De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 2 december pagina 1

2 december 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1536 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Oza.<3-«3? redacti Dit nummer tarat een bijvoegsel. J". H> 353 IKI O O. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORT, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staateblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ....... f 1.50, fr. p. poet f 1;65 Voor Indiëper jaar » , mail, 10. AfconderUjke Nummers aan de Kiosken Terkrjjgbaar ...... 0-121/» Dit blad i* terkrijgbaar Kietk 10 Boulevard de» Capucine» tegenover h«t Grand Café, te Parij*. INHOUD: > VAN VEBKE EN. VAN NABIJ: Beginsel««trjjd. Het reglement v-an orde en discipline 1 voor de advocaten, door' Gerard Gr. Lenselink. Aanbevelingen 4>ij 'de rechtelijke macht, door J. H. Heerepink.. FEUILLE TON: Kliniek, door J. <3. Berg KUNST VSN LETTEREN: Muziek .in de Hoofdstad, ?door Ant. Ayerkamp^en -6. van Milligen. Tentoonstellingen bij Sofia en by Van Gogh, . door W. Steenhoflf.. Is.fjjjuerido, door L, ? Bückmann, beoordeeld door i Peter Spaan. Hollandsche litteratuur in 't buitenland, door C.?De Pyramide van Oheops, door dr. H. .JLiNaber. VOOR DAMBS: .'Mrs. Beatrice W.ebb'8 overgang tot het vrouwenkiesrecht, , ?doori J. K. v. d. Veer. Anna Fles, f, door L. van Deyssel, (met port»et). Jong leven, . door Stella Mare, beoord. deor H. van Loon. - ALLERLEI, door Caprice. .UIT DE NATUtlK, door E. Heimans. Werk van Jan Rotgans, (met af b.). Oud^Nederland, (met afb.). Maatschappij De iEendracht" te Amsterdam, (met afb.). (Portret van dr. P. J. Bamouw. Penteekeniag van H. G. Ibels. Een Oosterbesksche werkplaats, door J. R. de Kruijff. Terug naar Kant,-door W. Koster, beoord. door mr. J. A. Levy. ' Geertje, door J. de Meester, II, beoord. door D. De Imi tatie van Thomas a Kempis, door dr. S. van Djjk, beoord, door P. H. Hugennoltz Jr. BOEKAANKONDIGING. SINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES. INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. _ SCHAAKSPEL. ADTERTESTIEN. sBeginseL strijd. De Algemeene Beschouwingen over de Begrooting gaan ditmaal als een trek, schuitje langs het riet. In onze gedachten .zien wij de heeren, die de reis ,mede,maken, hun domineetje spelen ,en hun iJkaartje leggen en hen, die 'bij het i roer zitten, , een beetje geeuwejjg en ..«laperig hun .pijpje rooken, af .en toe tinet het schippertje praten, alsof zij .zeggen wilden;-, ik wou wel dat wij maar ithuis waren want zoo royaal ,weg .ieelemaal te dutten, dat gaat toch in ?den stuurstoel niet. JJieye hemel, aoo hoorden wij eemsikerk, indien wij <ons niet vergissen, tegen ^Kolkman zeggen, nadat hij juist een .kringetje in 't water gespuwd had; wou ?de ;lijn maar eens breken, dan hadden wij ,ten minste eea geval! Ku is het ons atójjd voorgekomen, dat,, ihoe .vervelend het .op de schuit zelve inoge zijn, het eec. aardig gezicht is ^oor iemand aan deo wal, zoo'n niet al te lek getimmerte door 't spiegelend water ie .zien glijden, en due verheugen wij ons ter wille van de Nederlandsche natie niet zuinig, dat zij weer dit schouwspel beleven ,mag; alleea, wij zullen ons wel in .aeiit nemen oa^e taak niet te OFeraehcjjden; meer daa een soezerig oog er op ite wijzen zou «en verstoring kunnen zijn der zoete genieting van zulk een harmonisch kunst-natusr-tafereel ?wij zwijgen ,er verder over. Waar wij .eehter niet van aiogen zwij gen het is de brillante scène, die onze honderd .geleverd hebben op den 23sten en 28steja November. Zooals iaën speet had de "Centrale Af deeling besloten op 15 Januari 1907, des morgens 11 ,uur, in de afdeelingen te doen onderzoeken de belastingontwerpen, welk voorioopig besluit alg een knuppel in het hoenderhok viel. De heeren rechts kwamen opeens te staan in volle wapenrusting tegenover de heeren links; Kolkman wilde ia het begin van Februari dit onderzoek doen plaats heb ben, en de Minister met zijn vrienden hadden een haast, een verschrikkelijke haast, als lag aan dit onderzoek op 15 Januari te beginnen, het geluk des vaderlands. Van de rechterzijde traden in hoogst ernstig pleidooi op de heeren Kolkman, Heemskerk, de Savornin Lohman en Talma, van de linkerzijde Lely, de Meester zelf, en roelstra en de stemming toonde nog duidelijker dan de debatten aan, hoe het hier ging om een hoog principieel belang. Immers daar stonden zij.' 43 tegen 43, en dat, nadat de vaderlandslievende Wassenaer van Catwijk zijn aardsch leven in de waagschaal had gesteld, door als zieke nog aan een stemming deel te nemen, welke zulk een gevaar voor al wat Christen heet zou kunnen afwenden. 43 christenen tegen 43 paginisten, zoo hadden wij dan zoowaar de antithese in haar scherpsten vorm, in haar politiekste klaarheid, en met haar vinnigst dreigen; een feit, dat waarschijnlijk Ds. de Visser geïnspireerd heeft, voor zijn predi katie , aan het niet wegdoezelen van beginselen gewijd. Maar ziet, daar breekt de 28ste aan, Kolkman spreekt nu van 29 Januari in plaats van 15 -Januari ? en allen die aan zijn zijde staan, roepen als uit n mond: goed, dat het zij den 29sten van Louwmaand, het'Christendom, blijft eich tevreden stellen met 14 dagen, en de paganisten, vaillen hun in de armen. Zij gunnen au den mannen der openbaring hun eiseh. Kom, denken zij, wat zijn eeu paar weken op dit werk voor zooveel eeuwen* Nu blijft het na zulk een ireuzenstrijd toch zeker de moeite waard -zich suf te denken, welk beginsel hier in het geding mag zijn geweest? Natuurlijk kan het niet ,zjjn de een voudige lust om iets langer vaeantie te houden; wie ziet daar Lohman, den ernstigste en rechtvaardigste, Heemskerk, den nimmer rustlievende, Pastoors, den steeds blakende, of Talma den voortyarendsteopaan? En Kolkman, de.premier in deze, wij zijn er zeker van, dat hij eiken dag, dien men hem vrij ,gaf, toch besteden zou aan een oratie te ontwerpen, om zelfs Borgesius nog te overtroeven in reinheid van betoog en degelijkheid van zeggingskracht. Een béc/inseJ, iets anders kan dien kamp van den 23sèen niet uitgelokt hebben?en hoe kwam over zulk een beginsel ,heen den 28sten de vrede weer in het land? De Tijd heeft hierover licht trachten te verspreiden. Gelukkig dagblad", dat ons ruit den brand wil helpen. Wat was er nu gebeurd, dat Woensdag plotseling aan een afJeeüngsonderzoek werd gedacht en dit afdeelings-onderzoek later werd voorgesteld op 15 Januari, terwijl 24 iuur te voren geen sterveling daaraan dacht ? Dinsdag had de trekking plaats gehad van de afdeeIhïgen. Deze trekking i» tegenwoordig «en zeer precair iets voor <ie linkerzijde. De voorzitter neemt aan den afdeelingsarbeid geen deel. Over de 5 afdeelingen zyn dus te verdeelen 50 leden der linkerzijde en 49 der rechter zijde. Het lot behoeft das de Ministerieele party niet eens bijzonder ongunstig te wezen, om haar minderheid te doen wezen in drie der vijf afdeelingen «n als gewoon gevolg daarvan in de door de &er afdeelingen te kiezen Centrale Sectie en door de afdeelingen te benoemen commissie van rapporteurs. Op 20 November was het lot echter de linkerzij de byzonder te wille. De vij f afdeelingen werden respectievelijk samengesteld uit 11, 7, 14, 12 en 6 ministerieelen tegen 9, 13, 6, 7 en 14 anti-liberalen. De ministerieelen hadden dus een vaste meerderheid in drie afdeelingen en waren baas, doch hun baasschap was maar tijdelijk. De afdeelingen worden getrokken voor twee maanden en moeten dus weer vernieuwd worden op 20 Januari, of op den eersten dag, dat de Kamer na dien dag bijeen is. Men moest zich dus haasten zijn slag te slaan; zoo het sectie-onderzoek niet plaats had vóór 20 Januari en de nieuwe trekking slecht uitviel, was men niet zeker, dat de nieuwe Centrale Sectie zou voorstellen de bedoelde ontwerpen vóór veel andere van ouderen datum naar de afdeelingen te ver wijzen en nog minder, dat men de meerder heid zou hebben in de commissie van rap porteurs, die speciaal haar voorzitter, den minister van Financiën jby de behandeling zal hebben te secondeeren. Wat dit beteekent heeft men nog gezien bij de behandeling van het arbeidscontract. Zoo vernam het blad het van een kamerlid we mogen aannemen van een kamerlid Rechts. Ea aldus merkte dat kamerlid op: nooit had het kleinere politiek gezien dan thans bij Links. Nu, bijzonder verheven, zouden ook wij de liberale politiek in dit geval niet durven noemen ... Een kunststukje van Borgesius ? Best mogelijk. Geheel in zijn geest. Maar nu Rechts ? Dat Links, zoo lang het Regeeringsmeerderheid is, in een Kamer op bijna 't doode punt gaarne zijn wil trachtte door te zetten ... in 't belang van zijn politiek, eischte dit nu de houding van Rechts, om door kabaal de meerderheid te intimideren, in de hoop, dat het TOEVAL de minderheid bij de volgende samenstelling der Centrale Afd. gunstig zou zijn ? Het toeval, wel te verstaan, dat onrecht schept. Moest Jtech ts en vooral een Christelijk Rechts, niet een feilen afkeer betoonen van zulk azen op kansjes?voortvloeiende uit een gebrekkige regeling, die reeds lang gewijzigd behoorde te zijn; vraag het den heer Lohman maar. Jawel, Rechts en Links betoonden zich klein. Groot alleen is Wassenaer van Cat wijk, groot in het kleine; die martelaar voor het beginsel, dat dan toch uit het bovenaangehaalde van De Tijd te leeren valt, het eerbiedwaardig, het alles over treffend beginsel in de politiek, elkander in den weg te zitten, zooveel maar kan. Zondag 2 December. Het reglement van orde en discipline voor de advocaten. Dat een koninklijk besluit van 1838 oud genoeg is om aan een herziening te worden onderworpen, zal wel geen tegenspraak ontmoeten. Het bovengenoemd reglement van dat jaar lijdt althans aan zoodanige gebreken, dat het meer dan tijd is n in 't belang van den advooatenstand n in 't belang van het publiek eene verandering ervan uit te Jokken. Zooals bekend kan worden geacht, wordt in elk arrondissement, waar meer .dan veertien advocaten zijn ingeschreven, uit hen een raad van toezicht en discipline gevormd, bestaande uit zes leden, waaronder de deken. De leden van dezen raad worden gekozen door eene algemeene vergadering van de in het arrondissement ingeschreven advocaten. Jaarlijks treden twee leden af, die herkiesbaar zijn. De raad is bevoegd de volgende straffen aan advocaten toe te dienen: enkele waarschuwing, berisping, schorsing in de uitoefening van de praktijk, ten hoogste gedurende een jaar. Collega's oordeelen dus of een mede- collega met wien zij bijna dagelijks collegiaal en kameraadschappelijk omgaan en zaken doen voor een der genoemde straffen in aan merking moet komen, daargelaten nog, dat onder advocaten veelal, zooals bekend is, bijzondere begrippen van moraliteit gelden, welke hunne geschiktheid voor rechter over ambtgenooteu allerminst verhoogen. Dat een aldus samengesteld lichaam, geen aanspraak kunnende maken op den naam van rechtscollege, in botsing moet komen met de allereerste beginselen van onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak behoeft wei nig betoog. Eigenaardig is 't zeker, dat daar waar geen raad van discipline is, (waar dus minder dan veertien advocaten zijn in geschreven), het Gerechtshof of de Bechtbank respectievelijk het toezicht en de discipline uitoefent, ofschoon daar juist in den regel bepaald kwade praetijken veel sneller van mond tot mond gaan, zoodat de bedrijver dier practijken spoedig gesig naleerd is. Niet minder dan drie malen kan een advocaat in de practijk geschorst worden, alvorens hij onvrijwillig van de lijst ge schrapt wordt. Terecht zegt mr, K. Vorstman te Kijswijk dan ook in een lezenswaardig artikel in de Nieuwe. Sotterd. Courant van 30 October 1.1. (tweede blad A.), dat dit teveel eer aan don tabbaard bewezen is. Hoe zal een behoorlijke raad moeten zijn samengesteld ? In afwachting van eene nieuwe regeling komt 't mij voor, dat er weinig bezwaren kunnen bestaan om het toezicht voorloopig op te dragen aan het rechtscollege, waarbij de advocaat is inge schreven met ruimte voor beroep, zoowel voor den aanklager als voor den aange klaagde. Er is dan tijd genoeg om te over wegen in hoever het aanbeveling verdient een nieuwe raad samen te stellen uit vakkundigen met een minderheid van oudambtgenooten. Wellicht zal blijken, dat men den advocaat op de een of andere wijze (bijv. door hem een vanwege het Rijk be zoldigd Staatsambtenaar te maken) zal moeten losmaken van zijn financieel belang bij het geven van adviezen en bij zijn manier van optreden in zaken. Wat daarvan ook zij, een aan deze tijden aanpassende regeling is noodig. Doch om deze te verkrijgen dient allereerst de over tuiging gevestigd te zijn, dat het tegen woordige reglement eene goede rechtspraak in den weg staat, waartoe ik hoop hiermede iets te hebben bijgedragen. GKUAUD G. LEXSELISK. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel ? . . » 0,40 Annonce) uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitierland warden niUluitend aangenomen door de firma KUDOL? MOSSB te Keulen en door ille filialen dtsei firma. De prij» per regel i* S6 Pfennig. AaDöerelMen de reclterlüfre macht. Mijnheer de Hoofdredacteur! Kan ik, hetgeen ik in September laatst leden over dit onderwerp schreef, geheel handhaven, door de sedert dien opgedane ondervinding ben ik nog in mijn gevoelen versterkt. Ik toch solliciteerde. Naast mij stond eeneachtingwekkende rij sollicitanten. Het was nog maar het begin van den sol licitatie-termijn. Desniettemin wist men mij reeds de vermoedelijke candidaten voor de aanbevelingslijst te noemen. En eigenaardig juist de genoemden vulden do aanbeve lingslijst. Moet deze omstandigheid niet den indrnk wekken, dat men het zich niet moeielijk gemaakt heeft met het vragen, althans het wegen van inlichtingen omtrent do overige sollicitanten ? Hoe komt men anders ondanks het aantal sollicitanten zoo vlug aan eene gevestigde meening? Of, vindt men dit te sterk uitgedrukt, hoe kan men anders op het aangewezen tijdstip reeds met zeker heid eeno voorspelling betreffende de aan bevelingslijst doen ? Is die indruk juist, dan bleven de overige sollicitanten zoo goed als geheel buiten beschouwing. Het inwinnen van inlichtingen omtrent hen werd een vorm. Maar dan staat het vast, dat hunne aanspraken niet bepaald werden geëerbiedigd. Of dit strekte ter bevordering van een onpartijdig, vol ledig en juist oordeel, laat ik den welwillenden lezer over. Een eigenaardigen indruk maakte de aan bevelingslijst om de namen. Ik hoorde wel eens van menschen met twee namen. Welnu, juist in die categorie vielen de aanbevolenen. De rechterlijke macht staat toch niet enkel voor hen open- Immers ware deze de opvat ting, dan zou men het coöptatiestelsel toe passen en het beruchte regententijdperk doen herleven. En dat in het vrije Nederland! Bovendien in een tijd, -waarin men zoo geduchte aanvallen doet op kastegeest. Mogelijke grief tegen het weglaten van het sollicitatiegevoel wijs ik bij voorbaat af. Het is mij toch niet om personen, maar om de zaak begonnen. Enschede. J. H. HEERSPISK. iel in Se flooftitaiL Daar het voor den heer A7erkamp niet mogelijk is zichzelf en zijn koor te beoordeelen en de redactie van dit weekblad tocb gaarne de uitvoering van zy'n voortreffelijk a cappella-koor besproken en het buiten gewone succes dat hij met zijn zangeressen en zangers te Berlijn behaalde, geconstateerd zag, wenachen wij eenige woorden te w\jden aan het concert, dat bovengenoemd koor deze week te Amsterdam gaf. Toen werden eenige der compositiën, zoowel van geeste lijken als van wereldlijken aard, die te Berlijn bijzonder de aandacht hadden getrokken, alhier ten gehoore gebracht en mochten ook bij ons publiek groote belangstelling wekken. Die belangstelling heeft zich zeker kalmer geuit dan te Berlijn, doch zoo zijn we nu eenmaal voor alles wat niet uit den vreemde tot ons komt. Van zesmaal terugroepen van den dirigent, zooals te Berlijn, was op dien avond geen sprake, doch overal hoorde men in de pauze en na afloop gewagen van den gchoonen zang van dit kleine koor, en aan het slot was het applaus toch zoo warm dat het Wilhelmus als toegift werd gezongen. De oud-nederlandache zangen en de wereldsche liederen vielen, als staande het dichtst bij het begrip en de waardeering van het publiek, blijkbaar het meest in den smaak, doch gaarne hadden wij die toejuichingen meer den vorm eener ovatie zien aannemen, want kerkelijke en wereldlijke zangen der oude meesters behooren wel tot het allermoeielijkste der uitvoerende kunst. Weinigen weten toch hoeveel geduld en toewijding van de zijde der uitvoerenden, hoeveel ketmis, begaafdheid en vooral hoe groot en fijn kunst en stijlgevoel, hoe groote kennis en ervaring van de zangstem er van de zijde van den dirigent noodig zijn om zulk een koor tot het hoogtepunt te brengen waarop het a cappella-koor van Averkamp thans staat. Ook weten weinigen hoe al die studie en inspanning weer kan worden te niet gedaan door kleine veranderingen in de beaetting waardoor de verhoudingen zoo licht worden verbroken. Het koor bestaat nu ongeveer 16 jaar en heeft zich rustig en geleidelijk ontwikkeld. Zooals het thans is samengesteld treffen het ensemble, de juiste verhoudingen en de artis tieke uitvoering in hoogen mate. Er is een tijd geweest dat er eenige bekende solozangeressen aan dit koor verbonden waren. Toen stond het geheel, wat klank betreft, wellicht hooger, doch terecht heeft men in gezien dat zulks niet de hoofdzaak mag zijn, althans niet ten koste van de eenheid, en die kon toen niet zoo volkomen zijn omdat zulke bekende krachten niet trouw de repetitiën kunnen bezoeken en alleen een volkomen resultaat is te verkrijgen wanneer een kleine, maar zeer trouw en ijverig studeerende schare zich met hart en ziel aan de vertolkingen dier werken wijdt en nooit of zelden op het appèl ontbreekt. Dit is bij Averkamp's a Capella-koor blijkbaar het ge val, zooals deze uitvoering weer heeft be wezen. Bovendien waren, dank zij een buiten gewone studie, met het oog op de Berlijnsche reis, de vertolkingen nu nog volkomener en meer af" dan vroeger. Het programma bestond voor de pauze uit: Psalm 118 van Sweelinck, Responsorium van Marcantonio Ingegneri, Sanctus en Benedicttis van Palestrina, Agnvs Dei van Hans Leo Hassler, Jeruzalem surge van Clemens non Papa, Crucijix van Antonio Lotti, Tui sunt Coeli van Orlando di Lasso, O Salutaris Hoetia van Pierre de la Eue, Ave Verum van Mozurt en Ave Maria van Ant. Bruckner en na de pauze: Avond van Cornelie v. Oosterzee, Afscheid en Bede voor het Vaderland (OudNed. volksliederen), Dein Herzlein mild, Trab' Kuslein trab' en Jn stiller Nacht van Joh. Brahms, Spotlied op de Sossu en O Nederland! let op u saek (Oud Ned. volksliederen). Zooals men ziet kreeg men een blik op de oud-Ned. meesters der laatste perioden en op de beroemdste componisten van het bui tenland, benevens op enkele nieuwere toondichters in de kerkelijken en wereldlijken stijl. Er was veel te hooren dat vroeger reeds door dit koor is ten gehoore gebracht. Doch zelden hebben wij het zoo mooi hooren zingen als het Maandag-avond deed ; er waren tal van details die door bijzondere distinctie en expressie uitmuntten. Overal trof ons de groote zorg die aan het woord en aan de beteekenis van den tekst was gewijd, zonder dat aan den stijl dermuziek geweld was gedaan. Cornelie van Oosterzee, die de teere stem ming ivan het gedichtje: Avond door hare muziek nog vleugelen heeft aangebonden, moet zij schreef het trouwens hoogelijk ingenomen geweest zijn met de wedergare van haar werkje, het kon, dunkt ons, moeielijk schoener en expressiever worden gezongen, Zoo ging het ook met de andere werken. Averkamp kan met trots op de ontwikkeling die zijne stichting onder zijne leiding heeft verkregen, terugzien. De wijze waarop zij door hem is geschoold, verdient de hoogste achting, maar meer nog de nobele en artis tieke wijze van uitdrukking die hij steeds weet te verkrijgen. In gedachten voegen wij een krans bij den reuzenkrans die hij bij zijn optreden aan zijn lessenaar vond. Hoe de ontvangst te Berlijn is geweest, hebben onze couranten reeds gemeld. Ver schillende uittreksels uit critieken der voor naamste dagbladen van Berlijn prijzen om strijd de technische en artistieke eigenschap pen van den zang, waaruit blijkt dat het eep ware zegetocht is geweest. Na hetgeen wij Maandagavond hoorden, is dat zeer begrgpelijk. Oprecht wenschen wij dit elite-koor en zijn kranigen dirigent geluk met dien triomf. S. VAN MILLIGEN. TfifltoonstelliDgen bij Buffa en fiöm Gogfe, Deze twee tentoonstellingen geven aan leiding tot eenige vergelijkende beschou wing, ten nadeele van Pieters' expositie bij Buffa tegenover die van Breitenstein bij van Gogh. 't Leek me aanvankelijk de beste partij eerstgenoemde stil te laten passeeren, temeer daar het blijkbaar zeer welkom gezinde onthaal van dezen gast in de kunstzaal van de Kalrerstraat, allicht aanleiding geeft tot minder vriendelijke opmerkingen over den kunsthandel in 't algemeen. En ik weet niet -precies tot hoe ver we in die richting recht hebben tot uiting van wrevel. 't Is een kwestie op zich zelf. Maar iet wil toch zijn verklaring vinden, dat twee gelijke soorten kunstwaar van zeer onge lijk gehalte in deugdelijkheid, met zorg zaamheid onder hetzelfde dak beurtelings worden geëtaleerd. Denk u in dit geval nu eens het tegenbeeld bij Voerman ea Pieters! Maar, zaken zijn zaken, kunst is echter kunst, en we maken ons er dan maar vanaf met de opmerking, dat een criticus zijn neus niet heeft te steken in d» commercieele belangen van hen, die bemid delend ageeren tusschen kunstenaars en schilderij-verzamelaars helaas. Want verder gaan dan nog de overwegingen bij schilderijmakers als de heer Pieters. "Waar aan danken zij 't meest hun marktsucces, aan den onbelegen smaak van het publiek, of aan de handige manoeuvres van den handel ? 't Een vult het ander aan denk ik voor 't naast, de laatste voedt zich aan de eerste. De catalogus wordt ingeleid door een vrij lange beschrijving van dezen praktijk man in schilderkunst, waarbij hij op een lang niet laag voetstuk wordt geplaatst. Er wordt zelfs gesproken van een glorieuse loopbaan!" Maar gepaster en korter voor woord zou geweest zijn het motto: een brutaal mensch heeft de halve wereld," daar het ook een letterlijke beteekeni» hai gehad, lettende op de gretige af name door Amerika, dat overgroote deel der erkende beschaafde wereld. In die be schrijving heet het echter bravoure", een eigenschap .die herhaaldelijk in lovenden zin den schilder Pieters wordt aangewezen;'t is de bravoure" eigen aan dezen halven Ylaming; nuchterweg zou gezegd kunnen wor den : 't is 'nne blagueur zulle. Ik wil niet beweren, dat er absoluut geen kwaliteiten in zijn werk op te sporen zijn, in enkele kleinere stukken, 'n studie van een kolenveld b. v. zijn die te vinden. (Intusschen lang niet van dien aard om bij verdere ontwikkeling een latere glorieuse loopbaan" te doen vermoeden nog.) Maar hoe kan dat in aanmerking komen tot eenige waardeerinjvan dezen schilder, die in andere werken, welke juist de groote draagkracht van zijn talent moeten vertoonen,onder wat lawaaiige bewegingde loosheid van zijn uiting trachtte verbergen? Hoe is het toch mogelijk dat men schen, die in verrukking staan voor zeegezichten van Maris, eenige appreciatie gunnen aan dat de eereplaats innemende machien" (zooals ze zeggen in België) Strand in Katwijk, deze zee die niets, niets te zien geeft dan een verfveld. Bezie daa toch die grove kopstudie's, buiten die kwasie» breede techniek en lekkere verfdeeg om, ea zoek er in eenige stilstand van observatie, eenige ernst van opvatting, 't Impressionnisme kan er nu dienstig worden voorgespannen om dit overmoedig geklad zonder zin, ingang te doen vinden, maar kwamen nu die conservatieve bestrijders van eertijds, die de koeien van Willem Maris bevitten, hun aanmerkingen zouden hier volkomen ge rechtvaardigd zijn. Alle hekken staan na open; flink aanpakken maar, als men slechts met zelfgenoegzame handigheid en vooral zonder een moment van beduusd staan, er op los smeert, schieten er licht wat mooi geheeten kleuren uit den volbeladen kwast. want er zijn voorbeelden genoeg om het palet vpordeelig te arrangeeren. En daarmee is de bijval van publiek, in Amerika vooral., al gauw verworven. Het is niet noodig dat zoo'n schilder van zeegezichten in Katwijk woont; de schikking van de verschillend" plaatselijke gevallen zijn even op te teekenen: 't overige heeft hij in zijn hoofd, ^een, ca* is geen schilderen wat gezien werd ma.'ir wat geweten is. 't Ergelijke is echter de aangenomen allure van genialiteit in het vermetel verwaarloozen der vorm. Het werk van Breitenstein, bij van Gogfi geëxposeerd, vertoont zich in gunstige tegen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl