Historisch Archief 1877-1940
No. 1535
DE AMSTERDAMMER \VEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Kunstverkooping Roos & Co. in de
Brakke Grond".
£ Eene zeer bizondere verzameling moderne
schilderyen, waterverfteekening, ia Zondag 25
?en Maandag 26 November a.s. te zien in de
Brakke Grond te Amsterdan, om Dinsdag 27
November verkocht te worden. Er is werk
van Allebé, Apol, Bauffe, Th. de Bock, Van
Borselen, Bosboom, Breitner, Van Essen,
Fontenel, v. d. Haar, Hamel, Hobbe Smith,
Huik, Joz. Israëla, Jansen, Karsen, tenKate
Mzn., Kever, Knap, Koekkoek, Van
Leemputten, Jacob Maria, Willy Marlens, Willy
Maes, W. C. Nakken, Albert Neuhuys, Tony
Offermans, David Oyens, Geo Poggenbeek,
Panl Kink, Charles Rochussen, Willem
Roelofs, Ronner, Sadeé, v. d. Sande Bakhuysen,
Schiedges, Carl Sievig, Jac. Snoeck, Van Soest,
C. Springer, P. Stort eabreker, Mme Tadema
Groeneveld, W. Verschuur, J. H. Weissen
bruch, J. H. Wijsmuller en De Zwart.
J. H. Weissenbruch. Langs het Kanaal. No. 130. Veiling Roos & Co.
KnnstYertoofling in Palcliri Studio,
te 'sGmeDliage,
In het Gebouw: Pulchri Studio", Lange
Voorhout te 's Gravenhage is door den Expert
J. Schulman te Amsterdam een keur van
moderne schilderyen in waterverf-teekeningen
bijeengebracht, die Zondag 25 November en
Maandag 26 November te zien zijn en
Woensdag 28 November verkocht worden.
Op die verkooping zijn werken van: J.
Akkeringa, Louis Apol, mevr. N. Bicker de
Raaydt, R. Bisschop, J. Bles, B. J.
Blommers, Th. de Bock, v. Borselen, C. H,
Dankmeyer, Fred. J. du Chattel, P. J. C. Gabriëls,
Herman Gunneweg, W. Hamel, Gercke
Henkes, Jozef Israëls, K. Klinkenberg, B.
Koekoek, Bernard J. Koldewey, Konijnburg,
B. Laguna, Alex. W. Liernur, juffr. A.Magielse
van de Marel, Wülem Maris, Willy
Marlens, A. R. Mauve, H. W. Mesdag, A.
Monticelli, David Oyens, W. J. Pietersen,
W. ter Reehorsl, Paul Rink, W. Roelofs,
Henriette Eonner, Ph. Sadée, juffr v. d. Sande
Bakhuyzen, Willy Sluyler, W. Steelink, H. A.
van Thol, Bas Veth, Jan v. Vuuren, J. Weiland,
J. H. Weissenbrucb, W. de Zwart, enz.
Werkpaarden aan 't Duin, door Willy Sluiler. No. 39, veiling J. Schulman,
iiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiiMi minimin mm iitmiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimiimiMnimiiiiiii
Veiling bij Fred. Muller & Co.
Voor aanstaande week valt er weder
«en belangrijke veiling aan te kondigen
in de thans welbekende lokalen in de
Doelenstraat, met kijkdagen vanaf 23 tot
26 Nov. De veiling bestaat uit twee
rubrieken: schilderijen en antiquiteiten,
een en ander afkomstig nit de collectie's
der familie's met de initialen v. J. v. D.,
Mr. H. C. Du Bois uit den Haag en
van nog andere ongenoemde herkomst.
Onder de schilderijen zijn er verschil
lende belangwekkende stukken, en oude
bekenden ontmoet men hier ook weer.
Zoo is er het portretstuk eener familie,
dat op de Haagsche
portrettententoonatelling eenige sensatie wekte, daar het
aanvankelijk aan Thomas de Keijzer werd
toegeschreven, totdat de handteefcening
van Jacob van Loo, (de stamvader der
Fransche 18e eeuwsche Vanloo's) aan het
licht kwam. Ook de groote Van der Neer,
en de boerendeel met figuren van Ostade,
die op Fred Muller's tentoonstelling ter
eere van Rembrandt, gezien werden. In
teressant, om de late jaarteekening, is
een schilderijtje van Barent Fabritius,
van wien het Rijks-Museum een zoo
kleurkrachtig en voldragen schilderij in
bezit heeft. Een paar kinderportretjes
aan Goltzius toegeschreven, zijn opmer
kenswaardig het; meisjeskopje vooral is
zeer expressief; doch, is het wel
Goltzius en niet een ander, Delff of
eerder nog Ketel ? Als ik me verder
ging wagen op dezen weg van be
twisten der attributie's (altijd na een
korten eersten kijk) zou ik een speld
kunnen steken- bij den kop op naam
gezet van v. d. Helst. De Keijser komt
hierbij in overweging, toch is er iets
van v. d. Helst ook in, maar dan in de
periode van overgang van den manier
van Elias op zijn eigene. Verschillende
portretten zijn er van Ravesteijn,
waarChineesch bord met het wapen Tan Amsterdam, XVIIIe eeuw.
'lllllllMIIIMIIIMIIIIlnlIllllllllinlIIIIIIIMIIIllKIIIIMIIIIIIMIIIIlllllllHIIIIIM
onder goede exemplaren. Van verschei
dene andere oude Hollanders zijn er
verder voortbrengselen aanwezig, be
kende en meer obscure namen; ik no
teerde nog een zeer goed werk,
Terborch-achtig, van Verkolje, dan Ludolf
Bakhuyzen, E. van de Velde, W. v. d.
Velde, J. v. d. Hagen, Verspronck, een
aan Nolpe toegeschreven gezicht op
's Hertogenbosch en een in zijn soort
zeer goede Wolfert. Verder zijn er eenige
18e eeuwsche werken, meest portretten,
van de engelsche en fransche school, als
Lawrence, Van Loo en Larguilliore;
voorts een vroeg Italiaansch schilderijtje.
In aansluiting op deze aankondiging
kan ik even wijzen op den ruimen voor
raad antiquiteiten, die geveild worden
en uit dezelfde collectie's afkomstig zijn.
Als gewoonlijk heeft de firma tot een
sierlijke inrichting van haar veilings
lokaal, in de schilderijzalen eenige meu
belen aangebracht; bij de zwierige fransche
en engelsche werken doen bij v. zeer voor
deel ig meubelen Louis XV en Louis XVI.
(Dezen keer vooral is, dank zij het rijke
materieel dat voorhanden was, het arran
gement bijzonder smakelijk. Het eerste
compartiment vooral is een lust om te
zien. 'k Zou haast zeggen deze firma
beoefent zeer verdienstelijk de hoogere
winkelétalagekunst!)
Ik kan verder niet de belangrijke voor
werpen uit deze afdeeling opnoemen,
't ligt ook minder op mijn weg. Alleen
om eenig denkbeeld van den inhoud te
geven, bericht ik dat de lange lijst num
mers der 'catalogus in serie's van de
volgende soorten te verdeelen zou zijn:
meubelen" in verschillende stijlen, waarbij
eenige mooie staande klokken en veel
pendules, 'n Ruime voorraad porcelein,
zoowel Europeesch als Chineesch,
zilversmidswerken waaronder mooie exem
plaren der drijfkunst door Lutma en
Lely, tapijten, glaswerk, enkele sculp
turen enz. waaiers, enz.
W. S.
Deutsch feindlich?
Nu de heer Grapperhaus, op ons
rerzoek, den hoofdinhoud, althans een
deel daarvan, in de Hamb. Nachr.
heeft medegedeeld, geven wij gaarne
plaats aan zijn schrijven, al is het onze
bedoeling niet een soort van twistgeschrijf
met hem te openen, waar wij reeds in
ons artikel te kennen gaven, dat wij voor
een enkele maal zijn geschrijf wilden be
antwoorden.
Het luidt als volgt:
Canclieiiiar"ofniet?
Eenigszins beduusd nog van de eer : 'n heele
bladzij voor mijn paar onnoozele regels l
klop ik bij u aan om zoo kort mogelijk te
antwoorden.
Had ik dezen storm vermoed, voorwaar,"
ik zou gezwegen hebben (osi tacuisses!)
Immers, een kapitteliug door u heeft iets van
gehangen wordan, tot de dood erop volgt."
Jeugdige overmoed is hier weer het
slachtofler van den getergden leeuw. Geachte heer,
ik zal het heusch niet wér doen !
Voor de zooveelste maal moet ik 'n ver
dediging beginnen mei eigen persoon. Hij als
Duitscher, zegt gij telkens. Neen, hij is geen
Duitscher. Hy is Hollander, en hij kan 't toch
niel helpen dat hy van Duitsche afkomst is?
En verder : in welke wereld leeft men hier
toch ? Kan men er heel niet bij, dat 'n Hol
lander in buitenlandgche biaden schrijft? Is
dat iets ongehoords ? Of mag 'n Hollander
als buitenlandeen correspondent niel anders
dan zoete artikeltjes schrijven ? Is niel de man
van de N. R. C. lt> Berlijn 'n Duitscher, wiens
stukken zelfs vertaald moeten worden ? Spot
en hekelt deze schrijver, dien gij terecht zoo
hoog stelt, niet heel wat meer en sterker dan
ik? Toch is hy Duitscher en internalionale
beleekenis" kan wél hij hebban, maar niel ik.
Daarvoor is ons Ho Handje (neem 't niel
kwalijk) den Duitschers te onbelangrijk. Ik
moet vechten om elk stukje ruimte, weken
lang blijven m'n stukken soms liggen. Ik kan
geen ellenlange serieuse beschouwingen ge
ven, als de Duitsche correspondenten der
vaderlandsche pers. In enkele regels moeten
de lezers de essens van 't geval hebben, korl,
krachtig en als 'l kan smakelijk.
Men kan mij daarom, zooals gij nu weer,
immer doodslaan mei hel verwijl van opper
vlakkigheid, of nog beter onkunde. In zoo'n
kort bestek groote kwesties behandelen, en
niet oppervlakkig zijn dat, geachte heer,
zie ik doen.
Vervolgens geest en meening," waarin ik
soms schrij'. Gij kent van m'n Duitsch werk
niets dan wat ik u nu en dan stuur. Kunt
^ij daarop uw meening gronden ? Toevallig
is er 'n feuilleton bij, waarin terloops op
quasi geeslige" wijze verhaald worden eenige
dwaze uilingen van anti-Duitsche gevoelens.
(Deutschfeindlichkeit). Gij spreekt van ver
heven taak" ea afgekloven kluifjei" Maar
geachte heer, gij schept toch ook niet alleen
Snuifjes" en Prultelmannetjes," wel?
En verder: gij vooral rnoesl er loch kunnen
inkomen, dat de eerbied voor heilige huisjes
en serieuse gewichlighedens bij mij niel heel
grool is. Ik heb u juist allijd bewonderd om
de frissche, piltige manier waarop gij de
vaderlandsche serieusheden over de knie legt.
Werkelijk, ik kan met den besten wil niet
anders en de verheven taak" van
buitenlandsche loflrompel der Nederlandsche
groolheden is niel voor mij weggelegd.
Moet ik voorts ernstig blijven, als gij over
poststempels begint laten we er niel ver
der over pralen als de Middeneuropeesche
lijd ook al dienen mag in 't anli-Dnilsche
kluchlspel enz. enz. ? (Zelfs gij hebt daar niet
aan mee gedaan!) Moet ik dat alles eeren
all uiting van hooge vaderlandschliefde?
Hiermee komen we tot 't zakelijke deel.
Ik begrijp niets van 't Hollandsche
nationaliteitsgevoel, zegt gij. Zeker, als 't 'n ernstig
geval betreft, zou ik er beslist niet den draak
mee steken. Wat ik niet begry'p, is het voort
durend hameren op kleinigheden, het onop
houdelijk zoeken naar anti-Duitsche brand
stof. Ik begrijp 't onbehagelijke gevoel van
veel kortzichtige Nederlanders ten opzichte
van Duitschland volkomen. Maar ik strijd
er tegen uit alle macht, wijl ik 't ongegrond
vind. Wat verbeeldt men zich hier toch
wel? Nu, 36 jaar na Sedan moesten die
praatjes eindelijk uit zijn. Gij zelf zegt het:
Duitschland zal met geweld (wellicht) nooit
iets tegen ons doen. Daarvan ben ik vast
overtuigd, en 't is bespottelijk tegen iemand,
die in Duitsche bladen soms critiseert, te
foeteren, als ware hy een landverrader (dit
slaat niet op u).
Meent gij, anderzijds, werkelijk, dat men
door Post-unie en stempels, M. E. tijjd, kabel
verdrag en dergelijke 'n land verovert, dat
niet veroverd zijn wil ? De Hollanders heb
ben 't geheel in eigen hand, hun volks
karakter Ie bewaren. Laten we de taal zuiver
houden van de afschuwelijke germanismen
dat is 'n gevaar. Laten we 't volkseigen
verdiepen, de nationale krachten verzamelen,
en 't uitheemsch hulsel afstrijken. Zeker hoor
ik tol degenen die 'n verbond met Duitsch
land bepleiten. Maar ik geloof met'n bekend
schrijver, dat onze nationale taak dan pas
begint. Ik geloof dat we nog 'n prachtige
loekomsl hebben niet in schitterend
isolemenl, maar aan de zij van de groote
wereldmacht der naaste tijden.
Tijd en ruimte beletten bier op door te
gaan. Alleen nog dit: vindl gij onze slelling
nu juisl zoo glansrijk ? De Nederlandsche on
af hankelijkheid is een fictie. Iets als Joris
Goedbloed in 't roovershol: wee je ge
beente als je 'n kik geeft. Onze gezanten
doen niels en kunnen niets doen. Leger en
vloot zijn niets. Wij bestaan eenvoudig bij
de gratie der overigen. Ze laten ons mieren
in eigen kringetje en geven er 'n schop tegen,
als 't tijd is. Ik kan mij 'n anderen toestand
denken: zondei uiterlijke onafhankelijkheid,
maar als geacht deel van 'n grooten staat
meesprekend in de wereld. Ik ben overtuigd,
dat de aansluiting bij Duitschland voor dit
land van verval" het woord is van u
'n nationale wedergeboorte zou zy'n, stoffelijk
en geestelijk. Kunnen wij daarbij niel onze
politieke vrijheden, ons koningshuis, onze
laai en ons volkskarakter behouden? Als
boven gezegd, dat ligt geheel aan ons zelf'.
En 'n vergelijking met Polen, Denen of
Elzassers is volslrekl misplaalst.
Uw houding in deze is tweeslachlig. Zelt
verklaarl gij dal Duilschland als door 'u
naluurwet naar de Hollandsche kust gedreven
wordt. Maar gij bestrijdt toch geen natuur
wetten ? En nog wel met poststempels ?
Meent gij op deze wijze den Duitseh^n ex
pansiedrang te kunnen tegenhouden? ]k
geloof mét u aan deze natuurwet, maar
tevens weet ik- stellig, dat men ginds niel
mei zulke kleine middeltjes werkt. Al deze
verschrikkingen zijn absolute hersenschim
men. Het eenig gevaar dat ons dreigt, is de
komende Duitseh-Engelsche oorlog. Dan zal
ons lot beslist worden. Me : kan dit betreuren,
maar het is nu eenmaal de noodzakelijke
loop der dingen.
Dat gij, dit wetend, telkens weer kleinig
heden opvijzelt, ziedaar wat ik als Cauchemar
des Pickelhauben" beschouw. Zoolang de
Hollanders niet zelf willen, is er op de wij/.e,
Zilveren zoutvat (Hollandsch drijf\verk, toegeseh. aan Lutma).