De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 7 oktober pagina 1

7 oktober 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1528 DE AMSTERDAMMEB A°. 1906. WEEKBLAD iNEDEKLAND O :n. d_ e r r e d. a. o t i e Dit nummer bevat een bijvoegsel. J". IDE IC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENLORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 134). Abonnement per 3 maanden , f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar » mail 10. AfzonderlJjke Nummers aan de Kiosken ver'iwjgbaar , 0.12'/« Dit blad i» verkrijgbaar Kioik 10 Boulevard d« Capaeine» tegenover h«t Gr»nd Café, te Parij». Zondag 7 October. Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. \ .... f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOLF M03SE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prija per regel ia 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ : Huiselijke godsdienstoefening. Een principieele maat regel. Discipline in Duitschland, II. FEUILLETON: De Brojntol, door H. de Hoog, II,:(«lot). KUNST EN LETTEREN: Een Hongerende Ziel, naar het Deensch van Marie Bregendahl, door D. Logeman-Van der Willigen, beoordeeld door W. Graadt van Roggen. Een deftig taaiknoeier, door d. H. Simson en Delila. Naar het Duitsch, van Clara Viebig, door Emry Thomas, be oordeeld door v. H. Koninklijke Vlaamsche Academie. Wedstrijden, I. VOOR DAMES. Halfheid, door Edera. Aan de Dames. ALLEELEI, door Caprice. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. Portretten van dichter mr. W. Bilderdyk en van zijne beide ?echtgenooten, enz. Bilderdijk-tentoonstelling. Schildery-Verkooping in De Brakke Grond" door C. F. Roos te Amsterdam, (met afb.) Bilderdijk als Denker en Dichter, door dr, H. Bavinck, beoordeeld door C. G. N. de Vooys. Penteekening van H. G. Ibels Muziekbeoordeelingen, IV, door Ant. Averkamp. DAMRUBRIEK. Penteeke ning van de maand September, door Chris Kras Kzn. lnancieele en occonomische Kroniek, door D. Stigter. SCHAAKSPEL» ADVERTENTIES. Huiselijke godsdienstoefening. Door onze "Weekblad-plaat van 9 Sept. met het onderschrift: Boerenvrouwtje (wijzende op een heer): Kijk, wat moet die daar Zou hij ons opteekenen ?... Boer: Wel neen, je hebt immers gehoord 't is hier alles goddienst en vrijheid. Ik zou gerust durven wegblijven. Boerenvrouwtje : Nou ... dat zou ik wel 'a willen zien.1' hebben zich niet minder dan yijf Luthereche domino's tegelijk boos gemaakt, zóó boos, dat een van hen met goedkeuren van de anderen, in de Wartburg, Luth. Weekblad, uitgegeven voor rekening van het Ned. Luth. Genootschap -voor In- en en Uitwendige Zending, onzen teekenaar heeft toegeschreven een haat tegen den godsdienst, die ook op het karakter invloed heeft, wijl het zijn doel zou geweest zijn, den huisgodsdienst van H. M. aan de publieke verachting prijs te geven. Als het maar geen godsdienst was, die aldus geëerd en aangekweekt werd, schrijft Ds. Van Wijk; maar de haat tegen den godsdienst heeft Br. geprikkeld. En dan heet het ten slotte, dat het de bedoeling is geweest: het karakter van onze koningin aan te tasten. Ook buiten den Lutherschen kring zijn gelijksoortige beschuldigingen uitgespro ken. De Ned. Kerkbode weet zijn lezers te vertellen, dat het "Weekblad met zijn teekenaar zich zou verlaagd hebben den particulieren godsdienst te beschimpen, en de Orenswachter meent ons te moeten onder het oog te brengen, dat wij het recht missen de BELANGSTELLING in huise lijke godsdienstoefening te hekelen of bij het groote publiek, verdacht te maken. De heer Braakensiek en wij kunnen het er mee doen. Het zal ons echter veroorloofd zijn tegen zoo zware beschuldigingen een woordje in het midden te brengen; en dan mogen de eerwaarde heeren ons de ?vraag ten goede houden: Hoe zijn al deze zieleherders in de gelegenheid gekomen zóó diep een blik in ons zieleleven te slaan, dat zij ons dergelijk satanisch be denken en doen ten laste mogen leggen ? Nietwaar, Christenen, en dan dominés yporal, moeten tot aan het uiterste toe zich inspannen om zachtmoedig te oordeelen, het goede in den mensch te onder stellen zoo lang dit slechts mogelijk is... en als we dan lezen in de Ned. Kerkbode: Mogelijk komt iemand opmerken, dat de teekening blijkbaar ziet op een zekeren drang, die uitgeoefend wordt op allen, die tot het personeel van het Loo behooren, om dezen huisgodsdienst bij te wonen blijkt het toch duidelijk genoeg, dat de heeren, zoo ze even hadden nagedacht, ja, als ze het onderschrift maar een paar m£<.al hadden overgelezen, althans een verkla ring hadden kunnen geven, waarbij noch haat tegen den godsdienst" als onze drijfveer, noch het beschimpen" van den particulieren godsdienst als ons doel, mochten worden vastgesteld. "Want nog eens: hoe komen dominés tot zoo iets? Mannen van zóó hooge ontwikkeling, dat men ze meestal zeer geleerd" noemt ; dermate in ernstige opvatting yan hun ambtstaak, dat de titel van weieerwaarde" yoor hen allen door niemand als een roof wordt geacht; en dan zoo lichtvaardig en luchthartig, om iemand zonder nood zaak aan de publieke verachting prijs te geven, gelijk zij dit durven ten opzichte van den heer Braakensiek, en met hem, natuurlijk ook van ons. En als men nu bedenkt, dat deze heeren gediplomeerde uitleggers zijn van het Boek der Boeken, van de duisterste schriftplaatsen, en dagelijks zich oefenen in het oplossen van de diepzinnigste vraagstukken .. en men ziet, dat zij zelfs zoo'n simple plaat met het duidelijk onder schrift, waarin over de vrijheid om van een godsdienstoefening tehuis te blijven, en over niets anders gesproken wordt, alleen als een getuigenis van godsdiensthaat, als een poging om den godsdienst te beschimpen, opvatten welnu, dan mag men zeker vragen, behoort nu zoo iets bij een rechtgeaard Lutheraan" bij een Lutheraan die trouw hoopt te blijven" m. a. w.: behoort nu zoo iets bij den Wartburg thuis? Maar ja, toch aan den Wartburg zou dit zonderlinge voorval ons kunnen her inneren; ia het niet in zekeren zin een herhaling van het feit, dat de groote Luther zijn inktpot den duivel naar het hoofd heeft gesmeten... met geen ander gevolg dan dat daar een groote zwarte vlek achterbleef op den wand ? Zeker, dit is nog de beste verklaring: Braakensiek zal den vijf Wartburg-dominé's als Satan zijn verschenen... en nu zit er ook in den papieren Wartburg, maar voor goed, de hemel kan het niet uitwisschen, een inktmop; doch n, waar Luther zich voor schamen zou. Nu zooveel domino's redactie en tee kenaar van het Weekblad de snoodste ge zindheden ten laste leggen, willen wij voor hen gaarne een kleine geloofsbe lijdenis afleggen, opdat zij leeren iets minder bekrompen over hun evenmensch te oordeelen. Welk een filister zou men niet moeten zijn, om den godsdienst te haten of den godsdienst te beschimpen? Wij hebben eerbied voor eiken godsdienst, mits hij werkelijk godsdienst zij, richtsnoer en kracht des levens. Het is voor ons de vraag niet welk der tallooze gelooven of ongelooven iemand zij toegedaan, maar of HIJ ZELF iraar is, en handelt naar zijn overtuiging. Naar onze meening bestaat er geen grooter factor van maatschappelijk en staatkundig bederf de geheele wereld door, dan een geloof en een ongeloof, dat niet den mensch bezielt tot het beleven van eigen beginselen, naar de gestage uitspraak van zijn geweten. Geloof en ongeloof beide, zijn waar deloos tot ontwikkeling van het zedelijk leven en verhooging van geluk, wanneer zij niet de diepste roerselen van het wezen raken. Is de mensch zelf niet icaar, dan wordt zijn zoogenaamde gods dienst een milde bron van leugen, niet van begripsleugen, maar van gedrags leugen. .. . En hoe laag bij zulk een zoogenaamden godsdienst, die het deel van de overgroote meerderheid is, de zede lijkheids- en geluks-standaard in onzen tijd gezonken is wij behoeven het den dominés van de Wartburg, van de^\W. Kerkbode en de Grenswachter, en hun collegaas niet te zeggen. Den godsdienst haten en beschimpen ? Neen ? maar onze eerbied en ingeno menheid stijgen, naarmate hij zich meer als levenskracht betoont. De dominés zullen misschien moeite hebben het te gelooven, maar wij achten aan elk geloof, en ook aan elk ongeloof, zal het iets beteekenen, het radicalisme verbonden. Wij vinden het heusch heerlijk een todsdienstig mensch te ontmoeten, maar an als godsdienstig menseh, een man uit n stuk. Zoo hebben wij haast ons leven lang niet kunnen begrijpen, dat menschen, die meenen in het bezit te zijn van Gods eigen troon/, leeken en dorninés, een wél- zelfs rijkingericht, huis wilden bewonen op een goeden stand, en heel rustig, bij het verrichten van niet al te veel tijd vorderende bezigheden, een lekker leventje leiden ... als ware al die groote, maar de strengste zelfverlooche ning vorderende waarheden, alleen op den Zondag en bij de bijbellezing na het ont bijt van belang. Daarom en dat is voor deze leeken en dominés misschien van nog mindere bekoring kunnen wij wezen lijk, al zijn we in wereldbeschouwing als tegenvoeters der kloosterlingen met bijzonder respect monniken en nonnen begroeten.... menschen, die, de uitzon deringen daargelaten, zoo waar zijn, aan hun godsdienst getrouw. En dit niet wijl het katholieken zijn. Neen, wanneer b. v. morgen den dag, de heeren Ds. Groote, Helwig, Scharten, Westermann en Van Wijk, die de Wartburg, uitge geven voor rekening van het Ned. Luth. Gen. voor In- en Uitwendige Zending, redigeeren, ons berichtten, dat zij zich allen voor die Zending beschikbaar heb ben gesteld, wij weten zeker, dat we hen en hun geloof nog hooger zouden respec teeren, dan nu reeds het geval kan zijn. Het is mogelijk, dat wij de zaak van den godsdienst, ook na onze studie en er varing, niet behoorlijk overzien, en dat de godsdienst evenals de politiek minder met radicalisme heeft uit te staan dan met liberalisme, anders gezegd, met een opportunistische liberaliteit maar een feit is, dat wij in ons brein en gemoed, godsdienst en radicalisme niet kunnen scheiden ? en ook, dat dit wel de voor naamste reden is geweest, waarom wij Kuyper's-kabinet met kracht hebben be streden, wijl zijn politiek en openbaar leven zoo weinig strookte met de ge schriften en woorden van den tot in den engelen-hemel doorgedrongen apostel profeet; weshalve hij in onze oogen een gevaar was yoor de zedelijke ontwikke ling der natie. En dan zouden wij ge neigd kunnen zijn, het karakter onzer koningin aan te vallen, omdat zij, juist wat wij zoo hoog waardeeren, ook in haar godsdienst iraar wil zijn? Dit immers heeft zij getoond in haar houding tegenover het Nieuwe kerkpubliek; zij, de eerste die geprotesteerd heeft tegen de kijkspnl-vertooning, als hoedanig de goê-gemeente deze gods dienstoefening steeds opvat. Hoe hartelijk hebben juist wij haar daarbij toegejuicht, en waar zijn toen de dominé's gebleven en hun pers? De dominé's, die zelf het meest nog hebben bijgedragen om aan den kerkgang, waaraan H. M. 't strekt haar tot eer als een gewone Christen ziel in allen eenvoud, wenschte deel te nemen, een buitengewoon karakter te geven, door kortere preekjes, en een bebidden en bezingen van H. M. als ware er in die godsdienstoefening maar n ziel, die waarde had voor Onze Lieve Heer en de Gemeente. Ja, waar zijn de dominé's, die, bij de gebleken ont stemming van H. M., haar hebben gezegd: Majesteit, wij verzoeken U dringend ons te veroorloven een eind te maken aan deze afschuwelijke komedie, die ieder ergert, me nog waarde hecht aan de'Waarheül bij_ de godsdienstoefening; de gods dienst is een te ernstige zaak, dan dat wij daarbij zouden mogen voorgaan; sta ons toe in het vervolg deze godsdienst oefening bij U te houden in het paleis ? En nu komt H. M. tot het besluit om een huiselijke godsdienstoefening in te voeren. Een tweede feit waaruit men zien kan hoe waar zij in haar godsdienst wil zijn. Dit zouden wij afkeuren, haten, be schimpen, verdacht willen maken Och kom, eerwaarde Heeren! Een geloofigc koningin, die huiselijke gods dienstoefening houdt, is ons veel sympa thieker dan eene, die haar geloof verbergt en verzaakt. Vertel dat gerust aan uw lezers, en trek dan al uw grove beschul digingen in. En nu de plaat. Ze gaf te verstaan dat godsdienst en vrijheid, bij een zoo groot personeel, als op het Loo in eenigen dienst zich bevindt, niet kunnen samengaan. Daar /.uilen er steeds zijn, die opletten of er ook thuisblijvers gevonden worden. Een man teekende de namen op Ik zou gerust durven wegblijven", zegt de boer. Nou, dat zou ik wel 's willen zien", antwoordt de vrouw. De Ned. Kerkbodi', begreep zelf, wij wezen er reeds op, dat dit de beteekenis van de plaat kon zijn. Mogelijk komt iemand opmerken, dat die teekening blijkbaar ziet op een zekeren drang, die uitgeoefend wordt op allen, die tot het personeel van het Loo behooren, om dezen godsdienst bij te wonen. Dat verandert aan de zaak niets. Heeft iemand het recht niet, als hoofd van zijn gezin, er op aan te dringen, dat allen, die tot zijn huis behooren, ook de ondergeschikten, zullen deelnemen aan althans bijwonen den huisgodsdienst ? Al zal er ook van bepaald dwingen geen sprake zijn. En zou ik zelfs het recht niet hebben om te zeggen: Die va"h onzen eenvoudigen huisgodsdienst niet gediend zijn, van die ben ik liever niet gediend? Dat een Christen dit zelfs als een plicht kan voelen, zal wel boven de bevatting van medewerkers van dergelijke bladen gaan. Maar mogelijk gevoelen zy toch, dat wat ieders recht moet worden geacht, aan Hare Majesteit als particulier persoon in haar eigen huis niet mag ontzegd worden." Alzoo hebben wij den toestand niet verkeerd geteekend. Waar zulke denk beelden in het hoofd yan een redacteur, van de N. Kerkbode, omgaan, wat moeten de lieden wel vreezen, die tot de gods dienstoefening worden uitgenoodigd en haar liever verzuimden? Zullen zij huichelen of er hun positie aan wagen ? wat volgens de Kerkbode, een gevolg zou kunnen zijn van H,M's plichts-\ervulling. En nu dient hierbij in aanmerking ge nomen te worden, dat een koninklijke hofhouding allerminst gelijk te stellen is met een gezin; een gezin, waarvoor de vrouw des huizes zelf een of een paar dienstboden huurt. Zulk een hofhouding bevat een aantal hooger en lager ge plaatsten, en voert een leven, met of zon der intriges van allerlei aard, maar zeker met de meest verschillende soorten van pretenties onderling, buiten H. M. om; bij zulk een talrijk personeel ontbreekt in figuurlijken zin de opteekenaar" niet; en bestaat niet een eenheid van gevoelen, als in 't gewone huisgezin denkbaar is. H. M. heeft ongetwijfeld aan dit be zwaar niet gedacht, en gemeend een voortreffelijk werk te verrichten; en zeker is de raadgevende geestelijke, die haar had behooren in te lichten, afwezig ge weest ; iets wat bij geestelijken meer Toorkomt, evenals bij busdokters. En het ergste is nu nog, dat ook al de dominé's, die thans uit den hoek komen, de fout van hun ambtsbroeders trach ten te dekken door ons uit te schelden voor den vleeschelijken satan. Nietwaar, waarom kunt gij nu niet uw lezers vertellen, wat eigenlijk de ge schiedenis is ? De hofprediker, of een andere geestelijke autoriteit, had H. M. behooren te verzekeren, dat zij, die zelf zoo u-aar in haar godsdienst wenscht te zijn, tegen haar wil, sommigen er toe brengen zal onwaar in hun godsdienst oefening te worden. Dat het uitstekend is huiselijke godsdienstoefening te houden in int'temen huiselijken kring; en dat het almede in H. M. te prijzen is, als geloovige, ook anderen op te wekken haar daarin te volgen evenzoo in intiemen huiselijken kring, d. i. buiten Haar tegen woordigheid of iemands controle; dat dit den hemel niet alleen welbehagelijker zal zijn, maar tevens het mag toch in de laatste plaats ook tot een Oranje Vorstin gezegd worden maar tevens dat de overgroote meerderheid van het Nederlandsche volk, hetwelk bij zoo velerlei gelooven en ongelooven zijn leden heeft in te deelen, het aangenaam zal zijn te weten, dat het paleis-dienaar schap niet van n enkel religie-inzicht wordt afhankelijk gesteld. Mijne heeren, deze zaak, die geenszins een particuliere aangelegenheid is, maar een van groot algemeen belang, wijdt haar uw aandacht eens op een andere wijs, dan tot nu toe. Het is u toch niet verboden iets degelijker te zijn. Een principieele maatregel. Toelage der Rijksambtenaren voor verblijf te Amsterdam en Rotterdam. Een onzer medewerkers schrijft ons : Gelijk bekend, hoort men van verschillende ajjden beweren, dat Amsterdam en Rotterdam gemeenten zijn waar de levenswijze duurder is dan in andere. Vroeger werd de gemeente 's Gravenhage daaronder ook gerekend, doch dat denkbeeld heeft men blijkbaar laten varen; immers voor de officieren van het leger is de toelage, welke zij daarvoor ge noten, vervallen. In Amsterdam en Rotter dam genieten de oliicieren die toelage nog voortdurend. Nog niet lang geleden bij de herziening van de tractementen der oliicieren van de landmacht werd die maatregel door de beide Kamers der Staten-Generaal gesanctionneerd. De Nederlandsche Regeering erkent dus, dat de levenswijze te Amsterdam en te Rot terdam duurder is dan elders en toch nam ze geen algemeenen maatregel om de burgerrijksambtenaren, welke verplicht zijn aldaar te verblijven, eenigermate te gemoet te komen. Wel werd soms een vriendje of protégéeene toelage voor het verblijf te Amsterdam toe gekend, doch daar bleef het bij. Het departement van oorlog stelde, zooals hierboven is aangestipt, voor de officieren oen algemeenen maatregel vast. De grove onbillijkheid, die in den be schreven toestand ligt, wordt door den minister Veegens blijkbaar gevoeld. In de memorie van toelichting bij de ontwerpbegrooting van landbouw, nijverheid en handel, toch komt de volgende mededeeling voor: De ondergeteekende heeft in verband met dienaangaande tot hem gerichte ver zoeken na nauwgezette overweging gemeend, dat er termen zijn, om aan ambtenaren, wien de gemeente Amsterdam of Rotterdam als standplaats is aangewezen, eene toelage te yerleenen, omdat de levenswijze in die gemeenten duurder is dan in andere. Hij meent voorts, dat de toelagen in eene zekere verhouding behooren te staan tot de genoten jaarwedden en dat de toelagen een zeker maximum-bedrag niet zullen mogen over schrijden. Reeds thans wordt aan den chef-ijker te Amsterdam eene dergelijke toelage verleend. Het kwam den ondergeteekende wenschelijk voor inzake dergelijke toelagen eene uniforme regeling te treffen voor alle onder zijn departe ment ressorteerende ambtenaren, die onder dezelfde omstandigheden werkzaam zijn. Volgen» deze regeling zullen de volgende bedragen als toelagen worden uitgekeerd : aan ambtenaren met jaarwedde van meer dan ? 2500 ? . . . ? 300. van meer dan ? 2000 tot en met ? 2500 250. 1500 2000 200. 1000 1500 150. van ? 1000 -en minder 15 pCt. van de jaarwedde." Wordt nu bedoelde ontwerp-begrooting door de Staten-Generaal goedgekeurd en door de Koningin bekrachtigd, dan zullen ook de burgerambtenaren, ressorteerende onder het departement van landbouw, nijver heid en handel, evenals de officieren geldelijk schadeloos worden gesteld voor het verplicht verblijf houden te Amsterdam of te Rotterdam. Zeker zonder het te willen, pleegt de minister eene grove onbillijkheid tegenover de burgerambtenaren van de overige departe menten, met name de post- en telegraafambtenaren, die zooals uit de pers kon blyken herhaaldelijk op het bekomen van eenige vergoeding hebben aangedrongen en steeds zonder gevolg. Als van zelf rijst de vraag, heeft de mini ster Veegens dit zaakje zoo maar op zijn eigen houtje voor zyn departement opge knapt of heeft hij er met zijn ambtgenooten in den ministerraad over gesproken ? Het laatste ligt voor de hand omdat het een belangrijken maatregel (een beginsel) geldt, waaromtrent homogeniteit bij de Regee ring dient te bestaan. Hoe men de zaak intusschen ook bekijkt, het blijft een vreemd geval, dat dadelijke toelichting eischt. Naar onze meening dient de regel te gel den: of alle burger- rijksambtenaren ver goeding voor verblijf te Amsterdam of te Rotterdam of geen enkele. Discipline ifi Doi ii. Van waar komt by het Duitsche volk die gedweeheid tot gehoorzamen? Ligt het in het ras? Ligt het aan de opvoeding? Komt het door dat dit volk gisteren nog feudaal was, door dat het dit eigenlijk nog is, dat het zoo gemakkelijk de hiërarchie aanneemt? De oorzaak is misschien zeer ver te zoeken, en misschien zou de wijsheid ons wel gebieden, niet al te ver op dien weg door te gaan. Van zijn jeugd af wordt de Duitscher gedres seerd tot gehoorzaamheid. Zelfs de kleine kinderen zijn zoet; ik heb op straat dikwijls naar hen gekeken 't zyn modellen van zoetheid! Soms doen zij alsof zij huilen, maar er zit geen entrain in hun geschreeuw. By het spelen commandeeren de jongens de meisjes zooals trouwens overal maar in Duitschland is de gedweeheid van de meisjes veel absoluter. Zij gehoorzamen let terlijk als slavinnen, zelfs groote meisjes yan tien jaar buigen zich voor een kleinen jongen, ten minste als hy de kunst van commandeeren verstaat. Ik heb eens een troepje kleine kleuters in Berlijn Unter den Linden zien soldaatje spelen. Een van hen had het opperbevel en mar cheerde aan het hoofd van zijn manschappen terwijl de door hem gekozen luitenant het toe zicht hield op de achterhoede. Dat kleine monster (de luitenant) maakte een schandelijk misbruik van zijn macht, door een aardig ventje, dat zoo veel mogelijk zijn best deed flink in de pas te loopen, bard te knijpen en met een stok te slaan. Een kleine Franschman zou in zijn plaats hebben geschreeuwd en ge protesteerd, en zou waarschijnlijk zijn weggeloopen. Maar het Duitscbertje bleef in het gelid en marcheerde dapper door, hoewel de tranen hem over de wangen liepen: hij bukte zich reeds onder het juk 7an de discipline. De oorzaak van die gedweeheid ligt voor een deel aan 't feit, dat elke school in Duitsch land een kleine kazerne is. De chooldisciplin is bewonderenswaardig. Ga bijvoorbeeld tegee het einde van het speeluur eens kijken naar een groote school/ waar een achthonderd jongens op de speelplaatsen bezig zijn. Een fluitje weerklinkt. Dadelijk, als bij tooverslag, gaan alle jongens in 't gelid staan; niemand bly'ft achter, de kleintjes haasten zich het meest. Zelfs de meest hartstochtelijke spelers houden oogenblikkehjk, als werktuigelijk, op; binnen een paar seconden is de geheele massa in klassen verdeeld, en begeeft zich zwijgend naar de verschillende lokalen. Eén enkele onderwijzer is voldoende voor het toezicht bij het spelen l Dezelfde discipline in fabrieken en werk plaatsen, waar de opzichter in uniform dezelfde plaats inneemt als de Schutzmann op straat, in de Fortbildungischulen, waarvan het bezoek voor de leerlingen, die de volksschool hebben afgeloopen, verplicht is tot hun zeventiende jaar, maar waarheen «ij gewoonlijk vrijwillig tot hun twintigste jaar blijven gaan, en soms zelfs nog langer. Aan de universiteiten worden de studenten, die zich tegen de disci pline verzetten, in het den Karzer'opgesloten. Op deze wijze voorbereid, komt de jonge Duitscher onder dienst. Mochten er nog eenige kiemen van onafhankelijkheid in hem zijn achtergebleven, dan worden die in dien tijd voor goed verstikt. En om de zorgvuldig gekweekte onderworpenheid toch vooral in even te houden,; worden, na afloop van den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl