De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 14 oktober pagina 1

14 oktober 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER A°. 1906. WEEKBLAD VOOR BEDEEL AND O n. ei e r redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. van. J". IDE K O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDOKF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ......? 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/! Bit blad ia verkrijgbaar Kiotk 10 Boulevard do Capncines tegenover het Grand Café, te Parij». Zondag 14 October. Ad verten tien van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel , 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Raad van State.-?Iets over Handelsinformatie- en Incasso-bureaux, door Gerard G. Lenselink. Naar aanleiding van een stukje legerorga?nisatie", L Discipline in Duitschland, ?(slot). FEUILLETON: De gelukkige Lord Pabrigaa. Naar het Engelsen, van J. Morer Clouston, I. KUNST EN LETTEREN: Een slotwoord by°de Bilderdy'kfeesten, I, door H. C. Muller. De Voorbijganger, door Maurits Wagehvoort, beoordeeld door G. van Hulzen. Upton Sinclair, door M. E. E. N. VOOR DAMES : Kunstnaaldwerk en de Ten toonstelling te Deventer, door R. W. P. de Vries Jr. Een christelyk-soeioloog over fabrieksarbeid van vrouwen, door H. S. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. Atelier Paul Hink, met af b. Kunstverkpoping, met af-b. . Een hulde aan den regisseur W. P. de Leur, door R., met af b. Mr. C. A. Cosman, f, door mr. J. A. Levy, met portret. Charles Boissevain en de oorlog, door P. J. de Bruine Ploos van Amstel. Portret van mr. A. Slotenmaker, f. Portret van dr. P. H. Ritter. Portret van dr. Easton. Por tret van dr. A. P. Fokker, f. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Zonderlinge ont moeting, door graaf A. de Saint Aulaire. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. Raad van State. . De indiening van het wetsontwerp, waarbij aan de prinsen vanhet Koninklijk Huis" die in den Raad van State zitting hebben,gelijk stemrecht wordt verleendals aan de overige leden, schijnt minder de aandacht te hebben getrokken dan zij verdient. - Prinsen van het Koninklijk Huis van Oranje zijn er, helaas niet. De weidsche omschrijving van Prin sen .van het Koninklijk Huis" heeft alleen betrekking op den Prins-gemaal, Prins Hendrik der Nederlanden, Hertog van .Mecklenburg... de eenige, die alvast ?voor minstens 18 jaar in den Raad van State zitting kan hebben. Art. 2 van de 'Wet van 21 Dec. 1861 luidt: '. De Prins van Oranje heeft, nadat zijn achttiende jaar is vervuld, zitting in den iRaad van rechtswege en eene raadgevende stem. Door ons kan aan de overige Prinsen van ons Huis, wanneer zij meer derjarig zijn, zitting en raadgevende stem worden verleend." ? Welnu, deze zitting in den Raad, met een raadgevende stem, heeft de Prinsfemaal ontvangen. "Waartoe moet nu aan en Prins-gemaal nog meer geschonken .worden, dan waarmee de Prinsen van Oranje zich hadden tevreden te stellen, n dat onder den schijn, als wilde men een nieuw recht scheppen voor Prinsen, die er niet zijn? Om door zijn stem invloed te kun nen oefenen op den loop van zaken in den Raad van State, nopens de ge wichtige onderwerpen daar in den regel behandeld, zeker niet. Die stem kan den prins-gemaal in de meeste gevallen niet anders dan tot last zijn. De Raad van Staten is samengesteld uit de be kwaamste mannen van het land, en werd als zoodanig voor Prinsen opengesteld als een soort van leerschool. Zij maakten er, zij 't dan ook, hoe kan 't anders, in 't voorbijgaan, op zeer oppervlakkige wijs kennis met onderwerpen, waarvan zij niet geheel onkundig behoorden te blijven. Wel kunnen er staatsraden in buitengewonen dienst worden be noemd maar dan alweder zeer bekwame lieden, die bewijzen hebben gegeven, hetzij van bekwaamheid in zaken van wetgeving of bestuur, hetzij van bijzon dere bekendheid met de aangelegenheden van koloniën en bezittingen van den staat in andere werelddeelen. Wat doet nu een Prins-Hertog, die nogal een buitenlandsche opvoeding