De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 28 oktober pagina 7

28 oktober 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1581 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. L'Onile 5a.m. : On jatt comment c,a cummtntt ... fetit Jïp; Onne )ait f>a.i commenCteJéJtnit.' IIIIIIIHI iiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiniili iiiiriiiiilii MI iiiinliiii Ze hebben 'n bezondere dronk over zich. 'n Bewonderings-dronk, waarin ze mooi maken en groot, ook teder en fijn, ook geheimzinnig «n toverlik, al die gewor e dingen die maar... gewone dingen zijn. Hun ogen zien anders, hun handen voelen anders, hun neus ruikt anders, hun oren horen anders, hun verstand denkt anders; ze maken van de wereld een heel andere wereld dan ze is voor de gewone mensen. ?En dan zeegen ze, dat dat de wereld is, in hare wezenlike werkelikheid. Nou enfin, denken de burgerlui, ze moeten 't zelf weten; maar: wij geloven dat 't alle maal maar dichterlike larie is. Verbeelding l ziet u. Inbeelding, gepraat in de wind. Daar heb je nou 'n verliefd dichter. Gods! Mens! wat 'n drukte. Nou ja, wjj burgermensen zijn ook wel anders, als we dat te pakken hebben, als we verkikkerd zijn op 'n meiske ; we zeggen ook wel dat ze 'n engeltje is, zeser ; maar we be houden toch ons verstand; we denken aan godsdienst en fatsoen en broodwinning enzo, en mochten we al 'ns 'n paar woordjes onzin hebben geschreven in. die tijd, dan generen we ons daar later behoorlik over; maar we laten die dingen niet drukken Verbeel-je, dat onze klanten, nu we eenmaal gezeten-winkelier en deftig ouderling zijn, dat onze klanten onze oude minnebrieven gingen lezen. Nee maar! In elk geval staat er niet veel meer onzin in, dan ; engeltje, lieveling, gelukkig zijn, trouwe vriend en leidsman, en zo.' :Want we behie den ons gezond verstand. Maar 'n verliefde dichter, As je dat leest, dan zou-je je... Eerst ging hij alken door de wereld. Toen hij nog niet verliefd was n.l Eenzaam, trots. Hm! Zichzelf genoeg! Jawel. Kü-je begrijpen. De dag ziggt zwaar voor hem, zonder licht, lauwe loomheid lag op beemd en aarre. wi,totdat... mens, hou je vast... totdat hij verliefd werd.zeg je misschien? Kom! Neen, tot plots met knetterenden donderslag het twijgend zwerk uiteenbarstteen met schellen, bliktemschicht hem sloeg. Dit wil zeggen dat-ie 'n lief meisje zag. Nu valt-ie in een liehtzwijmeling. Geen wonder. Maar gelukkig, hij ontwaakt weer. Hij vrijft z'n ogen. en wat ziet-ie boven in de lucht, geschraagd door duizend kleuren bogen ? Nou, wat denk-ie, mens? Datzelfde meisie. Och, ik vergis me: De Jonkvrouw; Sanctimma Virgo; Heilige Maagd; Symbool van Schoonheid, Liefde, Licht 4n Leven; de Ziel van het Al, het Zijnde. En dat is nu de Mathilde van Jacques Perk. Zie bladzijde 16 van JACQUES PERK door dr. J. ALEIDA NIJLAND, van welk boekje dit ?opstel een aankondiging wil wezen. Toen Heinrich Heine op zijn sterfbed lag, spotte hij, dat alle kunst ten slotte toch maar een blauwe nevel was. Willem Kloos houdt hierover 'n hele redenatie in zijn bekende Inleiding op Perk, maar hij begrypt die woorden niet. En toch zit er niets biezonders achter. Een blauwe nevel; die het dal mooi maakt; ?die het oog verbaast; die na 't heuvelbestijgen ons een oogenblik de spraak be neemt, omdat we niet wisten dat de wereld zoo mooi was; die van het ordinaire boeren dorp met zijn gewone akkerland een sprook jeswereld maakt, waar de vieze huisjes en het simpele kerkje nu onstoffelik schijnen, etheries-mystieke woningen voor geesten van hogere soort. Een blauwe nevel is de Poëzie, die wademt uit des dichters ziel en de dingen omvloeit «n omgolft, tot ze schijnen in schoonheid, niet meer zijnde wat ze waren. Een nevel, opdomend uit extaze, en extaze brengend in de menach die hem kan zien. Maar daar komt de wind, de nevel ver<lwynt, de gewone realiteit dringt weer door, en de dingen zijn weer wat ze waren. Weg extaze, weg Poëzie. Dut heeft Heine gezien en begrepen op zyn sterfbed in een nuchter-helder ogenblik. Met die merkwaardige woorden in de mond was bij geen Dichter, maar Filozoof. Daarom verstond Kloos hem niet. Jacques Perk kan ook wel iets dergeliks gevoeld hebben in de laatste uren. Want vanouds was er iets van de filozoof in die jonge man. Hij schreef dan ook in een brief: TJ weet dat ik niet als anderen ben, dat mijne gevoelens ruimer en inniger zijn dan gelijknamige by den grooten hoop, en dat zij mij nochtans omgolven owler de souvereiniteit van eengelouterd denkvermogen", (bl.64). Die zelf-waarneming en zelf-analyse, waarde door mij gecursiveerde woorden op doelen, zyn zuiver filozoflea. Ook in de sonnetten wordt men gedurig herinnerd aan dat wijs gerige element in hem. Bijv. in Wilg en Popel met de beginregel: Meen niet, dat ene deugd voor allen past l De wijsgerige natuur was in deze dichter zoo sterk, dat, bij langer leven, uit de buiten gewone poëet misschien een buitengewoon fllozoof was gegroeid. (Dit ware vordering geweest, en geen teruggang.) En ik acht het ?dus zeer mogelik dat hij op 't sterfbed het zelfde zal gevoeld hebben ala Heine: Poëzie, een nevel. Trouwens op het sterf bed wordt zo menigeen helderziende, wiens blik in heel z'n leven slechts omnevelde dingen heeft gevonden. Want het is algemeen - menselik dat men de dingen omwolkt; het is ze. f s een natuurbehoefte. In sommige struiken ziet men des zomers vlokjes schuim hangen, en als men die opent dan vindt men er insecten in: tere, weke diertjes, die niet kunnen bestaan zonder dat vlokkig wolkje van schuim om zich, en die de wereld slechts zien, door dat schuim heen; els ze zien n.l. En zo zijn de mensen. Ze zien de dingen niet naakt, geljjk ze zün, maar altijd om floerst, omneveld, omwolkt. Ze konden niet leven, als ze de dingen moesten zien in heldere naaktheid. Slechts de allerlaagste bourgeois en de hoogste filozofen kunnen daar tegen. Ook zy die op hun sterfbed liggen en afscheid hebben genomen van het wereldse; want al wat er fllozofies was in hen, wordt dan wakker. Daardoor begreep Heine toen de Poëzie als de nevel der dichters, die mooi maakt en de wereld haar schone schijn geeft. Jacques Perk was dus verliefd en zijn wereld lag gehuld in blauwe en gouden nevelen. De jonge man leefde in extaze van de morgen tot de avond en heel de nacht door; hij breidde zijn armen uit over het aardrijk als wilde hy 't zegenend omvatten; hij had de blik naar de wolken als wilde hij vorsend lezen in Gods oog. En in die zalige bedwel ming ging hij redeneren als filozoof, het inner lijk wezen der liefde zoekend, een stelsel bouwend. Door Eros voelt hij zich, uitgaande van een Stoffelik Schoon, tot dat Hogere ingewijd. Zodra zijn ziel zich dat hogere Zijn is bewust geworden, streeft zij met alle kracht daarheen, i-erloehenend wat zij eerst aanbad, zoekt de weg, eigen smart niet schuwend, door een helle- tot een hemelvaart, hoger, altijd hoger, tot zij het hoogste zijn in natuur» harmonie als eeuwige schoonheid vinden zal, en zich door de evolutie, van zijn denken en voelen als kunstenaar voelt gerijpt, kunstenaar, die in klaarder bewustzijn van het Hogere, Schoonheid zien zal, Schoonheid zien moet in alles wat is. (Biz. 14?15). Goeie morgen I Nu moet ik eventjes opstaan en door 't venster kijken naar de nuchtere straat. Is dat filozofie ? Zie, ik ben van natuurswege de vriend van alle filozofen. Als een echte illozoof spreekt, dan gaat mijn hart open; bij elk waarlik filozofies woord, is mijn ziel als een hongerige hond die een stukje vlees ruikt. Maar bij die dichterlike, geëxtaziëerde lozofle van Jacques Perk, blijft mijn hart dicht en mijn ziel blijft onverschillig liggen. Ik moet alleen maar glimlachen om die schijn-verhevenheid en schijn-diepzmnigheid, die onaantastbaar wordt verklaard met het heilig epitheton : platonies. Maar ik houd niet van Plato met z'n fantasties geredeneer. En ook niet van Boëtius, by wie de filozofle een Hoge, Statige Vrouwe is, die met haar hoofd in de wolken dringt, ja tot in de hemel, en die dus bij de Goden op tafel kijkt. Maar u heb lief, Laotse; en u, Socrates, zoals ik u heb geconstrueerd uit Plato en Xenophon; en u, Schopenhauer, als gij ten minste niet over uw stelsel bazelt en geen Indiese wijsheid bij ons populariseert, maar als gij uw eigen kijk op het leven vertelt, in simpelheid, als gewoon, ongeleerd mens; en ook u, mijn Meester, Cornelis Ikkink, gij Zelfdenker, naast wie ik ben opgegroeid, en die een eigen geestelik Leven in mij hebt wakker gemaakt. De echte wijsbegeerte is humanisties; een voudig, makkelik te begrijpen; zeker, zij zoekt ook God, maar niet in do wolken, doch in de mens en in alles om ons heen, ook in de kleinste dingen; zij wil niet vliegen, maar houdt de voeten op de aarde, ja, gaat er kalmpjes bij zitten op de trottoirband, om 'ns heel op haar gemak toe te kijken, wat dat toch is, wat daar passeert op straat: de Mens en het Leven. Neen, dat ia geen lozofie. Het is fantazie, gelijk die gehele Piato idee: Eros trekt de menseziel naar het Goddelike, d. i. het Goede, Wijze, Schone, naar de Waarheid van het eeuwig Zijnde, Eros is de band tussen hemel en aarde. (bl. 8). Ja, wie in de wolken staart, kan daar veel zien: een gouden godenstad zelfs, als bij zonsondergang zij hun wonderlike pracht tonen van rood, goud en zilver en rose Gij ziet de goden zweven daarboven en neerda len naar de aarde, en in extaze bouwt gij op die waarneming een theorie over het goddelike in de mens en over de eeuwige ge meenschap tussen hemel en aarde, die pas duidelik wordt in sommige uitverkoren schepselen, zoals verliefde dichters. Zoo'n blik op de wolken kan heel, mooi wezen, en al die woorden erbij, heel mooi; verheven poëzie; maar het is geen filozo&e; het moet zich niet geven als realiteit. En dat is mijn blik op deMathilde-cj'cius van Perk. Hij is verliefd; uit zijn gemoed straalt een wonderlicht dat de wereld doet zweven in blauwe en gouden en zilveren nevels; hij staart zelf verbaasd op die neveien, die hij houdt voor objectieve realiteit, en begint nu te redenerea, te verklaren. En bet wordt een schone droom. Een zoete dwaling". En al zijn schynbaar-filozoh'ese woorden hebben voor de werkelike filozoof niet meer waarde, maar ook niet minder, dan het gekweel van een eenzame vogel in 't eikehout, des avonds bij dalende zonne, zacht-weemoedig gekweel, neuriënd-dromend, als van verloren geluk. Laten wij dus geen ernstig-redenerend gezicht zetten bij Perk's Liefdes-filozofie, om ze te verklaren en doorgronden, maar laat ons stil dromend luisteren, als naar een schoon verhaal, waarvan we niet vragen of het werkelik gebeurd is. Maar is de Poëzie dan geen realiteit ? Is 't maar verbeelding? inbeelding? larie? of al lemaal gekheid", zooals de bourgeois geloven? Ze is even reëel als 't licht dat over een landschap valt, het gouden zomerlicht, waarin elke gras halm glanst, of het stil-vrolik herfstlicht, dat wat ge sluierd is door weemoed, of het sombere Novemberlicht, dat dreigt en grauwt. Ook de Poëzie der dingen komt aldus van buiten. Het is geen objectieve realiteit. Zij straalt uit het mensegemoed, daarin verwekt door de dingen zelf, die in haar schijncel gaan leven. Het contact va a de dingen met een naakt en teder mensegemoed, verwekt poëzie. En als daaraan een vorm wordt gegeven, zó <iat nu ook in hoorders, toeschouwers of lezers die poëzie ontstaat, dan is er kunst geschapen. Wel realiteit dus, maar subjectieve en meestal tijdelike realiteit. De lezers, die de Poëzie voor objectieve waarachtigheid houden die uit de dingen zelf komt, vragen : Wie was toch die Mathilde? Hoe heet ze ? Waar woont ze ? Ze zouden ze gaarne ontmoeten, en weten hoe ze gekleed is, en haar stem horen, en haar gewoonten kennen. En och, het is een gewoon meisje; uw nicht misschien; of uw zuster; of uw eigen meisje, dat gewone meisje, lief zeker, lief, maar toch niet om er zoveel verzen op te maken, wel? En als de dichter een redenering bouwt, een stelsel, een wereldverklaring op de wolken zyner aandoeningen, dan luistert en kijkt de gelovige lezer met eerbied, en tracht te begrijpen, te verklaren, in te dringen met zijn verstand in die verheven Filozofie die eigen lijk moest heten Fantazie of Poëzie. * * * Deze oude gedachten van me, zijn nog een s boven gekomen bij het lezen van dr. Aleida Nijland's boekje over Jacques Perk. Het is een uitmuntend boekje, geschreven met liefde en scherpzinnigheid. Wie Perk wil leren keanen, vergemakkelikt zich de kennis making zeer, door eerst deze inleidende stu die te lezen. Alleen «al hij wel eens verwon derd zijn, dat hij zich zo moet inspannen om bij Perk waar te nemen, hetgeen bij dr. Nijland toch zo tastbaar wordt voorgelegd. Want hetgeen bij de dicnter een vage, blauwe draad is, die door de sonnetten heen loopt en hier en daar haast onzichtbaar wordt, dat is bij Aleida Nijland : zwaar, scherp afge tekend; geen draad, maar een kabeltouw haast. Wat er bovendien aan ontbreekt, is: een zachte glimlach. Als ik juffrouw Xijland kalm aankijk in hare geestdriftige ogen, dan zeg ik, na een ogenblik, defiiniërend: een Gelovige Lezeres. Gelovig in de realiteit dier wolkerige, platoniese filozofie. Breda. J. MATHIJS ACKKT. NASCHRIFT. l Xov. 1881?1 Xov. 1906. En nu gedenken wij de vijf en twintigste sterfdag van Perk, die overleed de Ie Xovember 1881, daags voor Allerzielen. Een mooie dag in de roomse wereld, Allerzielen. Dag van zwarte sluiers, witte rozen, paarse violen en gele immortellen, als de klokken haar tonen voortrollen door de stille hertstlucht, en allen die een teder gemoed hebben, zich peinzend en mij merend voelen, en het verleden oproeptn uit de groeve der verge telheid, en zachtkens spreken om de schim men der doden niet te verdrijven, die zweven op dezen dag om ze heen. Ze gaan ter kerke en laten hunne ziele wiegen op de weemoedige tonen van orgel en priesterstem. Wiegen, tot zij wegsluimert uit deze uren, om weer wakker te worden in het verleden te midden der bleke doden die zachtkens lachen van liefde en dank. En ze gaan naar 't kerkhof, waar bij de ingang het kiezel knarst onder de voet en dwalen af door mulle zandpaden naar een eenzaam plekje. En door de dag heen, zijn ze ook vaak stil en teruggetrokken omdat te midden hun ner bezigheden de adem des doods over ze heenwaait, en stille huiveringen geeft van weemoed en droefheid. De gedachtenissen hebben grote waarde vandaag. Het verbleekte portret aan de muur spreekt, als ze er even voor blijven staan kijken. Ze gaan naar de kast en zoeken een oud bidprentje; lezen de datums en de spreuken en leggen het eerbiedig weg. Een oude brief met gele letters wordt ontplooiden een stemme des doods klinkt uit dat papier. Ligt daar niet het horloge van de gestorvene ? Ze nemen het op en houden het aan 't oor, zoals de kinderen spelen. Ze gunnen zich het treurige spel, en draaien het op met een paar slagen. Tikke-tikke-tikke tikke l O, wat een onrust. Haastig leggen zij het uurwerk neer, sluiten de kast en vluchten heen, als waren ze schuldig aan verstoring van. de rust der doden. De herinnering aan Perk's sterfdag vloeit toevallig samen met de Allerzielen-stemming. Dat kan best. Het Roomse voelen en Perk's gemoed zijn elkaar niet vreemd. Hij die schreef: Gelooven, bidden is Matkilde's plicht.' Hij kou de dogma's niet aanvaarden der Kerk, maar het fijne gevoelsleven van 't Katholicisme was verwant aan het zijne. De massa kent natuurlik dat lijne innerlike leven niet. In sommige grote Roomse steden lijkt het kerkhof op Allerzielen-dag wel een boerekermis. Men vertrapt de plekjes die dierbaar zijn aan anderen en pjouwt lustig met bloemen en kransen, en 's avonds ziet men vette papieren, smoezelige linten en andere rommel het heilige oord vervuilen. Zó zijn ook vaak ile nationale herden kingsfeesten der massa; zo'n boerekermis. Maar als publiek dan toch zoo'n behoefte heeft aan herinnerings-gefuif, zou het dan maar niet beter zijn, dat men j aar Uks op n vaderlandse Allerzielen- of anders Alllerheiligendag alle vaderlandse schrijvers en schil ders herdacht, die zijn opgenomen in de Hemel des vaderlandsen Roems? Het is voor de menigte toch hetzelfde: Rem brandt of Cats of Erasmus of Thomas van Kempen of Willem Bilderdijk of Willem Kloos of Willem die den Madoc maakte". Allemaal beroemde mannen; allemaal Heilig verklaard door de geboden olliciële bewonde ring, waaraan de menigte trouw gehoorzaamt. En de enkelen die zich wat dichter voel den staan bij enkele dier mannen in 't biezon<ier, konden rustig in kleine kring de Grote Doden gedenken, door zuivere erkenning, nu eens van wat ze moois en dan weer van wat ze zwak» hadden. J. M. A. Pprlr reit. 1881?1906. De Schoonheid daagt, met stralen om de slapen. PEHK. Neen Jacques Perk is niet, gelijk Bilder dijk, een machtige eik, breed uit den grond en stoer oprijzend, en die, vql-dragend, wanneer nijdige winden den kruin kwamen zweepen, zijn wrange, harde vruchten neórhagelde op de verontwaardigd-schuddende hoofden der menschen ; h^j is veeleer de lieve, ranke wijnstok, die in den milden tuin van Holland langs den beschuttenden muur zijn weelderigen groei heeft uitge dragen en, hoog het zonlicht tegemoet, zijn edele vruchten zetten gaat. En het is alleen het voorrecht der fijnen van geest om, gedragen door een sterk, levend gevoel, te kunnen, te mógen reiken naar de volrijne, volheerlijke trossen, mat bewaasd. Wat is het mooi en machtig -aandoend dat er eikenboomen in het land hun stoeren kruin verheffen,- maar o, wat is het bovenal heerlijk en goddelijk-rijk dat er welige wingerd», zwaar-vruchtdragend tie ren willen. Het is waar van dézen wijnstok, van zijn nederigen stam kunt gij niets van uw gading maken. Geen stokpaardje om er ,antiheesetje ' mee te spelen, ja zelfs geen behoorlijke stok kunt ge u snijden om er een vermeend tegenstander overvloedig mee te lijf te gaap. En zijn zoeten most, zijn fonkelenden wijn gaf hij u niet om er een ander de ooren mee te wasschen. Noen, dronken zult ge uzelven drinken aan zijn overdaad, dronken van vreugde en ongekend heil. Hoort, hoort, gij die klein zijt en laag bij den grond: Zóó hoog heeft hij zijn lok kende beloften boven uw hoofd doen rijpen, Zijn rijke weelde in 't licht gebracht opdat, als in 't onbewuste weten niet toe te hooren, gij niet kunnen noch ooit vermo gen zult zijn lavend loon voor uw geringe streven te vermeest'ren. Het zal niet gezegd mogen worden dat, nu vijf- en- twintig jaren sinds den dood van dezen edele vergingen, zijn nagedach tenis niet heerlijk hulde werd gebracht. Wel is het jarontal, veroischt naar 't schijnt om voor het Xederlandsuhe volk alle vooroordeel en wanbegrip te overscha duwen, nog zóó hoog niet geklommen, maar is het niet een blijdschap te hooren allereenstemnnge waardeering van l'erk, óók van de Katholieken, en óók van het jong, Calvinistisch geslacht, dat in Ons Tijd schrift" /ijn veldtocht begon, en die wel haast in een zegetocht veranderen ziet. En onze eenige, waarachtige hulde is dat wij steeds beter Perk en alle grooten van ons geslacht trachten telkens klaarder te verstaan, steeds dieper in hun werk door te dringen om onze hechte waardeering in voedenden bodem vaster te doen wortelen. Beter is dit dan monument oi' gedenksteen. Beter is het, zaai van een kost'lijken boom voorzichtig wér uit te zaaien en te hoeden wanneer het wassen wil, dan dat we, leege ijdelheid bevredigend, onzen naam zijn bast in snijden gaan. Jacques Perk behoort ons allen. De waar achtige dichter is niet het eigendom van een bepaalden groep, hij is het heilig bezit van allen die, hem lezend, zijn schoonheid in hun ziel ervaren hebben. Die, doorgedrongen tot zijn heilige der heiligen, wetïrkeerend, met den af'schijn deigeziene heerlijkheid op hun gelaat, anderen kondschap brengen mogen van wat hun daar wedervoer. Aan den dichter Willem Kloos, die ons dezen fijnen geest heeft leeren doorvoelen en verstaan, nebben wij, daarom juist, na meloos veel te danken. Jacques Perk, die de lente was, heeft den zomer waarin wij thans leven, niet ge zien, niet zelfs vermoed. En dit is weemoed. Maar als de zomer brengt wat beloftevolle lente gebloesemd heeft, dan is er berusting, troostvolle berusting. En wij jongeren, die de schoonheid zoeken te dienen om haar zelfs wil, (wij, Cal vinisten, omdat de schoonheid God verheer lijkt) wij hebben slechts vastelijk en aary.elloos voort te treden in het spoor van Vondel en Hooft, Potgieter, Perk en Gezelle, want dit is de vóórt-dnrende hulde den princelijken doode, dien wij hier liefderijkzegenend herdenken, in eerbied gebracht. HEXDKIK MULDER. Jeeps Feit Jacques Perk, 9 jaar ou i, rnet schrift aan ztjtie tante. Betsy Perk. l November 1881?1906.1) Een vermogen, om de Natuur te herschep pen in plastisch-volkomen verbeeldingen; een aandoenlijk uitstorten van ontroeringen: liefde, afscheidsemart, hartstocht; een in vastlynigen bouw uitbeelden van de Idee: dat de liefde tot de Schoonheid (de beminde vereenzelvigd met het Heelal) slechts in de Verbeelding bevrediging vindt; een geweldig doodsgevoel, naast een verrukkelijke levensblijheid; een overbrengen van Hollandsche kunst in Europeesche sferen: studie en invloed van klas sieken, Engelsch, Fransen en Duitsch; in voering van nieuwe versvormen; een ge hechtheid toch ook aan wat in Hollandsen schoon is: Vondel en Hooft; een groote artistieke gedegenheid en oorspronkelijkheid van taal ik spreek van de oude uitgave ; ziedaar een reeks eigenschappen die bewijzen dat Jacques Perk in zich de kern heeft gehad van al de poëzie der laatste vijf en twintig jaren. Zooals een jong dichter niet zelden in zijn eerste groote werk alles uitspreekt wat in hem is: niet uitgewerkt, maar in beginsel, zoodat bjj nooit iets and.ere doen zal, dan de talenten ontplooien wier aan wezigheid uit dat eerste werk kon worden aangetoond hij kan zuiverder en grooter worden, maar niet rijker, dan hij van den beginne was ; zoo houdt dat prachtige oor spronkelijke bundeltje de voorspelling in van een kwarteeuw poëzie. De Aandoening is ongetwijfeld büKloos grootscher geweest, de Natuur-aanschouwing bij Gorter weelderiger, ofschoon b\j Perk ver geleken brokkelig; een veelzijdiger en be langrijker ideeën-wereld is ons door Verwey geopenbaard; maar was de kiem van al die schoonheden niet in Perk? Al.EX GUTTELISG. 2) Ontleend aan een artikel, dat in een volgend Nr. in zijn geheel verschijnt. Woorden van den heer Verweij, bij een bloemlezing: Nederlandsche dichters. Uit gever S. L. v. L-ooy, Amst. Perk is de natuur zelf geweest. Geen verzen weet ik waarin zoo natuurtafreel na natuurtafreel zich afspiegelt in door zichtige woorden, waarin zoo de stemmingen die de natuur ons aandoet, zichtbaar in taal overgegaan, met nieuwe aandoenbaarheid blijven inwerken op nieuwe zielen, als die uit Mathilde. Dit is wat de natuur voor ons geslacht mooist had, overgeschenen in blijvende lichtbeelden op de muren van onze verbeelding. Dit i* wat ons veront schuldigen zou als \vij daarnaar en niet naar de natuur ons richtten om kunst te maken, zoo ooit een kunstenaar kunst liever kon hebben dan de natuur. Dit is wat terwijl het ons door zijn eigen lieve «ehoonheid altijd weer naar zich toetrekt en gelukkig maakt, ons ook altijd weer be denken doet dat zij die die schoonheid Perk ingaf de Xatuur is, de Moeder van alle kunstenaars, de liefste en mooiste en die nooit sterven kan. De Mathilde. De Idee erin is deze, dat de kunstenaar niet door de Natuur, maar door de verbeelding van de Natuur gelukkig wordt. Zij het dan zoo dat men door haar zelve niet gelukkig wordt, hoe groot moet de liefde wel zijn die door de verbeelding van haar voorwerp gelukkig maakt. De Verbeelding van de Xatuur is Mathilde en Liefde voor de Xatuur is de hartstocht die in haar is geuit. Zie het in die beschrijvende verzen waarvan de natuurstemming ge grepen is, al mankeeren de détails van waarneming; maar mooist zie het in dat grootere aantal waarin toon en waarneming gelijkelijk zuiver zijn. Kn zie dan zijn Iris. Want Perk die zijn leven lang niet anders gedaan heeft als knaap deed hij het in proza al dan schrijven van het geluk dat er is in dat verlaten van de Natuur voor hare Verbeel ding, is tot n punt gekomen in zijn leven, waarop de Liefde tot het Lichaam luid schreiende naar haar zuster die verliefd was op Vizioenen, deze tot onsterfelijke troosting dier huilende haar haar eigen schijn en spiegelbeeld deed voorhouden: Zeiier die om Iris schreit. Iris is kort voor Perk's dood geweest. En wat zou hij ook doen op de wereld, hij die sterfelijke, toen hij zijn liefde tot het Leven zelf, nu onsterfelijk in levende ver beelding, onder de aardedingen had gesteldj? O^^ Jacques Perk op lö-jarigen leeftijd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl