Historisch Archief 1877-1940
DE A M 3 T K R D AM M ER W K K K B L A ) VOOR K E D E R L A & D.
No. 1530
pl.m. 6300 X 4.44 = pl.m. 28000
De geheel.*, diensttijd wordt dan terugge
dacht qp 11 jaar, nu 15 jaar en 5 maanden,
eerste ojfefotH'ncr 6^4 maand au een jaar, mot
twee' herhti!in|«ioeieninKen nu drie, die
bad veer 'hoeft een heriuüingsoefeninl in
let "8e jaar va» 10 .dagen of evenals nu. 2
ia het 7e en 8e jaar van 6 dagen. . '
Eindelijk zou de landstorm tot het 40e
jaar -bestaan uit 9 jaargangen allen
georfeitrle-n, te schatten op 2000u X 9,= pl.m:
ISÖJQOOman. Wez mden dus beschikken over:
IO&000 nöan *el<ftroêp»n, reserve B7000 man.
.OOO ,,.-landweer, .?? 28000
ISaOOO landstorm. Alles gejefend.
"Wil mvn van de landweer ene
verfitniwde troepenmacht vormen, eene verdub
beling van het leger, dan zou men rueetea
meaflreeren -aU we -het aangaven, wat
kaïiijClerj en-oefening aangaat.*)
De. 24 bezet tingsbataljo.n3e.ncadreere men
?et Hè12 hoofdofficieren, 48 kapiteins en
12 luitenants van speciale diensten,
aangeTuld door de kadetten en leerlingen va»
iet hoogste studiejaar als luitenant pi.m. 70
?n die van het tweede studiejaar als
vaan4ri£t verder* reserve offi'teren en
overcompleie militieoffijierem Het zal niet noodig
wi»" alle (wtaljms-geheelteencadreeren met
officieren, pmlat do bezettingstroepen m
«ndiêrdeeler),- soms soetiën, veelal pelotons
?p de foi ten -worden ingedeelJ, slechts op
?ftkefie groote forten (Rgtiauwen, Vechten)
z>) iaën geheclöcompagnieën; bij uitzonde
ring geheele bataljons in vestingen ak den
Hel il er, GörJüim of stellingen als
bijHona?wijk, noodig hebban,' Bet meerendeel der
i&fittiterie ;treedt "buiten toet bataljeös- en
eompasnies verband."
De depots ncadreere men met "g
penwossneerde officieren, deze zijn hiervoor
geschikt als'rnen de bepaling maakt
t want allevépensióimeerde
offimoét*!! in oorlogstijd zich
beschikMelien dat 'de gepensionneerde
?ffièteren der trvee laatste jaren worden
higfeJeeld bij- mobilisatie bij een depot, ze
«jn dan 'nog voldoen Ie op de hoogte van
de»-dien>t en van de reglementen.
Oversc hif>,
Augustus 1906.
A. O. RUHM,
^-. l it.-kolonel.
T>oet men dit niet dan krijgt men
beTiingcn l «ij de land\v«er a's de staalkaart
Toorkotnende in de N. Hult. (,'rt. vau 9 Oct. jl.
Koyanl.
In de; Wartbiiry schrijft de heer Ds.
P. v. Wijk een stukje ter beantwoording
TSD ons artikel: Huiselijke,
godxdienslwffning, in het No. van 7 Oct. jl.
Men zal zich herinneren, dat deze
geestelijke, met sedoogcn van zijn vier
eollegaas, mederedacteuren, onzen
teekeBaar had toegeschreven haat tegen den
godsdienst" die - ook op het karnkttr
invloed heef\ wijl het zijn doal zon zrj:n
geweest, rfer'hiiisgodsdieiiBt van II. M.
tutn de publieke verachting prijs te geven.
A h het nya-r geen godsdismt tca*, di?
aldus geëerd -eti aangekweekt werd, spbrijft
Ds. Van Wijk;: maar de haat tegen den
godsdienst heeft Br. geprikkeld,
En dan, heet hét- ten slötte, dat het
de bedoeling IB geweest: het karakter
tfin Onze koningin aan te tasten."
Thans schrijft, hij:
,Laat'mij de hoofdzaak het eerst noemen :
"Dn jtm*rcrdammer acht eene geloovige
ioBJtigin, die huiselijke
godsdienst«eleningen houdt, veel sympathie
ker dan eene, die haar geloof
Terbergt en verzaakt; en zij noemt
t«ee feiten waaiuit blijkt hoe waar zij
is in haar godsdienst.
,Dat is royaal gezegd, eu, naar ik vertrouw,
dior mij even royaal overgebracht."
Hoe royaal! Men zal het dadelijk zien;
immers aanstonds volgt daarop:
Het .komt echter in een eenigs/.ins
bedeno-rijk Hcht door wat er aan voorafgaat. De
jwlaciie van de A'nsteid'iirim'-r verklaart nl.
dat zij groi)ten eerbied beeft voor den
godsrfipDPt, niet echter voor den godsdienst van
«liimiiues f-n'lneken (dus ook van vorsten en
T w-itiimeii) die een wel- xeifs rijkingericht
l.sis -willen bewonen opeen gjeden stand, en
lieel rustig, bij het verrich'er. van niet al te
t«e) jd vorderende bezigbeden, een lekker
Jrrentje leiden". Met bijzonder respect"
,>e-iroet zij dns monniken en nonnen, die
ico vaar zijn, aan hun godsdienst getrouw".
Onze koningin woont niet in een
achterIflurt <n ook niet in eeu klooster, toch is
iï) volgens de Amxie.rdammer waar in haar
p'id*di*M)st. omHat zij aepro'e^teerd heeft
tegen de kijksptf-vertoomng", die bet publiek
luaakt van de godsdienstoefening in de Nieuwe
K"jk Ini haar jaarlijksch Lezoek te
.Amsterdam."
Zoo wordt nu qimsi-teruggegeven wat
TB ij schreven, ten bctooge, dat, hoe
radi«der iemand zijn godsdienst in het leven
toepast, wij h'ïni des te moer respecteeren.
Als hadden wij niet gezegd: Daarom
tödat is voor deze leeken en dominés
jnfeschien van nog mindere bekoring
Junnen wij wezenlijk, al zijn we in
?w eit-ld beschouw i u g als tegenvoeters der
kloosterlingen met bijzonder respect
monniken en nonnen begroeten ...
menwbcn, dio, dn uitzonderingen daargelaten,
xoo'it'itar zijn, a m hun godsdienst
geJrouw. Kn dit niet wijl het katholieken
zijn. Jseen, wuunoer b. v. morgen den
«bi, de hoeren Ds. Groote, Helwig,
Scharten, Wcstcrmaun en Van Wijk, die
eWtfrrttfiv?,, uif/ieroi ronr rekening ran
fat N/'//. L-dh. G,-n. voor In-en
Vittren4uje Zcnflin'j. rjd'gjiren, ons berichtten,
tbt zij zich allen voor die Zending be
schikbaar heblea gesteld, wij weten zeker,
«5at we hen en hun geloof nixj koot/er
zanden rcx/jcctfcren, dan nu rved* het ijccal
%«n zijn."
En nu wij LI. M.'s houding ten op
zichte van de
Nieuwe-kerk-godsdienst«aiening, een houding voor n Koningin
zooveel beteckr-nis, juist als, eeUi bl-ijk
hare waarheidsliefde ten opzichte
van den godsdienst in herinnering brach
ten wierpen wij, volgens Ds. v. W ij k,
op onze royale verklaring een 'een
gszins bedenkelijk HM; als hadden wij
allf.en respekt voor monnikenlen nonnen....
Foei, dominé! ,
Dan geeft de Wariburg het volgend
citaat uit ons blad: " "'
En nu komt H.M. tot het besluit om een
huiselijke godsdienstoefening in «e voeren.
Een tweede feit waaruit men zi*B kan hoe
waar zij in haar godsdierst wil r.yn.
Dit zouden wij*afkeur-n, baten, beschim
pen, verdacht wi Ien maken ....
Och kom, waarde heerei! Ken gtlom-ige,
kocingin , die huise ijke (todjdien-toefening
houdt, is ons veel i-ympatbieker dan eene,
die haar geloof verbergt of verzaakt. Vet tel
dat gerust aan uw le?e'S, en trek dan al uw
grove beschuldigingen in."
WTaarop 'weder buitengewoon rayua,l
volgt: ot dit laatste ben .ik wel be
reid". ...
Natuurlijk, hoe zou de Heer v. Wijk
zijn grove beschuldigingen, na ons
artikelfelazeri te hebben nog kunnen
haudaven ? ...
Hoe... ? Bij al zijn bereid" zijn heeft
hij er toch eeömiddeltje op gevonden
althans gezocht: Wij lezen :
; Aan het verlangen vdii De Am*lf.rdammer
.(leiêe grove beschuldigingen tei ug ie nem^u)
te vo'doen, is m\j. dm alleen mogelijk bij de
verklaring, dat die . opteekenaar" eene ver
gissing en die gebeele prent eenig-v.ins eene
mislukking is. De bedoeling wa-i geheel ieis
anders dan wat uit de plaat moest opgemaakt
worden."
Dit w>es<'\ eerwaarde, is, gij weet het
zelf wel, niet in den ha-ik.
De plaat, in haar irare beteeknns, wij
mogen het verzekeren, heeft bijzonder
veel sympathie gevonden. En die ware
beteekenis, heeft uw collega van de
N. Kerkbode wel degelijk opgemerkt.
Wij herinneren u aan de aanhaling
uit de N. Kerkbode waarop wij u wezen:
Mogelijk komt iemand opmi'rken, dat de
teekening blijkbaar ziet op een zekert n d rang
die uitgeoefend trordt op al/en, die tot
het personeel van hef Loo behooren, om
dezen huisgodsdii-nut bij te tronen. Hieruit,
zoo schreven wij, blijkt het toch duide
lijk genoeg., dat de heeren, zoo ze even
hadden nagedacht, ja, als ze het onder
schrift maar een paar maal hadden
overgelezen, althans een verklaring had
den kunnen geven, waarbij noch haat
tegen den godsdienst" als on >:e drijf veer,
noch het beschimpen" van den particu
lieren godsdienst als ons doel, mochten
worden vastgesteld." Want nos eens :
hoe komen dominéx tot zoo iets :J Manueu
van zóó hooge ontwikkeling, dat men
ze meestal zeer geleerd" noemt; der
mate in ernstige opvatting van hun
ambtstaak, dat de titel van weieerwaarde"
voor hen allen door niemand als een roof
wordt geacht; en dan zóó lichtvaardig
en luchthartig, om iemand zonder nood
zaak aan de publieke verachting prijs
te geven, gelijk zij dit durven ten opzichte
van den heer Braakensiek, en met hem,
natuurlijk ook van ons.
En als men nu bedenkt, dat deze
heeren gediplomeerde uitleggers zijn van
het Boek der Boeken, van de duisterste
schriftplaatsen, en dagelijks zich oefenen
in het oplossen van de diepzinnigste
vraagstukken ... en men ziet, dat zij zelfs
zoo'n simple plaat mot het duidelijk onder
schrift, waarin over de rrijlieid om ran
een godmlit'iixffH'fcniiif/ ^//.?//?,? tebl.ijcen,Qn
over niets anders gesproken wordt,
alleen als een getuigenis van
godsdiensthaat, als e m poging om den godsdienst
te beschimpen, opvatten welnu, dan
mag men zeker vragen, behoort nu zoo
iets bij een rechtgeaard Lutheraan"
bij een '?Lutheraan die trouw hoopt te
blijven" m. a. w.: behoort nu zoo iets
bij don Wurtbiirg thuis-'''
Nu wilt gij nog beproeven er voor uw
lezers zonder kleerscheuren uittekomen,
en dat lukt u niet. Ieder inensch kan
zich vergissen en daar zullen wel niot
veel teekeningen verschijnen, waarbij
niet deze' of gene, uit vooroordeel, on
nauwkeurigheid van waarnemen, gebrek
aan helderheid van geest, zich een on
juiste meening vormt, maar bij zulk een
vergissing, hebt gij zeergeleerde,
weioerwaarde gediplomeerde uitlegger, als
christen leeraar tot alle zachtmoedigheid
in het oordeelen geroepen, niet anders
beproefd, dan uw medemensen de snood
ste gezindheid en bedoeling aan te
wrijven, als hadt gij hem bekeken tot
in het diepst van zijn ziel, zoodat gij
elk bewijs overtollig kondt heeteu. Deze
fout, hadt gij met u vijven behooren
uittewisschen.
Gij schrijft:
Indien ik toch uit de beschouwingen van
De Amsterdammer goed wijj ben gewotden,
dan zijn de bezwaren van het blad deze twee:
lo. Kan door den buiseajken godsdienst
allicht huichelarij worden gekweekt.
2o. De koninklijke hofhouding is geen
huisgezin, het paleis-dienaarschap mag nit t
van n enkel religie-inzicht afhankelijk
worden gesteld."
Ik begrijp deze bezwaren, maar kan ze
niet deelen."
Welnu, gij behoeft deze en andere
bezwaren ook niet te deelen. Tegen
verschil van meening zijn wij niet opge
komen, we hebben ons alleen verdedigd
tegen de meest valsche aantijgingen met
domine's-ge/ag, der kudde die gij weidt,
voorgedragen.
't Doet er niets toe of gij meent dat
er g,eon opteekenaar in figuurlijken zin"
J)ij< :een 'hofhouding als de onze .kati.,be
staan ; of.- huichelaa'ij door u een -minder
groot bezwaar wordt geacht dan door
ons, en dat ht't paleis-dienaaijschap van
n enkel religie-inzicht afhankelijk
mag worden gesteld. Sta zoo vierkan't
mogelijk tegenover onze overtuiging,
maar wees althans eerlijk genoeg uw
grove beschuldigingen in te trekken,
royaal zonder draaierij. Schrijf niet meer
dan: tot dit laatste ben ik bereid", geen
woord daarenboven wordt van u gevergd.
En stel dan het dan ook?zonder zoo'n
dubbelzinnig .slotgebedje:
Moge het dn«verd >T (!), ook door de pers,
aan een 'eder vrij gelatfn worden em God en
de menschen te dienen, naar eigen geweten
en eigen ove/tui^ing l"
Wij zeiden een dubbelzinnig gebedje.
Immers ware onze lieve Heer niet al
wetend, Hij zju er uit kunnen opmaken,
dat het met de Pers hier beneden ten
opzichte van den door ons zoo vurig ver
dedigde godsdienstvrijheid niet iu don
haak was. Of is deze smeeking juist
geuit met het oogop den Wartburg zelf,
en nis een streven naar dusverdero"
beterschap te betrachten ?
iii>i«imiminmiii*HMiHiHHimMiiiHifimiiiMiimiijiiiitHH
Kimr-3t»i.
T?g de we-1. G. Dorens en Zoon op bet Rokin,
h er op 't oofjenblik een tentoonstelling van
kleur-etsen van Fransche meeste)s
«at er in den winkel en in twee zaaltjes
werd uilgesta'd, is wel belangwekkend genoeg
oen er de aandacht op te vestigen.
Vo'orop dient gezegd, dat het al peen goud
is waï, er blinkt in dat kleurige gezelschap
en tevens, dat ik niet onvoorwaardelijk kan
prijzen wat mij daartusschen van beduidend
kunstgelialtf, lijkt. En dit voorbehoud vindt
zijn oorzaak daarin, dat ik niet voluit met
deze nieuwerwetsche exploitatie van
hetetsprocédékan instemmen. Daar is een ontaar
ding van hel principe de,;er kunst; wat er
ook te bewonderen valt, als uitkomst var.
ontwikkelde mooie e genschappen of knappe
techniek, daar hapert liet toch te veel aan
<le vohl: mgenheid, die een zuivere en vrij
uitgesproken kunstuiting eigen is Al lus, op
gevaar al' conservatief te schijnen, kom ik
wel in tegenspraak met den schrijver van liet
voorwoord in den catalogus, die
urdezeon'wikkelirjg der etskunst geenerlei uiliug van
decadentie wil zien.
Daar ig onder de velerlei uitingsvoimen
der beeldende kunst wellicht geen procédé,
dat zóó voor variatie in de toepassing vatbaar
is, a!s het etsen. Het eigenlijke eilVct, voort
komende uit d--, lawgs hemisclien wc^, in
bet koper of zink ingegrifje vrije teekening
(te onderscheiden, van het stelselmatige
graveeren m^l het bttrijii) heeft eeu karakter
dat door geen andere werkrniddelen kan
verkregen worden. Daarmee is krachtiger
werking te verkrijgen dan met het diepste
zwart krijt of inkt; de ets is kernachtiger
dan do zwarte- kunitprent, schilderachtiger
dan de gravure. Langs chenoisjhen weg,
dat is door middel van bet sterkwaterbad,
dat lijnen in let koper bijt, daar waar de met
vernis be lokte plait onier den seherjten punt
der teek.epende naald is bloot gekomen. Niet
altijd wordt de plaat aldus bewerkt; de
drooge naald ets, die is verkregen door bet
direkt in het koper krassen der teekening
door de naai'), stelt vernis en gterkwater ter
zijle. Maar deze bewerking beoogt hetzelMe
resultaat, tracht echter door den
zoogenaamden blird, die ontstaat langs de ingekorven
Uir\, de toonkracht te verboogen ; deze kar
telingen over de gepolijste oppervlakte na
melijk, pakken meer inkt en brengen bij bet
afdrukken diepe Huweelige tinten voort. Ver
der echter zijn er nog verschillende methoden,
die het etsprocédéaanvullen: bijv. het aan
wenden van het gelijkmatig en traag invreten
de z va rel tot het verkrijgen van vlakke
tiu'en, iua.tr dit is to rechtvaardigen daar
vanuit bet eigenlijke technische beginsel der
ets naar het resultaat wordt gestrteftl. Het
blijft intu-ischen een aanvulling, die niet de
bovenhand mag krijgen in <le bewerking,
zooals ik meen dat hier het geval was, in
prenten van Jourdain, tot het uitdrukken
van bewegend water. Ken degeneratie lijkt
me ecliter de aanwending vau methoden,
om de ets een ongewoon aatuien te geven:
bijv. dat van een potlood- of penteekening.
De hier toegepas'e bewerking van kleu
rendruk bestaat in het aanbrengen van verf
op de plaat, niet met liet penseel, maar niet
de tauapoen. Daartegen op zich zelf kan geen
bazwaar bestaan; heeft Hercules Seghersgeen
wonderbare resultaten bereikt tnet zijn haast
halsstarrig zoeken op dien weg? Maar liet
bezwaar tegen vele de<cer kleur-etsen moet
zijn, dat de plaat zonder eenige
onderbewerking niet de verf p tkte maar er mee werd
opgela ien ; zoo werd ze in werkelijkheid be
schilderd als 'n willekeurige oppervlakte
strevende naar een effect, dat geenszins bij
het wezenlijk karakter eener ets zich aanpast.
Daar zijn hier etsen die nagenoeg liet uit
zien hebben eener aquarel en die zeer twij
felachtige waarborgen bieden voor het gelij
kend exemplaar van een volgenden druk. Zoo
komt bet veld open van allerlei trucages en
bizarre toevoegse.s, als ware puszles vau de
techniek, die, al komen zo ook vaak uit
knappe handen, toch a's beoefening eener
speciale kunst blind moet loopen. En vooral
bij de ets, die eenerzijdj met xijn eigenaar
dige bekoring, aan de te^ensijtle zich zoo
willig leent tot het najagen van vooze
artistickeiigheden. Werkelijke artiesten, als Kail'aëili
raken met hun kunst aan den gron l door
deze bauleloo.ie vrijbuUerij. Ik neem bijv.
van hem de prent l'arbrt juin e, wat een
pittig etsje zou zijn, als liet eenvoudig in
zwart en wit was gedrukt. Nu is bet werk
bedorven door een gewilde en misplaatste
kleurtoevoe^ing voor een gelen bladertooi,
een grillige, klenrpartij, die geeu Velband
houdt niet bet geheel. '
Ais : techniek lijkt -me deze zoogezpgde
opleving der kleuren-druk' van de ets een
ontaarding van het vak; z« kan niet vee".
Ievt-nsvatbaarheid hebben, .daar « neigt
yo'komen los Ie lateu van den grond, waarop
het eig-ndpmrneHjk karakter deier grapuische
kunst uitwassen moet.
Met deze aanrneikingen w'l ik fchter
niet al het hier tentoongestelde werk
veroordeeld hebben. Er zijn zeer belang
wekkende ja mooie prenten ouder, iii 't
bijzonder van Rallaëli, Crtahine, Vilion,
Kohbe, Steiulen tUertsoen, Cottet, Lautrec.
Van de laatsten in kleuraedriikte litho'?. En
laat ik uu de principieele gri f tegen veel
d ngen daaronder binten SjrakP, dan is er
bij de?.e uitheeiuscho kuaaiuiting wel zooveel
wt elderigs en stouts van beweging, dat het
voor ons, Hollanders, verkwikkend, ze'fs
vruchtbaar kan zijn liet te zien. Daar is
Viilon, die even aan Isaac t-raë's doet denkeu,
maar met zijn decoratieve zwierigheid eo
elegantie tegelijk aan den schitterenden
affiehe-teekenaar Chéreïherinnert, Raü'aëlii
met zijn teekenachtiae illustraties der streken
en buiirisuhappun om l'ari;s ('.ie bijv. f/'ni're
kUomètrrx) Cna^iine met bu tengesvone
kniphei l van hand, die vooral in het portret
eenpr actrice in haar rol, in humoristische
opvatting, et n prachtg uk heeft geleverd van
tyixeiinü. Zoo U er nog veel meer bier te
noemen, dat toch zeker aan bezoekers dezer
tentoonstelling een onwekkende kunstbe
schouwing verschaffen kan.
W. STEEXHOÏT.
Ein slotwoord tüfle
n.
De BilJerdijk-Tentoonstelling te Amster
dam is vooral n doorloopende triomf voor
den heer F. I/eerlang te Utrecht, die gedu
rende een groot deel van zijn leven met
on bezweken ijver al het werk van
Bihlerdijlr, en al wat daarop betrekkin»; heeft,
verzamelde en bewaarde, /ulke menschen
zijn in waarheid onmisbaar voor onze
letterkunde. Zonder zicli op dun voorgrond
te stellen doen zij vaak beter en nuttiger
? werk dan tal van officieele lieden, door lat
zij al hunne krachten op n punt ver
zamelen, de zaak dienen zonder hun eigen
belang op den voorgrond te stellen, en een
beschamend voorbeeld geven aan het groote
publiek, dat jaagt naar gel l en eer en
genot, en zich niet bekommert om hooge
idealen en om dichtkunst.
liet is niet aan mij, de inrichting van
een Bilderdijk-Museum in bijzonderheden
ann te Keven. Slechts de gro«te lijnen wil
ik schetsen. En vooral wil ik er op aan
dringen dat het taal- en vertaalwerk van
Bilderdijk op den voorgrond moet blijven
staan.
Stel oJns, dat een edeldcnkend en letter
kundig vreemdeling, die Holland bevvondeit,
een tweede John Ho wring bijvoorbeeld, in
ons land komt en, goireven door liefile voor
onze letteren, een studie wil maken van
lïilderdijk, als een der grootste vertegen
woordigers van Holland'^ letterroem, als
een d^r uitstekendsta dichterlijke vertalers
die geheel de wereldletterkunde oplevert.
Men zul hern dan verwijzen van Pontius
naar Pilatus. Men zal hem, die te Weir.iar
alles betreffende U.jethe in n archief
bijeen vond, hier verwijzen naar een tiental
archieven of bibliotheken, en naar tal van
j articuliere personen.
' Zal hij over dit gemis aan eerbied niet
de handen ineenslaan 'f Zal hij niet de
verzuchting i-laken, de vraag uiten, of
Nederlan.1 zijn groote mannen wel waard is l'
Men zal hem zeggen, dat er in de ne
hoofdstad des rijk'', in Amsterdam, twee
ukaiiemies zijn, elk met eene afzondeilijke
bo-kerij, ju zelfs elk van buide met ee^.e
vrij gvoote en kostbare verzameling van
Biiderdijk. Nog meer, men zal hom aldaar
drie, on wellicht meer, universiteiten weten
aan te to-men. Stalt hij daarover verwon
den), hij zul nog meer verbaasd staan,
als hij naar Loiden reist, en in de boekerij
dier liooueschool evenzeer tal van kostbare
herinnerinuon aan Bilderdijk aantreft. Doch
ook naar den Haag zal bij moeten hekken,
want daar bevindt zich evenzeer oen groote
bibliotheek, wier schatten hij moet
doorvorsjlieu. l'J'.i zoo kan ik voorru'aan. ik zal
ii u niet oen-s spreken van talrijke parti
culiere |>3 'sonen. Velen van hen hebb n
thans, voor dit eene. do"l, voor een uuur d,
samengewerkt maar dit is slechts tijdelijk.
Om kort te saan, onze niouwgieriire vreem
deling zal maanden moeten snuffelen, zal
veie rei/.en moeteu doen, zal een groot
aantal personen moeten aanklampeii, voor
dat hij in staat zul we/en zich een volledig
beeld te vormen van don omvangrijken
letteravbeid van Bilderdijk, van zijn tijd
en zijn in\ loed.
Dit alles is te verbeteren door de stichting
van een blijvend Bilderdijk Archief of
Museum. Hetzelfde ware misschien te be
reiken, door een geheelen vleugel van ons
Rijksmuseum voortaan aan de dichtkunst
af te staan, die niet minier dan de
scliilderkuiint zulk eeu plaats verdient, en in
dien vleugel den arbeid te verzamelen van
Vondel e'n (Jrotius, van Bilderdijk en
Multatiili, en enkele anderen, die voor onze
letteren van bhjvenle waarde zijn gewee>t.
Reeds meer dan twintig jaar geleden heb
ik iu mijn \Vedi-trijd der Kunsten op dra
matische wijze de ge lachte uitgesproken,
die ik thans weder voor do zuoveelste
maal in prosa belichaam. De gedachte
namelijk dat de zusterkunsten, verkeerde.! ij k
in onze ontaarde geldmaatsi-happij geschei
den, tot vakstudie verlaagd en uit elkander
gerukt, weer ten innigste moeten worden
hereenigd en als n groot geheel moeten
worden beoefend. Onze boekerijen zijn
meest uitsluitend boekenmagazijnen, onze
musea verzamelingen van schilderijen. .Maar
wie do kunsten scheidt, verlaagt en verbas
tert de heilige kunst. Schilderkunst kan
niet worden gescheiden van dichtkunst,
zonder schade voor beide. ok de toonkunst,
de beeldhouw- en bouwkunst, de
tooneelspelkuust, dat alles behoort bij elkander.
Wil een natie het werk van hare groote
mannen eeren, dat is navolgen, dan moet
dut werk niet oneindig verbrokkeld, maar
j zooveel mogelijk op ne plaats bijeen zijn.
j Helaas! van dat ideaal zijn wij nog verre
l verwijjerd. Ik vrees althans dat een nati
onaal pantheon, zooals ik dat zou wenschen,
hier te lande voorloopig tot de onmogelijk
heden behoort.
Gesteld echter eens dat de natie niet
ontaard bleek te zijn, en dat do stichting
van een dergelijk nationaal pantheon, alle
kunsten en wetenschappen verceuigende,
mogelijk bleek hoe zoude men tegenover
tfilderdijk moeten handelen ? Hoe tegenover
die drie anderen, die ik in n adem met
hem noemde, Vondel, rotius, Multatuli?
Vondel, als denker vaak overschat, als
schilder onovertreffelijk, zou als een der
grootste vertegen wooruigers moeten prijken.
van onze gouden eeuw, een uitdrukking
die wij met spaarzaamheid moeten gebrui
ken, omdat wij niet behooren te stoffen op
het vevledeue, maar moeten trachten groot
te worden in het heden en de toekomst.
Hugo de Groot moet het middenpunt zijn
en ulijven van ons volkenrecht, zijn werk
en zijn overlevering mueten wij voortzetten
en voltooien, en iu plaats van eindeloos
vredespaleisgesjharrel behooren wij op het
gebied van volkenrecht weer de eerste
plaats in te nemen in Europa. Wat Mul
tatuli bet n ft, zijn naam zal kunnen
schitteren als de groote man van Insulinde,
als de dichter die Indiëiu de
wereldlec?terkuiide hoeft ingeleid.
En Bilderdijk ? hoor ik vragen.
Hij zou in zulk een museum het schit
teren l middenpunt van taal- en vertaalwerk
moeten blijven. Geen beter vertegenwoor
diger onzer schatrijke moedertaal dan hij,
die al havo geheimen en al hare goudmijnen
door wroet en doorzocht heelt. Geen beter
geharnast ridder dan hij, oin met
mokerslagen alle aanvallen op onze taal af te
slaan, om allen vreemden invloed, 7.00 van,
Duitschlaiul als elders, te bestrijden en
hooghartig te verwerpen. Op de taal van
B.lderdijk, in 't groot gesproken, gaat geheel
onze hoogere eu fijnere schrijftaal terug,
honderdmaal meer dari op diévan Hooft
en \7ondel, die reeds Vrij \er van ons af
staan. En ook als dichterlijk vertolker, wij
zagen het reeds, schijnt de gloriezon vau
Bilderdijk met onverdoofden glans. Hij, die
alle talen der wereld trachtte te omvatten,
al echoot hij ook dikwijls te kort, hij die
alle vreemde letterkunde bij ons trachtte
in te leiden en hierin althans grooter is
geweest dan Goethe eu Voltaire en SheUey,
drie namen die haast elke vergelijking
doorstaan hij behoort ah zoodanig ein
delijk eens algemeen te worden erkend.
Dit zij m\jn voorloopig slotwoord bij de
Bilderdijkfeest n. Natuurlijk heb ik nog veel
meer op het hart, maar voorloopig ben ik
nog niet aan rnijn letterkundig testament.
H. G. MTLI.EK.
Spro/jf, dOOr M. SCH.VRTEN"--A.NTT!NK.
Uitgave Wereld Bibliotheek" no. 22,
G. Schreuders, Amsterdam.
S prof je, een dertienjarig mïisj^, dat, vau
de naaischool gekomen, gaarne een dioastjo
hebben zou, een gemakkelijk dienstje bij
bedaarde manschen, wordt loor haar moeder
bestemd om op een fabriek te gaan werken
evenals haar twee steviger, bijdehander
zusters. Sprotje is een bunzig, anemisch
tobberdje, doodsbang voor de fabriek; van
do naaijiift'rouw heeft ze.lappen goed ge
kregen voor oen katoenen, jurk en. twee
schorten, maar er is geen geld om het
naaien hiervan to betalen. Naar de fabriek
kan zo wel met de oude jurk aan, maar
voor een dienstig do katoenen japon noodig.
Wel zou ze nog geen plaatsje hebben wan
neer het goed genaaid was, maar indien
ze io de nieuwe japon bjj de naaijiift'rouw
kwam, was er alle kans, dat deze haar een
plaatsje bezorgde. Dus. het geld om de
jurk to laten maken, dit ia- het, waar ze
ove- peinst. Een plan groeit in haar hoofdje:
ze weet, dat haar eene zuster nog met een
andor dan haar vrijer omgaat, en ze zul
dit verraden, moet van don jongen daarvoor
echter geld hebben. Zoo gaat het, ze krijgt
het geld, maar durft het dan niet voorliet
beoogde doel gebruiken, ze veracht zichzelve
om haar gemoeno daad en geeft, het geld te
rug. Door tusschenkomst van denaaijuffrouw
krijgt ze dan toch gel l om het pa je te laten
maken, maar et loopt zoo, d^t ze nog
e 'rder een fubriekspHuttfje krijgt dan een
als dienstbode, zoo lat ze nu in haar nieuwe
dienstmeisje^jurk naar de gehate fabriek
moet.
Aan dit boekje is de zorg, het liefdevolle,
langzame arliei (en o in tot juiste expressie
te komen. Het is gelijk een aardig
aangilt'g'l tuintje; er moge hier en daar wat
nmge vas don oogen bij het wieden ontgaan
zijn, de hand moge don zekeren hwenier
eens begeven hebben bij het effenen, het
afperken, het snoeien, maar dit is to;'h
Merkelijk niet zoo heel dikwijls geschied,
wat toch is ter wereld volkomen ?
Up fouten zijn geen slordigheden bij deze
schrijfster; men kou beter zeggon, dat ze
«ntstaau zijl door te grooten ijver tot
pre--iesheiil. Deze ijver tot plastisch raak"
schrijven lijkt me zoo geheel het voor
naamste hier, dat het wel kon: deze lust
ware de grootste ge=veett, dio het bookje
tot het aanzijn voerde, meer dan de wil
om naar de malle wijsheJen en de wij/.e
malhedeu te /oeken, welke de ziel van een kind
als Sprotje ' is, ontroeren kunnen. Ik beweer
niet dat er heel geen goede dingen over
het innerlijk van dat kind bereikt y.ijn,
maar zo gaan nauwelijks opgemerkt voorbij
aan onzen geest, die door de schrijfinauier
aan den rtirm, de e.i'/tt'e.tsif.ir.'jee gebonden
is, schier niets meer zoekt daarachter. Eu
dit ligt niet aan de yüaftteid van e.\pressie,
(die dikwijls bereikt wordt in dit boekje)
immers de/e werd bij do grootsten eèa
met het gegeven; neen, ht>t is wijl we
do zorgen, de zware zorgen der schrijfster,
om tot die juistheid vau vorm te kooien,
op elke bladzijde voelen, daardoor afge
leid worden, eu niet vermogen te vinden,
wat er wellicht nog in te vinden zijn
mocht. Het is, wanneer je het boekje
geëindigd hebt, alsof je met een kind samen
naar eeu tentoonstelling bent geweest; het
kind heeft aldoor heel aardig gebabbeld
j aan je oi)ren, in ja herinnering blijven de
vragen, do lontigheidjes van den kleine,
maar van de tentoonstelling zelve heb je
toch eigenlijk niets beduidends gezien, en
daarvoor immers was je eigenlijk uitgegaan.
Als jo dun. weer thuis, over die tentoon
stelling zeho denkt, weet je ook niet zeker,
of' deze veel opmerkelijks had, wat je had
kunnen bezien, indien het kind je aandacht
niet had afgewend, of je weet dit ook
niet /.eker, was de tentoonstelling zoo
weinig belangwekkend, dat ja et zonder
de afleiding van het kindergebabbel toch
ook geen genoegen aan gevonden had!'
Er .^W.aüe-raardigste. di)igen iu dit boekje,
het .is eigenlijk heelemaal pen'ri'lleraanfig'st
dingskt', ui toJi.. .' het is mij' tiiHs.