Historisch Archief 1877-1940
No. 1528
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
P. P. SCHIEDGES. De twee molens.
Weissenbruch ; L. W. R. Wenckebach ; Th.
"Wijngaarden; prof. B. "Wijnveld; J. H.
"Wijsmuller, enz.
Enkele afbeeldingen hiernevens, zijn ge
nomen naar schilderen van H. W. Mesdag;
P. P. Sehiedges en van A. Cassioli.
H. W. MESDAG. Strand, bij avond.
llltllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIIIIIMnitUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIllllllHII Jllmillll
Bilöerdlihlmlie,
Bilderdijk als Denker en Dichter, door Dr.
H. BAVINCK. (Kampen J. H. Kok
1906.)
Er is onzijdig grondgebied, waarop het
noemen van Bilderdijk'g naam iets anders ia
dan eene oorlogsverklaring", schreef Beets
in zijn Ferpoozingen. Men zou er werkelik
aan gaan twijfelen, ondanks de bonte namenrij
van de BilderdjjkS'feestkommiBsie. Vooral
sedert de letterkundige beweging van 1880 is
ook Bilderdijk's roem als woordkunstenaar
niet onaangetast gebleven. Kloos en Verwey
zagen in hem de vader van de
negentiendeeeuwse Dichterlike Taal. Hun afkeer gold
meer zijn invloed, dan zijn volnmineuse
Dichtwerken, die immers in de meeste boe
kenkasten te slapen stonden. Maar evengoed
als vergoding kan verguizing konventioneel
worden. Terwijl Verwey Bilderdijk nog in
zjjne soort een groot en ernstig kunstenaar"
noemde, werd het mode, het gewaande genie
tot een erbarmelik rijmelaar te verlagen. Op
het grote aandeel van de Multatulianen in
deze waardering behoeft nauweliks gewezen
te worden. Even duidelik is het, dat de be
wonderaars van Multatuli's oppervlakkige
spot niet de moeite namen om zijn kritiek
te toetsen.
Ook op letterkundig gebied is Bilderdijk's
naam nog in staat om de ultra's in hét ge
weer te brengen. Onlangs bracht De Kroniek
een artikel, waarin met warmte Bilderdijk's
onbeduidendheid aangetoond werd, met het
beleefde verzoek om deze zonderling voor
goed in zijn graf te laten rusten. Daartegen
over staan bewonderaars als Van Elring, die
hun Dichter hemelhoog verheffen, en met
niemand minder dan Shelley gelijk willen
stellen.
Nu is een feeststemming, die zo licht in
een feestroes overslaat, niet de meest ge
schikte gemoedsgesteldheid voor een wel
overwogen oordeel. Evenmin als gewoonlik
bruiloftstoosten of lijkredenen de beste
bgdragen zijn tot de karakterkennis van de
gevierde persoon.
In de Bilderdijk-viering is, gelijk in de
Eembrandtfeesten, veel opgeschroefds en
onwaars. Een vuurwerk is meestal door dikke
rookwalmen omgeven, het dikst en het
hinderlikst bij de eigenlike apotheose.
Naast allerlei onzuivere elementen is er
evenwel n van waarde : de verlevendiging
van de Bilderdijk-studie. Wanneer het vuur
werk uitgeknetterd is en de walm opgetrok
ken, zal eerst blijken in hoeverre de
herdenkingsdagen voor de nagedachtenis van de
dichter winst opgeleverd hebben.
Bilderdijk behoort ongetwijfeld tot de grote
persoonlikheden, die op de geestelike ont
wikkeling van ons volksleven een beslissende
invloed hebben gehad. In de kuituur-geschie
denis ligt het onzijdige terrein, dat Beets in
de Poëzie zocht. Daar is een onbevooroor
deelde waardering mogelik en noodzakelïk.
