Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1533
Indien nu de heer Grapperhaus eens
Mertoe mocht komen, en alzoo van een
broeder, vrijer en frisscher standpunt zijn
politieke beschouwingen over Nederland
gaf, hoe zou hij kunnen bijdragen tot
het ontstaan eener betere waardeerin?
onder de Duitschers van dit volk, dat
het voordeel heeft hem een woonplaats
te verschaffen.
Fen opgedrongen bezoldiging.
Uit de memorie van toelichting, gevoegd
bij de begrooting van het departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel, blijkt,
dat het in het voornemen van den mini
ster ligt erie nieuwe afde'eling bij zijn
departement fn net leven te roepen.'Aanlei
ding daartoe wordt gevonden in het volgende:
In de laatrte jaren is in bijna allelanden
ee<ne strooming ontstaan om den handel en
in het bijzonder den exporthandel, ook van
staatswege zoo krachtig mogelijk te bevor
deren en te ondersteunen, door het in het
Teven roepen of sübsidieeren van bureaux
Voor handelsin-lichtingen, somtijds met
kandelsmusea verbonden, welke ten taak
hebben het verzamelen en verspreiden van
die gegevens en inlichtingen, welke
particuIjeren kunnen benutten iu het belang van
hunne ondernemingen.
In dit verband zal de thans bestaande
afdeeliog Handel en Nijverheid" gesplitst
worden in de afdeelingen Handel" en
jNij verheid".
- Omtrent de vermoe lelijke samenstelling
van het, personeel der nieuwe af deeling
Handel" teekent deininister o.a. het vol
gende aan;
De directeur-generaal van den Landbouw
heeft zich bereid verklaard, hem tijdelijk in
het organiseeren van desen nieuwen
diensttak ter zijde te staan, totdat de daarbij te
plaatsen refendaris voldoende ondervinding
heeft opgedaan om zelfstandig aan het
hoofd der nieuwe afdeeling te kunnen staan.
Ofschoon de heer Lovink geen vergoeding
voor deze werkzaamheden wenschte, komt
het hem (minister) alleszins billijk voor
dien hoofdambtenaar eene toelage te
verloenen, geevenredigd aan den omvang en
het gewicht van de door hem op zich ge
nomen taak. 1)
Als van zelf rijst de vraag of het wel
goed gezien is van den minister om den
directeur-generaal van Landbouw drie dui
zend gulden, toelage boven zijn traktement
van zes duizend gulden op te dringen.
Te "meer nadruk moet op deze vraag
worden gelegd, omdat twijfel bestaat of nu
juist een' landbouwspecialiteit bij uitstek
de aangewezen persoon is om een
handelsafdeeling te organiseeren en daarover het
beheer te voeren.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft de
directeur generaal Lovink de moeilijke
pDsitie besoft, waarin de minister hem ge
bracht heeft en te recht ingezien, dat hij,
evenals ieder ander ambtenaar, slechts n
weg kan gaan. Werkende voor de
handelsafdeeling, zal hij de landbouwzaken op de
schouders van anderen moeten laden of
wel, ze verzaken.
Het is onder deze omstandigheden .dan
ook zeer goed verklaarbaar, dat hij geen
bijzondere geldelijke belooning wenschte te
aanvaarden.
Nu de minister echter is blijven aandrin
gen, heeft hij zich blijkbaar bij de zaak
neergelegd en zal hij zich de jaarlijksche
toelage van drie duizend gulden dan maar
laten welgevallen. 2)
Gelijk bekend is werd van verschillende
zijden ernstig geklaagd, dat de begrooting
van Landbouw, Nijverheid en Handel over
1907 ?1,583,727 hooger is dan over 1900.
Daarom kan het wellicht zijn nut hebben
op deze zaak eens de bijzondere aandacht
te vestigen. * * *
1) Blijkens den uitgewerkten staat bij de
begrooting is de toelage voor 1907 vastge
steld op ? 3DOO (Drie duizend gu'den.)
2) De leerling-referendaris is op de be
groeting voor 1907 uitgetrokken voor ? 3000
tractement.
* , *
'Wij hebben reeds zoo lang er op aange
drongen, dat de Staat xich een zoo krachtig
mogelijk bevorderaar van het pirtieulier
initiatief ten opzichte van Handel en Nijver
heid zou betoonen, on zoo lang daarop aan
gedrongen zon Ier vrucht, dat elk teeken
van levon ons moet verheugen. Zoo
zagen wij met ingenomenheid den heer
Yeegens een nieuw departement aanvaarden,
en schenkt ons ook het bovenbesprokene
eenige voldoening. Hoeveel grooter echter
zou de<e zijn, a!s we de goeJe bedoeling
niet zagen vergezeld gaan van zulk een
geklungel." Waarom niet veel liever nu
dan tnc het Deyarttmeirt van Iltiudcl en
Nijferheiil ingesteld, dat reeds veel te lang
voor o n'«e zwakke Handel en Nijverheid zich
heeft laten wachten, en dat als het eenige
centrum, waarvan werkelijk kracht kan
uitgaan, toch komen mor.t? Heeft do heer
Yeegens niet bij zijn helderheid van blik,
een misleidende eigenschap te bekampen;
zijn to grooten lust om zelf te veel hooi op
ztjn vork te nemen; overschat hij niet te
zeer zijn werkvenrojen?
Intusschon het is alweer een stapje in de
goede richting. Doch, als we ons nu tot
zulk een stapje moeten bepalen, waarom
dit dan zoo onbeslist gezet?
Moet men een referendaris voor den
exporthandel opkweeken, dan gaat men toch niet
naar Lovink, den landbouwer,al moge de ie
in't algemeen een uitstekenden naam nebben.
Waarom dien kweekeling-referenduris b.v.
niet ter school gezonden bij Kamerling Onnes,
of bij een ander, zoo daar iemand mocht
zijn, die theoretisch en practisch van
exporthandel studie heeft gemaakt, en zijn kracht
er aan wijdt dien te bevorderen.
Al leidt elke weg tot Rome, de kortsto
en zekerste weg is toch de beste.
De flierlöte 'Mmmi m oen menscü.
Ih De Tijd van Zaterdag, 3e blad, komt
J. Th. R., S. J. op tegen eenige regels in
ons blad van^14 Oct, waarin een vertaling
te lezen staat van hetgeen de bekende Jour
nalist Hut-et in de Figaro geschreven heeft
aangaande zijn ontmoeting mot dr. Voigt,
in verband met een studie over Duitsche
Tucht. De veroordeelde passage luidt:
Een pater Jezuïet uit Luxemburg pater
Wasmann, een zeer bekwaam zooloog, die
een uitgebreide studie heeft gemaakt van de
parasieten der mieren, verkondigt aan den
Kijn de theorieën van Darwin. Hij erkent,
dat de meoïch afstamt van de apen, hetgeen
de Kerk tot nu toe heeft bestreden." 't Is
waar, dat hij een middel heeft gevonden om
deze wetenschappelijke stelling met dogma's
der Kerk te verzoenen door een hoogst ver
nuttige uitleggin g. De mensch stamt weliswaar
af van de apen," zegt hij, maar op het tijd
stip, dat de aap mensen is geworden, heeft
God hem op wonderdadige wijze begiftigd
met verstand. Dat maakt het onderscheid uit
tusschen dieren en menschen. De eeriten zijn
door Gjd in hun oorspronkelijken staat ge
laten; de laatsten bezitten een gewetan.een ziell
Ter verklaring en bestrijding van deze
opvatting van pater Wasiuunn's meening
schrijft J. Th. K. o. m.:
Nu echter de volgende vragen, waar het
hier op aankomt:
'e Stamt de uiensch soms haar het lichaam
af van de apen; was de eerste memch soms
aanvankelijk een aap, en werd die aap mensch,
doordat GoJ de onsterfelijke ziel schiep en
met dat apenlichaara vereende lot measch ?
Volgens hetgeen Dn Amsterdammer te l^zen
gaf, zou P. Wasmann dat naar het schijnt
leeren. Hoort nu P. Wismann. De bewijzen,
die men-kan aanvoeren voor de herkomst
van 't lichaam der mpnwhen van dierlijke
voorouders noemt hy: Zeer zwak. ja,ronlweg
ontoereikend!" Dat is zacht uitgedrukt, zult
gij zeggen. Maar P. Wasmann is zacht en tot
hoffeüjk toe in zija bewoordingen; de zaken
spreken. Als bij een groot, zoogenaamd
bewijs voor onze bloedverwantschap mei a^en
heeft vernietigd en zelfj er ?an aangetoond,
dat men het kan omkeeren in het tegendeel
er Doed« bewijzen, zegt hij, dal zulke bewijzen
minstens zeer zwak' zijn. Wat dat '-eer
zwak" wil zeggen, blijkt duidelijk genoeg.
Na dat zachte, doch genoeg zeggead ant
woord dan: zeer zwak, ja, rondweg ontoe
reikend" worden op elegante wij^e be be
wijzen" een voor een ter haud genomen.
beschouwd,, beproefd... tot stof gedreven.
Waaruit dan vanzelf de gevo'gt rekking voort
vloeit: de ipentbeorie, of de theorie van
da rechte versvant-chap der menschen mat
de hoogere apen is nog volstrekt onbewe
zen." Zoo concludeert hij met al zijn eleginte
zachtheid En hij voegt erbij, dat natuurlijk,
ais men Geloof en H. Schrift niet raadpleegt,
maar alleen luisteren wil naar de natuurlijke
en menschelijke wetenschap toch zeker
dit moet besluiten, dat die apentheorie toch
waarschijnlijk nooit zal bewe/.en word-n.
Dit is reeds voldoen lo om te doen zien,
dat een grove omvaarht i l is aezeg l iii de
Groene" ten nadeele. vau P. \Vasuiauu."
En ten slotte haalt de schrijver de vol
gende woo.'den van Wasmann aan:
Wij.kunnen dus ons eindoordeel over de
tot hiertoe geleverde ,,na>.
uurwetenscbappelijke bewijzen' voor de afstamming des
menschen van het dier mat .1. Kainke in
den volgen len zin samenvatten: Mjt cle
waardigheid der w «t- nschap komt alleen
overeen, te zegge;], dat zij van den oorsprong
des menschen, niets weet."
Den heer J. Th. R. onderstelt dat do ir
de grove onwaarheid' in De Amstmltimmer
gepubliceerd, menig katholiek pijnlijk zal
zijn aangedaan, en de naam van l'. Was
mann benadeeld" is. Reden waarom wij van
deze tegenspraak melding maken. Iiitiisschon
is het zeker jammer, dut zijn weerlegging
noch den -heer Voigt, noch den Fransehen
journalist Huret, noch het wereldblad de
Figaro zal bereiken; in dat katholiek orgaan
toch, hebben we, tot nog toe, niet oen tegen
spraak ontmoet.
Wat ons zelf betreft, die gaarne deze
zaak aan anderen ter beoordoeling overlaten,
wij gevoelen ons toch geneicrd do opmer
king te maken, dat p-.iter Wasmann zelf
wel eenige aanleiding hooft gegeven tot hot
misret;-:tii>nr\ Immers wanneer men eon
pater ton opzichte van do dierlijke afstam
ming van den mensch hoort zeg-gon, dut hij
haar n/ut coldoei't/c l>i',>i-i'z<'ii" acht; dat de
argumenten daarvoor zeer ;«?«/.', ja,
uii/urreikcnd zijn; dat do leer rolxtrakt
nnlieice:en" is en H'<t<i>'*chij)tlijk nooit zal be
wezen worden," dan mag men uit dozen toon
van spreken tp:ih /oker alieidon, dat hij er
in 't geheel niet van schrikken zou, indien
het bewijs alevel eenmaal geleverd mocht
word o n.
Het zou ons daarom niet verwonderen als
ook J. Th. R., S. ,?., oj) zijn katholiek stand
punt, Wasmarin's elogar to /achthoid"
weinig aanbevelenswaardig acht. Dezo niorf
tot misvattingen leiden on is natuurlijk
oorzaak ge vreest van dr. Voigt, Iluret's en
Figaro's misslag, waartoe dezo neeren ons,
hun werk vertalend, hebben meegesleept.
Veiling motoe scülderöon b
Fr. Mulder en Co,
Een veiling aankondigen of liever bespreken,
is een wel wat penibele taak. Ik vrees niijt
den schijn, t eagevlei vanden auctionnaris, zijn
te "koop geboden wair aan te prijzen, wel
het berokkenen van eflrctief nadeel. Daar
zijn dik-vijls werken van gezochte meesters,
al of niet ecli», maar waarvan in beide ee
vallen de kostbaarheid moe' gpvonden worden
in den beroemden naam. Een bestrijding
van de echtheid of een geringere schat'ing
.der waarde van ren hoog aangeprezen werk,
kan schade brengen aan reu belantr. dat wel
van inferieuren aard is, doch dat hier op dun
voorgrond staat : het reëe'e, geldelijk béiang.
Kechtvaardigheidshalve, in deze zakelijke
aangelegenheid, zou daarbij een onfeilbare
toets der reële waarde moeten kunnen be
slissen en, die is bij kunst-*c!ia!tin<> niet
bestaanbaar. De mogelijkheid van vergissing
'S nooit uitgesloten, vooral waar de omstan
digheden bij twijfelachtige gevallen geen nau
arkeu ig of wat langwijlig on lerzoek toestaan.
Intusschen zon ik wel bereid zijn hen, die
willen koppen, van adviei te dienen bij een
weifelende keus, zoo zij het wenschten. Be
langeloos natuurlijk;
Op deze veiling van moderne schilderijen
en teekeningen is er weer een en ander, dat
haar ruim belangwekkend maakt. Ik kan niet
alles opnoemen. Een deel wordt gevormd uit
de collectie van den gewezen eagelschen
Consul Robinson, een man met een toch wtil
merkwaardigen kunstzin. Hij had voorliefle
voor Voerinan's werken, maar deed o >k zijn
keus uit producten ?an schillers als Breitner
en Van Go.'h. Van den laats'e is er een
typisc'a schilderij, 'n studie van krabben en, uit
hollandschen tijd, eeu gekleurde teekeninz:
een paard met kar en voerman, op een land
weg, met een Mauve achtig accent, iu de uit
drukking van ijle najaarslucht, maar toch ge
prononceerd Van Gogh. Vau Breitner bezit
deze verzamelaar den prachtigen Neger, in
zijn martiale houding en z.vare kieur pracht;
met het liggend japansche vrouwtje op een
sofa, waar de kwaliteiten tegenovergesteld aan
die van den NTeger gelegen zijn, is dit
-nisscbien het meest voldragenecn zuiverste ouder
zijii liguurstukken. Dan biedt deae veiling een
paar luchtig maar uiterst gevoelige
aquarelletjes van Weissenbruch; vooral het gezicht over
een weiland, met molentjes in de verte, dit
gaaf en rijp van kleur is als eeu schilderij;
van W. Maris een heel oude
waterverfteekening van rusten l vee iu eeu uitheemse»
landschap, waarin vooral zijn
teekenbegaafdheid schitterend ui komt, in het bijzon
der by het liggend kalfje. M Maris ziet men
hier, behalve in een sprookjesachtig land
schap met figuren, in ve rassing bij een
kleine copie in wa'erverf naar de schipbreuk
der Medusa door Cféricaulr. Van J. Maris
een repliek schetsmatig van
M>egewi.iakt, uit de coilecUe Drucker, Neu'iuijs
vindt men er uit al zijn p ;rioden zoowat
vertegenwoordigd: een levensgroot b
>erinnetje dat zich kapt, het kopje met gevoelige
zetjes doorschilderd en dan ineens breeder
en warmer uit in de kleur geborsteld bij hot
costuum Er is nog meer van Neiihuijs, waarin
zijn massieve se lilde.'skwaliteiten d inig uit
komen, en ook de welbekende bla'ike aqua
rel van een vrouw, die hair kind zoogt. Van
Israëls de ook zeer bekei de : Kinderen bij
een varkenskok" hier in aquarel, en buiten
dit nog eenige andere klöiue dingen en
teekeninxen. Van Allebéee ' zeer expressieve
oheverfstudie vau een aap, van Poggenbeek
een scherp geschilderde studie vau een
boomgaard, van Bosboom een paar
aangewasscheu teekeningjn vau buurtjes, z-io vlot
en zwierig neergeschreven als hij dit kon,
en een paar, zeer kleine, geschilderde
kerkinterieurs, m <ar met eea breede aanduiding
der plaatselijke lichsverking; ik merkte nog
wel meer op, dat me nu niet te binnen komt;
een ieder moge het mtar opspeuren die op
de kijkdageu 10, IL en 12 November, naar
de DoeJWiStraaf gaat. W. S.
RriM i
*;
Hot tijdschriftje van den heer P.a.-Hchaert
blijkt zich staande ie kunnen houden, tiet
is nu al in zijn der len jaa'gang en, dat 't
niet zoo regelmatig verschijnt, mogen wij het,
lettende op de enkelvoudige redactie, niet
tot een zwaren grief maken. Ik heb hot bij
verschijning aangekondigd en eeuigiins kri
tisch besproken, 't \Vas een der verplichtingen
vau mijn taak; ik wil nu, als vervolg vau
dien plicht pubiicjerea. dat het voort onstaat.
Alloej dit feit. De jongste drie afleveringen,
gezamenlijk verschenen, hebben er mij toe
gedrongen, na het [oma van verschillende
artikelen en bovenal dat over
oulouseLautrec.
Welke opmerkingen men ook op
P.aaschaert's beschouwingen of zijn wij.;e
vap.critiekvoeren maken kan eii, naar mij
voorkomt, wel maken wil /ijn arbei i over
hut geheel genomen, heeft ruiaischootsch
momenten, die zijn oevoe^dheid tot oordeelt:!!
iu het licht steürn Li ij hooft eigenschappen
die niet behagen, 't /.ij zoo; tij n
zeggiiiJSwijze is soms lnulerlijk geoulreerd, 't moge
ook al waar zijn; bij b.aast sommige on
torwerpeo, al to loos van inhoud, wol eens
bovenmatig op (bijv'. Ki-m <nuidt luizen)
accoord, dau kau men resu neeren : de/,e
criticus is niet beiadigl genoeg, haldadig
o ik soms in fijn optivden, zelf.) oneeuvoudig
van uiting .M.iar ddiirtegenover zijn er k wa
iteilen waarop het toch 't moest aankomt.
Hij ziet over 't algemeen j list, kan mot
scherpe aand icht het gehaltn van een werk
analysoeren, eu vrnral, bij neemt mot warmte
tot zich wa'. hi'iu in k uusl,verken iv.wi'uchtige
openbaring van schoo;jhejd is.
Ik herhaal, ik goei' hier g.^on critiek, d-it
zou ook debatteoren kunnen worden bij on
Ierwerpen of schilders, waarbij, naar mij
u-jorkomt, Plassehaert's goed of afkeuring te
beslist, zonder eenig voorbehoud, gegeven
wordt, (/ie I'ortit'ttiflen in do'.e afl ?. verin i).
In 't algemeen over critiek wie zal zoggen
waar de waarheid is, of hoelang van duur
een aangenomen waar'ieid fijn kan? Wat
geeft hot gelijk te krijVen? Als er maar op
wekking van uitgaat, als bvlarjistcliing op
klopt en daaimeeden lustaanaewakkerd wordt
tot speuren naar de waarheid, die per slot
van ickeninz. it-der uit ziclueü'vinden moet.
Zijn artikel over Lautrec ian misscliien
weer oen in buitensporige bewoonligingen
geceven hoogschattiiur iijkon, in
werkeiijkhei.1 is hot oen felle type1 rinj van do
soortcjkheid do,:or knnst, inbijton-i van
zr-gg'.ngsj vorm als de Mib'iein geraliinoerd j ulti:i.; van
d-v.en ultra-modernen Parijzvnaar zelf. Ook
de vergelijking met Breitner en vooral m^t
Isaac Nraöls korut deze karakteristiek van
Lautrcc «eer t o s(ad-<.
Ik hof>j> dat Pia^chaeri's erilis^he arbfid
in dit tijdschrif je worde voortgezet en zich
volmaken zal, waut er is oen zeer ei^wi
kant aan.
W. ?r;:i-.sii.n r.
*J Uitgave \V. Vursluys, Amsterdam.
t m fe 'taclitijfr critiek
Aan te tooncn dat dr. Kuyper's rode, o'ii
met Frans Coencii in do Of>-\ llaurl. Cour.
te spreken vau een niet onverdachte eer
lijkheid' is, mag waarlijk een gemakkelijke
taak worden gonocmd. /onder voor dvokaat
van mr. F. Goonen to willen spelen, moet
ik er dadelijk bijvoegen dut deze fiiialific,:tie
niet het '.'iirn'i'tfi' van dr. Ku\ jier nuuir dat
zijner rode geldt en dan nog slechts zeer
bejiaaldelijk wat hij over de quaestie
BilJerdijkoTi do 'tachtiger eritiek'', te berde
brengt.
Ter voorkoming van misverstand waro
hot dan ook misschien hefor go\ve--st ifidi'iii
van een niet onverdachte betrouwbaarheid"
ware gesproken.
Want doordat dr. Kuyper kennelijk
blijken in.deze rede geeft, niet de geschie
denis der Nieuwe Gids-beweging onder de
knie te hebben, heeft hij zulke, zachtst ge
zegd, hoogst verwonderende dingen ons
onder oogen gelegd.
Het is gemakkelijk, ik herhaal het, voor
wie de laatste 20 jaren op literair gebied
heefc meegeleefd en daardoor geen vreemde
is in wat de nieuweren over de voorgaande
geslachten hebben geschreven, aan te toonen
dat dr. Kuyper's reJp, betreffende de
'tachtiger critiek op Bilderdijk: van eau
door en door ver lachte betrouwbaarheid K
Het is natuurlijk aan mij deze. stelling te
bewijzen.
Ik zal het hier din niet hobbsn ovar het
geniale, dat overal in deze re Ie te vinden
is; ik zsl hier niet in twijfel trekken of
dr. Kuyp3r, ondanks zijn universeele gaven
wel the right man in the right place" is,
om den dichtr-r Bilderdijk op j uiste waarde
voor het volk te kunnen schatten. Ik ga
alleen bewijzen dat Frans Uoenen die, on
gelezen, de rede van dr. Kuyper als van
een niet onverdachte eerlijkheid"
qualificeerde, groot gelijk heeft en indien hij
gelozen en dus ook de noten nagezien had,
zich sterker no_j zou hebben uitgedrukt.
Do groote fout, het eenige wat eigenlijk
in dcz-3 rede te verourdeulen is, ligt in de
behandeling der quaestie, boven aangeduid.
De theo'004 heeft ook hier dr. Kuyper
letdijke parten gespeeld.
Wanneer toch een prediker op den kan
sel voor zijn gemeente een moei!ijk, een
zwaai' leerstuk ontwikkelt, dan doet hij dit
met de rustige overtuiging dat, bohalve
natuurlijk de kinderen, het rrr'erendeel
zijner toehoorders hem, bij wien zij immers
van j )tigs-at' gücatejhiseerd hebben, zij 't
met eoniye iinjuiming, volgen.
Dr. Kuyper echter heeft vergeten dit
toon hij de tauhtigor-eritiek op Bdderdijk
ter sprake bracht, en daarover nog-al breel
uitmat, een publiek hem beluisterde, in
deze dingen thuis als de j^ng-ire kin leren
in de kerk, dit niet in da ajithetioa en
no^ miod-r in dozo quaestio catojhisatie
geloopen had en dus niet in staat ook; maar
e.'n beginsel van een juist bi'grip hierom
trent voor zich te verwerven; want ik her
haal met andere woorden: dat publiek kent,
voor het overweldigend grooter deel noch
Bilderdijk, nojh di nieuweren"; dat
publi^k heeft geen flauw benul van kunst.
Mocht dr. Kuypar dit wiilcn betwijfelen,
dan verwijs ik hom naar de Letteren
eaK unit'-rubriek in de
/?iterdagavoud-nummurs vau zijn eigen blad, waarin
bewonderenswa-irdig-hardiiekkig de meest-absurde
dini;-on den Standaard lozers over kunst in
't algemeen en do nieuweron' in't bijzon
der, worden te slikken gogeven, waaruit
logisch volgt dat althans dip. journalist zijn
Pappenheimers goed kent en weet hou alles
oj) do mouw to kunnen spelden wat /tij wil.
liet hj. l dus absoluut geen zin J5il lerdijk
tegen (ie nieuwerelf' in een zóólanige
vergadering, drtuen l oen dergelijk karak
ter, uit te fjiian spelen. En het tamme,
gewiiiige applaus dat dr. Kuyper hiermee
inoogstte, (natuurlijk zou een onwetende
schare wol bijval betuigen) moust hij, die
6 ik zijn publiek goed kent, ten eenenrnale
versmaad, en zorgvuldig gomo len he'jbeii.
H'j t wekio bij mij en m 'erderen die ik
hierover sprak, geen ergernis, muur diepen
weemoed.
Toch hebben mijn oosen geglansd van
go'iuk, van blijdschap, toen ik de rondbor
stige, gemeende waardeert' g van der
nieuwenüi werk, uit dr. Kuyper's voor zoo
talrijke schare gezaghobbendeii mond, mocht
hooien, voor een seharo weike op dit ter
rein de wid niet weet, niet weten kan.
liet klonk als eeu opanlijk pi-oio-t icgon
lift gedoe van domiucrf's in kerkblaa Ij ;s.
liet wus d 13 adelaarsvlouirelsl.irr van het genie
dut zk'li maj-'statelijk verheft boven al wat
klein en middoimutig is.
Kr rij-st voov mij bovenal nog do/e vraag:
wut drot.d'dr. Kuyper, tlie weet iioe alle
waariiciitig-voi'sg-ïvoiiiigmi '/<)) niet een ufkver
vuil BiMerlijk als (//<?///-/? lieljljen, dau toch
h'-im vér b-jnudcn Voudül steüeu, tocli de/.eu
groote, dien hij s:;!i-jt~'i!n zou in zijn
/in/?/?<)l iHili'. l>!'t.-t>.l,'<';i>.-<, r.i ;t allo u'^vell en kracht
j vo >r t\vee ur''ii naur ren \ ondel-hoogte op
te willen si'hivnseii 'i
Im-ners Vondel, gr-)otpr dichter dan d>!
advocaat, heyt't niet ceiie nationale
beteekenis, ondanks zijn mcesters-.dinp, in
den /.iu als aan Bildordijk door den feest
redenaar van l ((otober /oo volkomen juist
wordt toegekend. IHflilerx hebben in </i"H
zin nooit voor eenig volk 'de dichters van
liet Israëlitische volk uitgezonderd) een
zoodanige beteekeriis gehüd.
Kr ware dus niets afgedaan aan
Bilderdijk's nationale beteekeuis, wanneer zijn
di-'.htwerk niet /oo publiek overschat e.u
tot norm-ilo waardüteruggebracht ware.
Hot h l ijlt trouwens toch duister waarom
met alle geweid door twee theologen, n
j door dr. Havinck n door dr. Kuyper,
Bilderdijk aU dichter onredelijk overschat
wordt, waar al wat bL'tiV'keuo'id dichter of
letterkundige is, hem in lk geval onder
Vondel plaatst.
Die ,,'iesproeidn Oranjrvplarit," blijkbuur
zoo rni^t iristomming geciteerd, gereciteerd,
en natuurlijk 'n applaus uitlokkend, i> toch
wel allerminst 'n ex?jtisjli-h'jn gewas van
den ilelicoti ....
'd iar natuurlijk kwam, na'irrrvito zijn
dichter-verdienste ruimer wor-ien uitgeme
ten, ile schreeuw e:ido onrechtvaardigheid
der niwiiweren" des te heller uit.
Wio do noten achter (io rede naleest,
slaat verstomd, geblaft over de handigheid
waarop schijnbaar bewijsmateriaal bij elkaar
! is gesleept, dut tovens kan dienst doen om
den argeloo/uii lezer nacht-morriijëndüidooi'n
over de nieuweren" te bozorgen.
i Als het gaat over Bildoi-dijk's sclieliion
l worden de ..iiiemveren" in een noot er bij
j gehaald en lnïri s diol-don elke vergelijking
j met dal. van Bildcr-lijk ontzegd.
l Volgen dan sfaalljes uit den eersten bundel
j _Verzamelde Opstellen" van Lo lewijk van
Dovssol, on een scheld-fragment uit den
l vierden biindsd Studies" vau Van Heden.
Ik zio den begrijpenden lezer reeds
meodoml gliüilacheii.
j j)o toon riog gt'éu t'.viutigjai'igo Van
l Deyssei, ann wion wij voor oen groot doel
j in do kun t, do schooiiO opwaking oridor ons
! toen s'ap'nd volk to danken lio:;ben, (heeft
i hij ons niet wakker geschreeuwd, hooft hij
ij n verrukking niet over ous hoofd als oen
regenboog gespannen, zijn haat en hom
tegen heel dat vervloekte gedoe van dien
tijd, niet hel door de grijze lachten
gebazuind, dat de wolken van-een weken en de
blauwe lucht doorkwam, en er als eeu
genesis van nieuw, schoon leven ontstond?)
die jonge, krachtige kerel: natuurlijk nog
niet in evenwicht, vooral ook om de ergernis
welke zijn zi-d tézeer brandde, en zich
uiten móést, wordt uitgespeeld tegen den
n-?g op bejaarden leeftijd scheldenden en
nimmer evenwichtigen Bilderdijk.
Wie de quaestie Van Eeden?Van Deyssei
gevolgd heeft, weet hoe klein de eerste na
het conflict" gauw aan kwam zetten met
een afbrekende kritiek op Ken Liefde'',
daf hij steels zoo'n slecht boek had ge
vonden en waarom hij eigenlijk Van Deyssei
altijd gehaat had. Die kritiek had hij nooit
gepubliceerd omdat hij Vau Deyssei haatte"
('n paar maanden, te voren had hij zijn
bewondering voor den Meester nog geuit)
maar na het conflict" was alleen nog
liefde" (!) over en kon hij zijn
achterbaksgehouden, jaren te voren reeds geschreven
critiek, publiceeren!
Het maakt waarlijk den indruk of een
onhandig iemand dr. Kuyper wat gegevens
heeft verstrekt, o. a. dat onmogelijke, zotte
blaadje Poëzie," en waarvan hij een dank
baar, m.aar onoordeelkundig gebruik heeft
gemaakt.
Wie woot wat Poëzie" voor 'n tijdschriftje
is, (ik denk dat de meeste lezers het niet,
zullen kennen; mijn boekhandelaar wist
zelfs niet dat 't bestond) hault zijn schouders
op over wat dr. Kuyper daaruit meende
te motten aanhalen.
Heel onnoodig, want absoluut niets mot
de quaestie te makon hebbend, wordt ook
nog hot oordeel dier broekjes over 'u rous
als de dichter Kloos, aangehaald.
Wat bereikt dr. Kuypor hiermede?
D»t hij zichzelf 'n brevet van onbetrouw
baarheid in deze bepaalde quaestie heeft
uitgereikt voor wie op de hoogte der zaken
is, en onder de Calvinisten, dominee'?,
onderwijzers, leden
vaugereformeerdejongolinasvereenigingen, ? de idiootste denk
beelden in het Jevon heeft geroepen, of helpt
verspreiden, welke niet lang na deze, in de
respectievelijke bode's" on kerkbladen"
zullen zichtbaar worden met al hun af
schuwelijke vergroeiingen.
Vergoten is te zeggen dat, mocht de tach
tiger critiek hier en daar onbillijk zijn
geweest, het vuur van den toenmaligen
strijd een waar feu sacrc.' de ver
onderstelling wettigt, dut er soms?allén
daardoor?onbillijk geslagen en gehouwen is.
Vergeten is te doen uitkomen, dat waar
die ongunstige critiek hij sommigen, zooals
Verwey o. a., nóg zich m inifesieert, zij
evenveel roclit van bestaan heefr, wijl
oorlijk bedoeld, als het ongemotiveerd
opvijzelen van dr. Kuyper of Bavinck.
Vergeten is op te merken hoc vóór tach
tig" eeu honender, scherper, onrechtvaar
diger critiek H.lderdijk geknauwd heeft,
dan na dien tijd on dat de nieuweren"
nooit, als Busken Huet b. v., zich tot
|iersoonlijkhedeu, Bildordijk's particuliere loven
betreffend, hebben laten verleiden.
liij do ouderen, ja, die geen zuivere
kunstcritiek kenden, daar was de toon 'n giftig
gowus dut op den afgrondsrand van het
beginsel-verschil wolig tierde, muur bij de
..meuweren'1 ging het louter orn de kunst.
Ten slotto, om ten ovcrvloc In te, bewijzen
hoe onbetrouwbaar eon gids dr. Kuyper op
het glibberig pid dor aesthetiek kau wezen,
nog het volgende.
Op pag. 27 van zijn rede, lukend de be
kende uitspraak: kunst is de allerindivi
dueelste expressie van do allerindividueel
ste emotie", waar strikt genomen" niets
togen in te brengen valt, zegt hij, pag. '2,S:
Xiel om .moment-opname" door uw kodak,
maar o;n lu-t l;u»sti>nrtrct van uw ziel
vraagt echte kunst".
Als indirect ant*voorl herinner ik aan
Kloos' uitspraak over Gortor's Ver/en" diio
namelijk, welke de allerindividueelste
oxpres*ie y.ijuer dito omotie wuren) dat het
antwoord op die, gedichten zelfs van den
moest welwillende, een lachbui moet /iju.
Hu wat de oiizinnigheid betreft in oen
noot over de kodak" gedebiteerd, waarin
het n.l. heet: Moniciilopuame" door oen
kodak" is het juiste beel l van de
allerindividoeelste expressie van do allerindivi
dueelste emotie', om lat men e ko tuk zult'
hanteert, en za 't beeld van n oogenblik
geeft'1, diene het volgende.
Van Djyssel dojeert aan Murtinet in den
dorden bundel /.ipier Opstellen, wanneer eon
beschrijving kunst, literatuur wordt. Dat
doet hij op de/e wijze:
Het is toch zoo eenvoudig, Martinct (on"
.,al zoo o verdikwijls gezegd). Luister nou"
nog eens goed. Ik zie eori vogel," niet-"
waar, dat is duidelijk: ik zie een vogel."
Ik vin 'om mooi, begrijp je wel,! ik vin"
..V'in mooi. Goed, dat staat dus vast. Wat '
..doe ik nu ? Sa ga ik dien vogel afbeelden"
..in woorden. Als dat gedaan is, en goed,"
dan is dit een stukje literatuur. Xu is"
dat niet zielloos of niet een fotografie"
of iets dergelijks, om lat hot zien van dien"
vogel mij de ziele ontroering dor schoon-"
hoi J hooft gegeven, en uls ik hem afbeeld"
. lojr:!L-ii:g ii d i o afbsclling, dat afbeeldsel"
mot mijn ontroering."
..Daardoor wordt hot mooi en literatuur,"
daardoor is er ziel iu, daurdoor kun oen"
f'otoyrai'eer-toes'el hetzelfde niet doen."
11 cursiveer niets, elk woord, in z'n een
voud, vun dit citaat spreekt voor zich zelf,
on book.loelen tégen den onzin al< zou de
opname van 0011 kodak, een toestel dus,
vergeleken kunnen worden met de expressie
eener emotie, eener ziels-emotie.
Indien dr. Kuyper ernstiger deze dingen
1 li id onderzocht on liet hom niet te doen
v, are ge \veast om to hooi en te gras, hier
wat, daar wat, bijeen ie brengen om er hot
schojiiüpalois onzor hodendaugsche litera
tuur meo te bombardeereii, hij hadde zijn
eigen ruiten niet zolvo smadelijk ingegooid.
Atir.I, AxCKKKSMITll.
Eeu Mscli ton? elöf,
Cedant arma togao, laat do wapenen plaats
maken voor het vredekleed, zei Cicero, en
kapitein E A. A. van lleekeren herhaalt
het, evenals Van Hees, Schoemaker en andere
Indische oilideren, in den volgenden variant:
cedint arma calamo, laat hot zwaard wijken
voor d 3 pen.
Naast do twee genoemde talent volle voor
mannen, mag hij met ooie worden «enoomd.
Zijne bij H. J, W. Docht te Auistuiuaui