De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 2 december pagina 2

2 december 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE ,W:EKK,BLA;D v pon , 1536 ?telling met dat van Pieterja. Het is al vast niet met d$.aiodj;cten v*n zoovele landschapgfe hakken. Die af wijking-ca» egt 3jeF''.Hollaod*che «obiWeziefi zelf nog geen verdienste. erljjk fiftbalte heeft zijn eigenlp uiterlijke schijn. 'J Er' is een «eening, eed onverdacht willen «cbter da&haodeling. Deze dan toch tracht r m waarb'èd te schilderen wat hij ziet, niet zicb.de passende manjereBaan^ te wennen, die hem. «in de laape r^der «niforme artieatea-doe*'het publiek genadig zuikm doen opnemen. Daarom lukt hy nu «xcestriei en dank zy de nog op te merken misslagen j; i»*-zijn-Tiro*itevol fetreven naar een zelfrtandig bewust- doel^ vindt' het kwalflk genegen oordeel bg aijn-werk-gereedelijk ans^er de volle afkeuring over uit te ?preken. De techniek, die overeenkomstig iet Streven zelfstandig wil zijn, is nog onbeholpen, de kleurex pressie soms ruw en bonkie, maar het is onbillijk dit werk met de .iwalificatie's van valsch of rauw téwillen . veroor Jeelen. Het heef c een zeer waardeer baar aooent, dat de kortzichtigheid dei: fcollandschéoog«n on*gaat,!die oververwend «ijn aan geijkt;j'kleurgamma's en vooral ?iemmigé, tintjes. Wat mij de voorname font of liever belangrijke tekortkoming nog !§H io dit sympathiek* .werk,is een onge noegzaam construeerend vermogen bij den opeet, een te zwakte BamenTst'tipg der vamen iet ordening, van gelkeeL Maarwaft e deugd is Van d«zen schilder, en een zeldzame, dat Veroorzaakt aog juist de leemten ? in zjjn; W0rk j de grondige, con?cientiénzëanalyse'tajiket waafgèoméne *it eigen" oogen. Wat hij onderneemt, wordt telden gedaan; hij schildert Teel watergerichten in de buurt van IJmuiden, niet tegen de r zon in of bij grijzis; weer, op ifsK ftotief zoo goedkoppe effecten yerKrygbaar zijn, maar met het zonlicht ?ebter den toeschouwer, als alles hel befejtonen-is en de kleur van het water van bijna even tastbare zelfstandigheid wordt als de- veelkleurige schuiten, met hun roode Vruine en witte zeilen. Dan landschappen iaet> strak heldere lucht, als het stroomend . Taartje venijnig blauw wordt tegen de veel lichtere velden. Ook landschaphoeken, met ?truweelig gewar van veelkleurige struiken ?n boomen en gelig grasgewas; en hier misschien is het nog 't duidelijkst hoe deze eerlyke zoeker naar een eigen weg tot in ?V nerven de verscheidenheden van het ileurorganisme te onderkennen en naar urerkelijkheid uit te drukfceu tracht. Het . streven van Breitenstein heeft althans een tevanskiem en er zijn in zijn werk al vruch ten van aan 't uitrijpen ook. W. STEESHOFF. Is. Querido, door L. BÜCKMAXN, Haar lem, Erven F. Bonn. 1903. Dit boek bestaat u't levensbeschrijving, ?/rekening met de kritiek en reclame. Be levensbeschrijving is er een van den «oteur Israël en van den mensch Israël. De auteur begon onder het pseudoniem Theo Reeder met een bundel geai-jhljenk, waaronder bijvoorbeeld: Katje, katje, kalje, Je staartje is een naaldje, Van wit, als een leliespeer, Katje \... En je borstje een donsgolf van aaiing, klein katje! De heer Bückmann, volgens Israël h{j noemt Beethoven Ludtvig en Rousseau Emile enz., dus ik hém Israël een der weinige geloofwaardige kritici (?Over Literatuur") liefkoosde" dit gedicht, vindt het subliem," ^errukkeiijk" en het beeld individueel-echt" .(t)lï- 9) en rekent zich vanaf dit oogenblik .Israëls be-chermheer" (blz. 10). De auteur Israël schiep vervolgens een Jyrisch-bewonderende ttudie over Van Deyssel, 'welke deze hoofsch als altijd," beslist onrijp werk achtte" (blz. 14). Op zijn vijf-en-twintigste jaar behaalde de ««tuur de korporaalsstrepen" met een bundel feditatiet. De kritiek was gunstiger en vrij *! gemeen." Niet: vrij algemeen gunstiger'', maar gunstiger en vrij algemeen" (blz' 20). Kloos ?ia z'n eentje bromde". Dit was ook niet verstandig. De auteur volgde met een werk: Levenefang". Johan de Meester mag er zich op be roemen de in dit oplicht sluimerende energie 1e hebben opgewekt (blz. 28). Proletarische lunst" (blz. 29). Hierop vernam de auteur Israël, de stem yan 't Al leven" en stormde accoord na accoord van den grooten mensohenzang op hem kan". 0\rer Literatuur" ontstond (blz. 33). Hierna Menschenwee": by was de gewel dige, DDDB schtpper van H H HÉT epos, het eenige grootache roman-epos dat Nederland kent" (blz. 3 >). Na Menschenwee" moest het werk komen dat hem de gelijke zou maken van de wereld genieën, Shakespeare, Dante, Goethe"(blz. 50). : Volgde Zegepraal". We doen verkeerd, wanneer we elkaar hoonend toeroepen: Hoor je wel, hoor je wel? Die Querido wil meer wezen dan Zola en BaUac tezaam..." (blz. 39). De levensbeschrij/ing is er verder een van den mensch Israël. Toen hij jong was, kon hij niet buiten muziek" en rook hij het zand der woestijnen". Hij werd lid van de rederijkersvereeniging De Olievlek" (blz. 22). Hij werd lid van De Halter" democrati sche gymnastiek-vereeniging (id.). Hij werd redacteur van het tappersb'.ad Vergunningsrecht" (blz. 25). In 1893 huwde hij. In 1897 werd hij lid van de S.D.A. P.(blz. 13). Bnzoovoorts, enzoovoorts. Ik mag niet te veel overnemen, andera krijg ik ruzie met De Erven Bohn." Dit boek bestaat in de tweede plaats uit afrekening met de kritiek. Israël Querido, de schrijver van Menxchenwee, de man die heel het literaire Hol land ges'agen heeft met verbazingen bewon dering, niet om zij a durf, maar om zijn kunnen, zijn volbrengen van wat hij wou. Hg, de eens overal bespotte, nu door ieder' geëerbiedigd, door velen bewonderd, door sommigen verafgood!" (blz. 10). Hoe op een dergelijke figuur alle kritiek werkeloos afstuiten moest" (blz. 8). Ditmaal was de kritiek gunstiger en vr algemeen" (blz. 20.) Levensgang werd begrepen, het werd ge prezen, het werd gewaaardeerd: werk van zér goede kunst. Het sloeg in" (blz. 33). Menschenwee" heeft Querido beroemd ge-. maakt, hier in ons land en daarbuiten'' (blz. 35). Was niet kritiek na kritiek vol diep ver baasde bewondering?" (olz. 49.) Enzoovoorts. Enzoovoorts. Ik mag niet te veel overnemen, anders krijg ik ruzie met De Erven Bohn." In de derde plaats is dit boekje reclame. Reclame in z'n geheel; een ad /erlentie met aanteekeningen. Reclame voor het bovenmenschelijk geweldige epos. reclame voor den geweldigen epicus Israël, reclame voor de Erven Bohn" met wie ik lie/er geen ruzie maak, reclame voor den heer Bück mann zelf, reclame voor ..., maar 't begint jnae te vervelen, lees dit boek, menschen, lees het, lees van de groot hèd van Israël, en de kleinheid, de gebrekkigheid, de piet luttige gebrekkigheid van Zola, Zola, Zola, van het embryonale, het beginnende van Van Deyssel, Van Deyssel, Van Deyssel, lees deze poeruna, lees dit vies dunne afireksel van al wat goed en mooi is, deze verwa'ering van het geiiie. Poerurn, poerum, dat is het altemail, poernm, dikke, breode, epiechgewetdige poerum. Een snoezig boet je l PETER SPAAN. HolldBilsclie Literatuur in 't BaiteDlanl In het Literatur- und nterhaltangs- tilatt van 10 Nov., bij blad van het Hamburger Fremden-B'att", kooit van des ban<l van Dr. Rachéeen artikel voor over Hol.andsctie literatuur. Het bevat eene beoordeeling van een drietal literaire werken van Hollandsche schrijvers, welke in het Duitsch vertaald werden, nl.: De Kleine Johannes" van Fr. van Eeden, Een nagelaten Beken tenis" van Marcellus Emants en Hi'.da van Suylenburg" van Mevr. Goeïoop de Jong van Beek en Donk. Waar dit uitvoe rig artikel meer dan n belangrijke op merking bevat, nemen wüer hier enkele der voornaamste brokstukken vertaald uit ovtr Alvorens tot di eigenlijke beoordeeling van genoemde werken over te gaan, geeft Dr. Rachéeene korte algetueene beschouwing ten beste, waarin o, a. de vulgeudözinssneden vóórkomen: De btiang-telling van het Duiteche publiek in de Hollandtche literatuur is altijd slechts betrekkelijk gering geweest. Z.-slfs in de jaren 1885 tot 1895, toen de literaire beweging in Nederland eene ongekend hooge vlucht nam en eene gansche reeks werken ontstond, die de aandacht van het buitenland in de hoogste mate verdienden, werd er bij ons niet veel notitie genomen der letterkundige voort brengselen van den ons door de taal meest verwanten natuur. Hier en daar werd wel iets vertaald, het meest van Louis Couperus, ofschoon juist deze schrijver in zijn beslist kosmopolitische beteekenis, de Hollandsche literatuur het minst karakteristiek vertegen woordigt. Maar dat weinige, wat vertaald werd, was niet altijd het beste, en zoo is het ten slotte niet te verwonderen, dat in Duitschland slee its enkele ingewijden wieten wat de moderne Hollandsche literatuur grootsch en schoons bezat. Eerst ia den allerlaatsten tijd schijnt hierin een ommekeer te komen." In de laatste maanden is eene geheele reeks vertalingen van Hollandsen* werken uitgegeven, die, meer dan alle vroegere ver talingen, geëigend zij a de algemeene belang stelling voor de Hollandsche literatuur op te wekken. Onder deze werken rekent dr. RachéDe Kleine Johannes" van F. van Eeden, Marcelles Etnantb' Een nagelaten Bekentenis" en Hilda van Suylenburg" van Mevr. Goekoop de Jong van Beek en Donk. Leze drie boeken kunnen echter niet ge rangschikt worden onder de werken der Hoüandïche literaire beweging van den jongsten tijd. Zij dateeren geheel of nage noeg geheel uit het tijdvak 1885?1895, de periode waarin de moderne Hollandsche literatuur haar hoogtepunt bereikt heeft. Van 1895 af, valt er een zekete daling in de Hollandsche H eratunr te constateeren en de laatste jaren hebben, Querido misschien uitgezonderd, nauwelijks iets voortgebracht, dat met hetgeen in de cegentiger jaren is verschenen, vergeleken kan worden. Het belangrijkste op kunstgebied, en lite rair het verdienstelijkste, is ongetwijfeld de uitgave van Van Eeden's ,,Kleine Johannes" in drie deelen. De Kleine Johannes" is geen werk dat zich onder een of andere lite raire eoort laat rangschikken, of met een of ander werk der werelliteratuur vetgelijken. Het is een levensboek dat een dichterleven van twintig jaren in zich omsluit. Het eerste dtel publiceerde van Eeden op 25-jari^en leeftijd, in 1885, zeven jaren lafer volgde het twee ie en het derde deel werd eerst onlangs uitgegeven. Dit uiteilijke feit allén reeds bewijst duidelijk, dat wij hier met geen samen-én-geheel-vormend werk te doen hebben. En het onderscheid wordt nog duidelijker, wanneer wij ons den ontwikke lingsgang, dien de dichter genomen heeft, voor oogen stellen. De Van Eeden vaa twintig verschilt in wezen geheel van den Van Feden van veertig. Toen de m«t be geesterde dichteroogen in de wereld der idealen stsrende jongeling, nu de van zijn communistische wereldhervormende ideeën veryulde, rijp geworden werkelijkheidsmensch, wiens idealisme door de wreede realiteit schier gedood is en slechts nu en dan door breekt. In Holland heeft het eerste deel van den Kleine Johannes" even groote be wondering gevonden, als het tweede en derde deel sterk zijn tegengevallen. Waarom, is iederen nuchteren en onpartijdig denkenden niet-Hollander eigenlijk onverklaarbaar. Eene natuur als Van Eeden, die verheven is boven alles wat klein-menschelijk is, die alles van het groote, allesomvattende standpunt van wereldmensch te zijn, beschouwt, voor wien ook begrippen als godsdienst en vaderland eigenlijk niets meer zijn dan klinkklank en rook, in zijne groote menschheidsgedachten ten ondergaande, moest natuurlijk in een land als Holland een eenzame, onbegrepene blijven. En allen, wier gezichteinder niet boven het streng kerkelijke uitgaat, wier verstand blindelings blijft stilstaan voor den kreet: Leve het Huis van Oranje!', wier verstarde zin wortelt in het van-ondt-overgeleverde, zoodat hun oog beneveld is voor dea verblindendett schijn eener ntopi^tijche toekomst, gelijk dese zich aan den blik des dichters voordoet, zij allen kunne i niets beters dan den dichter van het tweede en derde deel van den Kleine Johannes be spotten, bespugen, hoonen, zooils nog onlangs Anna de Savornin Lohinan in De Trleyraof in een mg geheel dwaas toeschynenden uit val tegen den dichter ge laan heeft. Hij deelt in het lot aller profeten. O?k ean Multatuli beteekende niets in zyn eigen vader land. Maar ook voor Van Eeden zal de tyd komen, gelijk de tijd voor Multatuli gekomen is. Wij, Duitschers, weten den Kleine Johannes" beter te waardeeren en wüzijn der vertaalster en den uitgever dan i verschuldigd, dat zij het Duitsctie publiek met dit werk bekend hebben gema kt, dat zoo wondervol afsteekt by het proza onzer dag literatuur". Aaa het slot o?er Van Eeden hoopt Dr. Rachénog, dat de Kleine Johannes" in Duitschland een grooter en dankbairder publiek zal vinden dan in den nüonteren Heimat Mijnheers". De tweede schryver, dien dr. Rachébe spreekt, is Mircellus Emants. Ook van hem is veel vertaald, o. a. zg'n episcb. gedicht Godenschemering", zijne dichterlijke ver telling Lilith", zijn novellenbundel Dool"' en zijn roman Monte Carlu". Het laatste werk, dat van hem vertaald werd, is Een nagelaten Bekentenis". Toen Marc-1'us Ellants in 1894 zijn Na gelaten Bekentenis" schreef, was hij lang geen onbekeLde meer in de Hol'andsohe literatuur. Men kende en waardeerde hem reeds als een veeldjdig auteur, ryk aan ge dachten, die gewoon was zijn eigen weg te gaan en die terecht werd beschouwd als een voorlooper der moderne beweging, welke ook in Nederland, in de tweede lielft der tach iger jaren, ontstond. Vooral zijn gloed vol en kleurrijk gedicht ,.Lüith", dat den strg'd van den eersten menseh (A-lam) met den wellust (Lilith) fc'iildert, had hem leeren kennen als een nieuwere, die zie i stoutmoedig over de grenzen van het van ouds overgeleverde heenset. Einants is-als Van Eeden geen dichter voor het groot* publiek. Hij is eene in zic'i zelf gekeerde kuns'enaarsnatuur, door en door individueel, voornaam en terughoudend. Er ligt etne zekere kilheid o~er zijne ge«ühiiften Lilith is hierop wel de n ge uitzondering , hij schrijf; meer met het hoofd dan met het hart, en deze kille scherp heid van het verstand is het duidelijk-4 merkbaar in Een nagelaten Bekentenis." ' Vervolgens geeft de schrijver in het Hamburger Fremden-Blatt den zakelijken in houd van gemeld boek weer, en komt hierbij tot de conclusie, dat het Emants volkomen gelukt is, de etof in geleidelijke psycholo gische ontwikkeling ten einde te veeren en zóó uit te werken, dat ze ge_-n stuitenden indruk nalaat. Emants is meester in liet schildëien van het kléihe in het iuweniige leven, in het fijn-tastend nagaan van abnor male ziels-emoties en psychische perversi-teiten. En dat maakt de Nagelaten Be kentenis" tot een der beste psychologische romans die ooit ge chreven werden.' Ten skitte enkele opmerkingen o?er den bekenden roman Hi da van Suylenburg" van mevr. Goekoop de Jong va0 Beek en D.nk. Deze roman, zegt dr. Raché, heeft bij zijn verschijnen, vóór acht jaar, in Holland, veel sensatie verwekt. En hetzelfde zau iu Duitschland waarschijnlijk ook het geval zijn geweeft, wanneer de vertaling eenige jaren vroeger was uitgekomen. De vrouwenbeweging is thans immers reeds iets verder vooruitgegaan, is over de louter proselietenmakerij en het tendenzgesc irijf heen, reeds tot meer tastbaar, algemeen-merjschelijker doel genaderd dan in den tijd, toen de schrijfster haar boek schreef, den strijdsters voor het recht der vrouw nog voor oogen zweefde, De roman lijdt aan eec schoolmeesterachtigen acadernischen. toon, welks breedsprakigheid op de zenuwen werkt. De vertaalster is dan ook zoo verstandig geweest, deze hoofdfout van het oorspron kelijke te verkleinen, door radicaal te schrap pen en dea roman tot op ruiin een darde te bekorten. Hierdoor lnat het Duitsche boek zich veel gemakkelijker lezen." Behalve vele zwakheden, die bij een tendenz-werk nu eenmaal op den koop toe moeten worden genomen, ziet dr. Rachéveel voortreffelijke eigenschappen in den roman. En deze bestaan op de eerste plaats hierin, dat den vrouwen, die nog buiten de vrouwenbeweging staan, in den vorm van een onderhoulend en vlot geschreven roman de oogen geopend worden voor zaken, welke zij tot dusverre achteloos voorbijgingen. Menige vrouw, die den kreet nog niet heeft vernomen, wordt wellicht gestemd tot na denken over zich zelf en hare omgeving. En als dit dan slechts nig nut heeft en als dat weinige ook al niet geheel aan de leerzame schoolmeeiterachtige tendeuz van mevrouw De Jong zou beantwoorden, dan heeft het boek toci zijn doel bereikt. Op wekking tot nadenken is ten slotte immers alles." C. De P/raaiïeftnCüeiis. (ïragmenl van, etne studie ver het Tlieorema fan Pythai/ora*}. De bekende Vorlesungen" van Cantor over de geschiedenis der wiskunde bevatten ue losse opmerking over de pyramiden van Egypte. Die opmerking, wat al te kort, houdt in dat de hellingshoek ongeveer 02 graden is. Dat interesseerde mij, vooral toen ik kort daarop vond dat het uitkomt voor wel 3'J pyramiden, en dat de drie beroemdste, die te Gizeh, bij Cairo, gegeven hadden: 51°, 52°20' en 51°5O'. Laatstgenoemde waarde was die voor de noordelijkste, de grootste, door haar stelsel van kamers en gangen verreweg de merk waardigste, nl. die van Cheops. Deze massale bouw, die in ouderdom voor geen andere onderdoet, en in hoogte slechts door twee of drie torens wordt overtroffen, is ongeloofelijk zuiver afgewerkt; de reus achtige steenblokken zijn zoo vlak dat het cement slechts de dikte heeft van een blad pap'er; het grondvlak der pyramide is een uiver vierkant, (de fout is daarbij niet meer dan n honderdste van n percent); en denkt men zich de pyramide in haar oorspronkelyken staat, toen de zijvlakken glad waren en niet van de dekstukken beroofd, zoo is hier sprake van een zuiverheid van bewerking als slechts bij het werk van onze hedendaagsche instrumentmakers wordt aan getroffen. (Flinders Petrie). Die hoek van 52°was dus te rrerkwaardig om uit het oog te verliezen maar nergens een verklaring? Het werk van Howard Vyse, den bekenden pyramide-onderzoeker, was nergens te krijgen ; evenmin de opmetingen door zij a ingenieur Perring;' doch het bleek ook niet dat -door hen eenige verklaring was gegeven of gezocht. Het vruchteloos zoeken prikkelde de aand.acht: het was toch ondenkbaar dat omtrent dit pun^ niets gezegd zou zijn? De pu'.zle zou echter nog grooter worden. Ik kwam nl. in een boek van Bourgoia eene afbeelding tegen van een gelijkbeeni»en driehoek met basis 8 enopstaci idezyden = 5, dien hij driehoek van Pythagoras noemde (het is dan ook het dub iel van wat wij als driehoek vau P. beschouwen). Maar daar naast was afgebeeld een gelykbeenige drie hoek met basis 8 en hoogte z= 5; en dezen driehoek, tny volslagen onbekend, noemde Bonrgoin een Egyp itche driehoek". Volgens eene geheele archaeologische school" zou die driehoek zelfs zijn : la clef de toutes les proportions, Ie secret de toute véritable architecture." Maar dexe geheele archaeologische school was ook al nergam te vinlen; self? ia het hoofdkwartier der Egyptologie hier te laade was ze onbe'tend; en de zoo geroemde Egyp tische driehoek' werd te hooi en te gras genoemd maar niemand die er iets naders van wist. Zoo was het zaak, weer het Help uzelven toe te passen Waar leek die E<;yptijche driehoek op? Antwoord: Op d» doorsnede van een pyramide. Dat had Bourgoin inderdaad op gemerkt maar het was toch niet precies juist. Wat waren d** basisboeken? Antw. 51°20'. Hier waren we dus in dr> buurt van den hoek der pyramide die, zouais gezegd 51°(V bedraagt, En wat vertoonde de driehoek van Pytha goras, d.i. de z.g. vijfsteek, met zijn zijden 3,4,5? Een hoek van 5j°b'. Dus: de eene driehoek »af te weinig, de andere iets te veel. En, geleid door de ge tallen 3, 5, 8, die in hetgeen, voorafgaat voorkwamen, beproefde ik nu ook eens een driehoek waarbij de z.g. gulden mede optrad ["/.-, of steeds nauwkeuiiger: ?":<, s/i:i enz. Precies : '/,? (?l -f v/ 5,]. Wel is waar spreker Muller & Mathes in hun Archiiologisches Wörterbach hiervan aU van een, in zake kunst en architectuur oft sehr ernst empfohlenen Blödsinn" maar zij zuilen toch moeielijk kunnen ontkennen dat die gulden snede, in de Mathesis vau Pythagoras althans, een groote rol speelt, en dat niemand minder dan Kepler de gul den snede met een edelsteen vergeleek. Hoe het zij, ik probeerde eens wat er kwam als ik dus nam een rechthoekigen driehoek w.aarvan e.n rechtlioekssijdöde, gulden snede was van dr! hypotenusa, en we.ke waarde kwam er? 5.°50', zijnde precies de waarde bovengenoemd, en die ook Baedeker" geeft, seconden verwaarloozend als te quasi-precies bij een zoo geschonden monument. En de driehoek, dien ik geprobeerd had, kon niet als resultaat van een zotten moder nen inval verworpen worden, want wie zoekt vindt lem b'<j Ewlldes, het oudste meetkundewerk dat we hebben net zoo terug! Maar nu ik dit had begon het pas waarlijk curieus te worden. Ik was eens attent ge maakt op ee/n wonderlijk boek over de pyramiden en vroeg het nu te leen. Het bleek te zijn van den Belgischen astronosrn Charles Lagrange, en ofschoon het mij al zeer weinig voldeed, gaf het mij toch litera tuur-opgaven : vóór hem was de zaak behan deld door Piazzi Sinyth en Taylor. Zekere John Taylor n 1., die in 1860 eindigde a quiet and bla;nele.ss life of literary thought" had zich 30 jaar lang met de pyramiden bezig gehouden en kort voor zijn dood een werk daarover gepubliceerd, dat zooals het Athenaeum" zegt, te midden van veel ver warring en geen gering aantal fouten: Somt valuable aiid (so far as we are aware) original remarks" bevatte. Wat is nu n dier oorspronkelijke op merkingen? Een keurige conjectuur op Herodotus. Want de basisbreedte der pyramide is 755 voe!, de hoogte 481 voet, en Hero lotus schijnt te zeggen dat let wel! die twee gelijk zijn! Taylor maakte er dus iets anders van n.l.: OPPERVLAK ZIJVLAK VIERKANT oi> DE HOO<;TK. En zie, dan komt het keurig uit, mm rekene het maar nal Wat verrassend is : die omschrijving is, hoewel in andere woorlen, precies gelijk waardig met die waarbij de gulden snede, optreedt, zoodat de gegeven verklaring voor den hellingshoek nu komt te rusten op wel drie argumenten: l Woorden Herodotus, 2 Euclides VI Prop. ao Corr. :!. 3 Gulden Snede. Taylor (wiens boek ik niet kon machtig worden), schijnt de hier genoemde punten 2 en 3 niet te hebben opgemerkt; en als ware hij onvoldaan door zijne eigen fraaie conjectuur, publiceerde hij tevens eene ver klaring die wel curieus was maar zich niet aansloot bij Herodotus of wie dan pok ; eene verklaring du->, die geheel uit eigen brein ontsproten was. Volgens hum -sas de zaak dan zóó: Oppervlak Grondvlak Oppervlak Doorsnede _l_ ribbe grondvlak ... Omtrek Grondvlak __ Omtrek '"DubbeïtT hoogte Middellijn van een cirkel; tot in eeniye decimalen nauw keurig. M. a. w. de bouwers van de pyra mide hadden als bij goddelijke ingeving de waarde gekend van TT; rtd nauwkeuriger dan hun tijdgenooten, die het blijkt vol doende uit de Papyrus-Rhind de waarde van TT lang zóó precies niet kenden, en fei telijk door 3,10 voorsteldun, ofschoon het 3, 14 is. Frappant dat zoo geheel verschillende opvatting hetzelfle resultaat kan geven tot op een minuut na! Maar wie een eenvoudig forum etje opstelt voor de tangens van den hellingshoek zal bijvoorbeeld zien dat de uit drukkingen idintlek worden als nien de gul den snede door 5/» en K door \( l O vervangt: Taylor schijnt de dupe te zijn geweest vaa d« volkomen toevallige, maar niet streng juiste betrekking: Gulden Snede = !_ 16. Of Taylor zelf de opvatting (volgens Hero dotus) geheel verwierp is mij onbekend; hij stierf kort na de uitgave van zyn boek. Maar nu kwam de zaak in andere handen. Zoo pacifiek als Taylor, zoo belliqueus waa zijn opvolger; en, «an hartstochtelijk theo logisch temperament, verwierp deze onmid dellijk de nuchtere conjectuur op Herodotus om toch vooral dat mysterieus optreden van het getal TT te kunnen belichten. Aan dat getal, te voorschijn komend DU een monument van meer dan 40 eeuwen oud, herkende men, de hand van de Godheid.: het was een erfe nis", en elke steen, elke gtoef kon ons ieta leeren. Wie was die opvolger van Taylor; wie werd de Primaat van de spoedig ontstaande religieuse sekte ? Niemand minder dan de Astronomer Royal for Scotland, Charles Piazii Sinytb, fellow of the Royal Society ! Een expeditie werd uitgerust, waarvan de leiding bewondering wekte; en gesteund door hoogere en lagere autoriteiten mat Snayth de pyramide van Cheops na met de fijnste astronomische hulpmiddelen. Het werd allea neergelegd in een dliedeelig werk, dat thans is uitverkocht en r-ergens ter leen; waarna verschillende publicaties volgden, zooals Our Inheritance." Afgezien van den meetknndigen vorm werden natuurlijk ook bepalingen gedaan omtrent de zuiverheid van de oriëntatie Noord-Zuid, en omtrent de helling van den ingang der pyiamide. Zoo kwamen interes sante questies ter sprake als praecessie, ver andering in de plaats van de polen der aarde, en het verwondert ons niet, den astronoom van de Khedive, Mahmoud Bey, als ook Sir John Herschell aan de discussie te zien deeU nemen. Maar zoozeer stelde Smyth de theologische verklaring van den meetkundigen vorm op den. voorgrond, dat de collisie niet kon u:tbly ven tusschen hem en tret bestuur der Royal Society; hij bedaikte als lid; Sir John Herschei ('t zij vóór 't zg tegenstander) onttrok zich; het eind was dat de geheele beweging der Pyrarnidalisien werd doodge zwegen en men de grootste moeite heeft bij het zoeken naar de schakels van de keten. En dat in onze eeuw van Biographische en andere Lexica! Het tind was dat de Sekte werd doodge zwegen. Maar ze leeft nog; althans er ia een woordvoerder: de Belgitche a-stronoom, Charles Laprange, Membre de l'Académie Royale de Belgiqne. Op diens boek zou ik willen toepassen het oordeel van de groote Dictionnatre van Larousse over het werk van Piazzi Smyth : C'est de l'hallucination u haute pression et pyramidale.' Maar zooals we tot Pythagoras moesten opklimmen om het Theorema behoorlijk recht te doen, 1) zoo moeten we ook van Lagrange opklimmen tot Taylor om den vruchtbaren kern 11 vinden. Want er is zulk een kern; iets dat mij verbindt met de pyramidalisten en dat is dat er berfoiling moet zitten achter de verhoudingen dier kolossale monumenten. (En die meening wordt natuurlijk versterkt door het feit dat we in de Koniugskamer der Pyramide den aan Osiris, I^i-i en Horus gewijd.n driehoek met zijden 3, 4, 5 terugvonden). Maar nu het merkwairdigste. Na het vorige te hebben geschreven komt müin handen een driedeelig werk van dea bekenden Etryptoloog Flinders Petiie. Het is van 1903 en getiteld History of Egypt". En zeer verbaasde het my, te zien hoe deze tegenstander voorstander is geworden van het door Piazzi Sinyth zoo ijverig ver dedig! standpunt. Want wat schrijft Petrie hier nu ? The most probable theory of its construetion (Pyr. of Cheops) is that it was of such an angle that the height was the radius of a circ'e equal to the circuit of the base. This is so e.fictly the case that it can hardly be qiustioned." Zoo kunnen dus de Pyramidalisten op nieuw hun stem verheffen. Het doodzwijgen heeft hen niet doen ondergaan. Maar aan het adres van Flinders Petrie zou ik twee opmerkingen willen maken : lo Waarom door hem Piazzi Smyth niet genoemd werd, die zich toch zoo beklaagd heeft over de tegenwerking der Egyptologen 2o Waarom werd hier niet aanvaard, ja zelfs niet vermeld de zoo rationeele eerste opvatting van Taylor, m. a. w. diens prachtig» conjectuur op Herodotus? Eén ding is gelukkig; de zaak is opnieuw aan de orde. En welke van de beide ver klaringen zegeviert, over n punt zal men het eens worden en dat is dat in de pyramide iets is neergelegd (al is dat dan niet de mummie van Cheops); en dat iets is een wiskundige kennis en bedrevenheid die onze uiterste verbazing moeten opwekken. De ge schiedenis der wiskunle zal zich nimmer meer met een losse opmerking van de zaak kunnen afmaken; de pyramiden zijn de oudste en interessantste bronnen; en zij helpen voor een niet gering gedeelte schragen het hooie niveau waarop we de meetkunde van Taales en Pytbagoras meenen te moeten plaatsen. Hoorn, Aug. 1906. Dr. H. A. NABER. Naschrift. De verbeterde lezing van Hero dotus blijkt mij zoo juist, niet van Taylot, doch van Sir John Herschell afkomstig te zijn. 1) In de studie waarvan dit artikel een paragraaf vorint, wordt n 1. aan het Theorema van Pvthagoras een andere vorm gegeven dan tot heden. Die vorm munt door kortheid uit; is een man als Pythigoras meer waardig; schijnt de sleutel te geven tot de meetkundige vondsten en problemen uit dien tijd; en langs dien weg ook tot de geheele philosopiiie van Pythagoras en zijne school. Die kortere vorm heeft echter ook eenig actueel belang: m. i. is het geheele wiskunde onderwijs er bij betrokken ; maar dat is een questie van later orde. Eerst moet de nieuwe opvatting als juint erkend zijn. Hetgeen tijd zal kosten omdat ze zoo eenvoudig is. J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl