Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1534
mocht kunnen bewijzen. En ook ten opzichte
van de yerdeeling is het niet aan de bur
gerlijke gemeente te bewijzen, dat zij haar
eigendomsrecht niet afgestaan heeft. Immers
die afstand is o. i. niet bedoeld. Maar dan
moet de Ned. Herv. Kerk aantoonen uit
het indertijd opgemaakt contract, dat aan
haar op dat tijdstip de kapel niet is afge
staan, doch overgegeven in eigendom, of
aantoonen dat zij dit eigendom op een later
tijdstip verkregen heeft. Kan de kerk dit
niet aantoonen, dan is de kapel naar ons oor
deel eigendom van de burgerlijke gemeente.
Hetzij hier ten overvloede gezegd, dat wij
hier geenerlei rekening houden met spits
vondige juridische haarkloverijen, maar
clechts vragen naar wat historisch moet
worden aangenomen als juist.
En historisch was van tweeën n mogelijk:
of de kapel was oudtijds Boomsch eigendom,
óf zij was dit niet. In 't eerste geval is
de eenige uitweg, zoowel voor de burgerlijke
als voor de kerkelijke gemeente: afstand te
doen van 't onrechtmatig verkregen goed
en terug te geven aan Eome.
In 't tweede geval is de burgerlijke ge
meente eigenaresse, tenzij de kerkelijke in
staat is een contract te kunnen overleggen.
Daarvan hebben wij niet gehoord. Als het
bestond, het moest in de uitspraak als het
cardinale feit vermeld geworden zijn.
ifa deze uiteenzetting ligt het voor de
hand waarom wij de hoop uitspraken dat
om twee motieven de zaak tot in hoogste
instantie beslist wordt. Immers wat het
vonnis behelst is iets dat in strijd is met
onze historische beschouwing.
De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan
onzes inziens o. a. met negeering van deze
logische veronderstelling:
Het feit dat verdeeling plaats had bewijst
den eigendom van dorp of stad; en met
voorbijgaan van deze tweede onderstelling:
de uitdrukking ^onherroepelijk bezit" in
1801 kan onmogelijk beteekenen eigendom".
"Wij zouden te dien aanzien slechts dan deze
uitspraak als historisch de juiste kunnen
beschouwen, wanneer de leden dier recht
bank erkende historici waren.
Het zou ons ten zeerste verwonderen, in
dien een jury bestaande uit de hoogleeraars
in vaderlandsche geschiedenis, in
kerkhistorie en in rechtsgeschiedenis te zamen
oordeelende over de historische vraag, een
met de rechterlijke uitspraak eensluidende
beslissing gaf.
Daarom zouden wij het betreuren indien
het vonnis geen revisie onderging allereerst
uit kerkrechtelijk oogpunt. Wij meenen,
dat de zaak van te groot gewicht is voor
alle Hervormde kerken ouder dan de 19e
eeuw om niet de hoogste beslissing te zien
uitgelokt. In het voorbijgaan merken wij op,
dat niet overal bedoeld kan zijn overdracht
in eigendom, omdat wij zelf een paar jaren
geleden een contract in ons archief vonden,
waarin onze dorpskerk beslist niet in eigen
dom, doch slechts in bruikleen afgestaan is
geworden f).
Maar het moreel motief is bij deze uit
spraak voor ons zoo dringend, dat wij hopen
dat deze zaak wordt voortgezet.
Immers de uitspraak erkent, dat de kapel
indertijd aan het Haagsche kapittel behoord
heeft, eene zelfstandige stichting was, opge
richt door devote personen tot verheerlijking
van een wonder. Als de Ned. Herv. Kerk
op dit oordeel de kapel aanvaardt, achten
wij ait uit een moreel oogpunt zoo pijnlijk,
zoo strijdend met kerkelijk besef, dat wij
van harte willen hopen, dat de kerk op
dezen grond zelf in hooger beroep gaat.
Zij mag niet dulden, dat de kapel met deze
uitspraak haar wordt toegewezen. Dan nog
liever alles prijs gegeven, aan de stad ge
laten wat deze aan de kerk betwist, dan
op zulk een oordeel eigenaresse!
Als de kerk daarin berust, dan zal zij
moeten doorstaan en dulden, dat n
Roomsch-Katholiek n dissenter het hoofd
schudt: ziedaar een christelijke kerk, die wil
verkondigen Gij zult niet stelen", maar
nochtans in haar bezit houdt wat ontvreemd
werd aan een andere kerk!
Een andere vraag is deze: Is de uitspraak
juist, dat de kapel oudtijds particulier eigen
dom, een zelfstandige stichting is geweest?
Voor zoover wij kunnen oordeelen op
f rond van het Hbld. indertijd zoo uitvoerig
olom op kolom medegedeeld heeft (terwijl
lecture van alle stukken ons tot nog toe
onthouden bleef) dan gelooven wij, dat die
uitspraak zeer veel kans heeft juist te zijn.
Voor zoover wij dit verslag begrijpen,
heeft evenwel noch de eene noch de andere
partij het te dezen aanzien verder gebracht
dan tot aan sterke vermoedens. Misschien
zou lezing van al het geproduceerd archief
materiaal ons beslister doen oordeelen.
Vandaar dat in het onderhavige geval het
ons voorkomt, dat het van het hoogste be
lang zou zijn indien een roomsch-katholiek
voldingend bewees, dat deze kapel was
geweest een zelfstandige stichting van
katholieken en dat indien dit aangetoond
werd zoowel de burgerlijke gemeente als
de Ned. Herv. gemeente van hare aanspra
ken afstand deden ten behoeve van de
katholieke kerk. En indien wij ons niet zeer
sterk bedriegen, dan zouden katholieken
juist ter wille van deze geheel eenige plek
wel genegen zijn voor dien afstand een
schadevergoeding te geven, waar de Her
vormde kerk door het terrein van de kapel
op te oiferen ook inderdaad een groote
financieele schade lijden zou. Hoe het ook
zij, met deze uitspraak over de
Nieuwezijdskapel zijn wij niet tevreden. Wij hopen
dat stad noch kerk het zal wezen.
"Woudsend. K. Vos.
Doopsgez. predt.
f) Vermoedelijk zijn alleen daar, waar
meer dan n kerkelijke gemeente bestond,
contracten opgemaakt.
Het land Nanggoeng, de Weeskamer
te Batavia en de particuliere lande
rijen in Nederlandsch Indie.
II. (Slot).
Met de exploitatie van Nanggoeng zou
door de Weeskamer geklungeld zijn, heeft
het Ind. Nieuws beweerd. Ook al niet
juist! Zij deed wat iedere andere eigenaar,
als die niet zelf beheeren kan, gedaan zou
hebben. Het zocht een bekwaam admini
strateur om het land te exploiteeren en die
heeft zij gevonden tot haar volle tevreden
heid. Niet aan dien administrateur is het
te wijten dat de resultaten tegenvielen,
maar aan den vorigen eigenaar, die, toen
het misliep, de aanplantingen, machineriën
en gebouwen liet verwaarloozen, zoomede
aan de voortdurend lage koffieprijzen.
Gaarne stem ik toe, dat de Weeskamer
geen lichaam is om zulk een groot land
als Nanggoeng tot bloei te brengen,
gebondan als zij is aan belemmerende bepa
lingen en aan de bekrompen inzichten van
de autoriteiten die te beslissen hadden om
verbetering aan te brengen in de machineriën
en gebouwen. Dat kost geld namelijk en
dat was er niet. Maak maar eens een vuist
als je geen hand hebt. Een particulier zou
de exploitatie voordeeliger gemaakt hebben
als die althans niet opgezien had nieuw
geld in het land te steken. De Weeskamer
moest op hoog gezag wel roeien met de
riemen die zij had, en daarom is het niet
meer dan billijk dat het gouvernement nu
zelf daarvan ook de wrange vruchten plukt
door het verlies voor zijn rekening te nemen.
Van wanbeheer is echter geen sprake, noch
minder van kwade trouw. In deze zaak is de
Weeskamer nu eens volkomen diligent ge
weest, wat helaas niet van alle andere gezegd
kan worden. Hiervan zou ik staaltjes kunnen
mededeelen die de Weeskamers in geen
bizonder gunstig daglicht zouden stellen.
Desgewenscht wil ik daar wél eens op terug
komen.
Dat, gelijk verder beweerd is, nu het land
voldoende in waarde gedaald is, de Staat
het voor een prikje gaat inkoopen, is een
zeer unfaire verdachtmaking, welke zeer
misplaatst en in hooge mate onverdiend is.
De som van ?260000 is de taxatie van
beedigde taxateurs die indertijd op last van
de Regeering in Indie benoemd zijn op
verzoek van de Weeskamer, ten einde de
juiste en actueele waarde vau het land te
weten te komen. Noch de Indische regee
ring, noch de Weeskamer te Batavia,
dacht er toen in de verste verte aan, de
eerste om het de Regeering te koop aan
te bieden, de laatste, om het te koopen.
In den tijd die er sedert verloopen is, is
Nanggoeng zeer zeker eerder in waarde
gestegen dan gedaald, maar ?260000 is nu
zulk een prikje niet, daar de Regeering'aan
de aanplantingen en de gebouwen niet veel
hebben zal, vermits zij zelve geen landerijen
exploiteert. Dat het het land niet meer te
doen is om voordeel te behalen uit het
Wees- en Boedelkamerbeheer, heeft het
meermalen getoond door uit 's lands kas,
ten laste der rekening van onvoorziene uit
gaven der begrooting, bijpassing te doen
plaats hebben van op beleeningen geleden
verliezen, als die de interestrekening te veel
bezwaren zouden.
Maar de Regeering heeft indertijd iets
gedaan dat van slechte gevolgen geweest is
voor het Wees- en Iloedelkamerbeheer. Deze
instellingen hadden namelijk voorheen
reservefondsen tot een bedrag van plus
minus zes millioen guldens. De rente daar
mede gekweekt, strekte deels ten voordeele
van de geadministreerden [daarom bedroeg
het rentecijfer voorheen !) tot 11 pCt.J deels
tot dekking van geleden verliezen en deels
tot stijving van dat fonds zelf. De Algemeene
rekenkamer evenwel werd rakoes [gulzig]
het departement van justitie eveneens, de
Regeering werd nog erger rakoes en het
Opperbestuur in Nederland had eveneens
geldhonger. Ja, ja, dat batig slot weet wat!
Om de chronische geldhonger te helpen
stillen, kregen de Wees- en Boedelkamers
den last om hypotheeken los te maken, ten
einde de reservefondsen in 's lands A'as te
storten als et-.n bate van \iet land Door de
Weeskamer te Batavia alleen werd gedu
rende 1869 tot 1873 en door de Boedelkamer
aldaar gedurend 1871 tot 1882 een geza
menlijk bedrag van ? 3,100,000 ruim, in
's lands kas gestort ten bate der begrooting,
terwijl die instellingen te Semaran»;,
Soerabaia, Padang en Makassar eveneens hare
reservefondsen in den steeds gapenden muil
van de Hydra, de Indische fiscus, moesten
storten. Deze gelden als afkomstig van met
de kapitalen der weezen gewonnen renten
had het land zich niet mogen toeëigenen.
Men gevo dus die sommen terug ton einde
die instellingen uit haar werkelijk benarden
financieelen toestand te redden. Want van
genoemde tijdstippen af dagteekent de ach
teruitgang der Wees- en-
Jioe.delkamer-inkomsiett. Werden voorheen hare uitgaven;
ook voor personeel, uit hare inkomsten,
bestreilen, sedert /tast het l&ml, geit/k reeds
gezegd, elk jaar ongeveer drie ton bij ten
laste der begrooting. Dit moge men nu wijs
beleid tponen, ik en andere met mij, noemen
het kruidenierspolitiek.
Er zou derhalve niets onbillijks in gelegen
zijn, als het land het verlies op Nanjrffoenjj
geleden voor zijn rekening nam.
Plichtmatiger zou 'het wezen als die genaaste
millioenen gerestitueerd werden, waardoor
het verval van genoemde instellingen zou
worden gestuit. Nu blijven ze in vliegenden
vaart achteruit gaan. Moesten ze plotseling
likwideeren, ieder het zijne geven, een
catastrophe in den vorm van een faillisse
ment zou niet kunnen uitblijven als het
land niet flink bijsprong, want de zaken zijn
insolvent, immers de lasten overtreffen verre
de baten. De meeste hypotheken zouden bij
executoriale verkooping verlies opleveren,
te meer er nog verscheidene landerijen bij
haar verbonden zijn en haar in eigendom
toebehooren die tonnen gouds minder waard
zijn dan de hypotheek groot is en dan de
boekwaarde bedraagt, zooals het te
Buitenzorg gelegen land Koeripan dat drie ton
rente achterstallig is, het te Batavia gelegen
land Paroeng Pandjong het te Banda Neira
gelegen specerijpark Boyauw en m. a.
Nu over de urgentie van den afkoop der
particuliere landerijen. Het denkbeeld van
den minister hieromtrent is volstrekt niet
nieuw. Jaren geleden reeds gingen er in
de Indische pers stemmen op om daartoe
over te gaan. De beweegredenen hiervoor
aangegeven waren alleszins dringend. Be
scherming van den inlander tegen willekeur
enz. van den landeigenaar, beter politie
toezicht en daarom meer bescherming van
persoon en van goed, waren o. a. zoovele
motieven om de landerijen wederom in het
bezit van het land te stellen, maar niet door
aankoop, doch door onteigening, want tegen
het eerste is verzet mogelijk, tegen het
laatste niet. Ook in eene in 1891 door mij
geschreven brochure over het middel der
verpondingsbelasting en welke maatregelen
voor eene betere regeling dier belasting geno
men moeten worden, werd de urgentie er van
aangetoond, in het bizonder en op de aller
eerste plaats van de onteigening dier lan
derijen welke door anderen dan den land
eigenaar bebouwd zijn met zoogenaamde
opstallen. Uit het volgende moge blijken
waarom.
* Waren die opstallen groot en klein vóór
1886 niet in de verpondingsbelasting aan
geslagen, Staatsblad 1886 No. 78 bepaalde
^het anders. Deze maatregel strekt tot grooi
'?geldelijk nadeel van de opstalbezitters
Betaalden zij eertijds aan den landeigenaar
grondhuur van J 1.?tot ? 5.?'s maands
sedert hebben de landheeren, omdat die
ook voor de hun niet toebehoorende opstal
len verponding hebben te betalen, [% pCt
van de jaarlijksche huurwaarde vermenig
vuldigd met tien] misbruik van deze omstan
digheid gemaakt door zelfs tot ? 35.
's maands de grondhuur te verhoogen. De
schuld hiervan draagt de ontwerper van
genoemd staatsblad. Werd nog in 187(
door de Indische regeering beslist, en
m. i. terecht, dat de huurwaarde van de
bedoelde opstallen voor de berekening
der verpondingswaarde niet moest wor
den geteld bij de inkomsten welke de land
eigenaar trekt, toen de ontwerper alge
meen secretaris geworden was, later raad
van Indie en eindelijk Minister van
Koloniën, verhief hij zijn lievelingsidée van
toen hij nog inspecteur van financiën was
tot wet, niettegenstaande hem de motieven
bekend waren welke in 1876 aanleiding
gegeven hebben om niet in zijn toen reeds
gedaan voorstel te treden. Maar, dwinge
land en ultra fiscaal als hij was, lieten de
belangen der bevolking hem koud, als het
was om de schatkist te stijven. De belas
tingschuldigen in Indtëwaren voor hem
slechts tamme oproerlingen, gelijk hij zich
in eene vergadering van de Staten-Generaal
uitgedrukt heeft.
De wijze waarop voor de berekening
der verponding te werk gegaan werd om
tot de huurwaarde van de opstallen te
komen is wel waard aan de vergetelheid
te worden ontrukt, en zulks te meer om
dat het nog steeds om de vijf jaren op
dezelfde wijze plaats heeft. Om tot de huur
waarde der gebouwen te komen werd aan
commissiën en sub commissiën de bevoegd
heid verleend om van de belastingschul
digen en van de huurders of gebruikers
der eigendommen alle inlichtingelite vragen,
die zij meenden noodig te hebben. Hier
voor werden echter personen gekozen
niet ambtenaren wier verleden geen
antecedenten aanboden om zulk een belang
rijke opdracht tot een goed einde te brengen:
Aan die personen werden wijken aange
wezen om op te nemen. Ieder ging echter
naar eigen opvatting te werk en let wel:
niet in commissie, maar ieder voor zich,
kweet zich op zijn manier van de taak,
wat in strijd is met artikel 16 van ge
noemde ordonnantie. Die inenschen werden
niet eens beëedigd zooals artikel 12 voor
schrijft; later gebeurde het evenmiu. Zij
hadden ia last den bewoners van opstallen
en de inlandsche opgezetenen van de lande
rijen af' te vragen, hoeveel grond en
tuirihuur zij betaalden, hoeveel aan huishuur,
wanneer het een opstal betrof en wanneer
het hun eigendom was, hoeveel huur het
huns inziens op kon brengen. De opgaven,
welke zij kregen, vulden zij echter naar
eigen believen aan. Ja, de tuin- en
grondhuren werden door hen geschat op een
hooger cijfer dan in waarheid met den
landeigenaar overeengekomen was en dit
met verkrachting van artikel 16 van het
reglement, op de particuliere landerijen
gelegen feewesten de rivier Fjimanoekj
JStaatsblad 1836 No. 19|, volgens het
welk de tuin- en grondhuur jaarlijks
door den landeigenaar met de inlandsche
opgezetenen moet worden geregeld naarde
gebruiken en gewoonten van elk landgoed
in het bizonder, ook met betrekking tot de
wijze waarop des landeigenaars aandeel in
de vruchten (wanneer hij hetzelve in natura
ontvangt) moet worden afgeleverd, zullende
dit alles moeten bepaald worden bij vrij
willige overeenkomst in tegenwoordigheid
van het katnponghoofd en een ander
inlandsch hoofd, vergezeld van twee getuigen
te kiezen uit de opgezetenen van het land
goed, terwijl de plaatselijke autoriteit, na
het noodige onderzoek bewerktstelligd te
hebben, alle geschillen, welke bij die ge
legenheid ontstaan, naar billijkheid en
aloude gebruiken zonder vorm van proces
en /.onder beroep zal beslissen. Dit alles
was voor deze pseudo commissieleden een
doode letter, daar zij wisten dat het de
fiscus er om te doen was de verpondings
belasting op te drijven, wat trouwens nog
het s'eval is, adres de legio klachten van
de landeigenaren in het algemeen.
Al die onbetrouwbare gegevens brachten
bedoelde leden vervolgensopstaat. Kn waarop
is de aanslag in de verponding nu gebaseerd:*
Nota bene op een combinatie van cijfers
zoo opgeschroefd en zoo ver van de waar
heid dat die tal van doleancien hebben
uitgelokt, maar met niet noemenswaardig
resultaat. Wie zal het dus den landeigena
ren, die voor de hooge belasting aangesla
gen werden, euvel duiden dat /.ij zich
trachtten schadeloos te stellen door die
hoogere belasting te verhalen op de
inlandscho opgezetenen en op de eigenaren van
de op zijn land gebouwde opstallen. Voor
beelden van verhooging van /'2.50 op ?25
's maands liggen voor het grijpen. Voor
huisjes welke door de commissie b.v. voor
f 24 verponding 's jaars aangeslagen zijn,
vordert de grondeigenaar /' 180 ergo een
winst voor hem van ongeveer zevenmaal
den aanslag Afgescheiden van het voren
staande heeft deze wijze van aanslag en
vexatie nog een ander zeer nadeelig gevolg
voor de bezitters en de huurders van de op
stallen. Wat toch is geschied? Door de schan
dalige opdrijving der grondhuren is ook de
huur der huisjes evenredig en onevenredig
verhoogd maar steeds in het nadeel der na
huurders van de opstallen.! l uisjes welke voor
heen te bekomen waren voor ? 30 huur per
maand zijn thans niet beneden ? 45 te beko
men. Welk een groot geldelijk nadeel wordt
dientengevolge den minderen man niet toe
gebracht en welk een voordeel voor den
fiscus vloeit daaruit voort, voordeel echter
waaraan zweet en bloed kan kleven. Im
mers tengevolge der opgedreven grond
en huishuren, worden de bewoners der op
stallen ook hooger aangeslagen in de
personeele belasting, gebaseerd als die is op
de huishuur die men betaalt. Daarbij blijft
het echter niet want, als een termijn der
vijfjaarlijksche verpondingsbelasting verstreken
is, zal deze belasting weer hooger opge
voerd worden, omdat intusschen de huishuur
door de eigenaren verhoogd is, wat al we
derom ten goede komt aan den aanslag in
de personeele belasting, vermits de verhoo
ging daarvan gelijken tred houdt met die
der verponding; en zoo zal worden voort
gegaan tot in het oneindige of tot dat de
op die manier uitgezogen slachtoffers ein
delijk hun kluisters verbreken en middels
verzet, gepaard met geweld, zich zelven
recht verschaffen. Om dit laatste te voor
komen is het nog tijd en de Regeering
heeft het in haar macht het middel hier
tegen aan te wenden. Dit middel, het eenige
dat in dien onhoudbaren door den Staat zelf
in het leven geroepen i.ovstund verandering
kan brengen, ik noemde het reeds, is:
Onteigeaing van de particuliere landerijen
bewesten. de Tjimanoek.
De opstalbezitters en de huurders hebben
geen andere keuze dan te betalen. Doen
de eerste het niet, dan zegt de landeige
naar tot hen: breek het door je gebouwde
af en verlaat mijn grond. Grond in eigendom
is er op de hoofdplaatsen niette verkrijgen,
want die is in het bezit der landeigenaren,
en daarom zijn de opstalbezitters wel ver
plicht zich door de landeigenaren te laten
villen, ten voordeele van den Staat alzoo,
want ook die zet de duimschroeven meer
en meer aan. Nog het vorige jaar heeft het
zich voorgedaan in de residentie Batavia
alwaar zich de meeste particuliere lande
rijen bevinden, bebouwd met opstallen. Het
is daarom de plicht van den Staat aan dezen
toestand een einde te maken. De minister
wil den goeden weg, de volksvertegen
woordiging past het kwalijk hem daarin
tegen te werken. Ik twijfel echter niet,
of, nu de urgentie er van aangetoond is,
de tweede kamer mede zal werken om de
indische ingezetenen niet langer een prooi
te laten blijven van gewetenlooze land
heeren [de meeste zijn arabieren en chi
nezen | en van een niets ontzienenden fiscus.
Het onteigenen der landerijen zal veel geld
kosten, maar het zal toch in elk geval zijn
rente opbrengen in de meerdere belasting
welke het Land zal innen en welke nu de
inkomsten van de landeigenaren uitmaken.
Ook zullen de opstalbezitters met vreugde
den grond van den Staat koopen waarop
nu hunne opstallen staan, zoodat een groot
deel der opkoopsommen wederom in 's lands
kas zal vloeien. Het beste zal wezen, voor
de onteigening ten algemeenen nutte eene
leening te sluiten, welke afgelost kan wor
den met de opbrengst van den verkoop
der gronden voor bouwterrein en met de
meerdere inkomsten, die heiland trekken zal.
Op de verpondingsbelasting kom ik terug.
Watergraafsmeer, October 1906.
W. F. GEAMSER BRINKMAS, s
Oud-lid van de Wees- en Boedelkamer
te Soerabaia.
Inhoud van Tijdschriften.
De Levende Natuur, 8e afl.: Een natuurhisto
risch document der 16e eeuw, door M
Greshoflf. Aquarium en terrarium, door E. Hei
mans. Bladeren.door B. Boon. Imkerzoig,
door C. H. J. Raad. Mijn open aquarium,
door W. H. de Fauwe. Van lijsters en nog
wat, door G. J. Meinen. Boletus parasiticus,
door B. E. Bouwman. Najaar in de Betuwe,
door H. J. Kuylaars. Vragen en korte
mededeelingen.
Het Huis, Oud en Nieuw, afl. 10: Posten,
balusters en kolonetten, door dr. W.
Vogelsang, (slot). Middeneeuwsch aardewerk, IV,
door A. Pit. Toelichting bij de platen.
Boekbespreking.
Het Tooneel, No. 6: Dramatische studies.
Titels. Mevr. Rochussen-Piceni, t De
Duitsche Tooneelcluö.?Knipsels en snippers.
De Aarde en haar Volken, No. 50: Hoofdblad;
In het bergland van Tripolis, door A. de
Mathuisieulx. Bijblad: De Engelsche Zondag,
I. Baroepoe gevallen. De uitvinder van
den bril Schoenpoetsersaphorisme. Een
Kaste-ofier ? Sedert wanneer gebruikt men
steenkolen? Zacht heengegane arbeids
inspectie. Interpunctie Feuilleton.
Den Gulden Winkel, Nov. 1906: Jacqus Perk,
door G. v. E. Willetn Schürmann en zijn
roman De Berkelmans", door D., met l por
tret. Prikkelende Preeken, door F. Smit
Kleine, met l portret. Oude boeken, door F.
Bezemer. Kantteekeningen bij de literatuur
van den dag, VIII, door Gerard van Bekeren.
Boekeno verdaad, door Jan Feith. Keur,
door dr. J. B. Schepers, met l portret. Snuf
jes. Jacques Perk, 2 illust
Boekbeschrijving. Leestafel.
Eigen Haard, No. 46 : Njootje en Nonnie,
door Louise B. B., III. Een veiling van
Oud-Nederland". (Oud-Amsterdam), met
platte grond en af b , I. De
Janroodepoortstoren", naar een teekening in kleuren, door J.
v. Leeuwen. Van Huis, door Willy Schepp.
De Maatschappij van Weldadigheid, met
af b., slot. Feuilleton.
J, J. BIESING,
?B-GRA.VENHAGE,
Molenstraat 65. 65' en 61.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MEUBEL-BAZAB,
Singel 263 283,
bij de Paleisstraat.
Kantoor-Meubelen enz.
J. HEIJERINK MEIJER.
Telefoon 3»e§.
Prijs .
? 3O.
AMSTERDAM. ROTTEWDAM; '
,).' BLÓeMÜSBACHT//- , pELFTSÊHESTBAjrfH
=JL=JL=JL=JL=JIL=JLi
AFD-HOLLAI1D5CH
* HAI1DW6RR *
$ $ $ $ $ $ $
RALU?R5TRAATiG7
XAM5TÉRDAMX
«Ï£-H LODPUIT-5P6U?R
PERMANENTE
» TENTOONSTELLING
KLEURETSEN VAN FRANSCHE
MEESTERS ++<- + + +
REPRODUCTIES PROCÉDÉVAN
MEURS -f + -f + + + +
PHOTOGRAVUREN NAAR OUDE
EN NIEUWE SCHILDERIJEN-)- +
F AC-SIMILE-AQUARELLEN + +
ANTIEKE EN MODERNE BEELDEN
LIJSTEN EN SPIEGELS + + +
- IN DEN
KÜHSTMNDEL-WED. G. DORENS m
ROKIN56. AMSTERDAM.
I Kon. k Fatóet van Ztofferta, I
i Ho f juwelier. =
| Oudegracht E 17, Utrecht, i
FAARLEtf - JUWEEI^EN.
DROUOT
?* -h WRSSER & Co. ?»-?*?
« LANGE HOUTSTRAAT 7 & 2 »
- TKL.EFOO.X IVfKKt. 274 -
GROOTSTE INRICHTING VOOR
COMPLETE MEUBILEERING =r
IN ALLE STIJLEN = = =
ANTIQUITEITEN = = =
EIGEN MEUBELFABRIEK
AARDEUJERK
gfl TE<
"*' iis
v