Aan Allard Pierson komt de eer toe, daarop
de volle nadruk gelegd te hebben, in zijn
nog altijd bekorende studie Oudere
Tijdgenooten, (1886) terwijl hij later dit standpunt
bleef verdedigen tegen Dr. Kollewijn's
Bilderdijk-biografie. (De Gids 1891). Zijn
partikuliere leven heeft deze openhartige dichter
geheel voor ons bloot gelegd, maar het
nasnuffelen van de biezonderheden, het op
sporen van de gebreken en tegenstrijdigheden
die dit karakter tot een psychologies raadsel
maken, kunnen ons nooit de eigenlike be
tekenis van dit leven openbaren. Daartoe
moet men nagaan hoe Bilderdijk met zijn
denkbeelden en zijn arbeid staat te midden
van zijn volk en zijn eeuw. Daartoe moet
het streven van deze bestrijder der
Aufklarung" in verband gebracht worden met de
geestesstromingen in het buitenland. Dan
eerst begrijpt men de machtige invloed die
van hem uitging. Een man die de geestelike
vader kon worden van het Réveil, moet een
buitengewoon belangrijke persoonlikheid ge
weest zijn.
Op de lijn van Pierson ligt het nieuwe
boek van Dr. Bavinck, over Bilderdijk als
Denker en Dichter. In de Voorrede karakteri
seert de schrijver zijn werk als een scheta
van Bilderdijk's levens- en wereldbeschou
wing." Eigenlik zou dit een juister titel zijn:
het volle licht yalt op de Denker. Bavinck
wil ons een andere zijde van Bilderdijk leren
kennen dan die in de beschrijvingen van
zijn leven en werken ons gewoonlijk voor
de oogen gesteld wordt." Wat ons allereerst
treft, is de degelike en grondige studie waarop
dit boek gebaseerd is. Terecht heeft hij de
te weinig gekende en gewaardeerde
prozageschriften van Bilderdijk als een van zijn
hoofdbronnen beschouwd. De beknopte samen ?
vatting van Bilderdijk's denkbeelden bij Pier
son en Kollewijn vindt aien hier breed uit
gewerkt en met overvloed van bewijsplaatsen
toegelicht, die tot verdere studie prikkelen.
Dit boek vol studie is geschreven om bestu
deerd te worden. De boeiende voorstelling,
de verrassend-nieuwe gezichtspunten van
Pierson zijn aan dit werk vreemd gebleven,
maar daar staat tegenover dat de stof zeil7
aan ieder die minder in Bilderdijk's geschriften
thuis is en dat zullen er velen zijn
herhaaldelik verrassingen biedt. Pierson stond
op een hoger en vrijer standpunt om Bil
derdijk's plaats in het JNederlandae Kal vinisme
te bepalen, dan Bavinck, al moeten we het
in de laatste waarderen dat hij met
wetenschappelike nauwgezetheid steeds Bilderdijk
zelf aan het woord laat, ook al zegt hij dingen
die hem minder aanstaan. Alleen het eerste
hoofdstuk staat beslist in het teken van de
antithese". Op de eerste bladzijde wordt
gezegd dat ieder door Bilderdijk's kunst be
koord wordt, hetzij men zich onder zijne
geestverwanten of onder zijne tegenstanders
schare." Alsof een derde standpunt niet mo
gelik was I Uitvoeriger wordt tegen het einde
van dit hoofdstuk (blz. O?32) betoogd, dat
de partyman Bilderdijk slechts begrepen wordt
en kan worden door het Christelik volksdeel.
De onverwachte wending, dat Bilderdijk
toch aan het volk in zijn geheel behoort,
dient als overgang tot de toost, waarmee dit
hoofdstuk besluit. In een toost pleegt men
de woorden niet te wikken en te wegen.
Trouwens dat is de enige plaats waar het
gelegenheids-karakter van dit boek enigszins
storend uitkomt, en de schrijver zijn gewone
toon, de toon van kalme uiteenzetting en
betoog, verlaat. Want het is opmerkelik dat
de scepticus Pierson, die door de schrijver
tot Bilderdijk's tegenstanders" gerekend zou
worden, soms met meer warmte en innige
bewondering spreekt over deze grote per
soonlikheid dan de Kalvinist Bavinck, die
zich onder zijn geestelike zonen telt.
De kompositie van Bavinck's boek is
weldoordacht. Alleen , zou het overweging
verdiend hebben de polemiese uitweidingen,
b. v. tegen Simon Gorter en Van Vloten,
naar de noten of naar de inleiding te ver
wijzen. Na een inleidend hoofdstuk over
Bilderdijk's persoonlijkheid wordt Het beginsel
van Bilderdijk's wijsbegeerte uiteengezet: hoe
de dichter aanvankelik geboeid werd door
het Stoïcisme, maar later meer de aantrek
king gevoelde van de Duitse wijsbegeerte,
en in het biezonder aan Kant en Leibniz
veel te danken had, eer er een langzame
terugkeer tot het positieve Christendom"
plaats had.
Hoofdstuk III geeft Bilderdijk's opvatting
van Het Wezen Gods, vooral merkwaardig
door zijn drieëenheidsleer, die sterk aan de
Middeleeuwse mystieken doet denken. Daarop
leren we in Natuurbeschouwing (IV) en Wereld
harmonie (V), hoe Bilderdijk zich Gods schep
ping dacht. Tegenover de opkomende
natuur-wetenschap neemt hij positie.
Het Newtonianisme" gaf voor hem niet
de oplossing van het wereldraadsel; het
lichametike is maar een beeld van het gees
telike. Daarin ging hij zo ver, dat n natuur
n historiese bij bel waarheid tot zinnebeeld
worden. Door deze mystiese natuurbeschou
wing is Bilderdijk verwant met de
Duitsromantiese natuurfilosofie. Van de daaruit
voortvloeiende theorieën in gedichten als
De Dieren en De Geestenwareld, zal menig
Kalvinist vreemd opzien.
Hoofdstuk VI, Zonde en Zoen schildert de
verhouding van God tot de mensheid. De
individualisering van de mensheid is slechts
lichamelik; een scheiding der zielen in de
geestelike wereld bestaat niet. Daarom is
Adam's zonde de onze. Dat is de betekenis
van de Erfzonde, en daaruit is alle ellende
van dit aardse leven te verklaren. Vervolgens
wordt de Menschelijke Natuur (Hoofdstuk VII)
nader ontleed, en nagegaan wat de nood
wendige harmonie tusschen de verschillende
vermogens des menschen" stoort. In nauw
verband daarmee staat Hoofstuk VIII over
Verstand en Hart, want in tegenstelling met het
rationalisme wijst Bilderdijk aan het verstand
een ondergeschikte plaats aan naast de
andere vermogens van de mens. De eigenlike
kern van zijn wezen is 't gevoel van
't hart." Hier trekt Bavinck een parallel tus
sen Bilderdijk's critiek des verstands" en
Kant's Kritik der reinen Vernunft. Dat de
schrijver in het positieve deel Bilderdijk als
de meerdere van de Koningsberger wijsgeer
beschouwt, is van zijn standpunt begrijpelik.
In het laatste viertal.hoofdstukken zien we
hoe de filosofiese en theologiese
gronddenkbeelden van Bilderdijk zich uitten in zijn
levens- en maatschappij-beschouwing: in zijn
opvattingen over Godsdienst, Zedelijkheid en
Recht (IX), over Taal en Poëzie (X), over
Huisgezin, Staat en Maatschappij (XI), over
de Geschiedenis van staat en kerk (XII). Ook
in dit gedeelte heeft de schrijver een rijke
oogst van treffende aanhalingen bijeenge
bracht, waardoor hij ons Bilderdijks denk
beelden in Bilderdijk's woorden doet kennen.
Aan de schets" van Dr. Bavinck mogen
niet dezelfde eisen van volledigheid gesteld
worden als aan een eigenlike dichter-biografie.
Daarin zouden vooral twee punten uitgewerkt
moeten worden, waarop hier weinig licht
valt. Onder het lezen vraagt men zich telkens
af: hoe is de ontwikkelingsgang van deze
denkbeelden geweest; onder welke invloeden
hebben ze zich ontwikkeld ? Wel vernemen
La. Afoie a. pa.yer
we in het kort welke filosofen Bilderdijk
gekend heeft, maar waarom juist dat ge
deelte van hun denkbeelden door hem
opnomen en geassimileerd werd, blijft niet
zelden onverklaard. Als de schrijver zegt dat
na de ballingschap de persoon en het werk
van Christus voor Bilderdijk meer en meer
van beteekenis geworden is" (blz. 87), dan
interesseert ons bovenal wat in Bilderdijk's
gemoed omgegaan is, waaruit een dergelijke
ommekeer te begrijpen is. Kan zijn verblijf
in Duitsland en de daar heersende geestes
stroming er toe meegewerkt hebben?
In de tweede plaats geldt van deze studie
ook enigszins, wat Pieraon omtrent Kolle
wijn's boek opmerkte: men mist te veel de
onmisbare achtergrond. In het Besluit (blz.
211) wordt er zeer terecht op gewezen dat
het optreden van Bilderdijk deel uitmaakt
een algemeen-Europese reaktie tegen de
Aufklürung". In deze beweging, die in de tweede
helft der achttiende eeuw opkwam, hoort ook
Bilderdijk thuis. Hij is aan Rousseau en Kant
aan Hamann en Jung Stüling, aan Herder
en Lessing, aan Jacobi en Schleiermacher
verwant". Daar wijst de schrijver dus zelf
de achtergrond aan, maar diezelfde achter
grond zou ook aan de voorafgaande hoofd
stukken op menige plaats ten goede gekomen
zijn. Op bij. 68 is de mystiese natuurbe
schouwing in verband gebracht met de ge
lijktijdige Duitae romantiese natuurfilosofie,
maar wanneer Bilderdijk's sympathieën voor
het Katholicisme ter sprake komen (blz. 199j,
wordt met de invloed van de Duitse ro
mantiek geen rekening gehouden. Toch diende
daar allereerst Pierson's stelling, dat Bilder
dijk een Roomsch hart" bezat (Oudere
Tijdgenooten, blz. 185) getoetst te worden. Dat is
niet uit te maken door een onderzoek welke
Katholieke dogma's al of niet bij Bilderdijk
instemming vonden.
Ook de Nederlandsche achtergrond blijft
in het duister. Bildeidijk stond in zijn oppo
sitie tegen de Aufklarung niet alleen, zegt
de schrijver. Misschien wel in ons vader
land". Uit dit misschien" blijkt, dat hij
opzettelik zijn onderzoek beperkt heeft.
Ook hier is dus een leemte aan te vullen,
want het is duidelik dat de
christelik-sentimentele stroming, door Feith vertegenwoor
digd, en het Kantianisme van Kinker en Van
Hemert evenzeer de nieuwe tijd voorbereidden,
en aan de alleenheerschappij van bet ratio
nalisme afbreuk deden.
Dergelijke beschouwingen heeft de schrijver
opzettelik vermeden, omdat ze buiten het
bestek van zijn boek vielen. Er ia echter een
ander punt dat hij wel heeft willen behan
delen, en waar hij het minst geslaagd is, nl.
Bilderdijk's verdienste ais dichter. Het hoofd
stuk, aan Taal en Poëzie gewijd, is hoofdzakelik
een uiteenzetting van Bilderdijk's denkbeel
den en opvattingen omtrent taal en poëzie.
In zoo verre is het in harmonie met de overige
hoofdstukken, en valt er veel uit te leren.
Minder veilig voelt de auteur zich, als hij
een paar bladzijden wijdt aan de artistieke
waarde van deze poëzie. Hij begint zijn be
wondering uit te spreken met de woorden
van Beets, en roept later Da Costa te hulp.
Of het citaat uit Beetg wel gelukkig is ? Tot
de meest prozaïsche en alledaagsche onder
werpen als Ewrkoken en Alphabet toe, alles
in hemel en aarde grijpt Bilderdijk aan,
brengt hem in vervoering, en werpt hem in
een vlaag van paroxysme, waarin hij
rondgesleept werd als in een werwelvind" (blz.
148.) Mij dunkt dat zelfs de meeste tegen
woordige bewonderaars van Bilderdijk zullen
toegeven dat poëzie" als Eierkoken juist het
zwak van de dichter blootlegt, en alleen als
curiositeit of als proeve van virtuositeit aan
gehaald wordt. Zou zulk een
onvoorwaardelike en onbegrensde lof geschikt zijn om het
opkomende geslacht voor Bilderdijk te win
nen ? Ik zou menen dat de volgende waar
schuwing van Pierson meer geschikt is om
tot volhardende studie en dus tot juister
waardering aan te sporen : Een dwaasheid
ware het, de verzen van Bilderdijk met het
zelfde soort van genoegen te willen lezen
waarmede wy de verzen lezen van dichters
onder onze tijdgenooten. Nat worden is onaan
genaam, als het een lichaamsdeel treft, maar
baden, verrukkelijk. Zoo kunnen wij ook
Bilderdijk niet genieten, tenzij wij ons geheel
aan hem overgeven. Andere schrijvers be
sproeien ons het liefelijkst met hun geurig
vocht. Hij is als een zee, die ons tot boven
het hoofd moet bedekken. Duiken wij weder
op, dan brengen wij het een en ander mede
dat wij niet gebruiken kunnen: eenig zeewier
van deftigheden, eentonigheden, rbetorika,
pompeuse verzen. Wat nood? Het wordt weder
afgeschud" (Oudere Tijdgenooten, blz. 203).
Dr. Bavinck heeft zich voor het litterariese
gedeelte van zjjn taak ook niet voldoende
georiënteerd. Anders zou hij niet zeggen:
Over de versificatie van Bilderdijk, over
haar rijkdom en verscheidenheid, hare over
eenstemming met den inhoud, haar volle, klank
rijke muziek bestaat) er maar n gevoelen."
Het is immers bekend dat een tegengesteld
gevoelen luidruchtig door Multatuli is ver
kondigd, en in de slag-om-de-arm-stijl van
Huet doorschemert. Het ongunstige oordeel
van Kloos wordt door de schrijver zelf aan
gehaald (blz. 31), al vermeldt hij er bij dat
het op gebrekkige kennis" gebaseerd is.
Dit laatste is een zwak argument. Beter zou
het geweest zijn, de gronden voor een der
gelijk ongunstig oordeel na te sporen ; temeer
omdat Kloos niet alleen staat, maar gesteund
wordt door de veelzijdige]; beschouwing van
Bilderdijk's zwakheden als dichter, die Ver
wey geeft in zijn studie Toen de Gids werd
opgericht (blz. 55 vlg., blz. 68 vlg.) Bovendien
had volledigheidshalve ook een latere be
schouwing van Kloos, neergeschreven in Juni
1893, vermeld kunnen worden. (Veertienjaar
Literatuurgeschiedenis II, 155?156.) In het
vuur van de strijd wordt de meest krasse
vorm gekozen; de bezadigde onderzoeker
dient tot de kern van deze kritiek door te
dringen.
Dat Bilderdijk's klassicistiese retoriek"
voor de tegenwoordige lezer een belemmering
is om tot de ziel van zijn werk door te
dringen, zal ieder onbevooroordeelde onder
vinden. Hem als dichter naast Goethe te
plaatsen, getuigt of van chauvinisme, of van
onvoldoend artistiek onderscheidingsvermo
gen. De oudheid werd zyn lust en leven,
door haar werd zijn dicht bezield, haar na
te streven was zijn glorie," zegt Bavinck.
Maar dit nastreven" was bij Bilderdijk heel
iets anders dan bij Goethe. Dat onze dichter
de vrijheid, zelfstandigheid, de oorspronke
lijkheid der dichtkunst herwon" (blz. 155)
kan moeielik zonder nadere toelichting geac
cepteerd worden.
Bilderdijk's ontboezemings"-kunst is niet
meer van onze tijd. Ook een Kalvinisties
dichter vjndt er niet meer zijn hoogste
ideaal in, verzen uit te storten als water
uit eene fontein'', in een vlaag" een soort
delirium." En ook de stemming waarin Bil
derdijk zich zijn hoorders dacht; zal wel
zeldzaam geworden zijn: Dan, van een geheel
anderen geest aangedaan, en dien geest in
den dichter erkennende, uit wien hij hem
toestroomt, beschouwt wie hem hoort in
opgetogen verrukking den dichter als boven
het menschelijke. Louter Godspraken stroo
men van zijne lippen; men zucht, schreit,
juicht en dartelt met hem, laat zich hart,
ziel en alles ontweldigen, en wordt willig
de prooi van den overwinnaar, die ons
kluistert aan klanken en wegsleept in boeien
van golvende lucht. Betoovering is een woord
veel te zwak, om dien toestand uit te drukken
't Is in wellust, vergoding; in gevoel, zelf
vernietiging en overgang tot een wezen van
hooger bestemming,"
Zouden Bilderdijk's verzen, zelfs op be
wonderaars als Dr. Bavinck, tegenwoordig
die uitwerking nog hebben? Mij dunkt, dan
zou een zo overweldigend gevoel ook in zijn
boek doorstralen.
Met overschatting is de gedachtenis van
de dichter allerminst gebaat. Wie ons tot
waardering wil opwekken, moest eerst trachten
ons nader te brengen tot een kunstopvatting
die ons zo vreemd geworden is, en die door
de grootste kunstenaars van alle tijden niet
gedeeld werd.
Dat Bilderdijk, om zijn persoonlikheid en
zijn invloed buitengewoon belangrijk is,
daarkan van Bavinck's studie menigeen overtuigen;
daarom is dit boek een welkome verschijning.
Want wanneer de Bilderdijk-befeesting zich
tot ware Bilderdijk-verering wil opheffen,
dan moet grondige Bilderdijk-studie de
basis zijn.
Assen.
C. G. N. DE VOOTS.
HnzieKtieoordeelinpn.
Compositiën van:
ALPHONS DIEPENBROCK, Hymne voor viool
en piano.
De klare dag, FR. v. EEDEN, voor tenor.
Avondzang, JACQUES PERK, voor tenor.
Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen,
LOD. v. DEYSSEL, voor sopraan.
Zij sluimert, JACQUES Perk, voor tenor.
Kann ich im Busen heisse Wünsche
tragen, CAROL v. GÜNDERODE, voor alt.
Die Liebende schreibt, GOETHE, voor
sopraan.
Hinüber wall' ich, NOVALIS, voor sopraan.
Lied der Spinnerin, BKENTANO, v. sopraan.
Es war ein alter König, HEINE, voor alt
of bariton.
Clair de Lune.
Ecoutez la chanson bien douce, PAUL
VEBLAE»TE, voor sopraan; alles met kla
vierbegeleiding en uitgegeven bij A.
A. Noske, Middelburg.
Inderdaad met bovenstaande compositiën
is ons een schat van poëzie geschonken.
Wanneer een man als Diepenbrock uit de
volheid van zijn rijken geest ons begiftigt met
zooveel heerlijke werken, dan moeten wij die
gave dankbaar aanvaarden. Een groot genot
wacht ons, wanneer wij trachten door te
dringen in 's componisten gedachten, wan
neer wij komen tot de erkentenis hoe voor
treffelijk de componist er in geslaagd is zijn
muzikale phantasie te doen opbloeien uit de
scheppingen der dichters. Diepenbrock heeft
zich niet er mede tevreden gesteld de verzen
van v. Eeden, Perk, Van Deyssel enz. te