Historisch Archief 1877-1940
DE
,W:EKK,BLA;D v pon
, 1536
?telling met dat van Pieterja. Het is al vast
niet met d$.aiodj;cten v*n zoovele
landschapgfe hakken. Die af wijking-ca»
egt 3jeF''.Hollaod*che
«obiWeziefi zelf nog geen verdienste.
erljjk fiftbalte heeft zijn
eigenlp uiterlijke schijn. 'J Er' is een
«eening, eed onverdacht willen
«cbter da&haodeling. Deze dan toch tracht
r m waarb'èd te schilderen wat hij ziet, niet
zicb.de passende manjereBaan^ te wennen,
die hem. «in de laape r^der «niforme
artieatea-doe*'het publiek genadig zuikm doen
opnemen. Daarom lukt hy nu «xcestriei
en dank zy de nog op te merken misslagen
j; i»*-zijn-Tiro*itevol fetreven naar een
zelfrtandig bewust- doel^ vindt' het kwalflk
genegen oordeel bg aijn-werk-gereedelijk
ans^er de volle afkeuring over uit te
?preken. De techniek, die overeenkomstig
iet Streven zelfstandig wil zijn, is nog
onbeholpen, de kleurex pressie soms ruw en
bonkie, maar het is onbillijk dit werk met de
.iwalificatie's van valsch of rauw téwillen
. veroor Jeelen. Het heef c een zeer waardeer
baar aooent, dat de kortzichtigheid dei:
fcollandschéoog«n on*gaat,!die oververwend
«ijn aan geijkt;j'kleurgamma's en vooral
?iemmigé, tintjes. Wat mij de voorname
font of liever belangrijke tekortkoming nog
!§H io dit sympathiek* .werk,is een onge
noegzaam construeerend vermogen bij den
opeet, een te zwakte BamenTst'tipg der
vamen iet ordening, van gelkeeL Maarwaft
e deugd is Van d«zen schilder, en een
zeldzame, dat Veroorzaakt aog juist de
leemten ? in zjjn; W0rk j de grondige,
con?cientiénzëanalyse'tajiket waafgèoméne
*it eigen" oogen. Wat hij onderneemt, wordt
telden gedaan; hij schildert Teel
watergerichten in de buurt van IJmuiden, niet
tegen de r zon in of bij grijzis; weer, op
ifsK ftotief zoo goedkoppe effecten
yerKrygbaar zijn, maar met het zonlicht
?ebter den toeschouwer, als alles hel
befejtonen-is en de kleur van het water van
bijna even tastbare zelfstandigheid wordt
als de- veelkleurige schuiten, met hun roode
Vruine en witte zeilen. Dan landschappen
iaet> strak heldere lucht, als het stroomend
. Taartje venijnig blauw wordt tegen de veel
lichtere velden. Ook landschaphoeken, met
?truweelig gewar van veelkleurige struiken
?n boomen en gelig grasgewas; en hier
misschien is het nog 't duidelijkst hoe deze
eerlyke zoeker naar een eigen weg tot in
?V nerven de verscheidenheden van het
ileurorganisme te onderkennen en naar
urerkelijkheid uit te drukfceu tracht. Het
. streven van Breitenstein heeft althans een
tevanskiem en er zijn in zijn werk al vruch
ten van aan 't uitrijpen ook.
W. STEESHOFF.
Is. Querido, door L. BÜCKMAXN, Haar
lem, Erven F. Bonn. 1903.
Dit boek bestaat u't levensbeschrijving,
?/rekening met de kritiek en reclame.
Be levensbeschrijving is er een van den
«oteur Israël en van den mensch Israël.
De auteur begon onder het pseudoniem
Theo Reeder met een bundel geai-jhljenk,
waaronder bijvoorbeeld:
Katje, katje, kalje,
Je staartje is een naaldje,
Van wit, als een leliespeer,
Katje \...
En je borstje een donsgolf van aaiing,
klein katje!
De heer Bückmann, volgens Israël h{j
noemt Beethoven Ludtvig en Rousseau Emile
enz., dus ik hém Israël een der weinige
geloofwaardige kritici (?Over Literatuur")
liefkoosde" dit gedicht, vindt het subliem,"
^errukkeiijk" en het beeld individueel-echt"
.(t)lï- 9) en rekent zich vanaf dit oogenblik
.Israëls be-chermheer" (blz. 10).
De auteur Israël schiep vervolgens een
Jyrisch-bewonderende ttudie over Van Deyssel,
'welke deze hoofsch als altijd," beslist onrijp
werk achtte" (blz. 14).
Op zijn vijf-en-twintigste jaar behaalde de
««tuur de korporaalsstrepen" met een bundel
feditatiet. De kritiek was gunstiger en vrij
*! gemeen."
Niet: vrij algemeen gunstiger'', maar
gunstiger en vrij algemeen" (blz' 20). Kloos
?ia z'n eentje bromde". Dit was ook niet
verstandig.
De auteur volgde met een werk:
Levenefang". Johan de Meester mag er zich op be
roemen de in dit oplicht sluimerende energie
1e hebben opgewekt (blz. 28). Proletarische
lunst" (blz. 29).
Hierop vernam de auteur Israël, de stem
yan 't Al leven" en stormde accoord na
accoord van den grooten mensohenzang op hem
kan". 0\rer Literatuur" ontstond (blz. 33).
Hierna Menschenwee": by was de gewel
dige, DDDB schtpper van H H HÉT epos, het
eenige grootache roman-epos dat Nederland
kent" (blz. 3 >).
Na Menschenwee" moest het werk komen
dat hem de gelijke zou maken van de wereld
genieën, Shakespeare, Dante, Goethe"(blz. 50).
: Volgde Zegepraal". We doen verkeerd,
wanneer we elkaar hoonend toeroepen: Hoor
je wel, hoor je wel? Die Querido wil meer
wezen dan Zola en BaUac tezaam..." (blz. 39).
De levensbeschrij/ing is er verder een van
den mensch Israël.
Toen hij jong was, kon hij niet buiten
muziek" en rook hij het zand der woestijnen".
Hij werd lid van de
rederijkersvereeniging De Olievlek" (blz. 22).
Hij werd lid van De Halter" democrati
sche gymnastiek-vereeniging (id.).
Hij werd redacteur van het tappersb'.ad
Vergunningsrecht" (blz. 25).
In 1893 huwde hij.
In 1897 werd hij lid van de S.D.A. P.(blz. 13).
Bnzoovoorts, enzoovoorts. Ik mag niet te
veel overnemen, andera krijg ik ruzie met
De Erven Bohn."
Dit boek bestaat in de tweede plaats uit
afrekening met de kritiek.
Israël Querido, de schrijver van
Menxchenwee, de man die heel het literaire Hol
land ges'agen heeft met verbazingen bewon
dering, niet om zij a durf, maar om zijn
kunnen, zijn volbrengen van wat hij wou.
Hg, de eens overal bespotte, nu door ieder'
geëerbiedigd, door velen bewonderd, door
sommigen verafgood!" (blz. 10).
Hoe op een dergelijke figuur alle kritiek
werkeloos afstuiten moest" (blz. 8).
Ditmaal was de kritiek gunstiger en vr
algemeen" (blz. 20.)
Levensgang werd begrepen, het werd ge
prezen, het werd gewaaardeerd: werk van
zér goede kunst. Het sloeg in" (blz. 33).
Menschenwee" heeft Querido beroemd ge-.
maakt, hier in ons land en daarbuiten''
(blz. 35).
Was niet kritiek na kritiek vol diep ver
baasde bewondering?" (olz. 49.)
Enzoovoorts. Enzoovoorts. Ik mag niet te
veel overnemen, anders krijg ik ruzie met
De Erven Bohn."
In de derde plaats is dit boekje reclame.
Reclame in z'n geheel; een ad /erlentie met
aanteekeningen. Reclame voor het
bovenmenschelijk geweldige epos. reclame voor
den geweldigen epicus Israël, reclame voor
de Erven Bohn" met wie ik lie/er geen
ruzie maak, reclame voor den heer Bück
mann zelf, reclame voor ..., maar 't begint
jnae te vervelen, lees dit boek, menschen,
lees het, lees van de groot hèd van Israël,
en de kleinheid, de gebrekkigheid, de piet
luttige gebrekkigheid van Zola, Zola, Zola,
van het embryonale, het beginnende van
Van Deyssel, Van Deyssel, Van Deyssel, lees
deze poeruna, lees dit vies dunne afireksel
van al wat goed en mooi is, deze verwa'ering
van het geiiie. Poerurn, poerum, dat is het
altemail, poernm, dikke, breode,
epiechgewetdige poerum.
Een snoezig boet je l
PETER SPAAN.
HolldBilsclie Literatuur in 't BaiteDlanl
In het Literatur- und nterhaltangs- tilatt
van 10 Nov., bij blad van het Hamburger
Fremden-B'att", kooit van des ban<l van
Dr. Rachéeen artikel voor over Hol.andsctie
literatuur. Het bevat eene beoordeeling
van een drietal literaire werken van
Hollandsche schrijvers, welke in het Duitsch
vertaald werden, nl.: De Kleine Johannes"
van Fr. van Eeden, Een nagelaten Beken
tenis" van Marcellus Emants en Hi'.da
van Suylenburg" van Mevr. Goeïoop de
Jong van Beek en Donk. Waar dit uitvoe
rig artikel meer dan n belangrijke op
merking bevat, nemen wüer hier enkele der
voornaamste brokstukken vertaald uit ovtr
Alvorens tot di eigenlijke beoordeeling
van genoemde werken over te gaan, geeft
Dr. Rachéeene korte algetueene beschouwing
ten beste, waarin o, a. de vulgeudözinssneden
vóórkomen:
De btiang-telling van het Duiteche publiek
in de Hollandtche literatuur is altijd slechts
betrekkelijk gering geweest. Z.-slfs in de jaren
1885 tot 1895, toen de literaire beweging in
Nederland eene ongekend hooge vlucht nam
en eene gansche reeks werken ontstond, die
de aandacht van het buitenland in de hoogste
mate verdienden, werd er bij ons niet veel
notitie genomen der letterkundige voort
brengselen van den ons door de taal meest
verwanten natuur. Hier en daar werd wel
iets vertaald, het meest van Louis Couperus,
ofschoon juist deze schrijver in zijn beslist
kosmopolitische beteekenis, de Hollandsche
literatuur het minst karakteristiek vertegen
woordigt. Maar dat weinige, wat vertaald
werd, was niet altijd het beste, en zoo is
het ten slotte niet te verwonderen, dat in
Duitschland slee its enkele ingewijden wieten
wat de moderne Hollandsche literatuur
grootsch en schoons bezat. Eerst ia den
allerlaatsten tijd schijnt hierin een ommekeer
te komen."
In de laatste maanden is eene geheele
reeks vertalingen van Hollandsen* werken
uitgegeven, die, meer dan alle vroegere ver
talingen, geëigend zij a de algemeene belang
stelling voor de Hollandsche literatuur op
te wekken. Onder deze werken rekent dr.
RachéDe Kleine Johannes" van F. van
Eeden, Marcelles Etnantb' Een nagelaten
Bekentenis" en Hilda van Suylenburg" van
Mevr. Goekoop de Jong van Beek en Donk.
Leze drie boeken kunnen echter niet ge
rangschikt worden onder de werken der
Hoüandïche literaire beweging van den
jongsten tijd. Zij dateeren geheel of nage
noeg geheel uit het tijdvak 1885?1895, de
periode waarin de moderne Hollandsche
literatuur haar hoogtepunt bereikt heeft.
Van 1895 af, valt er een zekete daling in
de Hollandsche H eratunr te constateeren
en de laatste jaren hebben, Querido misschien
uitgezonderd, nauwelijks iets voortgebracht,
dat met hetgeen in de cegentiger jaren is
verschenen, vergeleken kan worden.
Het belangrijkste op kunstgebied, en lite
rair het verdienstelijkste, is ongetwijfeld de
uitgave van Van Eeden's ,,Kleine Johannes"
in drie deelen. De Kleine Johannes" is
geen werk dat zich onder een of andere lite
raire eoort laat rangschikken, of met een of
ander werk der werelliteratuur vetgelijken.
Het is een levensboek dat een dichterleven
van twintig jaren in zich omsluit. Het eerste
dtel publiceerde van Eeden op 25-jari^en
leeftijd, in 1885, zeven jaren lafer volgde
het twee ie en het derde deel werd eerst
onlangs uitgegeven. Dit uiteilijke feit allén
reeds bewijst duidelijk, dat wij hier met geen
samen-én-geheel-vormend werk te doen
hebben. En het onderscheid wordt nog
duidelijker, wanneer wij ons den ontwikke
lingsgang, dien de dichter genomen heeft,
voor oogen stellen. De Van Eeden vaa
twintig verschilt in wezen geheel van den
Van Feden van veertig. Toen de m«t be
geesterde dichteroogen in de wereld der
idealen stsrende jongeling, nu de van zijn
communistische wereldhervormende ideeën
veryulde, rijp geworden werkelijkheidsmensch,
wiens idealisme door de wreede realiteit
schier gedood is en slechts nu en dan door
breekt. In Holland heeft het eerste deel
van den Kleine Johannes" even groote be
wondering gevonden, als het tweede en derde
deel sterk zijn tegengevallen. Waarom, is
iederen nuchteren en onpartijdig denkenden
niet-Hollander eigenlijk onverklaarbaar. Eene
natuur als Van Eeden, die verheven is boven
alles wat klein-menschelijk is, die alles van
het groote, allesomvattende standpunt van
wereldmensch te zijn, beschouwt, voor wien
ook begrippen als godsdienst en vaderland
eigenlijk niets meer zijn dan klinkklank en
rook, in zijne groote menschheidsgedachten
ten ondergaande, moest natuurlijk in een
land als Holland een eenzame, onbegrepene
blijven. En allen, wier gezichteinder niet
boven het streng kerkelijke uitgaat, wier
verstand blindelings blijft stilstaan voor den
kreet: Leve het Huis van Oranje!', wier
verstarde zin wortelt in het
van-ondt-overgeleverde, zoodat hun oog beneveld is voor
dea verblindendett schijn eener ntopi^tijche
toekomst, gelijk dese zich aan den blik des
dichters voordoet, zij allen kunne i niets
beters dan den dichter van het tweede en
derde deel van den Kleine Johannes be
spotten, bespugen, hoonen, zooils nog onlangs
Anna de Savornin Lohinan in De Trleyraof
in een mg geheel dwaas toeschynenden uit
val tegen den dichter ge laan heeft. Hij
deelt in het lot aller profeten. O?k ean
Multatuli beteekende niets in zyn eigen vader
land. Maar ook voor Van Eeden zal de
tyd komen, gelijk de tijd voor Multatuli
gekomen is. Wij, Duitschers, weten den
Kleine Johannes" beter te waardeeren en
wüzijn der vertaalster en den uitgever dan i
verschuldigd, dat zij het Duitsctie publiek
met dit werk bekend hebben gema kt, dat
zoo wondervol afsteekt by het proza onzer
dag literatuur".
Aaa het slot o?er Van Eeden hoopt Dr.
Rachénog, dat de Kleine Johannes" in
Duitschland een grooter en dankbairder
publiek zal vinden dan in den nüonteren
Heimat Mijnheers".
De tweede schryver, dien dr. Rachébe
spreekt, is Mircellus Emants. Ook van hem
is veel vertaald, o. a. zg'n episcb. gedicht
Godenschemering", zijne dichterlijke ver
telling Lilith", zijn novellenbundel Dool"'
en zijn roman Monte Carlu". Het laatste
werk, dat van hem vertaald werd, is Een
nagelaten Bekentenis".
Toen Marc-1'us Ellants in 1894 zijn Na
gelaten Bekentenis" schreef, was hij lang
geen onbekeLde meer in de Hol'andsohe
literatuur. Men kende en waardeerde hem
reeds als een veeldjdig auteur, ryk aan ge
dachten, die gewoon was zijn eigen weg te
gaan en die terecht werd beschouwd als een
voorlooper der moderne beweging, welke
ook in Nederland, in de tweede lielft der
tach iger jaren, ontstond. Vooral zijn gloed
vol en kleurrijk gedicht ,.Lüith", dat den
strg'd van den eersten menseh (A-lam) met
den wellust (Lilith) fc'iildert, had hem
leeren kennen als een nieuwere, die zie i
stoutmoedig over de grenzen van het van
ouds overgeleverde heenset. Einants is-als
Van Eeden geen dichter voor het groot*
publiek. Hij is eene in zic'i zelf gekeerde
kuns'enaarsnatuur, door en door individueel,
voornaam en terughoudend.
Er ligt etne zekere kilheid o~er zijne
ge«ühiiften Lilith is hierop wel de n ge
uitzondering , hij schrijf; meer met het
hoofd dan met het hart, en deze kille scherp
heid van het verstand is het duidelijk-4
merkbaar in Een nagelaten Bekentenis." '
Vervolgens geeft de schrijver in het
Hamburger Fremden-Blatt den zakelijken in
houd van gemeld boek weer, en komt hierbij
tot de conclusie, dat het Emants volkomen
gelukt is, de etof in geleidelijke psycholo
gische ontwikkeling ten einde te veeren en
zóó uit te werken, dat ze ge_-n stuitenden
indruk nalaat. Emants is meester in liet
schildëien van het kléihe in het iuweniige
leven, in het fijn-tastend nagaan van abnor
male ziels-emoties en psychische
perversi-teiten. En dat maakt de Nagelaten Be
kentenis" tot een der beste psychologische
romans die ooit ge chreven werden.'
Ten skitte enkele opmerkingen o?er den
bekenden roman Hi da van Suylenburg"
van mevr. Goekoop de Jong va0 Beek en
D.nk.
Deze roman, zegt dr. Raché, heeft bij zijn
verschijnen, vóór acht jaar, in Holland,
veel sensatie verwekt. En hetzelfde zau iu
Duitschland waarschijnlijk ook het geval
zijn geweeft, wanneer de vertaling eenige
jaren vroeger was uitgekomen.
De vrouwenbeweging is thans immers
reeds iets verder vooruitgegaan, is over de
louter proselietenmakerij en het
tendenzgesc irijf heen, reeds tot meer tastbaar,
algemeen-merjschelijker doel genaderd dan in
den tijd, toen de schrijfster haar boek schreef,
den strijdsters voor het recht der vrouw
nog voor oogen zweefde, De roman lijdt
aan eec schoolmeesterachtigen acadernischen.
toon, welks breedsprakigheid op de zenuwen
werkt.
De vertaalster is dan ook zoo verstandig
geweest, deze hoofdfout van het oorspron
kelijke te verkleinen, door radicaal te schrap
pen en dea roman tot op ruiin een darde
te bekorten. Hierdoor lnat het Duitsche
boek zich veel gemakkelijker lezen."
Behalve vele zwakheden, die bij een
tendenz-werk nu eenmaal op den koop toe
moeten worden genomen, ziet dr. Rachéveel
voortreffelijke eigenschappen in den roman.
En deze bestaan op de eerste plaats
hierin, dat den vrouwen, die nog buiten de
vrouwenbeweging staan, in den vorm van
een onderhoulend en vlot geschreven roman
de oogen geopend worden voor zaken, welke
zij tot dusverre achteloos voorbijgingen.
Menige vrouw, die den kreet nog niet heeft
vernomen, wordt wellicht gestemd tot na
denken over zich zelf en hare omgeving.
En als dit dan slechts nig nut heeft en
als dat weinige ook al niet geheel aan de
leerzame schoolmeeiterachtige tendeuz van
mevrouw De Jong zou beantwoorden, dan
heeft het boek toci zijn doel bereikt. Op
wekking tot nadenken is ten slotte immers
alles." C.
De P/raaiïeftnCüeiis.
(ïragmenl van, etne studie ver het Tlieorema
fan Pythai/ora*}.
De bekende Vorlesungen" van Cantor over
de geschiedenis der wiskunde bevatten ue
losse opmerking over de pyramiden van
Egypte.
Die opmerking, wat al te kort, houdt in
dat de hellingshoek ongeveer 02 graden is.
Dat interesseerde mij, vooral toen ik kort
daarop vond dat het uitkomt voor wel 3'J
pyramiden, en dat de drie beroemdste, die
te Gizeh, bij Cairo, gegeven hadden: 51°,
52°20' en 51°5O'.
Laatstgenoemde waarde was die voor de
noordelijkste, de grootste, door haar stelsel
van kamers en gangen verreweg de merk
waardigste, nl. die van Cheops.
Deze massale bouw, die in ouderdom voor
geen andere onderdoet, en in hoogte slechts
door twee of drie torens wordt overtroffen,
is ongeloofelijk zuiver afgewerkt; de reus
achtige steenblokken zijn zoo vlak dat het
cement slechts de dikte heeft van een blad
pap'er; het grondvlak der pyramide is een
uiver vierkant, (de fout is daarbij niet meer
dan n honderdste van n percent); en
denkt men zich de pyramide in haar
oorspronkelyken staat, toen de zijvlakken glad
waren en niet van de dekstukken beroofd,
zoo is hier sprake van een zuiverheid van
bewerking als slechts bij het werk van onze
hedendaagsche instrumentmakers wordt aan
getroffen. (Flinders Petrie).
Die hoek van 52°was dus te rrerkwaardig
om uit het oog te verliezen maar
nergens een verklaring? Het werk van
Howard Vyse, den bekenden
pyramide-onderzoeker, was nergens te krijgen ; evenmin de
opmetingen door zij a ingenieur Perring;'
doch het bleek ook niet dat -door hen eenige
verklaring was gegeven of gezocht.
Het vruchteloos zoeken prikkelde de
aand.acht: het was toch ondenkbaar dat omtrent
dit pun^ niets gezegd zou zijn?
De pu'.zle zou echter nog grooter worden.
Ik kwam nl. in een boek van Bourgoia
eene afbeelding tegen van een gelijkbeeni»en
driehoek met basis 8 enopstaci idezyden = 5,
dien hij driehoek van Pythagoras noemde
(het is dan ook het dub iel van wat wij als
driehoek vau P. beschouwen). Maar daar
naast was afgebeeld een gelykbeenige drie
hoek met basis 8 en hoogte z= 5; en dezen
driehoek, tny volslagen onbekend, noemde
Bonrgoin een Egyp itche driehoek".
Volgens eene geheele archaeologische
school" zou die driehoek zelfs zijn : la clef
de toutes les proportions, Ie secret de toute
véritable architecture."
Maar dexe geheele archaeologische school
was ook al nergam te vinlen; self? ia het
hoofdkwartier der Egyptologie hier te laade
was ze onbe'tend; en de zoo geroemde Egyp
tische driehoek' werd te hooi en te gras
genoemd maar niemand die er iets naders
van wist.
Zoo was het zaak, weer het Help uzelven
toe te passen
Waar leek die E<;yptijche driehoek op?
Antwoord: Op d» doorsnede van een
pyramide. Dat had Bourgoin inderdaad op
gemerkt maar het was toch niet precies juist.
Wat waren d** basisboeken?
Antw. 51°20'.
Hier waren we dus in dr> buurt van den
hoek der pyramide die, zouais gezegd 51°(V
bedraagt,
En wat vertoonde de driehoek van Pytha
goras, d.i. de z.g. vijfsteek, met zijn zijden 3,4,5?
Een hoek van 5j°b'.
Dus: de eene driehoek »af te weinig, de
andere iets te veel. En, geleid door de ge
tallen 3, 5, 8, die in hetgeen, voorafgaat
voorkwamen, beproefde ik nu ook eens een
driehoek waarbij de z.g. gulden mede optrad
["/.-, of steeds nauwkeuiiger: ?":<, s/i:i enz.
Precies : '/,? (?l -f v/ 5,].
Wel is waar spreker Muller & Mathes in
hun Archiiologisches Wörterbach hiervan
aU van een, in zake kunst en architectuur
oft sehr ernst empfohlenen Blödsinn" maar
zij zuilen toch moeielijk kunnen ontkennen
dat die gulden snede, in de Mathesis vau
Pythagoras althans, een groote rol speelt,
en dat niemand minder dan Kepler de gul
den snede met een edelsteen vergeleek.
Hoe het zij, ik probeerde eens wat er kwam
als ik dus nam een rechthoekigen driehoek
w.aarvan e.n rechtlioekssijdöde, gulden snede
was van dr! hypotenusa, en we.ke waarde
kwam er? 5.°50', zijnde precies de waarde
bovengenoemd, en die ook Baedeker" geeft,
seconden verwaarloozend als te quasi-precies
bij een zoo geschonden monument.
En de driehoek, dien ik geprobeerd had,
kon niet als resultaat van een zotten moder
nen inval verworpen worden, want wie zoekt
vindt lem b'<j Ewlldes, het oudste
meetkundewerk dat we hebben net zoo terug!
Maar nu ik dit had begon het pas waarlijk
curieus te worden. Ik was eens attent ge
maakt op ee/n wonderlijk boek over de
pyramiden en vroeg het nu te leen. Het
bleek te zijn van den Belgischen astronosrn
Charles Lagrange, en ofschoon het mij al
zeer weinig voldeed, gaf het mij toch litera
tuur-opgaven : vóór hem was de zaak behan
deld door Piazzi Sinyth en Taylor.
Zekere John Taylor n 1., die in 1860 eindigde
a quiet and bla;nele.ss life of literary thought"
had zich 30 jaar lang met de pyramiden
bezig gehouden en kort voor zijn dood een
werk daarover gepubliceerd, dat zooals het
Athenaeum" zegt, te midden van veel ver
warring en geen gering aantal fouten: Somt
valuable aiid (so far as we are aware) original
remarks" bevatte.
Wat is nu n dier oorspronkelijke op
merkingen?
Een keurige conjectuur op Herodotus.
Want de basisbreedte der pyramide is
755 voe!, de hoogte 481 voet, en Hero lotus
schijnt te zeggen dat let wel! die twee
gelijk zijn!
Taylor maakte er dus iets anders van n.l.:
OPPERVLAK ZIJVLAK VIERKANT oi> DE
HOO<;TK. En zie, dan komt het keurig uit,
mm rekene het maar nal
Wat verrassend is : die omschrijving is,
hoewel in andere woorlen, precies gelijk
waardig met die waarbij de gulden snede,
optreedt, zoodat de gegeven verklaring voor
den hellingshoek nu komt te rusten op wel
drie argumenten: l Woorden Herodotus, 2
Euclides VI Prop. ao Corr. :!. 3 Gulden Snede.
Taylor (wiens boek ik niet kon machtig
worden), schijnt de hier genoemde punten
2 en 3 niet te hebben opgemerkt; en als
ware hij onvoldaan door zijne eigen fraaie
conjectuur, publiceerde hij tevens eene ver
klaring die wel curieus was maar zich niet
aansloot bij Herodotus of wie dan pok ;
eene verklaring du->, die geheel uit eigen
brein ontsproten was. Volgens hum -sas de
zaak dan zóó:
Oppervlak Grondvlak
Oppervlak Doorsnede _l_ ribbe grondvlak
... Omtrek Grondvlak __ Omtrek
'"DubbeïtT hoogte Middellijn
van een cirkel; tot in eeniye decimalen nauw
keurig. M. a. w. de bouwers van de pyra
mide hadden als bij goddelijke ingeving de
waarde gekend van TT; rtd nauwkeuriger
dan hun tijdgenooten, die het blijkt vol
doende uit de Papyrus-Rhind de waarde
van TT lang zóó precies niet kenden, en fei
telijk door 3,10 voorsteldun, ofschoon het
3, 14 is.
Frappant dat zoo geheel verschillende
opvatting hetzelfle resultaat kan geven tot
op een minuut na! Maar wie een eenvoudig
forum etje opstelt voor de tangens van den
hellingshoek zal bijvoorbeeld zien dat de uit
drukkingen idintlek worden als nien de gul
den snede door 5/» en K door \( l O vervangt:
Taylor schijnt de dupe te zijn geweest vaa
d« volkomen toevallige, maar niet streng
juiste betrekking:
Gulden Snede = !_
16.
Of Taylor zelf de opvatting (volgens Hero
dotus) geheel verwierp is mij onbekend; hij
stierf kort na de uitgave van zyn boek.
Maar nu kwam de zaak in andere handen.
Zoo pacifiek als Taylor, zoo belliqueus waa
zijn opvolger; en, «an hartstochtelijk theo
logisch temperament, verwierp deze onmid
dellijk de nuchtere conjectuur op Herodotus
om toch vooral dat mysterieus optreden van
het getal TT te kunnen belichten. Aan dat
getal, te voorschijn komend DU een monument
van meer dan 40 eeuwen oud, herkende men,
de hand van de Godheid.: het was een erfe
nis", en elke steen, elke gtoef kon ons ieta
leeren.
Wie was die opvolger van Taylor; wie
werd de Primaat van de spoedig ontstaande
religieuse sekte ?
Niemand minder dan de Astronomer Royal
for Scotland, Charles Piazii Sinytb, fellow
of the Royal Society !
Een expeditie werd uitgerust, waarvan de
leiding bewondering wekte; en gesteund door
hoogere en lagere autoriteiten mat Snayth
de pyramide van Cheops na met de fijnste
astronomische hulpmiddelen. Het werd allea
neergelegd in een dliedeelig werk, dat thans
is uitverkocht en r-ergens ter leen; waarna
verschillende publicaties volgden, zooals Our
Inheritance."
Afgezien van den meetknndigen vorm
werden natuurlijk ook bepalingen gedaan
omtrent de zuiverheid van de oriëntatie
Noord-Zuid, en omtrent de helling van den
ingang der pyiamide. Zoo kwamen interes
sante questies ter sprake als praecessie, ver
andering in de plaats van de polen der aarde,
en het verwondert ons niet, den astronoom
van de Khedive, Mahmoud Bey, als ook Sir
John Herschell aan de discussie te zien deeU
nemen.
Maar zoozeer stelde Smyth de theologische
verklaring van den meetkundigen vorm op den.
voorgrond, dat de collisie niet kon u:tbly ven
tusschen hem en tret bestuur der Royal
Society; hij bedaikte als lid; Sir John
Herschei ('t zij vóór 't zg tegenstander)
onttrok zich; het eind was dat de geheele
beweging der Pyrarnidalisien werd doodge
zwegen en men de grootste moeite heeft bij
het zoeken naar de schakels van de keten.
En dat in onze eeuw van Biographische en
andere Lexica!
Het tind was dat de Sekte werd doodge
zwegen. Maar ze leeft nog; althans er ia
een woordvoerder: de Belgitche a-stronoom,
Charles Laprange, Membre de l'Académie
Royale de Belgiqne.
Op diens boek zou ik willen toepassen het
oordeel van de groote Dictionnatre van
Larousse over het werk van Piazzi Smyth :
C'est de l'hallucination u haute pression
et pyramidale.'
Maar zooals we tot Pythagoras moesten
opklimmen om het Theorema behoorlijk
recht te doen, 1) zoo moeten we ook van
Lagrange opklimmen tot Taylor om den
vruchtbaren kern 11 vinden. Want er is
zulk een kern; iets dat mij verbindt met
de pyramidalisten en dat is dat er berfoiling
moet zitten achter de verhoudingen dier
kolossale monumenten. (En die meening
wordt natuurlijk versterkt door het feit dat
we in de Koniugskamer der Pyramide den
aan Osiris, I^i-i en Horus gewijd.n driehoek
met zijden 3, 4, 5 terugvonden).
Maar nu het merkwairdigste.
Na het vorige te hebben geschreven komt
müin handen een driedeelig werk van dea
bekenden Etryptoloog Flinders Petiie.
Het is van 1903 en getiteld History of
Egypt".
En zeer verbaasde het my, te zien hoe
deze tegenstander voorstander is geworden
van het door Piazzi Sinyth zoo ijverig ver
dedig! standpunt.
Want wat schrijft Petrie hier nu ?
The most probable theory of its
construetion (Pyr. of Cheops) is that it was of such
an angle that the height was the radius of
a circ'e equal to the circuit of the base.
This is so e.fictly the case that it can hardly
be qiustioned."
Zoo kunnen dus de Pyramidalisten op
nieuw hun stem verheffen. Het doodzwijgen
heeft hen niet doen ondergaan.
Maar aan het adres van Flinders Petrie
zou ik twee opmerkingen willen maken :
lo Waarom door hem Piazzi Smyth niet
genoemd werd, die zich toch zoo beklaagd
heeft over de tegenwerking der Egyptologen
2o Waarom werd hier niet aanvaard, ja
zelfs niet vermeld de zoo rationeele eerste
opvatting van Taylor, m. a. w. diens prachtig»
conjectuur op Herodotus?
Eén ding is gelukkig; de zaak is opnieuw
aan de orde. En welke van de beide ver
klaringen zegeviert, over n punt zal men
het eens worden en dat is dat in de pyramide
iets is neergelegd (al is dat dan niet de
mummie van Cheops); en dat iets is een
wiskundige kennis en bedrevenheid die onze
uiterste verbazing moeten opwekken. De ge
schiedenis der wiskunle zal zich nimmer
meer met een losse opmerking van de zaak
kunnen afmaken; de pyramiden zijn de
oudste en interessantste bronnen; en zij helpen
voor een niet gering gedeelte schragen het
hooie niveau waarop we de meetkunde van
Taales en Pytbagoras meenen te moeten
plaatsen.
Hoorn, Aug. 1906. Dr. H. A. NABER.
Naschrift. De verbeterde lezing van Hero
dotus blijkt mij zoo juist, niet van Taylot,
doch van Sir John Herschell afkomstig
te zijn.
1) In de studie waarvan dit artikel een
paragraaf vorint, wordt n 1. aan het Theorema
van Pvthagoras een andere vorm gegeven dan
tot heden. Die vorm munt door kortheid uit;
is een man als Pythigoras meer waardig;
schijnt de sleutel te geven tot de meetkundige
vondsten en problemen uit dien tijd; en langs
dien weg ook tot de geheele philosopiiie van
Pythagoras en zijne school.
Die kortere vorm heeft echter ook eenig
actueel belang: m. i. is het geheele wiskunde
onderwijs er bij betrokken ; maar dat is een
questie van later orde. Eerst moet de nieuwe
opvatting als juint erkend zijn. Hetgeen tijd
zal kosten omdat ze zoo eenvoudig is.
J