heeft genoten, in zulk een college metseen beslissende stem ? Dat men een prins-gemaal in uiterlijken luister verhoogt door hem titels te verleenen, ziedaar nu eenmaal een fewoonte, die tamelijk onschuldig is. ulke titulaire promoties hebben geen ander doel dan hem een zekeren glans te verleenen, waar hij aan de zijde van H. M. zich beweegt; een glans die in zijn representatief leven waarde voor hem heeft. Maar geheel iets anders is het, in een practisch college, waarvan het lid maatschap met beslissende stem studie en bekwwmheid vordert en onderstelt, iemand, als ging het om een titel een bekwaamheidsbrief te verleenen. Tot nu heeft men dat zeer wijselijk, zelfs ten opzichte van de Prinsen van Oranje, die eenmaal het land zouden regeeren, bij ons "niet gedaan. Wat ter wereld mag nu het Ministerie bewogen hebben van zulk een stelregel af te wijken, en hoe kan dit anders ge oordeeld worden dan principieel een fout ? Het is dan ook zeer natuurlijk, dat men is gaan onderzoeken of er achter dit zoo onlogische voorstel misschien nog iets anders school, dan de lust om den prins-gemaal een bekivaamheidstitel te schenken, en zoo heeft o.a. het Huisgezin op het volgende gewezen. Ook in dezen Raad zal de Prins Staats raad door de voorgestelde wijziging een beslissende stem eilangen. Daar hy nu ge heel gelijkgesteld wordt met de andere staatsraden, is de gelegenheid geopend dat, by het opreden van den Regeeringsraad, de yice-voorzitter van den Raad van State als zoodanig aftreedt, en de Regeeringsraad, waarnemend het koninklijk gezag, zijn mede lid, den Prins-Staatsraad, tot vice-voorzitter van den Raad van State en dus tot voor zitter van den Regeeringsraad benoemt. Een gevolg van de voorgeslagen wijziging, als die tot wet wordt verheven, kan derhal 7e zijn, dat by het openvallen van den troon, ingeval de troonopvolger niet aanwezig, of de troonopvolger onzeker is, prins Hendrik zal kunnen optreden als voorzitter van den Regeeringsraad". En inderdaad, de mogelijkheid dat er zulk een speculatie om nu het woord geknoei maar niet te gebruiken aan de orde is, schijnt geenszins buitenge sloten. De Grondwet heeft den toestand als volgt geregeld: Het Koninklijk gezag wordt waargenomen door den Raad van State: lo. bij het overlijden des Konings, zoolang niet ia de troonopvolging volgens art. 21 is voorzien, voor den minderjarigen Troonop volger geen Regent benoemd is, of de Troon opvolger of Regent afwezig is; 2o. in de gevallen van artt. 40 en 44, zoo lang de Regent ontbreekt of afwezig is; en by overlijden van den Regent, zoolang zijn opvolger niet benoemd is en het regentschap aanvaard heeft; 3o. ingeval de troonopvolging onzeker is en de Regent ontbreekt of afwezig is. Deze waarneming houdt van regtswege op, zoodra de bevoegde Troonopvolger of Regent zy'ne waardigheid heeft aanvaard. Wanneer in het regentschap moet worden voorzien, dient de Raad van State het daar toe strekkend ontwerp van wet in." Op zeer kritieke momenten is dus de Baad van State het lichaam, waarop de natie heeft te vertrouwen als uitsluitend handelende in haar belang. Daarom is de richtige samenstelling van uit lichaam een zaak van het hoogste gewicht. En nu, terwijl de wetgever, den rang van Prinsen respecteerende, hun het recht van hun gevoelen" bij stemming op de eerste of op de tweede plaats te doen blijken, heeft verzekerd, maar hen vol strekt van het vice-prexii(eiit.whap heeft uitgesloten?,natuurlijk opdat de toestand zuiver zou zijn , komt de regeering, er met geen woord melding van makende, de mogelijkheid scheppen, dat de toe stand zoo onzuiver mogelijk wordt. Immers, men behoeft toch waarlijk niet tot bijzonderheden af te dalen, om te doen begrijpen hoe bij de hier heerschende onzekerheid aangaande de toekomst onzer dynastie, er tal van gevallen zich kunnen voordoen waarbij de aanwezigheid niet alleen van een prins-gemaal vicepresident van den Raad van State, doch zelfs van een prins-gemaal als gewoon lid van dien Raad, min gewenscht kan zijn; en hij voor zichzelf in dubbelzinnige verhouding kan komen te verkeeren. Waartoe nu, terwijl de Grondwet en Wet in deze volkomen correct zijn, den toestand vervalscht ? Welke invloed, daar toe op het Ministerie ook moge zijn ge oefend, als aan het Nederlandsche volk op de eerste plaats rekenschap verschul digd, had het dien behooren te weerstaan. En zoo daar ganschelijk geen invloed mocht zijn geoefend, en het kabinet zelf niet gedacht zou hebben aan de inot/elijkhcid van een onzuiveren toestand met de gevolgen van verwarring en span ning, die het opende... welk een soort van ernst en bekwaamheid heeft men dan toe te schrijven aan deze Raadslieden der Kroon? Opmerkelijk bovendien, ja bovenal, dat dergelijk voorstel op een tijd ver schijnt, waarin Grondwetsherziening wordt voorbereid. De inhoud van een wetsont werp toch, als het nu voorgedragene, indien 't aangenomen wordt, op geen enkele wijs van practisch nut, maar dat in den gevolge zeer nadeelig kan blijken behoorde veeleer opgenomen te zijn in een Grondwets-ontwerp, van waarborgen omringd tegen te onderstellen gevaren, en alleen goed te keuren bij een meer derheid van twee derde der stemmen. Thans echter, nu ieder weet, dat, zoo H. M. onverhoopt mocht komen te ster ven dat kan dus zijn iederen komenden dag! Nederland overgeleverd zal wezen aan een troonsopvolging-regeling, waar mee de. geheele buitenlandsche pers den draak steekt, laat jie Nederlandsche Regeering, als bestonlf 8f voor haar geen Inlicht, deze bedreiging van onze waar digheid, van ons geluk en onze rust, voortbestaan; alleen een Nederlandsch Kabinet ziet geen wolkje aan de lucht en vertoont zijn eigenaardige wijsheid, door, als in een gauwigheid, nog even onzen Raad van State bij gewone wet te bederven bovendien. Waar moet dat heen? Wat steekt hier achter? Zou het niet wenschelijk zijn dit wets ontwerp, tot na de Grondwetsherziening te laten rusten? Iets over Handelsinformatieen Incasso-bureaus. ir. De bestaande handelsinformatie en incasso-bureaux beantwoorden, op enkele uit zonderingen na, zelfs niet aan matig gestelde eisenen. De beslist solide kantoren op dit gebied zijn wel te tellen;, de slechte een voudig niet. Daartusschen treft men er aan, die, zonder nu bepaald tot de slechte kan toren te behooren, toch niet staan op een gezonden financieelen basis. Zij zijn de marktbedervers en werken wel tegen ongeveer de helft van den prijs, dien een goed bureau rekent en moet rekenen om zaken te kunnen blijven doen. Hoewel zich uitgevende als behartigers der belangen van crediteuren schromen zij niet ook voor debiteuren op te komen en allerlei chicanes op te werpen om te trachten den schul denaar van zijn betalingsplicht af te helpen, chicanes waartegen zij juist, indien zij voor crediteuren opkomen, herhaaldelijk geroe pen zijn met alle kracht ie velde te trek ken. Het spreekt van zelf, dat onder deze bureaux er zijn, wier inferieure werkkrach ten den aard van het uitgaande werk bepalen en wier betalingen niet altijd even vlot van stapel kunnen loopen. Dergelijke kantoren maken, zonder nu juist met voor bedachten rade minder solide te willen zijn, eene misrekening. Zij geven of beloven te veel voor te weinig geld, waaronder de aard van het werk, dat afgeleverd wordt, moet lijden. Goed werk is op dit gebied niet goedkoop en kan niet goedkoop zijn. Dit soort kantoren vormt den overgang van de goede naar de bepaald slechte kantoren, die in al hun doen en laten het publiek om den tuin leiden en die eenvou dig van' roof leven. Tegen dit soort kan niet genoeg gewaarschuwd worden, al is 't waar, dat zulke kantoren, voor iemand die even nadenkt, vaak de beste waarschuwers tegen zichzelf zijn. In 't algemeen toch mag bij de beoordeeling van dit soort kantoren het volgende als stelregel worden aangenomen: Hoe fraaier en wijdscher de naam van het bureau, waarin vooral het woord Maatschappij" of Vereeniging" niet ontbreekt als lokaas voor het publiek; hoe schoener beloften; hoe uitgebreider het contract dat men u ter onderteekening voorlegt en hoe voordeeliger (schijnbaar) het tarief van kosten, hoe minder solide is het kantoor. Het eenige streven van den eigenaar van dergelijke bureaux is vele abonné's (beter gezegd slachtoffers) te ma ken, van wier abonnementsgelden hij een lui leventje kan leiden. Men vrage niet naar den levensloop van den eigenaar van een dusdanig kantoor. In velerlei bedrijven en betrekkingen gefaald hebbende, is hem, door aan hem beteekende gerechtelijke stukken eenige rechtskennis aangewaaid, welke hij thans in 't belang (?) van zijne cliënten wil aan wenden. Wee den debiteur, die aan zoo'n kantoor eenig geld ter uitbetaling aan den crediteur toevertrouwt! Het bereikt niet de bestemde plaats, terwijl de crediteur, die dom genoeg is om dat kantoor vorderingen ter incasso in handen te stellen, indien deze aan het bureau betaald worden, tot zijn schade zal ontwaren, dat hij alleen van debiteur veranderd is en dat hij thans een schuldenaar gekregen heeft, die er wel voor zorgt, dat er geen verhaal op hem is. Het komt voor, dat zoo'n bureau met opzet aan firma's vorderingen vraagt, die reeds vruch teloos in andere handen geweest zijn. Ge lukt het zulke zaken in handen te krijgen, dan worden na eenigen tijd een of meer dier vorderingen (van gering bedrag) aan den opdrachtgever betaald. De werkelijke schuldenaar staat hier echter geheel buiten. Het bureau heeft eenvoudig om zijn kunst te laten zien en om zoodoende erin" te komen, de vordering uit eigen beurs be taald, natuurlijk met de bedoeling om het verlies later met woeker terug te bekomen. Eene eigenaardigheid van vele contracten uitgaande van incasso-bureaux is, dat zij gebaseerd zijn op de laksheid van den koopman wat inachtneming van opzegter mijnen betreft. Meestal komt er de bepaling in voor, dat bij gebreke van opzegging per aangeteekenden brief aan de directie minstens drie maanden vóór het eindigen van het abon nementsjaar een nieuw abonnementsjaar intreedt. Menigeen die de relatie met het bureau wenscht te verbreken, verzuimt de opzegging te doen, of gaat er te laat toe over om spoedig van het bureau af te zijn, of laat na de opzegging in den overeen gekomen vorm mee te deelen, bijv. niet per aangeteekenden brief, of wel mondeling aan den colporteur, als gevolg waarvan de zoogenaamde directie van het kantoor" tot dagvaarding van haar eigen cliënt overgaat, ten einde betaling van het abonnementsgeld over het nieuw ingetreden jaar te bekomen. Wie deze kans niet wil loopen trede met zoo'n bureau niet in relatie! Een coulant bureau kent deze bepaling niet. Zoo'n kan toor vraagt den abonnétegen hot einde van het abonnementsjaar of hij zich voor een nieuw jaar wil verbinden. III. Hoe kan het publiek en meer in 't bij zonder de handel zich in deze voor schade behoeden ? Men teekene geen ellenlange contracten die den onderteekenaar aan han den en voeten binden ; men informeere eens bij de politie, bij wie informatie- en incassobureaux wel bekend zijn. Is men reeds aangesloten bij een bureau waartegen men eenigo verdenking heeft en kan men voorloopig van dat bureau bezwaarlijk los ko men, dan zie men goed toe hoe de kwitantie luidt voor gelden die men betaalt. Meestal staat er een vage aanduiding op, b.v. ter nadere verrekening", met opzet zoo geko zen om eventueel aan den arm der justitie te kunnen ontsnappen. Men houcle voorts goed aanteekening van de vorderingen, die men het bureau in handen geeft en beware, althans van zaken die nog niet zijn afgeloopen, eventueele correspondentie van het bureau. De gelegenheid om met succes tegen de onsolide bureaux actief op te treden, doet zich, dank zij de sluwheid van de eigena ren dier kantoren betrekkelijk weinig voor. Van negatieve actie zal op den duur meer heil te verwachten zijn. Het publiek toch en in 't bijzonder de handel heeft 't voor een grolt deel in zijn eigen macht aan het parasitisch bestaan dier kantoren een einde te maken. Als men zich niet meer laat overhalen met die bureaux zaken te doen, trots de schoonste aanbiedingen en belof ten, kan een betere tijd voor de solide bureaux aanbreken, zoodat deze dan nog meer dan thans aan hooggestelde eischen kunnen