De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 21 oktober pagina 2

21 oktober 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M 3 T K R D AM M ER W K K K B L A ) VOOR K E D E R L A & D. No. 1530 pl.m. 6300 X 4.44 = pl.m. 28000 De geheel.*, diensttijd wordt dan terugge dacht qp 11 jaar, nu 15 jaar en 5 maanden, eerste ojfefotH'ncr 6^4 maand au een jaar, mot twee' herhti!in|«ioeieninKen nu drie, die bad veer 'hoeft een heriuüingsoefeninl in let "8e jaar va» 10 .dagen of evenals nu. 2 ia het 7e en 8e jaar van 6 dagen. . ' Eindelijk zou de landstorm tot het 40e jaar -bestaan uit 9 jaargangen allen georfeitrle-n, te schatten op 2000u X 9,= pl.m: ISÖJQOOman. Wez mden dus beschikken over: IO&000 nöan *el<ftroêp»n, reserve B7000 man. .OOO ,,.-landweer, .?? 28000 ISaOOO landstorm. Alles gejefend. "Wil mvn van de landweer ene verfitniwde troepenmacht vormen, eene verdub beling van het leger, dan zou men rueetea meaflreeren -aU we -het aangaven, wat kaïiijClerj en-oefening aangaat.*) De. 24 bezet tingsbataljo.n3e.ncadreere men ?et Hè12 hoofdofficieren, 48 kapiteins en 12 luitenants van speciale diensten, aangeTuld door de kadetten en leerlingen va» iet hoogste studiejaar als luitenant pi.m. 70 ?n die van het tweede studiejaar als vaan4ri£t verder* reserve offi'teren en overcompleie militieoffijierem Het zal niet noodig wi»" alle (wtaljms-geheelteencadreeren met officieren, pmlat do bezettingstroepen m «ndiêrdeeler),- soms soetiën, veelal pelotons ?p de foi ten -worden ingedeelJ, slechts op ?ftkefie groote forten (Rgtiauwen, Vechten) z>) iaën geheclöcompagnieën; bij uitzonde ring geheele bataljons in vestingen ak den Hel il er, GörJüim of stellingen als bijHona?wijk, noodig hebban,' Bet meerendeel der i&fittiterie ;treedt "buiten toet bataljeös- en eompasnies verband." De depots ncadreere men met "g penwossneerde officieren, deze zijn hiervoor geschikt als'rnen de bepaling maakt t want allevépensióimeerde offimoét*!! in oorlogstijd zich beschikMelien dat 'de gepensionneerde ?ffièteren der trvee laatste jaren worden higfeJeeld bij- mobilisatie bij een depot, ze «jn dan 'nog voldoen Ie op de hoogte van de»-dien>t en van de reglementen. Oversc hif>, Augustus 1906. A. O. RUHM, ^-. l it.-kolonel. T>oet men dit niet dan krijgt men beTiingcn l «ij de land\v«er a's de staalkaart Toorkotnende in de N. Hult. (,'rt. vau 9 Oct. jl. Koyanl. In de; Wartbiiry schrijft de heer Ds. P. v. Wijk een stukje ter beantwoording TSD ons artikel: Huiselijke, godxdienslwffning, in het No. van 7 Oct. jl. Men zal zich herinneren, dat deze geestelijke, met sedoogcn van zijn vier eollegaas, mederedacteuren, onzen teekeBaar had toegeschreven haat tegen den godsdienst" die - ook op het karnkttr invloed heef\ wijl het zijn doal zon zrj:n geweest, rfer'hiiisgodsdieiiBt van II. M. tutn de publieke verachting prijs te geven. A h het nya-r geen godsdismt tca*, di? aldus geëerd -eti aangekweekt werd, spbrijft Ds. Van Wijk;: maar de haat tegen den godsdienst heeft Br. geprikkeld, En dan, heet hét- ten slötte, dat het de bedoeling IB geweest: het karakter tfin Onze koningin aan te tasten." Thans schrijft, hij: ,Laat'mij de hoofdzaak het eerst noemen : "Dn jtm*rcrdammer acht eene geloovige ioBJtigin, die huiselijke godsdienst«eleningen houdt, veel sympathie ker dan eene, die haar geloof Terbergt en verzaakt; en zij noemt t«ee feiten waaiuit blijkt hoe waar zij is in haar godsdienst. ,Dat is royaal gezegd, eu, naar ik vertrouw, dior mij even royaal overgebracht." Hoe royaal! Men zal het dadelijk zien; immers aanstonds volgt daarop: Het .komt echter in een eenigs/.ins bedeno-rijk Hcht door wat er aan voorafgaat. De jwlaciie van de A'nsteid'iirim'-r verklaart nl. dat zij groi)ten eerbied beeft voor den godsrfipDPt, niet echter voor den godsdienst van «liimiiues f-n'lneken (dus ook van vorsten en T w-itiimeii) die een wel- xeifs rijkingericht l.sis -willen bewonen opeen gjeden stand, en lieel rustig, bij het verrich'er. van niet al te t«e) jd vorderende bezigbeden, een lekker Jrrentje leiden". Met bijzonder respect" ,>e-iroet zij dns monniken en nonnen, die ico vaar zijn, aan hun godsdienst getrouw". Onze koningin woont niet in een achterIflurt <n ook niet in eeu klooster, toch is iï) volgens de Amxie.rdammer waar in haar p'id*di*M)st. omHat zij aepro'e^teerd heeft tegen de kijksptf-vertoomng", die bet publiek luaakt van de godsdienstoefening in de Nieuwe K"jk Ini haar jaarlijksch Lezoek te .Amsterdam." Zoo wordt nu qimsi-teruggegeven wat TB ij schreven, ten bctooge, dat, hoe radi«der iemand zijn godsdienst in het leven toepast, wij h'ïni des te moer respecteeren. Als hadden wij niet gezegd: Daarom tödat is voor deze leeken en dominés jnfeschien van nog mindere bekoring Junnen wij wezenlijk, al zijn we in ?w eit-ld beschouw i u g als tegenvoeters der kloosterlingen met bijzonder respect monniken en nonnen begroeten ... menwbcn, dio, dn uitzonderingen daargelaten, xoo'it'itar zijn, a m hun godsdienst geJrouw. Kn dit niet wijl het katholieken zijn. Jseen, wuunoer b. v. morgen den «bi, de hoeren Ds. Groote, Helwig, Scharten, Wcstcrmaun en Van Wijk, die eWtfrrttfiv?,, uif/ieroi ronr rekening ran fat N/'//. L-dh. G,-n. voor In-en Vittren4uje Zcnflin'j. rjd'gjiren, ons berichtten, tbt zij zich allen voor die Zending be schikbaar heblea gesteld, wij weten zeker, «5at we hen en hun geloof nixj koot/er zanden rcx/jcctfcren, dan nu rved* het ijccal %«n zijn." En nu wij LI. M.'s houding ten op zichte van de Nieuwe-kerk-godsdienst«aiening, een houding voor n Koningin zooveel beteckr-nis, juist als, eeUi bl-ijk hare waarheidsliefde ten opzichte van den godsdienst in herinnering brach ten wierpen wij, volgens Ds. v. W ij k, op onze royale verklaring een 'een gszins bedenkelijk HM; als hadden wij allf.en respekt voor monnikenlen nonnen.... Foei, dominé! , Dan geeft de Wariburg het volgend citaat uit ons blad: " "' En nu komt H.M. tot het besluit om een huiselijke godsdienstoefening in «e voeren. Een tweede feit waaruit men zi*B kan hoe waar zij in haar godsdierst wil r.yn. Dit zouden wij*afkeur-n, baten, beschim pen, verdacht wi Ien maken .... Och kom, waarde heerei! Ken gtlom-ige, kocingin , die huise ijke (todjdien-toefening houdt, is ons veel i-ympatbieker dan eene, die haar geloof verbergt of verzaakt. Vet tel dat gerust aan uw le?e'S, en trek dan al uw grove beschuldigingen in." WTaarop 'weder buitengewoon rayua,l volgt: ot dit laatste ben .ik wel be reid". ... Natuurlijk, hoe zou de Heer v. Wijk zijn grove beschuldigingen, na ons artikelfelazeri te hebben nog kunnen haudaven ? ... Hoe... ? Bij al zijn bereid" zijn heeft hij er toch eeömiddeltje op gevonden althans gezocht: Wij lezen : ; Aan het verlangen vdii De Am*lf.rdammer .(leiêe grove beschuldigingen tei ug ie nem^u) te vo'doen, is m\j. dm alleen mogelijk bij de verklaring, dat die . opteekenaar" eene ver gissing en die gebeele prent eenig-v.ins eene mislukking is. De bedoeling wa-i geheel ieis anders dan wat uit de plaat moest opgemaakt worden." Dit w>es<'\ eerwaarde, is, gij weet het zelf wel, niet in den ha-ik. De plaat, in haar irare beteeknns, wij mogen het verzekeren, heeft bijzonder veel sympathie gevonden. En die ware beteekenis, heeft uw collega van de N. Kerkbode wel degelijk opgemerkt. Wij herinneren u aan de aanhaling uit de N. Kerkbode waarop wij u wezen: Mogelijk komt iemand opmi'rken, dat de teekening blijkbaar ziet op een zekert n d rang die uitgeoefend trordt op al/en, die tot het personeel van hef Loo behooren, om dezen huisgodsdii-nut bij te tronen. Hieruit, zoo schreven wij, blijkt het toch duide lijk genoeg., dat de heeren, zoo ze even hadden nagedacht, ja, als ze het onder schrift maar een paar maal hadden overgelezen, althans een verklaring had den kunnen geven, waarbij noch haat tegen den godsdienst" als on >:e drijf veer, noch het beschimpen" van den particu lieren godsdienst als ons doel, mochten worden vastgesteld." Want nos eens : hoe komen dominéx tot zoo iets :J Manueu van zóó hooge ontwikkeling, dat men ze meestal zeer geleerd" noemt; der mate in ernstige opvatting van hun ambtstaak, dat de titel van weieerwaarde" voor hen allen door niemand als een roof wordt geacht; en dan zóó lichtvaardig en luchthartig, om iemand zonder nood zaak aan de publieke verachting prijs te geven, gelijk zij dit durven ten opzichte van den heer Braakensiek, en met hem, natuurlijk ook van ons. En als men nu bedenkt, dat deze heeren gediplomeerde uitleggers zijn van het Boek der Boeken, van de duisterste schriftplaatsen, en dagelijks zich oefenen in het oplossen van de diepzinnigste vraagstukken ... en men ziet, dat zij zelfs zoo'n simple plaat mot het duidelijk onder schrift, waarin over de rrijlieid om ran een godmlit'iixffH'fcniiif/ ^//.?//?,? tebl.ijcen,Qn over niets anders gesproken wordt, alleen als een getuigenis van godsdiensthaat, als e m poging om den godsdienst te beschimpen, opvatten welnu, dan mag men zeker vragen, behoort nu zoo iets bij een rechtgeaard Lutheraan" bij een '?Lutheraan die trouw hoopt te blijven" m. a. w.: behoort nu zoo iets bij don Wurtbiirg thuis-''' Nu wilt gij nog beproeven er voor uw lezers zonder kleerscheuren uittekomen, en dat lukt u niet. Ieder inensch kan zich vergissen en daar zullen wel niot veel teekeningen verschijnen, waarbij niet deze' of gene, uit vooroordeel, on nauwkeurigheid van waarnemen, gebrek aan helderheid van geest, zich een on juiste meening vormt, maar bij zulk een vergissing, hebt gij zeergeleerde, weioerwaarde gediplomeerde uitlegger, als christen leeraar tot alle zachtmoedigheid in het oordeelen geroepen, niet anders beproefd, dan uw medemensen de snood ste gezindheid en bedoeling aan te wrijven, als hadt gij hem bekeken tot in het diepst van zijn ziel, zoodat gij elk bewijs overtollig kondt heeteu. Deze fout, hadt gij met u vijven behooren uittewisschen. Gij schrijft: Indien ik toch uit de beschouwingen van De Amsterdammer goed wijj ben gewotden, dan zijn de bezwaren van het blad deze twee: lo. Kan door den buiseajken godsdienst allicht huichelarij worden gekweekt. 2o. De koninklijke hofhouding is geen huisgezin, het paleis-dienaarschap mag nit t van n enkel religie-inzicht afhankelijk worden gesteld." Ik begrijp deze bezwaren, maar kan ze niet deelen." Welnu, gij behoeft deze en andere bezwaren ook niet te deelen. Tegen verschil van meening zijn wij niet opge komen, we hebben ons alleen verdedigd tegen de meest valsche aantijgingen met domine's-ge/ag, der kudde die gij weidt, voorgedragen. 't Doet er niets toe of gij meent dat er g,eon opteekenaar in figuurlijken zin" J)ij< :een 'hofhouding als de onze .kati.,be staan ; of.- huichelaa'ij door u een -minder groot bezwaar wordt geacht dan door ons, en dat ht't paleis-dienaaijschap van n enkel religie-inzicht afhankelijk mag worden gesteld. Sta zoo vierkan't mogelijk tegenover onze overtuiging, maar wees althans eerlijk genoeg uw grove beschuldigingen in te trekken, royaal zonder draaierij. Schrijf niet meer dan: tot dit laatste ben ik bereid", geen woord daarenboven wordt van u gevergd. En stel dan het dan ook?zonder zoo'n dubbelzinnig .slotgebedje: Moge het dn«verd >T (!), ook door de pers, aan een 'eder vrij gelatfn worden em God en de menschen te dienen, naar eigen geweten en eigen ove/tui^ing l" Wij zeiden een dubbelzinnig gebedje. Immers ware onze lieve Heer niet al wetend, Hij zju er uit kunnen opmaken, dat het met de Pers hier beneden ten opzichte van den door ons zoo vurig ver dedigde godsdienstvrijheid niet iu don haak was. Of is deze smeeking juist geuit met het oogop den Wartburg zelf, en nis een streven naar dusverdero" beterschap te betrachten ? iii>i«imiminmiii*HMiHiHHimMiiiHifimiiiMiimiijiiiitHH Kimr-3t»i. T?g de we-1. G. Dorens en Zoon op bet Rokin, h er op 't oofjenblik een tentoonstelling van kleur-etsen van Fransche meeste)s «at er in den winkel en in twee zaaltjes werd uilgesta'd, is wel belangwekkend genoeg oen er de aandacht op te vestigen. Vo'orop dient gezegd, dat het al peen goud is waï, er blinkt in dat kleurige gezelschap en tevens, dat ik niet onvoorwaardelijk kan prijzen wat mij daartusschen van beduidend kunstgelialtf, lijkt. En dit voorbehoud vindt zijn oorzaak daarin, dat ik niet voluit met deze nieuwerwetsche exploitatie van hetetsprocédékan instemmen. Daar is een ontaar ding van hel principe de,;er kunst; wat er ook te bewonderen valt, als uitkomst var. ontwikkelde mooie e genschappen of knappe techniek, daar hapert liet toch te veel aan <le vohl: mgenheid, die een zuivere en vrij uitgesproken kunstuiting eigen is Al lus, op gevaar al' conservatief te schijnen, kom ik wel in tegenspraak met den schrijver van liet voorwoord in den catalogus, die urdezeon'wikkelirjg der etskunst geenerlei uiliug van decadentie wil zien. Daar ig onder de velerlei uitingsvoimen der beeldende kunst wellicht geen procédé, dat zóó voor variatie in de toepassing vatbaar is, a!s het etsen. Het eigenlijke eilVct, voort komende uit d--, lawgs hemisclien wc^, in bet koper of zink ingegrifje vrije teekening (te onderscheiden, van het stelselmatige graveeren m^l het bttrijii) heeft eeu karakter dat door geen andere werkrniddelen kan verkregen worden. Daarmee is krachtiger werking te verkrijgen dan met het diepste zwart krijt of inkt; de ets is kernachtiger dan do zwarte- kunitprent, schilderachtiger dan de gravure. Langs chenoisjhen weg, dat is door middel van bet sterkwaterbad, dat lijnen in let koper bijt, daar waar de met vernis be lokte plait onier den seherjten punt der teek.epende naald is bloot gekomen. Niet altijd wordt de plaat aldus bewerkt; de drooge naald ets, die is verkregen door bet direkt in het koper krassen der teekening door de naai'), stelt vernis en gterkwater ter zijle. Maar deze bewerking beoogt hetzelMe resultaat, tracht echter door den zoogenaamden blird, die ontstaat langs de ingekorven Uir\, de toonkracht te verboogen ; deze kar telingen over de gepolijste oppervlakte na melijk, pakken meer inkt en brengen bij bet afdrukken diepe Huweelige tinten voort. Ver der echter zijn er nog verschillende methoden, die het etsprocédéaanvullen: bijv. het aan wenden van het gelijkmatig en traag invreten de z va rel tot het verkrijgen van vlakke tiu'en, iua.tr dit is to rechtvaardigen daar vanuit bet eigenlijke technische beginsel der ets naar het resultaat wordt gestrteftl. Het blijft intu-ischen een aanvulling, die niet de bovenhand mag krijgen in <le bewerking, zooals ik meen dat hier het geval was, in prenten van Jourdain, tot het uitdrukken van bewegend water. Ken degeneratie lijkt me ecliter de aanwending vau methoden, om de ets een ongewoon aatuien te geven: bijv. dat van een potlood- of penteekening. De hier toegepas'e bewerking van kleu rendruk bestaat in het aanbrengen van verf op de plaat, niet met liet penseel, maar niet de tauapoen. Daartegen op zich zelf kan geen bazwaar bestaan; heeft Hercules Seghersgeen wonderbare resultaten bereikt tnet zijn haast halsstarrig zoeken op dien weg? Maar liet bezwaar tegen vele de<cer kleur-etsen moet zijn, dat de plaat zonder eenige onderbewerking niet de verf p tkte maar er mee werd opgela ien ; zoo werd ze in werkelijkheid be schilderd als 'n willekeurige oppervlakte strevende naar een effect, dat geenszins bij het wezenlijk karakter eener ets zich aanpast. Daar zijn hier etsen die nagenoeg liet uit zien hebben eener aquarel en die zeer twij felachtige waarborgen bieden voor het gelij kend exemplaar van een volgenden druk. Zoo komt bet veld open van allerlei trucages en bizarre toevoegse.s, als ware puszles vau de techniek, die, al komen zo ook vaak uit knappe handen, toch a's beoefening eener speciale kunst blind moet loopen. En vooral bij de ets, die eenerzijdj met xijn eigenaar dige bekoring, aan de te^ensijtle zich zoo willig leent tot het najagen van vooze artistickeiigheden. Werkelijke artiesten, als Kail'aëili raken met hun kunst aan den gron l door deze bauleloo.ie vrijbuUerij. Ik neem bijv. van hem de prent l'arbrt juin e, wat een pittig etsje zou zijn, als liet eenvoudig in zwart en wit was gedrukt. Nu is bet werk bedorven door een gewilde en misplaatste kleurtoevoe^ing voor een gelen bladertooi, een grillige, klenrpartij, die geeu Velband houdt niet bet geheel. ' Ais : techniek lijkt -me deze zoogezpgde opleving der kleuren-druk' van de ets een ontaarding van het vak; z« kan niet vee". Ievt-nsvatbaarheid hebben, .daar « neigt yo'komen los Ie lateu van den grond, waarop het eig-ndpmrneHjk karakter deier grapuische kunst uitwassen moet. Met deze aanrneikingen w'l ik fchter niet al het hier tentoongestelde werk veroordeeld hebben. Er zijn zeer belang wekkende ja mooie prenten ouder, iii 't bijzonder van Rallaëli, Crtahine, Vilion, Kohbe, Steiulen tUertsoen, Cottet, Lautrec. Van de laatsten in kleuraedriikte litho'?. En laat ik uu de principieele gri f tegen veel d ngen daaronder binten SjrakP, dan is er bij de?.e uitheeiuscho kuaaiuiting wel zooveel wt elderigs en stouts van beweging, dat het voor ons, Hollanders, verkwikkend, ze'fs vruchtbaar kan zijn liet te zien. Daar is Viilon, die even aan Isaac t-raë's doet denkeu, maar met zijn decoratieve zwierigheid eo elegantie tegelijk aan den schitterenden affiehe-teekenaar Chéreïherinnert, Raü'aëlii met zijn teekenachtiae illustraties der streken en buiirisuhappun om l'ari;s ('.ie bijv. f/'ni're kUomètrrx) Cna^iine met bu tengesvone kniphei l van hand, die vooral in het portret eenpr actrice in haar rol, in humoristische opvatting, et n prachtg uk heeft geleverd van tyixeiinü. Zoo U er nog veel meer bier te noemen, dat toch zeker aan bezoekers dezer tentoonstelling een onwekkende kunstbe schouwing verschaffen kan. W. STEEXHOÏT. Ein slotwoord tüfle n. De BilJerdijk-Tentoonstelling te Amster dam is vooral n doorloopende triomf voor den heer F. I/eerlang te Utrecht, die gedu rende een groot deel van zijn leven met on bezweken ijver al het werk van Bihlerdijlr, en al wat daarop betrekkin»; heeft, verzamelde en bewaarde, /ulke menschen zijn in waarheid onmisbaar voor onze letterkunde. Zonder zicli op dun voorgrond te stellen doen zij vaak beter en nuttiger ? werk dan tal van officieele lieden, door lat zij al hunne krachten op n punt ver zamelen, de zaak dienen zonder hun eigen belang op den voorgrond te stellen, en een beschamend voorbeeld geven aan het groote publiek, dat jaagt naar gel l en eer en genot, en zich niet bekommert om hooge idealen en om dichtkunst. liet is niet aan mij, de inrichting van een Bilderdijk-Museum in bijzonderheden ann te Keven. Slechts de gro«te lijnen wil ik schetsen. En vooral wil ik er op aan dringen dat het taal- en vertaalwerk van Bilderdijk op den voorgrond moet blijven staan. Stel oJns, dat een edeldcnkend en letter kundig vreemdeling, die Holland bevvondeit, een tweede John Ho wring bijvoorbeeld, in ons land komt en, goireven door liefile voor onze letteren, een studie wil maken van lïilderdijk, als een der grootste vertegen woordigers van Holland'^ letterroem, als een d^r uitstekendsta dichterlijke vertalers die geheel de wereldletterkunde oplevert. Men zul hern dan verwijzen van Pontius naar Pilatus. Men zal hem, die te Weir.iar alles betreffende U.jethe in n archief bijeen vond, hier verwijzen naar een tiental archieven of bibliotheken, en naar tal van j articuliere personen. ' Zal hij over dit gemis aan eerbied niet de handen ineenslaan 'f Zal hij niet de verzuchting i-laken, de vraag uiten, of Nederlan.1 zijn groote mannen wel waard is l' Men zal hem zeggen, dat er in de ne hoofdstad des rijk'', in Amsterdam, twee ukaiiemies zijn, elk met eene afzondeilijke bo-kerij, ju zelfs elk van buide met ee^.e vrij gvoote en kostbare verzameling van Biiderdijk. Nog meer, men zal hom aldaar drie, on wellicht meer, universiteiten weten aan te to-men. Stalt hij daarover verwon den), hij zul nog meer verbaasd staan, als hij naar Loiden reist, en in de boekerij dier liooueschool evenzeer tal van kostbare herinnerinuon aan Bilderdijk aantreft. Doch ook naar den Haag zal bij moeten hekken, want daar bevindt zich evenzeer oen groote bibliotheek, wier schatten hij moet doorvorsjlieu. l'J'.i zoo kan ik voorru'aan. ik zal ii u niet oen-s spreken van talrijke parti culiere |>3 'sonen. Velen van hen hebb n thans, voor dit eene. do"l, voor een uuur d, samengewerkt maar dit is slechts tijdelijk. Om kort te saan, onze niouwgieriire vreem deling zal maanden moeten snuffelen, zal veie rei/.en moeteu doen, zal een groot aantal personen moeten aanklampeii, voor dat hij in staat zul we/en zich een volledig beeld te vormen van don omvangrijken letteravbeid van Bilderdijk, van zijn tijd en zijn in\ loed. Dit alles is te verbeteren door de stichting van een blijvend Bilderdijk Archief of Museum. Hetzelfde ware misschien te be reiken, door een geheelen vleugel van ons Rijksmuseum voortaan aan de dichtkunst af te staan, die niet minier dan de scliilderkuiint zulk eeu plaats verdient, en in dien vleugel den arbeid te verzamelen van Vondel e'n (Jrotius, van Bilderdijk en Multatiili, en enkele anderen, die voor onze letteren van bhjvenle waarde zijn gewee>t. Reeds meer dan twintig jaar geleden heb ik iu mijn \Vedi-trijd der Kunsten op dra matische wijze de ge lachte uitgesproken, die ik thans weder voor do zuoveelste maal in prosa belichaam. De gedachte namelijk dat de zusterkunsten, verkeerde.! ij k in onze ontaarde geldmaatsi-happij geschei den, tot vakstudie verlaagd en uit elkander gerukt, weer ten innigste moeten worden hereenigd en als n groot geheel moeten worden beoefend. Onze boekerijen zijn meest uitsluitend boekenmagazijnen, onze musea verzamelingen van schilderijen. .Maar wie do kunsten scheidt, verlaagt en verbas tert de heilige kunst. Schilderkunst kan niet worden gescheiden van dichtkunst, zonder schade voor beide. ok de toonkunst, de beeldhouw- en bouwkunst, de tooneelspelkuust, dat alles behoort bij elkander. Wil een natie het werk van hare groote mannen eeren, dat is navolgen, dan moet dut werk niet oneindig verbrokkeld, maar j zooveel mogelijk op ne plaats bijeen zijn. j Helaas! van dat ideaal zijn wij nog verre l verwijjerd. Ik vrees althans dat een nati onaal pantheon, zooals ik dat zou wenschen, hier te lande voorloopig tot de onmogelijk heden behoort. Gesteld echter eens dat de natie niet ontaard bleek te zijn, en dat do stichting van een dergelijk nationaal pantheon, alle kunsten en wetenschappen verceuigende, mogelijk bleek hoe zoude men tegenover tfilderdijk moeten handelen ? Hoe tegenover die drie anderen, die ik in n adem met hem noemde, Vondel, rotius, Multatuli? Vondel, als denker vaak overschat, als schilder onovertreffelijk, zou als een der grootste vertegen wooruigers moeten prijken. van onze gouden eeuw, een uitdrukking die wij met spaarzaamheid moeten gebrui ken, omdat wij niet behooren te stoffen op het vevledeue, maar moeten trachten groot te worden in het heden en de toekomst. Hugo de Groot moet het middenpunt zijn en ulijven van ons volkenrecht, zijn werk en zijn overlevering mueten wij voortzetten en voltooien, en iu plaats van eindeloos vredespaleisgesjharrel behooren wij op het gebied van volkenrecht weer de eerste plaats in te nemen in Europa. Wat Mul tatuli bet n ft, zijn naam zal kunnen schitteren als de groote man van Insulinde, als de dichter die Indiëiu de wereldlec?terkuiide hoeft ingeleid. En Bilderdijk ? hoor ik vragen. Hij zou in zulk een museum het schit teren l middenpunt van taal- en vertaalwerk moeten blijven. Geen beter vertegenwoor diger onzer schatrijke moedertaal dan hij, die al havo geheimen en al hare goudmijnen door wroet en doorzocht heelt. Geen beter geharnast ridder dan hij, oin met mokerslagen alle aanvallen op onze taal af te slaan, om allen vreemden invloed, 7.00 van, Duitschlaiul als elders, te bestrijden en hooghartig te verwerpen. Op de taal van B.lderdijk, in 't groot gesproken, gaat geheel onze hoogere eu fijnere schrijftaal terug, honderdmaal meer dari op diévan Hooft en \7ondel, die reeds Vrij \er van ons af staan. En ook als dichterlijk vertolker, wij zagen het reeds, schijnt de gloriezon vau Bilderdijk met onverdoofden glans. Hij, die alle talen der wereld trachtte te omvatten, al echoot hij ook dikwijls te kort, hij die alle vreemde letterkunde bij ons trachtte in te leiden en hierin althans grooter is geweest dan Goethe eu Voltaire en SheUey, drie namen die haast elke vergelijking doorstaan hij behoort ah zoodanig ein delijk eens algemeen te worden erkend. Dit zij m\jn voorloopig slotwoord bij de Bilderdijkfeest n. Natuurlijk heb ik nog veel meer op het hart, maar voorloopig ben ik nog niet aan rnijn letterkundig testament. H. G. MTLI.EK. Spro/jf, dOOr M. SCH.VRTEN"--A.NTT!NK. Uitgave Wereld Bibliotheek" no. 22, G. Schreuders, Amsterdam. S prof je, een dertienjarig mïisj^, dat, vau de naaischool gekomen, gaarne een dioastjo hebben zou, een gemakkelijk dienstje bij bedaarde manschen, wordt loor haar moeder bestemd om op een fabriek te gaan werken evenals haar twee steviger, bijdehander zusters. Sprotje is een bunzig, anemisch tobberdje, doodsbang voor de fabriek; van do naaijiift'rouw heeft ze.lappen goed ge kregen voor oen katoenen, jurk en. twee schorten, maar er is geen geld om het naaien hiervan to betalen. Naar de fabriek kan zo wel met de oude jurk aan, maar voor een dienstig do katoenen japon noodig. Wel zou ze nog geen plaatsje hebben wan neer het goed genaaid was, maar indien ze io de nieuwe japon bjj de naaijiift'rouw kwam, was er alle kans, dat deze haar een plaatsje bezorgde. Dus. het geld om de jurk to laten maken, dit ia- het, waar ze ove- peinst. Een plan groeit in haar hoofdje: ze weet, dat haar eene zuster nog met een andor dan haar vrijer omgaat, en ze zul dit verraden, moet van don jongen daarvoor echter geld hebben. Zoo gaat het, ze krijgt het geld, maar durft het dan niet voorliet beoogde doel gebruiken, ze veracht zichzelve om haar gemoeno daad en geeft, het geld te rug. Door tusschenkomst van denaaijuffrouw krijgt ze dan toch gel l om het pa je te laten maken, maar et loopt zoo, d^t ze nog e 'rder een fubriekspHuttfje krijgt dan een als dienstbode, zoo lat ze nu in haar nieuwe dienstmeisje^jurk naar de gehate fabriek moet. Aan dit boekje is de zorg, het liefdevolle, langzame arliei (en o in tot juiste expressie te komen. Het is gelijk een aardig aangilt'g'l tuintje; er moge hier en daar wat nmge vas don oogen bij het wieden ontgaan zijn, de hand moge don zekeren hwenier eens begeven hebben bij het effenen, het afperken, het snoeien, maar dit is to;'h Merkelijk niet zoo heel dikwijls geschied, wat toch is ter wereld volkomen ? Up fouten zijn geen slordigheden bij deze schrijfster; men kou beter zeggon, dat ze «ntstaau zijl door te grooten ijver tot pre--iesheiil. Deze ijver tot plastisch raak" schrijven lijkt me zoo geheel het voor naamste hier, dat het wel kon: deze lust ware de grootste ge=veett, dio het bookje tot het aanzijn voerde, meer dan de wil om naar de malle wijsheJen en de wij/.e malhedeu te /oeken, welke de ziel van een kind als Sprotje ' is, ontroeren kunnen. Ik beweer niet dat er heel geen goede dingen over het innerlijk van dat kind bereikt y.ijn, maar zo gaan nauwelijks opgemerkt voorbij aan onzen geest, die door de schrijfinauier aan den rtirm, de e.i'/tt'e.tsif.ir.'jee gebonden is, schier niets meer zoekt daarachter. Eu dit ligt niet aan de yüaftteid van e.\pressie, (die dikwijls bereikt wordt in dit boekje) immers de/e werd bij do grootsten eèa met het gegeven; neen, ht>t is wijl we do zorgen, de zware zorgen der schrijfster, om tot die juistheid vau vorm te kooien, op elke bladzijde voelen, daardoor afge leid worden, eu niet vermogen te vinden, wat er wellicht nog in te vinden zijn mocht. Het is, wanneer je het boekje geëindigd hebt, alsof je met een kind samen naar eeu tentoonstelling bent geweest; het kind heeft aldoor heel aardig gebabbeld j aan je oi)ren, in ja herinnering blijven de vragen, do lontigheidjes van den kleine, maar van de tentoonstelling zelve heb je toch eigenlijk niets beduidends gezien, en daarvoor immers was je eigenlijk uitgegaan. Als jo dun. weer thuis, over die tentoon stelling zeho denkt, weet je ook niet zeker, of' deze veel opmerkelijks had, wat je had kunnen bezien, indien het kind je aandacht niet had afgewend, of je weet dit ook niet /.eker, was de tentoonstelling zoo weinig belangwekkend, dat ja et zonder de afleiding van het kindergebabbel toch ook geen genoegen aan gevonden had!' Er .^W.aüe-raardigste. di)igen iu dit boekje, het .is eigenlijk heelemaal pen'ri'lleraanfig'st dingskt', ui toJi.. .' het is mij' tiiHs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl