Historisch Archief 1877-1940
])K AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N K 1) H R L A N D.
No. 1535
In Dillenburg.
Ter herinnering aan Graaf Jan van
Nassau, overleden 8 Oct. 1606.
In de stadskerk van het kleine, vrien
delijke Dillenburg, de bakermat van het
Nederlandsche vorstengeslacht, liggen bij
elkander vier grafzerken, verscholen en
verwaarloosd. Geen beeltenis, geen op
schrift wijst aan wie onder die zerken
rusten; vervallen en schamel is de groeve.
Een oud document, in het staatsarchief
te Wiesbaden bewaard, heeft aan het
Men heeft daarbij niet tevergeefs een
beroep gedaan op den bijstand van Hare
Majesteit de Koningin, en men heeft
gegronde hoop, dat Zijne Majesteit de
Keizer ook den Zijnen niet onthouden
zal: beiden immers stammen in rechte
lijn af van graaf Willem en gravin
Juliana, de Duitsche Keizer door Willem
den Zwijger, de Koningin van Nederland
door Jan den Ouden.
Zoo schreef Prof. Dr. F. J. L. Kra
mer, Directeur van [het Archief der
achter het altaar, onder de zitplaats der
gymnasiasten begraven liggen, en waar.
In deze zelfde kerk, gebouwd in 1490
en gewijd in 1501, is Prins Maurits,
13 November 1567 geboren op het kasteel
Dillenburg , gedoopt. Het doopfeest
duurde acht dagen. Van heinde en ver
waren vorsten en vorstinnen genoodigd
en in zoo'n grooten getale verschenen,
dat er alleen 700 paarden te verzorgen
waren.
* *
*
Het stedeke Dillenburg bevat, voor
daarom er een toren te bouwen, den
Wilhelmsturm." De kosten er van:
28,000 Thaler, werden gedragen door
Prinses Marianne voor 18,000, het
Hollandsche comitévoor 8400, het
Dillenburger voor 4000 en Keizer Wilhelm I
voor 2000 Thaler.
De toren, die den vorm heeft van een
wachttoren, staat op het hoogste plateau
van den slotberg. en heeft een hoogte
van 40 meters. Hij geeft een ruim uit
zicht op de bergen en bosschen in den
omtrek. Van binnen is hij ingericht tot
aan wien ook de afbeeldingen in dezen
tekst te danken zijn. De heer C. Dönges,
die onlangs te 's-Gravenhage in het be
lang zijner historische studiën toefde, om
er zich met Prof. Dr. P. J. L, Kramer
over historische onderwerpen te onder
houden, en er, bij die gelegenheid, door
Prins Hendrik ontvangen werd, houdt
zich onledig met het schrijven van
een nieuw werk, dat Jan van Nassau,
(Johan de Oudere) stadhouder van
Gelderland, door wien de Unie van
Utrecht" tot stand kwam, zal doen
kenWillem I, bijgenaamd de Rijke",
graaf van Nassau-Katzenelnbogen (1516?1559), vader van
Willem den Zwijger, Johan den Oude.
Johan VI. de Oude, Graaf van Nassau-Dillenburg,
Stadhouder vaii Gelderland (155'J?160").
Juliana von Stolberg, gemalin van Wilhelm den Kyke.
(1506?1580).
licht gebracht wie in die eenvoudige
tombe zijn bijgezet; althans van drie der
vier^ graven is daaromtrent zekerheid
verkregen. Daar liggen Willem de Kijke
en Juliana van Stolberg, de ouders van
Willem de Zwijger, daar ligt ook Johan
de Oude, 's prinsen broeder.
Toen eenmaal die zwijgende graven
fesproken hadden, rustten de
Dillenurgers niet vóórdat zij een plan ont
worpen hadden, om de groeve en de
zerken in een waardigen staat te bren
gen en aldus de nagedachtenis der
oudNassausche vorsten te eeren. Want in
Dillenburg is de herinnering aan het
aloude inheemsche vorstengeslacht zeer
levendig, zooals trouwens in geheel Nas
sau, en voor Nederland, door dat geslacht
zoo nauw met Nassau gedurende eeuwen
Koningin, in de N. Rott. Ct. van Dinsdag
9 October.
Aan het einde dier maand, te Dillen
burg zijnde, vernam ik van den heer C.
Dinges, Konservator des
Wilhelmstmrms", leeraar aan de Bergschool en lid
der Historische Yereeniging aldaar, dat
op den brief aan Z. M. Wilhelm II,
keizer van Duitschland, nog geen ant
woord ontvangen was, doch dat men
zeker ging een bevestigend, en eene
ruime bijdrage te zullen ontvangen.
Het stoffelijk overschot van Juliana van
Stolberg, van Willem de Rijke, haar ge
maal en van beider zoon, Johan de oudere
broeder van Prins Willem van Oranje.
rust in de groeve van het vorstelijk koor
der kerk onder de verhooging, waarop
banken staan voor de gymnasiasten. Dit
^*-j.i-jJ3S
Gedenkteeken te Dillenburg, opgericht door Willem V,
prins van Oranje (1751?1803, resp. 1806).
verwant, klopt hun het hart warmer
dan voor de andere naburen. Des te meer
gevoelde men zich verplicht de gedach
tenis der drie vorstelijke personen op
hunne grafstedea te huldigen, omdat
het juist driehonderd jaren geleden is,
dat daar graaf Jan de Oude werd bij
gezet: hij overleed te Dillenburg den
8en October 1606.
Zoo rijpte het plan, eene poging te
doen voor, een stil huldebetoon op dien
driehonderdsten gedenkdag van 's graven
dopd;, 'men hoopte dan te kunnen
besluiteii ? t*t het aanbrengen van een ge
denksteen of een waardig^ opschrift op
de graven dier hoogvereerende dooden.
Die poging is gelukkig geslaagd: den
8en October zal alleen nog de wij ze van
uitvoering der voorloopige plannen te
bespreken zijn.
verhoogde gedeelte moet weggebroken
worden en dan is men zeker de graven
der beroemde Dillenburgers te vinden. In
welk een staat men die vinden zal, is onbe
kend. Voor dit werken de bepaald noodige
restauratie der graven wordt de bijdrage
van den Duitschen Keizer bestemd; ter
wijl de bijdrage van H. M. de Koningin
Wilhelmina zal strekken om een gedenk
plaat aan te brengen met de vereischte
inscriptie.
Tot voor korten tijd wist men niet
waar deze graven waren. In het archief
te Wiesbaden heeft echter de heer C.
Dönges, de stukken van het oude archief
D 1161, de eigenhandige opteekening van
Johan de oudere met duidelijke schets van
het koor gevonden, benevens twee toevoe
gingen uit lateren tijd. Dit stuk geeft
nauwkeurig aan wie in de vorstengroeve,
ons land en ons Vorstenhuis niet alleen
vele herinneringen aan den tijd van Prins
Willem van Oranje, o. m. den lindeboom,
onder welken Hij de gezanten uit Neder
land ontving, die hem hulp kwamen
vragen, maar ook uit eeuwen later.
Tegenover den Wilhelinsturin", is op
een open plek, aan den rand van het
bosch, een monument, genoemd: Butterit'.
tuit Altar". Dit altaar" is opgericht
door den gewezen Stadhouder Willem V.
Toen deze vorst, van de regeering ver
vallen was verklaard, verliet hij
Hamptoncourt in Engeland, waar hij, na zijne
ontvluchting uit Holland, vertoefd had.
Hij keerde weder naar het land zijner
vaderen", naar Dillenburg, om daar rust
en vrede te vinden. De Dülenburgers
ontvingen er hem, in 1802, met de grootste
blijken van liefde en trouw. Zij be
reidden hem een blijde inkomste; in
pracht en praal togen zij den vorst te
gemoet, spanden de paarden van zijn
rijtuig en trokken het zelf, onder luid
gejubel het oude stedeke binnen. Uit
dankbaarheid voor de hartelijkheid der
Dülenburgers richtte hij hun een
gedenkteeken op. Aan de eene zijde leest men
de woorden: Der Lic.be und Trriic. Am
2 August 1802, en aan de andere «ijde:
\\rilhalin V, Prinz van Oranie-H-Xassau,
waar later is bijgevoegd geb. L74x, i/rst.
1806".
Het woord: Batteri?., heeft ook zijne
beteekenis. Het duidt de plaats aan,
waar de Franschen in 1760 kanonnen
plantten, om het slot Dillenburg, dat zij
belegerden, te beschieten. Het grootste
deel van het oude stamslot der Oranje's
verwoestten zij. Toch was er voldoende
blijven staan, dat men het gemakkelijk
weder had kunnen opbouwen. Willem V,
te jong en onervaren, gaf ter kwader
uur bevel het geheel te sloopen. Dit
wandalisme heeft Hem later berouwd.
Want toen Hij in 1802 zich met der woon
in Dillenburg had willen vestigen, was
er geen kasteel voor hem en moest hij
zijn intrek nemen in het nabijgelegene
Oranienstein.
In en kort na 1866 ontwaakte bij de
Dülenburgers het levendig besef, dat de
plek, waar het kasteel had gestaan, waar
de stamvader van twee vorstengeslachten
had gewoond, die in de wereldgeschie
denis een hoofdrol hadden gespeeld,
blijvend diende aangewezen. Zij besloten
historisch museum en bevat o.a. een
rijkdom van al wat betrekking heeft op
de vorsten van Oranje-N'assau. Een
Hollandsen schilder te Dillenburg, de
thans 80jarige Kleijn van Brandes, heeft
een der vertrekken voorzien van schilde
ringen,voorstellende de gedenkwaardigste
gebeurtenissen uit het leven van Prins
Willem I. Prinses Marianne had er
opdracht voor gegeven. Zij stierf echter
vóór of even na dat zij voltooid waren.
De schilder, wiens arbeid toen om loon
ging, gaf zijn kostbaar werk de stad
Dillenburg ten geschenke om in den
Wilhehnsturm" ter bestemder plaatse
nen als nog grooter strijder voor de vrij
heid en onafhankelijkheid van het
Nederlandsche volk dan tot nog toe bekend
is. Nieuwe ontdekte stukken in het ar
chief te Wiesbaden en elders schijnen
hem er de stof voor te hebben gegeven.
Gelukkig is bij de verwoesting van
het slot Dillenburg het archief niet ver
loren gegaan.
Aan de loyaliteit van den Pranschen
commandant der koninklijke troepen
voor het slot te Dillenburg is dit te
danken,
In het Kapitulationsvertrag" van 15
Juli 1760 wordt dit bevestigd door het
Toren, ter plaatse, waar eens het kasteel Dillenburg stond.
aan te brengen. Uit dankbaarheid be
noemde ile stad den Hollandschen schilder
tot Eereburger.
Op de tinne van den toren staan in
Nederland gekochte kanonnen, waaruit
bij feestelijke of plechtige gelegenheden
geschoten wordt.
* *
*
In geheel het schoone Nassausche land
is de zin voor historie en historisch
onderzoek levendig. In een stadje ah
Dillenburg met 500 huizen en 5000 inwo
ners is het bestaan eerier Historische
Vereeniging zeker eene zeldzaamheid.
De ziel dezer Vereeniging is de heer C.
Dönges en de heer Moritz Weidenbach.
de uitgever van vele historische werken,
artikel V. Het voorstel van den Duit
schen commandant luidde:
Mann sall das Archiv des Landes, und
die gerichtshöfe des l'rinzen van Oraniën
uuangetastet lassen."
Filley, de Pransche veldmaarschalk,
gaf op artikel V dit antwoord:
Die Regentschaft des Hern Prinzen von
Oraniën in Dillenburg darf mit den ernsten
Truppen S. M. in das Schlosz eintreten, wenn
sie ei für gut findet, um aus den Handen
des Commandanten das Archiv und andere,
nicht Kriegsgüter, zu nehmen, welche sie
erkennen wird, als dein Hause von Orarien
gehürig.
J. H. R.
Kasteel en stad Dillenburg, omstreeks 1640.
Dillenburg, zooals het zich thans voordoet.