beantwoorden waarmede de handel gebaat wordt. GERAKD G. LESSELINK. Naar aanleiding van een stukje legerorganisatie." i. In den laatsten tijd komen in de nieuws bladen herhaaldelijk artikelen voor over de landweer; deze spreken meest allen een ongunstig oordeel uit, zoowel wat de krijgstucht, als het gebrek aan geoefend kader en weinig deugdelijkheid van de landweer aangaan. Het ontwerp Eland is hiervan voor een deel de oorzaak, door de langdurige dienst tijd, 15 jaar, de vele herhalingsoefeningen, 5 en vooral de zwakheid, waarmede de in stelling der 4-maanders oorspronkelijk als depottroepen gedacht door enkele leden der 2e Kamer getransformeerd in een proef of eene dergelijke korte oefening niet voldoende zou blijken om dit op grooten schaal toe te passen, door den minister is aanvaard. Het is zeker, dat wanneer de 4-maanders in werkelijkheid waren geoefend, zooals de minister Eland dit voorstelde, er van hunne oefening niets ware terecht ge komen ; dit deed eenige leden der 2e Kamer voorstellen om in plaats van ze in de winter maanden en bij gedeelten te laten opkomen, ze allen ter gelijkertijd op te roepen. Dit denkbeeld verdient allen lof, maar de voor stellers begingen de fout om ze van Juni tot October onder de wapens te laten komen, in plaats van 15 Maart tot 15 Juli, en hen aan alle bataljons en hoogere oefeningen met het culminatiepunt de manoeuvres te laten deelnemen. Dat had de minister niet moeten toestaan, zoo ging het stempel van depottroepen, minder geoefenden verloren. Voor de 2e Kamer was een milicien, die de manoeuvres had bijgewoond een soldaat. Zij besefte echter niet dat het niet voldoende is om in het gelid manoeuvres mede te maken en een paar dagen te marcheeren, om een soldaat te stempelen tot een ver trouwd schildwacht te velde, een geoefend schutter, want dit is toch de eisch van den huldigen tijd, een intelligent tirailleur, die niet schiet dan wanneer er trefkans is, die zijne munitie niet verspilt, zijn vizier niet vergeet te verplaatsen volgens den afstand en dus niet te hoog blijft schieten en den vijand, ziende dat alle kogels over hem heengaan, niet overmoedig maakt; hetgeen het gevolg heeft dat de slechtte schutters uit hunne positie worden gedrongen en de nederlaag bevorderd. De 4 maanders zijn het struikelblok ge bleven voor eene doelmatige opleiding van het geheel, de compagniescommandanten moesten de taak van hun kader, dat van af 15 Maart met de jongste lichting bezig was, verdubbelen, nu er l Juni weer een aantal heele of halve rekruten te oefenen waren, die op tijd moesten worden afge leverd, want ze moesten de manoeuvres mede maken, dat was het wachtwoord. Wie zou zich daar nu tegen durven verzetten ? Zoo doende werd de geheele opleiding der 4 maanders een geknutsel, eerst bij de voorbereidende oefeningen bij lamplicht in kleine lokalen, later -bij de compagnie haast je, rep je. Ze moeten klaar! Had men ze in Maart laten opkomen met de andere miliciens, dan waren er geene_y,oorbereidende oefeningen noodig geweest, en hadden ze met de anderen alle oefeningen doorloopen; in Mei waren ze met de schietoefe ningen begonnen, waren in de compagnieschool, in het verspreide gevecht geheel geoefend den len Juli in de bataljonsschool overgegaan, om na enkele oefeningen in het bataljon den 15en Juli met groot verlof te vertrekken, als een geoefend depö^-soldaat. Nu zijn en blijven ze noch visch noch vleesch, te veel over het paard gebeurd schijnen ze voor depottroepen te goed... en te weinig degelijk geoefend zijn ze voor veldtroepen niet vertrouwbaar. Het ministerie van oorlog vond er toen op uit, nadat de 12 vesting bataljons tot eene 4e divisie waren getrans formeerd en er dus geene bezettingstroepen meer beschikbaar waren, om de overcomplete infanteristen, - aangevuld door 4 maanders, tot bezettingstroepen te formeeren en wel tot een 5e en 6e bataljon per regi ment. Nu zijn deze 4 maanders mits ze eene goede compagniesoefening hebben doorloopen en goed schutter zijn hiervoor zeer goed geschikt, vooral nadat ze twee her halingsoefeningen hebben medegemaakt, dus zes maanden hebben gediend; doch het groote nadeel was dat, men door het op richten van de 4e divisie en de 5e en 6e batal jons, al het kader bestemd voor de depots of landweer verbruikte, de landweer werd hierdoor een stiefkind, de 24 bataljons worden wettige zonen. Had men, zooals wij in onze brochure van 1874 Proeve eener organisatie der Nederlandsche strijdkrachten" de landweer bij de compagnieën gelaten, ze hier laten opkomen en geëncadreerd met de oudste (derde overcomplete) luitenant. Van iedere veld-compagnie, eenig minder kader (l ser geantmajoor, 4 sergeanten, 4 korporaals) van het leger) en ze tot commandant ge geven een kapitein a la suite van elk batal jon, in oorlogstijd tot majoor te benoemen, de rest militiekader dat vanzelf inde land weer komt; dan was de landweer goed geën cadreerd, onder krachtig commando en de krijgstucht kon goed zijn en zou het ook waarschijnlijk zijn, nu de landweer opkwam in de kazerne, bij de oude, bekende offi cieren en onderofficieren. De kosten waren veel minder, er zou ruimte genoeg zijn, als men de landweer opriep in October nadat de lichtingen tot herhalingsoefeningen met verlof waren vertrokken. Het zou alleen wat meer schrijfwerk voor de sergeant majoors der compagnieën hebben gegeven, die toch al vrij overladen zijn, doch men had dit kunnen bekorten door niet elk jaar nieuwe controles aan te leggen, maar afzon derlijke controles, die eenige jaren mogen duren, desnoods zes jaren. De 192 over complete derde luitenants van de veldtroepen waren dan bij mobilisatie kapitein geworden, commandant eener land weer-compagnie, men had alleen de staf van het bataljon op te richten; de commandant, de kapiteins en het aangewezen kader bleven achter bij het vertrek der veldtroepen, zij namen de land weer in ontvangst. Deze zou dan inkorten tijd een degelijke, vertrouwde troep, een verdubbeling van het leger zijn geworden. Met artillerie en mineurs zou op gelijke wijze worden gehandeld. Nu de 24 reservebataljons al het beschik bare kader verbruikt hebben bleef er voor de landweer niets over dan ze in afzonder lijke districten af te deelen met district commandanten a ? 750?1400, d. is voor 48 districten ? 36?40.000 's jaars ze eigen compagnies-commandanten te geven, die voor 192 infanterie-, 40 artillerie- en 4 mineurs-compagnieën 236 X 400 = ? 94.400 's jaars vorderen, ongerekend de kosten van het reserve kader en het inrichten van tenten kampen etc. We zijn verlangend te vernemen wat de landweer dit jaar heeft gekost en hoeveel er nu telkens voor 2 lichtingen jaarlijks op de begrooting zal moeten worden gebracht, nu blijkt dat deze organisatie en regeling niet veel meer dan een fiasco mag heeten, als de aangeheven klachten ten minste eenigen grond hebben. Wat de landstorm zal zijn, nu de land weer al zoo tegenvalt, kan men wel den ken, zonder groote kosten is hiervan niets goeds te maken, omdat het grootste deel zal bestaan uit ongeoefenden pi. m. 15.000 per jaargang, tegen 12.000 geoefenden. Men zal uit de geoefenden weer landstorm com pagnieën en bataljons moeten formeeren, de ongeoefenden vrijgelotenen gaan hier ook weer vrij uit. Nu er zoo herhaald sprake is van het opheffen van het blijvend gedeelte, nu de dienst bij het leger en bij de landweer zulk een veel jarige inspanning voor enkelen vormt, nu er geen landstorm kan worden opgericht, omdat de massa onge oefend blijft; zou het nu niet eens tijd zijn om een einde te maken aan de loting, waardoor de een enkel voor een hoog nummer te trekken niets van de lasten der verdediging voor het vaderland heeft te dragen en de ander gedurende een reeks van jaren tot persoonlijke en geldelijke offers is genoodzaakt ? Met andere woorden men kome totalgemeene dienstplicht, dan worden de lasten tenminste gelijkelijk verdeeld, het aantal jaren kan verminderen en men brengt aller eerst voor den vijand de jonge mannen, die nog geen huisgezin hebben en dus minder te verliezen hebben. Met het behoud van het blijvend, ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl