Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1533
beilissing vallen kan. Uit dien hoofde zou
het mogen betreurd worden, indien nu nog
niet het slotwoord was gesproken. En toch
hopen wüvan harte dat de zaak hiermede
niet uit zal zijn. "Want bij. ons bestaan
twee ernstige motieven van zoo groot be
lang, dat wij, daardoor geleidj de hoop uit
spreken willen, dat de burgerlijke gemeente
tot in hoogste instantie het geding voortzet.
Deze motieven zijn van geheel
uiteenloopeuden aard: Bij ons komt daarbij de
waarde van dit bijzondere gebouw niet
het minste in aanmerking. Al ging het
hier niet over een stuk grond van groote
waarde, al zou het slechts een waardeloos
bezit gelden, dan nog zouden beide motieven
voor ons zoo dringend blijven, dat wij de
allerhoogste beslissing wenschen. Het eerste
motief is een kerkreehterlijk, het tweede
een moreel. Wanneer niet het minste uit
zicht bestond, dat in laatste instantie de
uitspraak anders zou kunnen luiden, wij
zouden dien wensch niet uitspreken, maar
met droefheid ons er bij neerleggen in de
gedachte, dat de moreele zijde van deze
kwestie dan een andere oplossing gebieden
zou. en tegelijkertijd ons moeten tevreden
stellen met juridische overwegingen, die
ons uit kerkreehterlijk oogpunt niet bekoren
kunnen. Doch bij ons bestaat nog altijd de
overtuiging, dat de burgerlijke gemeente,
mits haar advocaat van een ander uitgangs
punt uitgaat, ten slotte als eigenares zou
moeten worden aangewezen, tenzij de ker
kelijke gemeente in staat is te bewijzen,
wat wij vooralsnog niet gelooven, dat de
kapel oudtijds kerkelijk eigendom (nl. van
de R. Katholieken) geweest is. Doch in dit
geval komt weder het moreel motief een
woord meespreken.
Wij gelooven, dat mr. Kappeyne van een
verkeerd punt is uitgegaan bij zijn voorstel
ling van zaken. Doch eveneens hebben de
advocaten der tegenpartij o. i. een verkeerde
stelling vooropgeplaatst. Wij meenen dit
op grond van uittreksels uit Alg. Hbld. en
N. R. Ct. Hoewel de mogelijkheid dat wij ons
vergissen niet uitgesloten is, en dat de
rechterlijke uitspraak andere dingen be
vatten zou, gelooven wij dat die uittreksels
ons uit het oorspronkelijke de hoofdpunten
op juiste wijze overbrengen en in die
onderstelling merken wij een en ander op,
waarbij wij vooraf dezen wensch te kennen
geven : Zouden niet alle gewisselde stukken
met de bijlagen gevolgd door de conclusie
van den officier en de uitspraak van den
rechtbank in druk kunnen worden uitge
geven ? Vooral wat indertijd in die dagbladen
meegedeeld is bij de vermelding1 van de
conclusies van beide advocaten, hoe deze
vergezeld gingen van een groot aantal
historische stukken uit enkele archieven
bij elkander gebracht, doet ieder kerkhisto
ricus ernaar verlangen dat juist deze
stukken binnen ieders bereik kunnen worden
gebracht.
Volgens de X. R. Ct. was de eisch hierop
gegrond, dat dit kerkgebouw vóór de her
vorming eigendom was der algemeene
katholieke kerk, bij de reformatie door de
Staten werd geconfisceerd en in 1581 met
de andere Amsterdamsche kerken aan de
stad overgedragen was". Hiertegen was
door 'de^ tegenpartij-o. m. aangevoerd, dat
de kerken vóór en na de hervorming res
nuliiua warfifl geweest, dat wil zeggen
tpebehoorende aan niemand en ten gebruike
voor allen".
Ware dit standpunt zooals het door beide
partijen is aangewezen, juist dan zou de
rechtbank logisch redeneerend moeten
concludeeren, ging hij met no. l mede: De
kapel behoort niet aan no. l, en ging hij
met no. 2 mede : De kapel behoort niet aan
no. 2. Nu geven wij aanstonds toe, dat
wat logisch uit een feit volgt nog niet
juridisch behoeft uit te komen. Want her
haaldelijk is het grootste recht eigenlijk
het grootste onrecht. 1)
Wat toch wil de Ie stelling zeggen 'f De
kapel was eisrendom der katholieke kerk,
deze is in 1581 door Amsterdam
geconn'sceerd, wat een fatsoenlijk woord voor
gestolen" is en sinds dien tijd is Amster
dam eigenaresse gebleven. Wij rekenen
nu natuurlijk niet met kwesties van ver
jaring, bezit of eigendoms-overdracht enz.,
maar vragen: Wat is dan recht:' Welnu
dan is er geen andere mogelijkheid op, dan
dat de burgerlijke gemeente zich diep
schaamt over haar onrechtmatig verkregen
bezit. Immers dit standpunt der confiscatie
aanvaardend, dan geschiedde deze in een
tijd van strijd en worsteling om de vrijheid
van staat n van geweten en is zij nooit
goed te keuren, hoogstens te billijken op
grond van het feit, dat de Koomsch-Katho
lieke kerk onder het regime der Staten
eigenlijk geen vrijheid van eeredienst had.
Maar op het oogenblik, toen deze vrijheid
weder gegeven werd, was het eisch van
moreel recht geweest, dat die katholieke
kerk weder in het bezit was gesteld van
alle vroeger haar toebehoord hebbende, maar
geconfisceerde kerkgebouwen.
Toen in den tijd der Bataafsche republiek
overgegaan werd tot de verdeeling der kerk
gebouwen, kon het moeielijk anders of men
ging uit van de veronderstelling, dat de
betreffende gebouwen op dat oogenblik, voor
zoover zij dienden ter uitoefening der Her
vormde eeredienst, waren stads- of dorps
kerken. Bij die verdeeling zijn evenwel
alle kerkgebouwen van andere secten ge
bleven aan die respectieve gemeenten, om
dat deze gebouwen eigendom waren van die
gemeenten, waarvan de grond door haar
gekocht was en de bouw bekostigd. En bij
die verdeeling konden slechts in aanmer
king komen gebouwen die niet aan een
kerk, maar aan een stad of dorp behoorden.
Gevolg van die beschouwing was dat overal
de torens, waarin geen godsdienstoefening
plaats vond, eigendom van de burgerij van
stad of dorp bleven, maar dat de kerken,
waarin de eeredienst werd uitgeoefend,
werden overgedragen aan de kerkelijke ge
meenten. Maar men bedenke wel, dat uit
het feit dier overdracht niets volgt over
het ew/ewrfomsrecht. Wij hebben niet te
zoeken naar wat misschien bedoeling was,
maar alleen te maken met wat een feit is
of bij gebreke van een feit hoogstwaar
schijnlijk. En dan stellen wij dit: Overal
waar een gebouw is overgedragen moet
aangenomen, tenzij uit een akte het tegen
deel blijkt, dat de overdracht was een van
bezit en niet van eigendom. Slechts in die
veronderstelling is te verklaren 1at later
in 1801 bepaald werd dat de gebou
wen zouden zijn in onherroepelijk bezit" van
de kerkelijke gemeenten daarin op dat tijd
stip haar eeredienst uitoefenende. 2) Diens
volgens is tenzij bij contract van
yerdeeling anders bepaald is geworden sinds
1801 elk kerkgebouw in het bezit van de
respectieve gemeente, doch niet in eigen
dom, zoodat op het oogenblik, dat het kerk
gebouw aan zijn bestemming onttrokken
wordt, het gebouw en de grond iveder terug
keert tot den eigenaar.
Nu is bij die verdeeling de kapel aan de
Herv. kerk toegewezen. Volgens boven
staande redeneering behoort bij verandering
van de bestemming het gebouw terug te
keeren aan den eigenaar in casu Amster
dam. Doch deze is de eigenaar door middel
van roof. Aan de katholieken behoort de
kapel althans in moreelen zin, derhalve
heeft de burgerlijke gemeente n daad van
moreel fatsoen te verrichten en de kapel
weder aan de katholieke kerk terug te
geven.
Gaat men uit van de onderstelling: de
kapel was in eigendom overgedragen, dan
blijft de zaak om het even. Immers dan
heeft Amsterdam bij de verdeeling een
onrecht gedaan aan de katholieken door
het geconfisceerde goed, op het oogenblik
dat deze confiscatie ongedaan gemaakt wor
den kon te schenken aan wie daarop geen
recht behoorde uit te oefenen, heeft Am
sterdam in eigendom een roof overgedragen
aan de Herv. kerk, maar is die kerk sinds
dat oogenblik de heler als 't ware van ge
stolen goed, waarvan het spreekwoord zegt
dat het niet gedijt. Dan doet zich deze
vraag op: Mag een Christelijke gemeente
gebruik maken van juridische beslissingen
of van bepaalde rechtstoestanden en in haar
bezit houden wat moreel aan een andere
Christelijke gemeente behoort?
Wordt evenwel het 2e standpunt aan
vaard, nl. dat der advocaten der kerkelijke
gemeente, dan was de kapel res nullius,
eigendom van niemand, noch voor noch na
de hervorming en ten gobruike van allen,
dan volgt hieruit, dat deze kapel niet was
eigendom van de katholieke kerk of van
een instelling daartoe behoorend, maar
want dat ^res nullius is een groot woord,
doch hier inderdaad onzin, iedere zaak heeft
een eigenaar ('t zij een of meer personen,
't zij een gemeenschap) althans voor zoover
die zaak is iets door menschenhanden ge
maakt _?eigendom van de stad Amsterdam,
die uit hare middelen of uit die ham
burgers de kapel had gesticht. In dit geval
behoorde zoowel voor als na de hervorming
het gebouw aan de stad en hebben de
gereformeerden eenvoudig het gebouw in
bruikleen bezeten, totdat deze gemeente
bij meergemelde verdeeling- voor goed de
kapel in bruikleen verkreeg. In bruikleen,
tenzij door haar eon contract overgelegd
worden kan dat Amsterdam indertijd
dit gebouw aan haar geschonken heeft.
Met aan de burgerlijke gemeente staat het
hier te bewijzen dat slechts bruikleen plaats,
vond. Immers zij was eigenaresse tot op
dat oogenblik en zoo moet de kerkelijke
gemeente bewijzen dat terzelfdertijd dat
eigendom aan haar overgegaan is, bewijzen
dat hier meer plaatsgevonden heeft dan in
bruikleen geven. Dan is door de regeling
van 1801 dat bruikleen voor goed geconti
nueerd, maar blijft de stad eigenaresse.
En een contract van «V/«tt</oms-overdraeht
moet ontbreken. Zoo het bestond, het ware
een raadsel waarom het niet in het geding
was gebracht. Nogmaals de bepalingen
van 1801 kan slechts gelden bezit en nooit
of te ninimer eigendom, omdat bij die
staatsregeling toch onmogelijk eigendom
gegeven worden kon door den xtaut, die
immers dat eigendom niet liesat. Gaat men
dus van dit tweede standpunt uit: de kapel
was zoogenaamd res nullius, dan is o. i. de
burgerlijke gemeente de eigenaresse, afge
scheiden van het verjaringsrecht.
(Slot i-olijt.) K. Vos,
. preilikaiti.
1) Ook eeven wij toe, dat tegen allerlei
uit onze beschouwing een andere meening
kan worden geplaatst.
'2') Wanneer de overdracht in eigendom
reeds vóór 1801 plaatj had gehad, zou dit
besluit van 1801 niet, alleen overbodig, maar
ook onbegrijpelijk zijn geweest.
De Candidaat van de Deensche
Partij gekozen.
Den 23en October was een zeer bewogen
dag voor Koord-Sleeswijk, waar men een
afgevaardigde voor den Duitschen Kijksdag
moest kiezen. De Denen hadden als
candidaat gesteld II. F. Hansen van Aabenzaa,
die 1031'J stemmen verkreeg, de Pruisen
hadden gesteld den ambtsrichter Hahn uit
Sonderborg, die 510-1 stemmen verkreeg,
en de sociaal-democraten Michelse uit
Flensburg, die 704 stemmen op zich
vereenigde.
Enorm is door alle drie partijen gewerkt.
Bij de verkiezing 1Ü03 had redacteur
Jesse 10274 stemmen, dezelfde heer Hahn
4862, en de sociaal-democraat Mahlke 712
stemmen.
Zooals men ziet is de Duitsche partij bij
de laatste verkiezing meer vooruitgegaan
dan de Deensche, wat voornamelijk is toe
te schrijven aan het kiesdistrict Sonderborg,
waar een nieuw marinestation opgericht is,
dat een massa afhankelijke personen, die
natuurlijk den regeerings-candidaat kiezen
moeten, meegebracht heeft.
Op het platteland heeft niettegenstaande
de kolossale agitatie van de geheele
ambtenaarswereld, de Deensche bevolking
zich krachtig staande gehouden en is zelfs
in enkele districten vooruitgegaan.
Meer dan 2000 stemmen zouden stellig
de Deensche partij nog toegevloeid zijn,
indien de Prnisische regeering niet de/.e
2000 Deensche mannen voor Deensche
onderdanen verklaard had.
Hadden alle Noord-Sleeswijksche burgers
kiesrecht, en indien de verkiezing VOLKOMEN
VRIJ was, zou de Deensche partij zonder
overdrijving wel tusscheu 14 en 15 duizend
stemmen bereikt hebben.
Van de plus minus 5000 stemmen, die
de Duitsche partij bij de laatste verkiezing
verkreeg, zijn ruim 2000 afhankelijke
ambtenaren.
Een Courant in Denemarken schrijft over
de verkiezing: Voor de Denen in Sleeswijk
hebben wij slechts n gevoel, dat van
groote bewondering".
Na 42 jaren onder de moeielijkste om
standigheden, onder het ijzeren juk van een
grootmacht als prinsen geleefd te hebben,
blootgesteld aan alle invloeden van den
Duitsche cultuur, de moedertaal verbannen
uit de scholen, met de Kollerpolitiek in al
hare vertakkingen achter zich, onder den
invloed van de groote ambtenaars wereld,
is het resultaat van de verkiezing goed te
noemen.
Deze getuigt van een zoo frisschen en
levenskrachtigen Deenschen geest, dat ieder
Deen aan de andere zijde van de Konge-Aa
zich trotsch moet gevoelen op deze brave
moedige boeren en stadsbewoners, die zich
noch onderdrukken, lokken noch dreigen
lieten om af te wijken van het overgeërfde
nationale geloof en vertrouwen op een betere
nationale toekomst.
Het is verblijdend dat de kiesvereeniging
dadelijk en eenstemmig H. P. Hansen als
de rechte man op de rechte plaats aanwees.
In H. P. Hansen heeft Noord-Sleeswijk
een waardige opvolger gevonden voor de
voorafgaande afgevaardigden Kruger
Ahlman, Junggreen, Johansen en Jesse, die
allen met eer voor hunne overtuiging ge
streden hebben.
God geve dat H. P. Hanse vele jaren
gesteund door het gebed der trouwe Denen
zijn arbeid mag verrichten.
liecds in 1887 begon hij op den voor
grond te treden en bezit hij, doordat hij
een kundig, logisch, slagvaardig man is, de
beste eigenschappen om dien post ten nutte
van zijn land te kunnen vervullen. Keni^e
keren moest hij ter wille van zijne over
tuiging korteren of langeren tijd met de
Pruisische gevangenis kennis maken.
In de laatste weken zijn .'il Verkiezings
bijeenkomsten gehouden en op 26 hiervan
heeft de Deensche candidaat het woord
gevoerd.
Onvermoeid, evenals zijn voorganger
redacteur Jesse, heeft de heer II. P. Hansen
overal gesproken en op een uitnemende
wij/e, klaar en logisch, het standpunt dat
de Denen tegenover Duitschland hebben in
te nemen als ook zijn program ontvouwde
en het recht dat e IJenen hebbon op de
vervulling van paragraaf XV in den
l'ragervrede gehandhaafd.
De Sociaal-democraten hebben niets on
beproefd gelaten oiu de Deensche arbeiders
van hunne nationale overtuiging af te
brengen.
Alleen ^slechts een klein aantal zwakke
karakters hebben het oude Danebrog, de
roode vlag met het witte kruis verlaten
en daarvoor het roode doek gekozen. Ge
lukkig dat een schandaal vermeden werd
waar eerst Deensche Sociaal-democraten
en nog wel leden van de Deensche tweede
Kamer op Deensch grondgebied hunne
landgenooten in den rug zouden vallen door
samen met den Duitsche sociaal-democraten
meetings tegen hunne landslui in Sleeswijk
te houden.
De geheele Deensche Pers keurde een
stemmig deze onbetamelijke bedoelingen
van de Deensche sociaal-democraten af. Of
vrees of beter inzicht de Deensche
sociaaldemocraten afhield van den voorgenomen
aanval in den rug, laat ik tusschen beiden.
Nu de Duitsche sociaal-democraten dit
dool niet bereikten (het was de eerste keer
dat de sociaal-democratie zóó krachtig tegen
de Deensche partij in dit district optrad)
komen ze na de verkiezing met alle moge
lijke uitvluchten.
Verdient de zaak van de Deensche
Sleeswijkers niet de volle opmerkzaamheid van
geheel Europa, waar zij gedurende 42 jaren
onvermoeid voor hunne nationale rechten
met alle wettige middelen strijden en dwingt
hunne volharding geen algemeene bewon
dering af' 'i
Menig Nederlander, die zijn land lief
heeft, zal mi kennismaking met de toestan
den in Sleeswijk de vrijheid, die wij hier
genieten, nog meer waardeeren ; daarmede
is natuurlijk niet gezegd, dat er niet veel
goeds is in Duitschland, dat wij tot ons
eigen voordeel zouden kunnen overnemen.
UI s t, 30 Oct. 1906. Vu.u. CAKSTEXS.
NIEUWE UITGAVEN.
Een moderne Heilige, uit het Deensch, van
CHAIÏLOTTI; EILKESOAAKD, door D. LOGEMAN
v. D. WILLIGEN.
Ulf Kan, naar het Deensch, van THOMAS
P. KRAC, door ANME VERSCHOOR.
Karakter, naar het Deensch, van JACOK
KXUDSI-N, door A. VERSCHOON.
De Kroon, naar het Deensch, van LAURIDS
BRUIN, door M. STOK.
Door de Branding, naar het Zweedsch, van
VILMA LiN'Binó, door HENDEIKA BLEKKER.
Schetsen, van SAMUEL FALKLAND (H.
Heijermana Jr.), 10e Bundel.
Geautoriseerde uitgaven van H. J. W.
Becht, Amsterdam.
KinderdiJttjes, van S. II. H. ADELAAH-LKOX,
geïllustreerd door S. DE VRIES.
De familie. Weidring, door AUGUSTA VAX
SLOOTEN, geïllustreerd door JAX SLUIJTERS.
I-'itgaven van H. J. W. Becht, Amsterdam.
Nettie van aer Slee, door FELICIE JEHU,
geïllustreerd door A t; EI LADEXIUS. Almelo,
W. Hilarius W.Zn.
Studies in Volkskracht, ,\o. 6 :
NeoMalthusianisme en Volkskracht", door dr. H. PINKIIOE.
All/in Indergand, door ERNST ZAIIX, uit
het Duitsch, vertaald door WILIIELMIXE VAN
WEKTIIHEENE. Weesp, D. J. Goethals.
Lof der Wijsheid, door TII. \RTS AXEIDE.
Ken jeugd ran Liefde, door ALEX. GUTTELING.
Santos en Lypra, door NINE VAN I>ER SCHAAK.
Uitgaven van W. Versluijs, Amsterdam.
De Wondernacht, door CONSTANT VAN BUG
GENHOUT. Bussum. C. A. J. van Dishoeck.
Is celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht?
door dr. A. ALETRINO.
(Juia Absurdum. Roman door Nico VAN
SUCHTELEN.
(Zie vervolg pag. 10.)
MARMEREN SCHOORSTEENMAtlïEt&li
J. COOL.
AMSTERDAM. ROTTERÜAM. .. UTRECHT.'
BLOEMCRACHT77
: BI).TiTRji»AT 30*
J.J.BIBSING,
's-GRAVENHAGE,
Molenstraat 65. g* en 67.
Moderoe Schilderijen,
Aquarellen en firavuret.
Magazijn
O u d-H o 11 a n d
Damrak 75, Amsterdam.
Directie: P. C. PAERELS.
Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koper- en
Zilverwerk, Porselein, Glas, Tin, Oude Perzische
Tapijten enz. enz.
ATELIER VOOR HET VERVAARDIGEN*
VAN' OUD-HOLLANDSCH SNIJWERK.
TELEFOON 7261.
EF1 ? ETIriETTm- FABRIEK» '
7nKLUPPELL&
hlTHOGRAPHISGHG "
Bekroond Nijverheidstentoonstelling Leeuwarden 1906
Panorama
in «Ie
Amsterdam,
Plantage
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Oostersche Tapijten.
Vtutle prijzen. Toeyntty vrij.
Het Panorama Jerusalem is dagelijks geopend.
miïf?m&. JOJNVT
OP K.OPER EN
GtB°W?PELIX MERITIS"
KEIZER5GRACHT32<t
TEL.2307
WONING-INRICHTINGEN
SPUISTRAAT. 76 DAMRAK. AMSTERDAM
Alp. Kist- e
Sierkunst".
IV. S*4pieg-els-itraa,t J
Aardewerk, Koperwerk, Batik
en Borduurwerk.
Schilderijen, Lithografleën.
Antiquiteiten. Beeldhouwwerk.
RüDüLP ELION & Co.
Js. VAN G1NKEL
=== XEIST =====
FABRIKANT VAN
KUNST-KOPE»
WERKEN IN OUD-HOLLANDSCHE
MODERNE- EN ANDERE STIJLEN
PERMANENTE
«? TENTOONSTELLING
KLEURETSEX VAN FRANSCHE
MEESTERS + + J- + + -f
REPRODUCTIES PROCÉDÉVAN
MEÜRS -f- + + + + + +
PHOTOGRAVUREN NAAR OUDE
EN NIEUWE SCHILDERIJEN+ +
FAC-SIMILE-AQUARELLEN -f +
ANTIEKE EN MODERNE BEELDEN
LIJSTEN EN SPIEGELS + -f -f
KÜ1MML-WEO.OOBENS&ZN.
ROKIN 56. AMSTERDAM.
AARDEWERK