De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 november pagina 1

25 november 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

j»'. 1535 DE AMSTEEDAMMBE WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. -v a. n. J". IDE IKI O O. "uitgevers : VAN HOLKEMA Ss "WARENDORF, Heerengraeht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). fr. p. post f 1.65 mail » 10. ^Abonnement per 3 maanden ...... \Voor Indiëper jaar AA&onderMjke Nummenr aan de Kiosken verkrijgbaar ..... , 0-121/» l Dit bUd i* Tcrkryg(w»r Kioêk 10 Boulovurd dw Capncine» tegenoTST lat Grand C*!é, te Pargt. Zondag 25 November. AdvertentiSn van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annoace» nit DuitscMan J, Oo»tenrijk en Zwitwrland worden uitotaitend aangenonen dooi de firm» XüDOL? M09SB U Xeolen en door jüle filialen a«er fcrm». De pry« per regel ii 85 Pfannig. INHOUD: x 'CV&N VEEEE EN VAN NABIJ: De be«reoting voor het Departement van Oorlog «-over 11907, II, (slot). Zuinigheid. ; Fransen op een Vlaamsch Congres. iPbyotologie van den Haag. FEULLETON: Wat voorbij was... Sint Nicolaasavond-schets, 4owG.-Scb.rij ver. KUNST EN LETTEREN: faxi«k in de Hoofdstad, door Ant. AverGeertje, door J. de Meester, beAordeeld door D., I. Studies uit het Burg theater, .door dr. Rud. Feenstra. VOOR DAMES: Een jolig weekje en De lampetglazen, door Angenita C. Klooster, beoordeeld door TJr. Kruyt?Hogerzeil. De vier Vliegen, «oor Tipten Sinclair, beoordeeld door M, E. S«?N. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NAOTOUR, door E. Heimans. In Dillenburg, door J. H. R., (met af b.). KunstverkoopingiRoos & Co. in De Brakke Grond," {met afb.) Kunstverkooping in Pulchri Studio, te 's-Gravenhage, (met afb.). Vei ling big Tred. Muller & Co., door W. S., (met afb.) Deutseh Feindlich? Penteekening -van H. t®. Ibels. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. BOEKBEOORDEELING. ALLERLEI.?»INGhEZONDE\.?DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. - ADVERTENTIEN. De begrooting voor liet Departement van Oorlog ov«r 1907. IL (Slot}. Na in het eerste gedeelte van dit opstel het eindcijfer der begrooting besproken te hebben, bepalen we ons (kortheids halve) tot de volgende opmerkingen : De minister moet zich. wel bijzonder zwak gevoelen, anders toch zou hij aan devolks vertegenwoordiging niet zoo goed als elke inlichting onthouden hebben. In de eerste plaats hebben we hier het oog op de verbetering noodig in de bewapening en in de inrichting der kust verdediging, en waarover verleden jaar, by de _ behandeling van de oorlogsbegrooting nog al harde woorden vielen. In de memorie van toelichting bij de begroo&ng van Marine over 1907 lezen we omtcent dit belangrijk punt: 1) Er is een onderzoek aanhangig, in hoever van het bij de marine vrij ko mend zware geschut kan worden gebruik femaakt ter betere bewapening der ustversterkingen. Hierdoor zou het voordeel verkregen worden, dat vuurmonden, affuiten en een beduidende munitievoorcaad kosteloos ter beschik king komen, intusschen zou de affuitteering in verband met de gewijzigde bestemming voorziening behoeven en zouden tevens maatregelen moeten wor den getroffen yoor de opstelling dezer Tuurmonden op de kustversterkingen. Indien het bedoelde onderzoek tot bevredigende uitkomsten leidt, ligt het in tiet voornemen van den minister van oorlog soodra mogelijk voorstellen te doen om de M&sdige voorzieningen in zake ufTuitteering e$ opstelling der murmonden te treffen." 2) Al weer dus een onderwerp dat van grooten invloed op het eindcijfer der begrooéing voor 1907 of wel voor een volgende kan zijn en waaromtrent de minister van oorlog met geen woord rept. Ook dit geeft te denken, In de tweede plaats op de voorgenomen vermindering van het blijvend' gedeelte der militie, met welken maatregel een be langrijke besparing van uitgaven ver kregen wordt. Ook omtrent dit onderwerp wordt aan 4e volksvertegenwoordiging elke toelich ting onthouden, niettegenstaande de toentnalige minister (thans chef van den generalen staf) Kool de onmisbaarheid van het blijvend gedeelte heeft aange toond bij de verdediging van de tegen woordige militiewet in de Tweede Kamer en de minister Staal in de vergadering van deze Kamer op 21 December 1905 de noodzakelijkheid daarvan bij de be reden wapens heeft volgehouden. 3) Vive les principes" zou de Franschman zeggen. Bij het artikel Vergoeding aan miliciens, die voor herhalingsoefeningen onder de wapenen komen, teekent de minister aan, dat hij het voornemen heeft om den duur van het verblijf onder de wapenen voor herhalingsoefeningen in te krimpen. Met ingenomenheid zal door velen in den lande van dezen voorgenomen maat regel die ook van grooten invloed is op het .eindcijfer kennis zijn ge nomen. Niettemin was eene degelijke toelich ting niet overbodig te achten, te meer daar van verschillende kanten bezwaar tegen dien maatregel bestaat. De minister stelt voor de leerlingenofficieren van de hoogere krijgsschool jaarlijks f 200 toelage te geven. Als reden geeft hij daarbij op dat billijkheid zulks vordert. Wanneer dit werkelijk zoo was, dan had .die onbillijkheid reeds vroe ger en in elk geval vóór 1906, door den tegenwoordigen minister van oorlog, weg genomen moeten worden. Naar verluidt is hier echter een andere reden in 't spel. De minister heeft n.l. zekerheid gekregen, dat de adspiranten, die zich voor de hoogere krijgsschool opdoen, niet vol doende tot de ontwikkelste officieren behooren en nu wil hij deze soort waaraan werkelijk groote behoefte schijnt te be staan trachten te lokken door eene jaarlijksche toelage. Aangezien met dezen maatregel jaar lijks f 7100 gemoeid gaat, is nadere toe lichting noodig. De minister zingt hetzelfde liedje als zijn voorgangers, dat van het bedrag, hetwelk op de begrooting van oorlog voorkomt voor het wapen der marechaussee, een gedeelte voor rekening van het departe ment van justitie komt, doch hij verzuimt op te merken, dat op de begrooting van binnenlandsche zaken over 1907 een be drag van f 64,250 is uitgetrokken voor zuiver militaire doeleinden (militie en schutterij). Naar onze meening heeft de minister . van oorlog de gelegenheid, welke bestaat om werkelijk blijvende bezuinigingen aan te brengen, niet aangegrepen. Zoo trekt het de aandacht, dat de weelderige inrichting van de staven van het leger met tal van generaals in stand wordt gehouden. Waartoe toch zijn generaals noodig voor betrekkingen als inspecteur van het militair onderwijs, chef van de militaire administratie, chef van den geneeskundigen dienst, com mandant van de Nieuwe Hollandsche waterlinie en van de stelling van de Monden der Maas en van het Haring vliet, van commandant der bereden en vesting-artillerie? Het nut van eenige dier betrekkingen wordt door deskundi gen zelfs in twijfel getrokken, laat staan dat daarvoor opperofficieren worden bestemd. "Waartoe dient de weelderige inrich ting wat het officiers- en ambtenaarspersoneel aangaat ? bij de artillerie inrichtingen, kleeding- en andere maga zijnen ? Betrekkingen welke vroeger door kapiteins of luitenants even zoo goed, zoo niet beter werden waargenomen, worden thans vervuld door kolonels, luit.-kolonels en majoors.. Ook op het departement van oorlog zelf kan veel bezuinigd worden, mits men de zaak a fond kent en de minister den moed heeft zich tegen de ambtenaren en officieren aan die inrichting werk zaam, te kanten. Jaar in jaar uit kost het departement van oorlog meer, niettegenstaande de lagere ambtenaren minder goed betaald worden en weinig kans op bevordering hebben. De hopgeren zorgen wel voor zich zelf. Om hiervan' overtuigd te wor den, heeft men slechts een oog te slaan in den uitgewerkten staat bij de oorlogsbegrooting gevoegd. Zij halen zooveel mogelijk werk naar zich toe, om daardoor aanspraak op hoogeren rang of in elk geval op hooger tractement te kunnen maken. En dat, terwijl de vier divisie-comman danten met hun onderhoorige staven 200 goed als niets te doe» hebben, evenmin als tal van hoofdofficieren en kapiteins der infanterie. Door decentralisatie zou heel wat bezuinigd kunnen worden, en tevens beter en vlugger werk worden geleverd. Uit alles wat in lateren tijd van het departement van oorlog uitgaat, valt af te leiden, dat de minister Staal geheel in handen van zijn ambtenaren en offi cieren van het departement van oorlog is gevallen. Er kan dan ook in bedoeld opzicht weinig of niets verwacht worden. De hoop dat de minister van oorlog de inrichtingen van onderwijs eens flink onder handen zoude nemen, om daardoor belangrijke bezuiniging te krijgen, is evenals dat bij zooveel andere zaken te constateeren valt ijdel gebleken. Na ernstig onderzoek heeft de minister het volgende resultaat verkregen: Voor Xff uitgetrokken. Meer. Minder. Bij de hooger» krijgs school ? 8148 Bij de militaire academie,, 2068 cadettenschool... / 853 den hoofdcursus ... 5002 4) ?10.214 ?6455 Met belangstelling wordt uitgezien naar de houding welke de volksvertegenwoordi ging in dit'opzicht tegenover den minister zal aannemen. We zullen het hierbij laten, overtuigd als we zijn te hebben aangetoond, dat het meer en meer noodig wordt om gevolg te geven aan het sedert jaren door de Staten-Generaal gekoesterde voornemen, om een enquête-commissie voor de legerzaken in den uitgebreidsten zin in te stellen. Indien de begrooting van den minister Staal daartoe den laat sten stoot mocht hebben geyeren, zou het Xederlandschc rolk hem nog dankbaar kunnen zijn. * * * 1) De minister van oorlog heeft er zeker niet op gerekend dat onze marine erg open hartig is. 2) Wij cursiveeren. 3) In de Nieuwe KoUerdamsche Courant van 12 Augustus 1905, Eerste blad A, treft men een zeer belangrijk artikel over dit onder werp aan. 4) De vermindering van ? 5602 is een gevolg van het verminderen van het aantal onder oilïci eren-leerlingen. Zuinigheid. Toen verleden jaar H. M. de Koningin de troonrede uitsprak, vernam men uit haar mond, dat de staatshuishouding met bijzondere zuinigheid gedreven moest worden een waarheid, niet voor dat oogenblik alleen, maar"1" diei nog in gelijke mate thans geldt. Hoezeer de inkomsten nog stijgend blijven, men denkt schier aan niets anders dan verzwaiing van den belastingdruk; en de voorziening in vele steeds klimmende nooden, ziedaar het probleem, waarvoor elk ministerie in de komende jaren zal blijven staan. Bezuiniging zij dus de leus. Zoo was dan ook het Nederlandsche volk dermate verrast door een aanvraag van een crediet tot een totaal van zes ton voor den bouw van stallen op het Loo, dat de Regeering, die de Zuinigheidstroonrede had opgesteld, zich gedwongea zag de eerste termijn dier som, reeds op de begrooting uitgetrokken, terug te nemen. Maar thans komt in deze Zuinigheidsperiode het bericht, dat de llegeering aan een Commissie bestaande uit de Heeren Dr. P. J. H. Cuypers, van Roermond, prof. Evers van Delft en aan den Rijksbouwmeester in het Ie district heeft opgedragen het maken van een volledig plan met begroeting voor stich ting van nieuwe gebouwen voor stalpersoneel en materieel en dat deze com missie weldra met haar arbeid gereed zal zijn, Wie begrijpt daar nu iets van? Zeker kan het noodig zijn eenig herstel, eenige wijziging, eenige uitbreiding des noods aan deze stalgebouwen bij hot lustslot aan te brengen en wie zou daar iets tegen hebben? Maar blijkbaar ligt het in de bedoeling, en dat in deze tijden van belastingverhooging en van dringende behoeften, waarin niet voorzien kan worden, iets groots tot stand te brengen; een kunstig bouwwerk, waarvoor een gewoon Rijks bouwmeester niet in staat is een plan te ontwerpen. Zoo lezen wij dan ook in de Bouw wereld deze woorden van verbazing: Wij achten dit eene in verschillende opzichten zeer vreemde handelwijze. Waar om is het noodig eene commissie te be noemen voor het ont'icfrpen van een stulyebouii'? Dit is niet slechts onocconomixch, maar 't lijkt ons in zekeren zin, ook een brevet van onvermogen r oor den rijksbouwmeester, die, nu genoenide stallen toor 's rijks rekening worden uitgevoerd, de aangewezen persoon was. Zulk een heksen is liet ontwerpen can die staflen toch waarlijk niet!" Inderdaad: deze deskundigen, die geenszins politieke mannen zijn, hebben recht dit een in verschillende opzichten zeer vreemde handelwijs te noemen; maar het allervreetndste van deze zeer vreemde handelwijs is wel: dat men na verleden jaar den begrootingspost terug te hebben genomen, om later tot een eenvoudig plan te kunnen komen, nu zoo spoedig mogelijk een commissie heeft gevormd, welke geen reden van bestaan zou heb ben, begeerde men niet een kostbaar plan. En ware dit nu nog een plan voor de Residentie, waar het Hof geacht kan worden een zekere mate van luister te moeten manifesteeren ook in zijn stal en tuighuizen, maar het wordt gevraagd voor een zomer-ver blij f op het land, het oude Loo, waar natuurlijk slechts bij hooge uitzondering niet-familieden of minder intiem vorstelijke bezoekers ver schijnen. Is zoo iets nu het werk van een liberaal-vrijzinnig-democratische Regee ring? Dit dwingerig gedrijf, waarmee de Minister zooveel wil zeggen als: ver leden jaar heeft de natie mij gedwongen dat stallen-ideaal weer prijs te geven, ik /.al haar wel leeren, rnij niet te dwarsboomen als luxebouw komt het toch. En nu durven wij hierbij wel de waar heid te zeggen, die liever verzwegen wordt, dat nl. een Kabinet, hetwelk aldus In feilen strijd met zijn eigen zuiniglieii/spredicafi!' zijn wil tracht door te zetten, ook in strijd handelt met de ware belangen van het Hof. Wij zullen hier over niet verder uitweiden. Zeker, de heeren Bouwkundigen hebben gelijk; dit is in verschillende opzichten een zeer vreemde historie. Doch de opwekking tot zuinigheid van verleden jaar is, behalve dan bij Staal, als een stem des roepende in de woestijn gebleken, ook voor den roeper zelf. Een ander voorbeeld van de oude spilzucht geeft ons het voorstel om voor het Groninger Universiteitsgebouw tonnen gouds te bestemmen. Het is nu haast een halve eeuw, dat men begreep dat ons land te veel had aan drie Rijks-Universiteiten. Men weet hoe Opzoomer reeds drong tot beperking, en nadien hoe talrijk waren de betoogen niet, om, bij de hoogere eischen, die men overal aan Universiteiten stelt, enkele op te heffen, opdat de leerstoelen beter bezet zouden kunnen worden, en de inrichtingen en hulpmiddelen meer be antwoorden aan het peil door de weten schap bereikt en waartoe dus ook het onderwijs behoorde te rijzen. Maar in plaats van een geringer aantal Universi teiten, die vollediger zouden zijn, en die door hun beperkt aantal den Staat minder zouden kosten, of een hervorming van het Hooger Onderwijs naar faculteitsschol en, heeft men het drietal povere instellingen behouden, en daarnevens nog gekregen de Amsterdamsche Universiteit, de Vrije Universiteit, terwijl een katholieke Uni versiteit in uitzicht is gesteld. Welnu, onder deze omstandigheden brengt liet toeval de llegeering een exeptioneele gelegenheid om dan toch eindelijk eens de hand aan den ploeg te slaan, en op het Hooger Onderwijs te bezuinigen om dat te verbeteren. Maar het behouden van onnutte, zelfs schadelijke universiteiten is, om zoo te zeggen,een klasse- of wil men liever, een kastebelang. De Groninger hoogeschool dient niet het algemeene belang, doch is daar mee in strijd. Dit weet de geheele klasse, de geheele kaste, die bij ons te lande over de inrichting van het Hooger Onder wijs beslist; want voor het geld door concentratie op het universitair onder wijs uit te winnen, om dat onderwijs te verbeteren, zou de middenstand, het volk, aan uitstekend vakonderwijs kunnen ge holpen worden. Maar dat mag niet. De Hooger-Onderwijs-belanghebbenden zou men als n bende kunnen beschouwen, op volksberooving uit. Een bende natuur lijk van hoogst beschaafde lui. De heeren verzekeren elkander al de voordeeltjes van het oude bedeelingstelsel; de ne stad, de ne cóterie wordt beveiligd voor eenig verlies, zoodat de andere stad en cóterie geen gevaar zal loopen en de reëele belangen van het Hooger Onderwijs worden daarvoor verwaarloosd. Waarom dan nu door dit liberaal-vrijzinniy-dcmocratisch commissie-lievendka binet, niet eens het voornemen uitge sproken een commissie tot hervorming van het Hooger Onderwijs te benoemen, ten einde nu toch eindelijk bezuinigend en hervormend op te treden vóór er tot het bouwen te Groningen wordt over gegaan ? Waarlijk, deze houding ten op zichte van het plaatselijk Groninger be lang, waaraan ook zonder universiteit volkomen recht zou kunnen geschieden, is vooral niet minder ergerlijk, dan de luxe-stallenbouw. Fransch op een Vlaamsch Congres. Naar aanleiding van onze opmerking over de ontvangst van de bestuursleden van het laai- en Letterkundig Congres te Brussel ten paleize, waar koning Leopold hen, en dus ook den Nederlandschen regeeringseommissaris, m het Fransch toesprak, schrijft Ons Hecht, Vlaamsch-geemd Weekblad, als volgt: Dat is nu alles goed en wel; voorzeker heeft de koning der Belgen ongelijk, de taal van de meerderheid van zijn volk niet gesproken te hebben bij de ontvangst van de Congresleden; voorzeker heeft hij ongelijk die taal zelfs niet behoorlijk te kunnen spreken; en daar het nu feitelijk zóó is, zou het Z. M. wel moeilijk geweest zijn » f, on*?D8?t ln hetNederlandsch te houden. Alle Vlamingen betreuren dien toestand. Maar is dat nu een reden, voor De Am.tterdammerda&r zulk misbaar over te maken. De Amsterdammer kere eens voor zijn eigea deur, daar ook is het niet zuiver. Twee jaar geleden zetelde het Congres te Deventer; en er werd een koninklijke ontvangst gehouden; daar ook werd de vreemde Regeeringtcommissavis, Mr. Van der Linden, in 't Fransch door de koningin aangesproken ; ja, H. M. was zelfs zoo goed over de Congresaangelegenhedeu ingelicht, dat zij prof. P. Frederica vroeg in welke taal, Fransch of Nederlandsch, hij 's namid dags zou spreken !! Dat is mijns dunkens nog krasser dan het voorgevallene te Brussel. Moeten wij nu daarom den stijl van DJ Amsterdammer navolgen, en zeggen dat zij, Wilholmina, om het nu maar eens wat schilderachtig uit te drukken, het Neder landsen aan haar laa.rsje lapt?" Heel uw artikel, o Amsterdammer is toe passelijk op het Congres te Deventer; ver ander maar Koning Leopold" in Koningin Wilhelmina," Huf van Buren" in Van. der Linden," Nederlandsen" in Belgisch" enz., enz. Maar dat zult ge wel laten." Waarom -wij dit zouden laten V Zeker zou de kieschheid tegenover een koningin een dame ons weerhouden hebben zulk een beeldspraak te bezigen maar ware ons bekend geweest wat Ons Hecht hier aangaande het optreden van H. M. Wilhelmina op het Deventer Congres vermeldt, we zouden dat evenzeer hebben afgekeurd. Tqeh zou men dan nog ter verontschuldiging van Wilhelmina kunnen aanvoeren, dat Zij, het woord richtende tot een Belgischen regeeringscommissaris, waar schijnlijk al te correct heeft "willen zijn tegen over een officieel vertegenwoordiger van een fransch sprekend gouvernement terwijl Leopold den officieelen regeeringscommis saris van een Nederlandsch-$pcekend. volk in het fransch toesprak, juist waar deze met de Vlamen die ter behartiging der belangen van hetNederlandsch zich vereenigd hadden, tot hem naderde. Terwijl wij het aangenaam vinden, dat Ons Hecht van onze opmerking kennis heeft genomen, en haar zijn lozers overbrengt, moeten we toch onze teleurstelling te kennen geven, nu dit blad de slotsom van ons artikeltje heeft weggelaten. Wij herinnerden in ons NUIJ is l'laanderen met verloren aan het feit, dat in 1871, toen koning Leopold evenzoo had gehandeld, dit o/j het Congres tot heftig protest aanleidiny rjaf. En lieten daarop de vraag volgen: . Hoe menigmaal hebben wijr eeds betoogd, dat verslapping van het rechtsgevoel der Vlamen de Waalsche minderheid zóó krach tig maakt. Ziet men nu dat zelfs bij de kern der Vlamen sedert 1874 dat rechtsgevoel nog van haar veerkracht heeft verloren, inplaats van gewonnen... wat mag men dan nog hopen van de toekomst? Kent de heel kranige" Leopold zijn Pappenheimers misschien te goed,en was zijn daad eenvoudig een poging om eens te laten zien hoe bij de Vlamingen steeds meer dekracht er uitgaat... ? Wie weet!" Waarom heeft Ons Recht juist dit zijn lezers onthouden, en almede ons het ant woord op bovenstaande vragen, waarnaar ?wij Nederlanders en zeker ook vele Vlamen nog altijd vruchteloos uitzien. Physiologie van den Haag. I. De dagbladpers. Daar willen ze mij nu maar zoo in eens Vrijzinnig-Democraat" maken. Nog slechts een paar weken heb ik er tyd voor om in dat gareel te loopen, want met zooveel woor den wordt mij in het Allerheiligen-nommer van Land en Volk aangezegd, dat ik van l December af vrijzinnig-gedemocratiseerd zal worden, en dat mijn lesgever zal zijn meneer Marchant. ? h, vrijzinnig-democraat; ik, die met den paplepel tot het conservatisme ben gevoerd; ik die conservatief ben gewonnen en geboren; ik, die dus conservatief tot in my'n nieren ben; ik, die in conservatieve brokken nit elkafir zou spatten, als Bilderdijk, Bilderdijk is up lo date, beloofde te zullen doen in verzen, als hij eenmaal van den toren viel; ik, die heel de Dap&ted-periode heb mede gemaakt; die gestreden heb met Lion; ge bogen met Doorman (vader); geïmporteerd Hagenaar ben gescholden door Damas (vaa Hogendorp); gebeden heb voor Vaderland

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl