, dat die
teekening blijkbaar ziet op een zekeren
drang, die uitgeoefend wordt op allen, die
tot het personeel van het Loo behooren,
om dezen godsdienst bij te wonen.
Dat verandert aan de zaak niets.
Heeft iemand het recht niet, als hoofd
van zijn gezin, er op aan te dringen, dat
allen, die tot zijn huis behooren, ook de
ondergeschikten, zullen deelnemen aan
althans bijwonen den huisgodsdienst ? Al
zal er ook van bepaald dwingen geen sprake
zijn. En zou ik zelfs het recht niet hebben
om te zeggen: Die va"h onzen eenvoudigen
huisgodsdienst niet gediend zijn, van die ben
ik liever niet gediend?
Dat een Christen dit zelfs als een plicht
kan voelen, zal wel boven de bevatting van
medewerkers van dergelijke bladen gaan.
Maar mogelijk gevoelen zy toch, dat wat
ieders recht moet worden geacht, aan Hare
Majesteit als particulier persoon in haar
eigen huis niet mag ontzegd worden."
Alzoo hebben wij den toestand niet
verkeerd geteekend. Waar zulke denk
beelden in het hoofd yan een redacteur,
van de N. Kerkbode, omgaan, wat moeten
de lieden wel vreezen, die tot de gods
dienstoefening worden uitgenoodigd en
haar liever verzuimden? Zullen zij
huichelen of er hun positie aan wagen ?
wat volgens de Kerkbode, een gevolg
zou kunnen zijn van H,M's
plichts-\ervulling.
En nu dient hierbij in aanmerking ge
nomen te worden, dat een koninklijke
hofhouding allerminst gelijk te stellen
is met een gezin; een gezin, waarvoor de
vrouw des huizes zelf een of een paar
dienstboden huurt. Zulk een hofhouding
bevat een aantal hooger en lager ge
plaatsten, en voert een leven, met of zon
der intriges van allerlei aard, maar zeker
met de meest verschillende soorten van
pretenties onderling, buiten H. M. om;
bij zulk een talrijk personeel ontbreekt
in figuurlijken zin de opteekenaar" niet;
en bestaat niet een eenheid van gevoelen,
als in 't gewone huisgezin denkbaar is.
H. M. heeft ongetwijfeld aan dit be
zwaar niet gedacht, en gemeend een
voortreffelijk werk te verrichten; en zeker
is de raadgevende geestelijke, die haar
had behooren in te lichten, afwezig ge
weest ; iets wat bij geestelijken meer
Toorkomt, evenals bij busdokters. En
het ergste is nu nog, dat ook al de
dominé's, die thans uit den hoek komen,
de fout van hun ambtsbroeders trach
ten te dekken door ons uit te schelden
voor den vleeschelijken satan.
Nietwaar, waarom kunt gij nu niet
uw lezers vertellen, wat eigenlijk de ge
schiedenis is ? De hofprediker, of een
andere geestelijke autoriteit, had H. M.
behooren te verzekeren, dat zij, die zelf
zoo u-aar in haar godsdienst wenscht
te zijn, tegen haar wil, sommigen er toe
brengen zal onwaar in hun godsdienst
oefening te worden. Dat het uitstekend is
huiselijke godsdienstoefening te houden
in int'temen huiselijken kring; en dat het
almede in H. M. te prijzen is, als
geloovige, ook anderen op te wekken haar
daarin te volgen evenzoo in intiemen
huiselijken kring, d. i. buiten Haar tegen
woordigheid of iemands controle; dat dit
den hemel niet alleen welbehagelijker zal
zijn, maar tevens het mag toch in
de laatste plaats ook tot een Oranje
Vorstin gezegd worden maar tevens
dat de overgroote meerderheid van het
Nederlandsche volk, hetwelk bij zoo
velerlei gelooven en ongelooven zijn
leden heeft in te deelen, het aangenaam
zal zijn te weten, dat het paleis-dienaar
schap niet van n enkel religie-inzicht
wordt afhankelijk gesteld.
Mijne heeren, deze zaak, die geenszins
een particuliere aangelegenheid is, maar
een van groot algemeen belang, wijdt
haar uw aandacht eens op een andere
wijs, dan tot nu toe. Het is u toch niet
verboden iets degelijker te zijn.
Een principieele maatregel.
Toelage der Rijksambtenaren voor verblijf te
Amsterdam en Rotterdam.
Een onzer medewerkers schrijft ons :
Gelijk bekend, hoort men van verschillende
ajjden beweren, dat Amsterdam en Rotterdam
gemeenten zijn waar de levenswijze duurder
is dan in andere. Vroeger werd de gemeente
's Gravenhage daaronder ook gerekend, doch
dat denkbeeld heeft men blijkbaar laten
varen; immers voor de officieren van het
leger is de toelage, welke zij daarvoor ge
noten, vervallen. In Amsterdam en Rotter
dam genieten de oliicieren die toelage nog
voortdurend.
Nog niet lang geleden bij de herziening
van de tractementen der oliicieren van de
landmacht werd die maatregel door de
beide Kamers der Staten-Generaal
gesanctionneerd.
De Nederlandsche Regeering erkent dus,
dat de levenswijze te Amsterdam en te Rot
terdam duurder is dan elders en toch nam
ze geen algemeenen maatregel om de
burgerrijksambtenaren, welke verplicht zijn aldaar
te verblijven, eenigermate te gemoet te komen.
Wel werd soms een vriendje of protégéeene
toelage voor het verblijf te Amsterdam toe
gekend, doch daar bleef het bij.
Het departement van oorlog stelde, zooals
hierboven is aangestipt, voor de officieren
oen algemeenen maatregel vast.
De grove onbillijkheid, die in den be
schreven toestand ligt, wordt door den
minister Veegens blijkbaar gevoeld. In de
memorie van toelichting bij de
ontwerpbegrooting van landbouw, nijverheid en
handel, toch komt de volgende
mededeeling voor:
De ondergeteekende heeft in verband
met dienaangaande tot hem gerichte ver
zoeken na nauwgezette overweging gemeend,
dat er termen zijn, om aan ambtenaren,
wien de gemeente Amsterdam of Rotterdam
als standplaats is aangewezen, eene toelage
te yerleenen, omdat de levenswijze in die
gemeenten duurder is dan in andere. Hij
meent voorts, dat de toelagen in eene zekere
verhouding behooren te staan tot de genoten
jaarwedden en dat de toelagen een zeker
maximum-bedrag niet zullen mogen over
schrijden.
Reeds thans wordt aan den chef-ijker te
Amsterdam eene dergelijke toelage verleend.
Het kwam den ondergeteekende wenschelijk
voor inzake dergelijke toelagen eene uniforme
regeling te treffen voor alle onder zijn departe
ment ressorteerende ambtenaren, die onder
dezelfde omstandigheden werkzaam zijn.
Volgen» deze regeling zullen de volgende
bedragen als toelagen worden uitgekeerd :
aan ambtenaren met jaarwedde van meer
dan ? 2500 ? . . . ? 300.
van meer dan ? 2000 tot en met ? 2500 250.
1500 2000 200.
1000 1500 150.
van ? 1000 -en minder 15 pCt. van de
jaarwedde."
Wordt nu bedoelde ontwerp-begrooting
door de Staten-Generaal goedgekeurd en
door de Koningin bekrachtigd, dan zullen
ook de burgerambtenaren, ressorteerende
onder het departement van landbouw, nijver
heid en handel, evenals de officieren geldelijk
schadeloos worden gesteld voor het verplicht
verblijf houden te Amsterdam of te Rotterdam.
Zeker zonder het te willen, pleegt de
minister eene grove onbillijkheid tegenover
de burgerambtenaren van de overige departe
menten, met name de post- en
telegraafambtenaren, die zooals uit de pers kon
blyken herhaaldelijk op het bekomen van
eenige vergoeding hebben aangedrongen en
steeds zonder gevolg.
Als van zelf rijst de vraag, heeft de mini
ster Veegens dit zaakje zoo maar op zijn
eigen houtje voor zyn departement opge
knapt of heeft hij er met zijn ambtgenooten
in den ministerraad over gesproken ?
Het laatste ligt voor de hand omdat het
een belangrijken maatregel (een beginsel)
geldt, waaromtrent homogeniteit bij de Regee
ring dient te bestaan.
Hoe men de zaak intusschen ook bekijkt,
het blijft een vreemd geval, dat dadelijke
toelichting eischt.
Naar onze meening dient de regel te gel
den: of alle burger- rijksambtenaren ver
goeding voor verblijf te Amsterdam of te
Rotterdam of geen enkele.
Discipline ifi Doi
ii.
Van waar komt by het Duitsche volk die
gedweeheid tot gehoorzamen? Ligt het in het
ras? Ligt het aan de opvoeding? Komt het
door dat dit volk gisteren nog feudaal was,
door dat het dit eigenlijk nog is, dat het zoo
gemakkelijk de hiërarchie aanneemt? De
oorzaak is misschien zeer ver te zoeken, en
misschien zou de wijsheid ons wel gebieden,
niet al te ver op dien weg door te gaan.
Van zijn jeugd af wordt de Duitscher gedres
seerd tot gehoorzaamheid. Zelfs de kleine
kinderen zijn zoet; ik heb op straat dikwijls
naar hen gekeken 't zyn modellen van
zoetheid! Soms doen zij alsof zij huilen, maar
er zit geen entrain in hun geschreeuw. By
het spelen commandeeren de jongens de
meisjes zooals trouwens overal maar
in Duitschland is de gedweeheid van de
meisjes veel absoluter. Zij gehoorzamen let
terlijk als slavinnen, zelfs groote meisjes
yan tien jaar buigen zich voor een kleinen
jongen, ten minste als hy de kunst van
commandeeren verstaat.
Ik heb eens een troepje kleine kleuters in
Berlijn Unter den Linden zien soldaatje spelen.
Een van hen had het opperbevel en mar
cheerde aan het hoofd van zijn manschappen
terwijl de door hem gekozen luitenant het toe
zicht hield op de achterhoede. Dat kleine
monster (de luitenant) maakte een schandelijk
misbruik van zijn macht, door een aardig
ventje, dat zoo veel mogelijk zijn best deed
flink in de pas te loopen, bard te knijpen en
met een stok te slaan. Een kleine Franschman
zou in zijn plaats hebben geschreeuwd en ge
protesteerd, en zou waarschijnlijk zijn
weggeloopen. Maar het Duitscbertje bleef in het
gelid en marcheerde dapper door, hoewel de
tranen hem over de wangen liepen: hij bukte
zich reeds onder het juk 7an de discipline.
De oorzaak van die gedweeheid ligt voor
een deel aan 't feit, dat elke school in Duitsch
land een kleine kazerne is. De chooldisciplin
is bewonderenswaardig. Ga bijvoorbeeld tegee
het einde van het speeluur eens kijken naar
een groote school/ waar een achthonderd
jongens op de speelplaatsen bezig zijn. Een
fluitje weerklinkt. Dadelijk, als bij tooverslag,
gaan alle jongens in 't gelid staan; niemand
bly'ft achter, de kleintjes haasten zich het
meest. Zelfs de meest hartstochtelijke spelers
houden oogenblikkehjk, als werktuigelijk, op;
binnen een paar seconden is de geheele massa
in klassen verdeeld, en begeeft zich zwijgend
naar de verschillende lokalen. Eén enkele
onderwijzer is voldoende voor het toezicht
bij het spelen l
Dezelfde discipline in fabrieken en werk
plaatsen, waar de opzichter in uniform dezelfde
plaats inneemt als de Schutzmann op straat,
in de Fortbildungischulen, waarvan het bezoek
voor de leerlingen, die de volksschool hebben
afgeloopen, verplicht is tot hun zeventiende
jaar, maar waarheen «ij gewoonlijk vrijwillig
tot hun twintigste jaar blijven gaan, en soms
zelfs nog langer. Aan de universiteiten
worden de studenten, die zich tegen de disci
pline verzetten, in het den Karzer'opgesloten.
Op deze wijze voorbereid, komt de jonge
Duitscher onder dienst. Mochten er nog
eenige kiemen van onafhankelijkheid in hem
zijn achtergebleven, dan worden die in dien
tijd voor goed verstikt. En om de zorgvuldig
gekweekte onderworpenheid toch vooral in
even te houden,; worden, na afloop van den