Historisch Archief 1877-1940
No, 15 6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O B NEDERLAND.
Leiden, door K. La Fargue (No. 407 Katalogus).
wedervaren is tot den 1 Sept. 1599 toe, enz.
Dit werk is een der kostbare relieken be
treffende de eerste groote zeereizen der
Hollanders. Deze eerste uitgaven komen
thans zoo goed als geheel niet meer in den
handel voor. Het is de oorspronkelijke uit
gave van het verhaal der eerste reis om de
wereld, door een Hollandsen kapitein vol
bracht.
Verder bevat de catalogus titels van wer
ken over zeden en gewoonten, geïllustreerde
werken uit de 16e tot de 19e eeuw; curi
euze literatuur, waaronder vele liedboekjes,
volksboeken en volksboekjes, en ten laatste
enkele werken over kunst.
Maatschappij De Eeniraclit" ie Amsterdam.
Woensdag wapperde de vlag, de maat
schappij-vlag," uit de groote huizinge in de
Vijzelstraat, waar eens het magazijn: De
Zon" wag.
De maatschappij : De Eendracht" be
oogende de kleine burgerij door sparen van
?vele kleintjes aich te geven aan de
voordeelen der coöperatie, hier toegepast op ver
krijging van gemeubelte, van allerlei voor
werpen voor huislijfc gebruik en, nog in
bescheiden keuze, van levensbehoeften.
De maatschappij: De Eendracht keert geen
dividenden uit; de te behalen winst wordt
besteed tot uitbreiding en verbetering van
het bedrijf.
De Eendracht" wenscht niet alleen het
stoffelijk en geldelijk voordeel te bevor
deren; de inkoopen in het groot zijn
hiervan een der geheimen, maar ook
het oog voor het schoone te bevorderen.
Hiervoor heeft het modelkamers ingericht,
en gemeubeUe, eenvoudig en van goeden
smaak, tegen denzelfden prijs voorhanden
als het smakelooze en onpractische. Ver
gelijking van beiden doet beslissen, Jfiet
alleen de kleine luiden kunnen in de maga
zijnen vau De Eendracht" koopen, ook de
?welgestelde klasse vindt er haar gading.
De Eendracht", die behalve hetjgebouw
n de Vijzelstraat, nog tal van winkels in
Amsterdam, en filialen en agentschappen
'buiten ''Amsterdam heeft, wenseht ook de
$? -verderflijke achtêrbuurtsuteratuur te
beatTvjdea door het ten verkoope verstrekken
van goede en goedkoope boeken met plaatjes.
Het,ideaal van De Eendracht'", die nu
reeds verschillende voorwerpen zelf laat
vervaaïdigen, is: eenmaal schier alles in
eigen bedrijf te hebben.
De werkzaamheid van De Eendracht"
neemt dan nog grootere afmetingen aan
als thans, met haar wei-ingerichte admi
nistratie, waarbij zelfs een eigen bevol
kingsbureau behoort.
De opening van het groote magazijn in
de Vijzelstraat, dat alreeds te klein blijkt.
moet een streelende voldoening zijn voor
den directeur, met zijne hooge idealen voor
het algemeen welzijn.
Om in alle deelen met de werkzaamheid
der maatschappij De Eendracht" bekend
te worden, vrage men aan het kantoor het
boekje aan, waarin alles uitvoerig beschre
ven wordt.
De maatschappij heeft thans reeds 80
duizend klanten, terwijl in haar bedrijf 200
personen werkzaam zijn.
Het is der moeite waard, in het aan
bevolen boekje, hetontstaan der maatschappij
te lezen.
Na de staking in 1903 waren vele gezin
nen bropdeloos en in groote ellende. De
commissie van bijstand voor die
ocgelukkigen slaagde er in, eentge duizende per
sonen in Amsterdam te bewegen wekelijks
een kleine bijdrage te storten, ora daarmede
wat onderstand te verieenen. Gedurende
den winter van 1903?1904 waren er onge
veer 4000 contribuanten, die wekelijks een
kleine f 400 bijeen brachten. Dat geld werd
door eenige boden opgehaald en verstrekte
een schamele bijdrage aan de werkeloozen,
Tegen het voorjaar van 1904 begon het
aantal deelnemers en daarmee de
wekelijksche som aanmerkelijk te slinken, en tóen
vatte de commissie, waarin de tegenwoordige
directeur van De Eendracht" zitting had,
het plan op, die 4000 deelnemers zoo mo
gelijk aan te houden en in aantal te doen
toenemen, door het gestorte geld niet uit
te deelen, maar er handel mee te drijven,
er goederen, brandstoften enz. voor te koo
pen en die weder aan de deelnemers te
verkoopen, en zoodoende de werkeloozen
_jj*^**^*'"*s*
\
Dr. P. J. BAENOÜW.
niet door giften te ondersteunen, maar ze
als tusschen-personen te laten voortbestaan
van de met dezen handel gemaakte winst.
De deelnemers zouden dus voor hun con
tributie een kwitantie krijgen, een
zegeltje, en daarvoor later goederen
kunnen inruilen, terwijl de werkeloozen
als boden, winkelbedienden, bestellers enz.
werkzaamheid zouden vinden.
De Maatschappij De Eendracht"
ving het ondernemen aan met een kern
van 4000 contribuanten, en werkende voor
een goed doel, op souden grondslag en met
onbaatzuchtige motieven werd de toevloed
van deelnemers zoo overweldigend, dat
somtijds iri n week 1200 tot 1500 nieuwe
klanten moesten worden ingeschreven en
na het eerste jaar het aantal over 't geheele
land meer dan veertig duizend bedroeg.
Op dit oogenblik loopen alleen in Am
sterdam veertig boden die, elk in zijn wijk,
wekelijks alle deelnemers bezoeken en de
zegeltjes verkoopen, waarvoor later de goe
deren kunnen worden geruild. Deze zegeltjes
worden in een boekje het spaarboekje
geplakt, waarop naam en adres van den
spaarder vermeld staat. Zoodra er voor 50
ets. zegels in het boekje geplakt zijn, kan
de kooper een artikel naar zijn gading
komen uitzoeken en het overeenkomend
bedrag aan zegels uit zijn boekje laten
scheuren. Gewoonlijk wordt er dan nog
iets aan contanten bijgepast.
is flg Hüoflstai
Het is de groote verdienste van mevrouw
Noordewier dat zij een gemakkelijk te behalen,
uiterlijk groot succes versmaadt, om op te
komen voor de intieme, maar moeilijke kunst
van onzen Diepenbrock. Of zouden er niet
tal van stukken en stukjes gevonden worden
waarmede mevrouw Noordewier het groote
publiek in geestdrift had kunnen brengen,
terwijl zij zich thans de stille dankbaarheid
heeft verworven van hen die het ernstig
rneenen met onze kunst?
Ik heb niet gehoord de ,,f>eistliche Lieder"
van Novalis .,Wrenn ich ihn nur habc" en
Hymne", maar wel het Lied der Spinnerin"
van Brentano, benevens twee sonnetten op
nederlandschen tekst, Zij sluimert" uit de
Mathilde-verzen" van Jacques Perk en Ik
Modelkamer.
Modelkamer.
ben in eenzaamheid niet meer alleen" van
Lod. van Deyssel.
De belangstellende lezer zal zich herin
neren dat ik, eenige weken geleden, deze
liederen met groot enthousiast m e, onder de
rubriek Muziekbeoordeeling«n" heb bespro
ken. Tbans waren wij das in de gelegenheid
ze te hooren en wel door een uitverkorene.
De componist had ze geïnstrumenteerd voor
klein orcheat en dat heeft hij gedaan met
heel veel subtiel gevoel voor klank en kleur
en met dien fijnen tact voor de eisenen van
de zangstem, dien wij van Diepenbrock
kennen. Toch geloof ik dat de indruk met
pianobegeleiding grooter zal zijn. Men kan
i» de vertolking der pianopartij meer iets
persoonlijks leggen, een sluier oplichten van
een intiem, rijk zieleleven; en juist de inti
miteit ging voor mij, bij de
orchestbegeleiding, hoe schoon overigens ook uitgevoerd,
wel wat verloren. Dit was het meest het
geval bij het sonnet van Perk, het minst bij
het vers van Brentano. Het naspel van
van Deyssel's sonnet heeft evenwel door de
orchestbegeleiding aan intensiteit van klank
gewonnen.
Mevrouw Noordewier heeft deze liederen
natuurlijk gezongen met al de liefde en toe
wijding, die zij voor de kunst van Diepen
brock gevoelt en zulks te bespeuren doet
weldadig aan, zelfs als men bij zichzelven
moet erkennen dat een lied, hetwelk slechts
voor een mannenstem past, toch eigenlijk
niet door een vrouw, zelfs niet door mevrouw
Noordewier, gezongen moest worden. Ik heb
hier op het oog het sonnet van Perk.
In het eerste deel zong mevrouw
Xoordewier twee aria's van Handel, ait diens
oratorium Savnaon". De eerste aria is gecom
poneerd op de woorden :
Verlassen weilt in Einsamkeit
Und klagt die Taube sanft ibr Leid.
Hoe dikwijls <Sez# woorden herhaald wor
den, ik zou het niet weten te zeggen ; ik
zou het eens moeten natellen. Ook bij de
andere aria, vier regels groot, komen
eindelooze tekatherhalmgea voor. Beide aria's, de
eerste tuet viool-, de tweede met trompet
solo, zijn zeer schoon en geven volkomen
weer de stemming der woorden. Zou het
echter niet wenscbelijk zijn dat eens iemand
die mooie muziek van nieuwe teksten voor
zag? Hoe anders nog zou die HSndel'sche
kunst op ons inwerken als men zich niet
aan die verouderde manier van tekstherha
lingen * ehoefde te storen, maar in een be
hoorlijk gedicht de hoofdgedachte breeder
uitgewerkt terugvond?
Dat mevrouw Noordewier in die schoone
aria's al hare rijke gaven van stijl,
sternglans, enz. ten toon spreidde, zij met vreugde
ge-onstateerd, evenals dat zij door het orchest
en de vertolkers der obligaatpartijen voor
treffelijk werd gesecondeerd.
De heer Mengelberg en zijn orchest ver
gastten het publiek op de voordracht van
(?Huck's Alceste-ouverture en Beethoven's
Pastorale. Bovendien speelde de lieer W.
Brohm met prachtvollen toon het Larghetto
uit Mozart's klarinet-quintet.
Woensdag 11. vroeg een andere
nederlandscbe zangeres on se aandacht. Mevrouw
Julia Gulp zong acht liederen van Schubert
en tien van Hugo Wolf.
De zangkunst van deze jonge artiste beeft
thans een hoog standpunt ingenomen. Haar
stem is van groote sonoriteit en gehoorzaamt
gewillig aan alle intentiën van de kunstenares.
De beheersching van den adem zou bewon
derenswaardig genoemd kunnen worden, in
dien het inademen minder hoorbaar ge
schiedde; doch ten gevolge van mevrouw
Culp's heerschappij over den adem en de
spieren kan zij met haar stem alles doen wat
zij wil. Het iijnste pianissimo zoowel als bet
sterkste forte klinkt over den geheelen omvang
van de stem even mooi en zelfs de snelst
uitgesproken lettergrepen weet mevrouw Gulp
met een benijdenswaardig mooien resonans
te zingen. Haar uitspraak is in alle
onderdeelen minutieus verzorgd. Zelden heb ik dan
ook een zingeres ontmoet, bij wie alles wat
zij ten gehoore brengt,in alle deelen zóó af'is.
Daarbij komt dat er geen voordrachts
nuancen zijn, die deze kunstenares niet ten
dienste sta n.
Toch kreeg ik den indruk dat mevrouw
Gulp virtuose is. Zal men in mtvrouw Noor
dewier steeds de priesteres zien, die een missie
heeft te vervullen eu die zich daarvoor geheel
in den dienst harer kunst gesteld heeft;
mevrouw Cn!p kiest hare stukken uit om met
hare schitterende gaven te woekeren en het
publiek in vervoerirg te brengen. Men kan
zich daarbij niet geheel vrij maken van den
indruk van raiUnement.
Hoe kan men het anders verklaren dat
mevrouw Calp in bet teere, jne
Schubertsohe lied Xacht und Traume", dat geheel in
oen waas van halve tinten behoort gehuld te
zijn, haar orgaan tot volle, -choone,weelderige
kracht ging ontplooien, bij de woorden die
helauschen sie mit Lust"? Docb laat ik vooral
dankbaar gedenken de voordracht vaa Wolf's
Morike-liederen en die uit het Spanische"
en ,, Ualienische" ederboek van Paul Heijse.
Dr. H. Potpeschnigg waa mevrouw Culp een
voortreffelijke begeleider.
Nog heb ik te vermelden de laatste uitvoe
ring van de Koninklijke Oratoriumvereeniging,
waar de heer Ant. H. ierie ons een herhaling
bood van Berlioz' Requiem. Het koor zong
wederom prachtig, mooier nog dan vooreen'
paar jaar. De stemmen waren zeer goed aan
elkaar geevenredigd (alleen een paar diepe
bassen zouilen nog gewenacht zijn) en de
zuiverheid liet niets te wenschen over; het
koor zonder begeleiding, t^uaerens me!',
slaagde dan ook bijsonder goed. Het klank
gehalte was over het algemeen mooi en de
dynamische schakeeringen werden met de
grootste nauwkeurigheid in acht genomen.
De heer Walter van Son, die de paar kleine
tenor-solt voor zijn rekening had, kweet zich
met talent van zijn taak en het
Concertgebouworchest vervulde met veel distinctie de
begeleiding.
Het grandioze Tuba miium", waar de
neven-orcheaten van de
AmsterdamgcheToonkunstenaarsvereeniging meewerkten, maakte
wederom een geweldigen indruk. De stem
ming liet niets te wenachen over en hadden
de bekende trioleniigaren steeds gelijk
geklonken, dan zou men inderdaad ook
van dit gedeelte der uitvoering kunnen ge
tuigen dat het het ideaal nabij kwam.
Het Requiem van Berlioz is niet een mijner
lievelingswerken. Als men zich in den
heerlijken tekst verdiept, wordt men teleurgesteld
zulke uiterlijke muriek op dien tekst te
hooren. Wijding kan ik er dan ook niet bij
krijgen. De heer ierie neemt bovendien
verschillende tem pi tamelijk anel, zoodat
daardoor aan een gewijde stemming niet
ECOLE
. VIVE LA
bijster tegemoet wordt gekomen. Dit is echter
een opvatting van rein persoonlijken aard,
die in eeenen deele afbreuk doet aan de
voortreffelijkheid der uitvoering.
AST. AVEBKAJJP.
Een osterbeelöc&s f erlplaats,
door J. R. DE KRÜIJKF.
Het mag: een jaar-of drie geleden zijn, bij
een bezoek aan de Arnhemsche tentoon
stelling van toegepaste kunstnijverheid, dat
ik voor het eerst met dit werk heb kennis
gemaakt. Het was in een minder bezocht
gedeelte bij den opgang naar de bovenzaal,
waar ik een tafel vond met naaldwerk voor
huisselijk gebruik: vooral kussens en kleedjes
en daaromheen waren ook grootere stukkea,
als gordijnen en tafelkleeden uitgespreid.
En al dadelijk trof mij het zeldzaam
eenroudiije en smaakvolle van al dit werk.
Zorgvuldig gemaakt met blijkbaar degelijke
kennis van grondstof en techniek en een juist
begrip van het verband tusschen beiden, was
het daarbij hoogst eigenaardig versierd, dat
wil zeggen zoo spaarzaam mogelijk, doch
altijd in overeenstemming met den aard der
stof, waarvan het voorwerp gemaakt was en
met zijn vorm en bestemming: de versiering
als 't ware voortgevloeid uit de makelij; en
daarbij overal even rustig en harmonisch
van kleur.
Bij een volgend bezoek weer aangetrokken
door het belangwekkende hoekje, was ik zoo
gelukkig er een der inzendsters te vinden
en met enkele bizonderheden, ook met de
prijzen, bekend te worden. Want ik moest
er iets van hebben. Ik kocht een tafel
kleedje dat ik niet noodig had maar
wat mij typisch leek voor de inzending, 't
Was van een mooie soepele stof en fraai en
rustig van kleur, maar juist daarom zoo min
mogelijk versierd en tot een tafelkleed ge
stempeld slechts door een paar
evenwijdigaangebrachte zachte woldraden, die op de
hoeken in elkaar vielen en hier tot knoop
gevlochten, de zwaarte van het neerhangen
bevorderden.
En toen hoorde ik ook, dat zulk werk
gemaakt werd op het atelier van de dames
E. S. van Reesema en E. Jfierstrasz te...
Oosterbeek.
Dus in de plaats waar ik woonde! Daar
zou dan allicht gelegenheid zijn ook nader
met die firma kennis te maken.
Waren het oud-leerlingen van een der
gunstig bekende kunstnijverheid- of
industriescholen hier te landen Uit Amsterdam
kwamen ze niet: dit kon ik weten. Maar
welke andere school dan vormde die leer
lingen, waar bloeide de boom die zulke
vruchten droeg?
Het intrigeerde mij in hooge mate!
Doch mijn nieuwsgierigheid zou bevre
digd worden.
Door kleinere dingen van stoffeering
die ik wél noodig had kwam ik als van
zelf in nadere betrekking.
En onlangs, toen ik hoorde dat mijn
firma n?i de reeds toegekende onder
scheidingen: van Parijs in 1900, van Gro
ningen en Arnhem in 1903, van Haarlem,
Zutfen en elders opnieuw succes had en
alweer bekroond was: nu in Parijs en
collectief ook in Milaan; doch hieraan, naar
mijn zin, maar veel te weinig ruchtbaar
heid werd gegeven, besloot ik nu dan bij
uitzondering eens uit den hoek te komen
en die leemte zelf aan te vullen.
Doch dan moest ik er ook mér van
weten: een betere aanleiding was moeielijk
te vinden.
En daarop heb ik ze uitgehoord, mijn
beide artisten.
En al wat ik weten wilde, mocht ik ook
weten. En wat ik gehoord heb, mag ik
oververtellen.
Voor alles: hoe zijt gij begonnen':1
dus vroeg ik. Waar hebt gij uw opleiding
genoten, wie heeft u voorbereid tot al deze
dingen?
En juffrouw van Reesema stond mij
vriendelijk te woord:
Ik zal het u maar zoo zakelijk mogelijk
zeggen. U kunt dan zien, hoe geleidelijk
ons werk gegroeid is en niet uit eenig
vooraf bepaald plan geworden is.
In Rotterdam heb ik geteekend en ge
schilderd, 's winters thuis naar pleister en
stilleven, 's zomers buiten met de
schilderkist. En ons verhuizen naar Oosterbeek
had geen ander doei, dan mij geheel aan
het schilderen te kunnen wijden. Ik heb
hier dan ook veel teeken- en schilder
studies naar de natuur gemaakt. Af en
toe liet ik mijn werk zien aan mevrouw
Hilders, die, met haar heele gulle persoon
lijkheid, een groote steun voor mij was.
Ken enkele keer ook zagen wij De Bock
bij ons. Maar het luiten schilderen werd
mij te vermoeiend. Ik heb het moeten
opgeven. Het eischt zoo absoluut een
algeheele toewijding en een volkomen vrijheid
van beweging tevens: twee dingen, die een
vrouw uit den aard der zaak haast niet
kan doen. Want ook voor het huishouden
en de huisgenooten zorgen, loges zien en
zoo meer het was de kaars aan twee
kanten opbranden; terwijl het resultaat
onmogelijk goed kon zijn."