De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 21 oktober pagina 8

21 oktober 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1530 direkt belanghebbende toeschouwera. Arbei ders die iets gewonnen hebben dat de moeite waard is behouden te worden, en die de kracht bezitten er hard om te vechten, vertegen woordigen in Nederland een nieuwe faze van het kapitalisme. Dat zy nu maatregelen nemen die niet maar zoo dadelijk de instemming hebben van alle goedhartige personen, is zeer begrijpelijk. De regel was dat men enkel hoorde van verzet dat ongeveer rechtsstreeks nit honger voortkwam, en dat de arme, uit geputte arbeiders wel Haast zeker zouden verliezen. Maar de diamantbewerkers z\jn (zoolang het duurt) noch arm noch uitgeput. Kijk, zegt men, die lui hebben het zoo goed en staan toch zoo erg op hun stuk dat ze een ander niemendal gunnen Dat, vindt men, komt niet te pas. Een arbeider, om volgens het oordeel van het humaan gezinde deel onzer bourgeoisie een woordje te mogen zeggen, moet een halve schooier zijn. 10 Oktober. F. VAN DEE GOES. Beinier Claeszen. (1606 - 6 October 1906). De heldendood van den vice-admiraal Reinier Claeszen, op den 9den dezer juist 300 jaar geleden, is op den gedenkdag zelf door de Nederlandsche zeemacht herdacht, als een gedenkwaardig feit in onze vaderlandsche geschiedenis. In vele gevallen hebben onverbidde lijke geschiedvorschers, snuffelend in het stof der archieven, gerechten twijfel doen rijzen aan de waarheid of althans aan de geëikte voorstelling van vaderlandsche heldendaden. We denken daarbij aan Albrecht Beilinc; aan Pieter van den Broecke, die eeuwenlang is doorgegaan voor den held van het belegerde Jacatra, totdat hij omstreeks 1862 bij de lafaards werd ingedeeld; aan Antonius Hambroek, die helaas zijn groote reputatie verloor. Zoo zijn er nog wel meer, al zal de legende veelal sterker blijven dan de historische wetenschap. Aan wie men echter twijfelen moge, gelukkig niet aan Reinier Claeszen. Óp den 6den October van het 16U6, is hij met zijn schip, na een hardnekkigen strijd tegen een Spaansche vloot, in de lucht gevlogen, de dood verkiezende boven de schande der overgave. Feitelijk de nige, maar daarom toch een zeer vertrouwbare bron, is Emanuel van Meteren, wiens werk met de gebeur tenissen van het jaar 1611 is afgesloten. Alle latere schrijvers (Bor, Hugo de Groot, Wagenaar en de vele jongeren) steunen op hem. .-, . ? ? Van ..Meteren dan verhaalt, hoe de Zeeuwsche admiraal Hautain ten tweede male in bet jaar 1606, op den l sten September'met-zijne vloot uitzeildè^om aan de" Spaansch-Portugeesche kusten. een aar»l**g- te--doen op de West-Indische vloot en tegelijk ..te letten op eenige kraken, die uit Oost-Indiëwerden ver wacht. De vloot .bestond uit 19 schepen en 2 jachten, waarbij het Hollandsche smaldeel ook ditmaal werd aangevoerd door den vice-admiraal Reinier Claeszen. De eerste tocht, in Mei en Juni, had weinig opgeleverd, . al had men eenige dorpen en kasteelen in de buurt van Lissabon vernield en enkele met suiker geladen schepen opgebracht. Deze expe ditie zou nog veel minder succes hebben, en van den aanvang af had men niets dan tegenspoed. De vloot werd zeer verzwakt, want de admiraal achtte het noodig, telkens schepen weg te sturen om uit te kijken naar de West-Indische zilvervloot. In de . eerste dagen vaa October waren de overgebleven vaar tuigen, 13 schepen en l jacht, ter hoogte van Kaap Vincent, toen zij een sterke Spaansche vloot ontmoetten van 18 gallioenen, 9 galeien en nog eenige lichte schepen. Tegen zulk een armada kon men niet op en de Zeeuwen en Hol landers waren verstandig genoeg om den strijd te ontwijken. Dit zou ook wel gelukt zijn, indien Hautain en Reinier Claeszen niet in hun bewegingen waren belemmerd door drie slecht bezeilde schepen, die zij niet in den steek wilden laten. Daarbij werd de' vice-admiraal door een gallioen aangeklampt. Hautain kwam hem ontzetten, maar werd op zijn beurt door Spanjaarden bedreigd en toen hij afhield, zeilde hetzelfde gallioen Reinier Claeszen andermaal aan boord, zoodat diens groote mast over boord viel. Daarmee scheen het pjeit reeds beslecht. Van Meteren gaat nu voort: De reste van de Vlote hem soo ghestelt siende, ende noch vyf Grallioens meer rondtomme hem, en dorsten zy hem niet helpen, uyt vreese van in een generael ghevecht te moeten komen, waer toe zy meynden dat hun Schepen niet sterck nochte groot ghenoegh waren, ende de partuere sulcks te veel onghelyck te wesen, te meer om dat de Spaensche het voordeel van den windt op haer hadden, want de Admirael was maer uyt de windt gekomen met vyf Schepen, ende van de drie (die hy vondt) maer een by hem bleef. De ander twee hun best doende om wech te komen, ende de Vice-Admirael van haer afghesneden wesende, en waren zy maer vyf Schepen by den anderen. De resterende Schepen, dewelcke boven den windt ghekomen waren, bleven boven sonder af te komen, ende daer mede bleef den Vice-Admirael van d'een ende van d'ander verlaten, d'een hem excuseerde op d'ander, maer meest datse de Spaensche Schepen niet dorsten aendoen. Ondertusschen quain de nacht aen, want na dat de Vice-Admirael lestmael gheabordeert was, en was gheen half ure dagh meer. De andere van de Vlote hoorden de gansene nacht seer schieten, maer daerna niet meer. Des anderen daeghs vernamen zy niemant, ende misten alle de Schepen die in den windt gheweest hadden, maer eer middagh soo gheraeckte alle de Duytsche Vlote weder by den anderen, op twee na, soo dat sy doen waren elf in getale. Sy deden voorts haer beste om weder op haer wachte te komen, ende op de seven-en-dertigh graden te blyven, tot haren bestemden tydt, sonder nochtans na den Vice-Admirael eens uyt te sien". Van Meteren vertelt nu verder hoe de vloot steeds meer uit elkaar raakte. Negen schepen bleven toen nog, tot in de maand November, in de buurt de wacht houden, altijd nog hopende de West-Indische vloot te zien, maar steeds te vergeefs, en sonder yet anders voor te nemen of uyt te rechten". (Later moesten zij tot hun spijt vernemen dat de zilvervloot met haar vele miljoenen en eveneens de Indische kraken stillekens waren binnengeloopen!) Ten slotte zeil den zij maar naar huis waar intusschen al de afgedwaalde schepen weer waren aangekomen, behalven" zoo gaat het relaas dan voort, de Vice-Admirael Reynier Claessen van Amsterdam,van den welcken men sints verstaen heeft, dat hy noch twee daghen lagh en dreef hem altyt weerende,bykans in den grond geschoten, dan de Spaensche dorsten hem niet meer aborderen, vreesende dat hy het buspoe der zoude laten springhen, ghelyck hy ten leste dede, soo dat de Spaengiaerts van 't schip niet anders gehadt hebben dan twee mannen, die in haer handen maer twee uren en leefden, ende verklaerden, dat in den Vice-Admirael noch wel tsestich mannen levendigh waren, maer meest al ghequetst, ende dat als sy sagen dat sy sincken moesten, vree sende dat de Spaensche noch eenighe levende van hen krijgen souden, resolveerden zy 't samen, haer gebedt tot Godt gedaen hebbende, het Bus poeder te laten springhen, gelyck sy gedaen hebben. Daer uyt te bemercken is, dat bij aldien dien Admirael ofte de andere Schepen hun devoir hadden ge daen, om soo een geresolveert Man te seconderen, dat het selve beter te doen haddégeweest, als sy hun wel inbeelden, dewyle die groote Gallioenen, die sy so seer vreesden, in twee dagen niet en hadden konnen veroveren een Schip, masteloos, leek, ende maer 60 Man op houdende." Men verstond namaels uyt eenige Nederlandtsche gevangenen, alsdoen in de Spaensche Schepen wesende, als dat de voorz. Vice-Admirael dickmael versocht was, het Schip over te geven, maer hy wildet noyt doen: ende dat zy hun wel gheweert ende ghevochten hadden, bethoonden wel twee ofte drie Schepen van Faysardos Vlote, die tot Lisbona seer beschadight in quamen." In zijne Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen" geeft Jhr. Mr. J. C. de Jonge een kort relaas van den strijd, weer volgens de lezing van Van Meteren. Aan de notulen der Admiraliteit van Amsterdam, ontleent hij de volgende aanteekening: Aan de weduwe van Reinier Claeszen werd tot belooning voor de trouw en kloekmoedigheid van haren overleden man, door de Staten-Generaal een jaarlijksch pensioen van 200 gulden toege legd, en door de Admiraliteit van Am sterdam daarbij gevoegd een geschenk van 600 gulden eens, met uitbetaling van het kostgeld der schepelingen, die tot het schip van haren echtgenoot be hoord hadden gedurende twaalf maanden, vergoeding der verlorene kleederen, van het geweer, enz., en voldoening van het aan Claeszen toekomende gedeelte in den buit. Aan de weduwen en weezen van het scheepsvolk, dat met Claeszen ge sneuveld was, werden eenige maanden soldij gegeven!" Al kan men het totaal bedrag niet bepalen dat aldus aan de weduwe werd uitgekeerd (het buitgeld kan niet groot geweest zijn), toch lijkt de tegemoet koming karig waar sprake is van zulk een feit. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de nagelaten betrekkingen van het scheepsvolk. Evenwel werden in dit tijdperk aan de weduwen en weezen van verdienstelijke scheepsofficieren, van landswege jaargelden toege kend in overeenstemming met het pensioen aan de weduwe Claeszen. In later tijd werden talrijke belooningen en onderscheidingen uitgeloofd om den moed van het scheepsvolk aan te vuren. Zoo werden er ook bepalingen gemaakt omtrent de tegemoetkoming aan hen die hun leven in 's lands dienst in de waag schaal stelden en die daarbij werden verminkt. Een plakkaat van 1645 geeft een compleet tarief: wie zijn beide oogen verloor zou ? 800 genieten", zijn beide armen een gelijk bedrag, voor n oog ? 180, enz. De bedoelde uitkeering getuigt althans van een erkenning van Claessen's daad, maar overigens zijn de tijdgenooten er vrij kalm bij gebleven. Daartoe werkte zeker het besef mede, dat de geheele expeditie van Haultain toch op niets was uitgeloopen en ook, dat verschillende scheepsbevelhebbers zich weinig kloek hadden gedragen. Men deed er liever het zwijgen toe. Doch boyendien werd de roem van Claessen spoedig verduisterd door het roemrijke feit in het nu vol gende jaar, 1607, de slag bij Gibraltar. De manhafte Jacob van Heemskerk, die er het leven liet, wap de eerste vader landsche zeeheld, die op 's lands kosten plechtig werd begraven en wiens graf met een gedenkteeken werd versierd. Voor Reinier Claeszen zou de waar deering eerst later komen. In een boek van 1683: Leven en Daden der Doorluchtigste Zee-Helden", waarin platen van Jan Luyken, brengt de bekende compilator Lambertus van den Bosch hem warmen lof, waar hij zich beroept op Thysius en ook op van Meteren. Als een bijzonderheid zij hier vermeld, dat van den Bosch een en andermaal spreekt van het opblazen" van een schip, o. a. in dezen vorm: de Zeeuwen blaesen sich selven met de vyanden op". Toen men dezelfde ilrhbukfeing in den ZuidAfrikaanschen ooribg' -telkens ontmoette, heeft ieder zeker gedacht aan een dwaas anglicisme, afkomstig van het verbum to blow up". Thans moet men gelooven aan een oud-Hollandsch woord, dat in Zuid-Afrika bewaard is gebleven, terwijl het ten onzent reeds lang verloren ging, De hoogste lof, ofschoon dan in bombastischen vorm, werd aan Reinier Claeszen gebracht in De Hollandsche Natte, door Jan Frederik Helmers. Uit den aard der zaak zijn de docu menten en herinneringen betreffende Reinier Claeszen weinig talrijk. Op de Geschiedkundige Tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen te 's Gravenhage, in 1900, waar het wemelde van souvenirs en preciosa van Tromp, de Ruyter en vele anderen onzer zeevaders, zag men zijn cachet met ivoren hand vat, ingezonden door den Heer Louis D. Petit te Leiden; en een op perkament met Oost-Indischen inkt geteekend por tret van Reinier Claeszen. Dit unicum, van onbekende hand, berust op het gemeentearchief van Dordrecht. " ". . " "' V. Vart Hoytema bij de firma Oldenzeel. Van Hoytema, die ia een tijd niets van zich liet merken, komt tiirineens weer voor den dag met een heeiB"'e:Xpo8itiëbij Oldenzeel. Zóo'n tentoonstelling1 vtó het oeuvre van n kunstenaari<heeiV verf-voor, we zagen het meermalen i aatt>t-de groepententoonstellingen in den 'Haag-; :het werk komt beter tot zijn recht, vooral wanneer het van een eenigszin* persoonlijke «jpvatting getuigt. Zoo ook tlat van |föytèaia^Wieift teekeningen en' aquarellen óp' "e|i g« wat e ten toonstelling als in slecht harnronieerend gezelschap er uit zien. Hoytema is geen colorist, hij zoekt niet^ïnjifeersta instantie naar toontegenstellingen, of het moest zjjn jn zijn later werk, waarop we aanstonds terug kouden. Maar de noodzakelijkheid van een, vry groot aantal studies, schilderijen, n teeke ningen om de wanden van een kunstzaaltje behoorlyk vol te hangen is een inconvenient, dat maar al te gauw leidt tot bij elkaar zoeken en inlijsten van werk, dat beter op atelier of in schetsboek had kunnen blijven; of tot het weder exposeeren van vroeger werk, wat onwillekeurig tot vergelijkingen aanleiding geeft, die het wel eens doen betremen, wanneer eed kunstenaar een anderen weg inslaat, die mogelijk tot iets leiden kan, maar nog niet de Voldragenheid geeft van vroegeren arbeid. Zoo ook v. Hoytema. Wij zien hier van hem zijn vroegere lithografieën naast zijn laatste kalenderbladen en dan valt het op dat hij zoekt naar grooter eenvoudigheid, naar scherper kontouren, waardoor we de zeldzame fijnheid van teekening missen., die een zil verreiger" uit de bekende dierenportefeuile waartoe ook de witte angora-konijnen behooren, zoo typeert. En ook hij zijn teekeningen treedt hij minder in details, geeft hy minder het geacheveerde van vederdek of harenvacht om zich te verdiepen in toon en stemming, zooals zijn laatste landschappen duidelijk aantoonen. Het is mogel\jk dat deze wijze van werken en natuurbeschouweh hem voert tot een andere zijde van zijn talent, maar vooralsnog is Hoytema voor ons de dierenteek enaar, de man die het type en het karakter der beesten zoo uitnemend weet te bespieden en weer te geven, en we zouden het schier betreuren indien hij uit zichzelf dezen weg verliet, waarop hij zooveel gegeven heeft en nog geven kan. Er waren hier kakatoes van hem, die in actie en expressie voortreffelijk waren. Vooral de uitdrukkking der beestenoogen is dikwijls uitstekend. In zijn orang-oetans, waarvan een drietal aquarellen geëxposeerd zijn, treft ons het bijna tragische waarmede die dieren uit hun land, uit hunne omgeving gerukt, ineengedoken in het diergaardehok zitten. Ook in de eenzaam filosofeerende Schuitbekreiger" met zijn grooten snavel en schuinen kop zit meer dan uiterlijke vormweergave, en de kleine Quisitis" met hunne leuke pluiskoppen en melankolieke oogen, of het geestig spiedend Uiltje" en de loerende Krokodillenkop" zij geven een blik in het dierentoen, evenals een goed portret het karakter van den mensch doet kennen. Dat voor het teekenen van dieren een gemakkelijkheid van doen een eerste vereischte is, laat zich licht begrijpen en opmerkelijk is dan ook de wijze waarop v. Hoytema met een O. I. inktpenseel zijn Ibissen" weet neer te schrijven, en de zekerheid waarmede hij zijn Hagedissen" in groene dekverf op het blauwe papier aanduidt. Al kunnen wij de goede kwaliteiten in zijn Den" en Aan den boschrand" ten zeerste waardeeren, en getuigen zijn Plantenkassen", zijn Aristolochia" van een bijzonder observatievermogen en van een beheersching van zijn talent om bij groote uitvoerigheid, de totaal indruk te bewaren, als dierenteekenaar blijft v. Hoytema ons het meest sympathiek en draagt zijn werk een zeer persoonlijk karakter, wat men heden ten dage slechts van weinigen kan getuigen. R. W. P DB VRIES JR. Inhoud van Tijdschriften. Taal en Letteren, afl. 8/9: Verwanten van Klaasje Zevenster, door J. W. Muller. De oude en nieuwe methode van taaistudie, door B. H. Te Winkel's, Geschiedenis der Nederlandsche taal, door dr. C. G. N. de Vooys. Boekaankondiging. Den Gulden Winkel, No. 10: Mr. Willem Bilderdijk. Vlinders, door Piet Vluchtig. Russische letteren, door Annie de Graaft'. Idee en Leven, kantteekeningen by de litera tuur van den dag, VII, door Gerard van Beke ren. Keur, door F. S. K. Snufjes. Boekbeschrijvinjr, Ingekomen tijdschriften. Leestafel. Orgaan van den Ned. Bond tot bestrijding der vivisectie, No. 4 : Wat vivisectie eigenlijk ig ? De strjjd tegen de vivisectie. Valsche weten schap. De internationale medische antivivisectie-vereeniging. ~ Proeven met syphilis-gif. Mededeelingen. Correspondentie. Corrigendum. Toonkunst, No. 40: Absolute muziek ea volksgezang. Het componeeren. Een her innering aan Julius Stockhaueen. Muziek in de Residentie. Een motie van artisten. Berichten en mededeelingen.Beoordeeling van nieuwe werken. Uit het vereeniginsleven. Eigen Haard, No. 42: De staaade klok, door Esiee. De inneming van Bontoe-Batoe, door Een Ooggetuige, met af b., I. De ramp van Valparaiso in 1906, door P. C. Coops, met af b. De bak Betje, door W. Ringlever, met af b. Toon en Dorus, door H. J. De stryd op Bali, met 2 kaartjes. Feuilleton. J.J.BIKSTNG, 14 nuttlhatt f lel» '8-GRA.VENHA.GE, Molenstraat 65.65* ei 61 Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS G. & J. COOL, AMSTERDAM. BLOEMGRACHT/7 ROTTERDAM. DELFTSCHESTBAftT6l UTRECHT. BH.TSTS9AT 30 MEUBEL-BAZAR, Singel 263-283, t>y d Kantoor-Meubelen J. MEI.JEKINK MEIJER. Telefoon COB8. m. Prfls. . / 3O. Kunstveiling, Directie C. L C. VOSKUIL & Co, op Dinsdag 3O Octobcr 19O6* iii DE BRAKKE GROND", te Amsterdam. ten overstaan van de Notarissen F. C. P. BOTERHOVEN DE HAAN en W. H. VOSKUTL. Nalatenschappen van Vrouwe M. G. COSSA. DE BARBANSON en den WelEdel Geboren Heer J. H. SCHMIDT, te Amsterdam. MODERNE SCHILDERIJEN en Aquarellen, waaronder zeer belangrijke werken van: APOL, C. BISSCHOP, DE BüCK, BOSBOOM, BREITNER, DU CHATTEL, EERELMAN, JAN VAN ESSEN, GABRIKL, GORTER, HAVERMA.V, ISAAC en JOZEF ISRAËLS, E. K ARS E S, KEVER, KLIXKENBERG, LOUSTAUNAU, J. en W. MARIS, MAUVE, MESDAG, ALB. NEUHUIJS, POGGENBEEK, W. ROELOFS, HENRIETTE RONNER, V. D. SAN DE BAKHUIJZEN, SPRINGER, VOERMAN, HUBERT VOS, J. H. WE1SBKNBRUCH, WIJSMULLER, DE ZWART, enz. Catalo2us (geïll. a / 1.?) verkrijgbaar b/d Directie der veiling, Sarphatistraat 20, Amsterdam. DROUOT ?h H- WESSER & Co. *? 4* LANGE HOUTSTRAAT 7 & 2 » - - - Den fiagf - - . . TELEFOON I2KTEBV. 874 . > GROOTSTE INRICHTING VOOB COMPLETE MEUBILEERING = IN ALLE STIJLEN = = = ANTIQUITEIT EN = = = EIGEN MEUBELFABRIEK = Ho f juwelier. = l Oudegracht E 17, Utrecht, l l t A x i> i: r, A R R E s. i HIIMIiniimilllllllllimilllllimilllimiimillllMHIIIIIIIIIIIMmilllimiMn AmSTRDA : 15 OCTOBEE-5 NOVEMBER : TENTOONSTELLING :-: :-: :?: VAN :-: :-: :-: :-: KLEÜK-ETSEN :-: VAN = FRANSCHE MEESTERS : :-: :-: IN DEN :-: :-: : : KUNSTHANDEL : WED. G. DORENS & ZN. TOEGANG VKIJ - KOKIN 56 AT?U?Rü*D?CGRATI?V LI_=J_=-I_=J-=JL=JIJ AFD-HOLLAHD5CH KUn5TriAALDW?RK * HAI1DW?RR * jfc. 1&. -4S: 4fe ^ it&. jfe. ^ff KT> «T? «p *fr vff *1* KALV?R5mAATÏG7 XAM5TÉRDAMX !ü! in JC gjHGDFDV?RT?G?nWGORDI(35T?Rgj M? HiOGPUIT-5P?U?K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl