Historisch Archief 1877-1940
DE A M i T E R D A M M E U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
JMo. 1536
Was toen juffrouw Nierstrasz zal met u
samen ?
Heel op het laatst in mijn schildertijd
kwam juffrouw Nierstrasz bij ons wonen.
Onze ouders waren vrienden in Rotterdam
en daar had ik al met haar geteekend.
Wij gingen er hier mee voort. En toen nu
het schilderen onmogelijk was geworden,
besloten wij, op raad van mevrouw Bilders,
decoratief te gaan werken.
Wat dat in had beseften wij geen van
beiden. Wij vroegen den heer Ch. Roskam
ons te willen helpen. Wij kenden hem van
't vorige jaar, toen wij in Arnhem op
Kunstoefening" een poos naar pleister
hadden gewerkt. Begin maar vast bloe
men te teekenen zeide hij. Dit hebben
wij gedaan. Toen hebben wij pas echt de
natuur leeren kennen. Wij hebben de plan
ten in hun geheel en in alle onderdeelen
geteekend, wij hebben doorsneden gemaakt
en met het vergrootglas het fijne aderwerk
bekeken.
En altijd vonden wij de grootste ver
scheidenheid bij den hoogsten eenvoud.
Iemand vroeg ons later eens: Hoe
komt gij toch aan die vele rechte lijnen en
al die eenvoudige, soms bijna nuchtere ver
siering-, die vindt men toch niet in de
natuur? Ik kon zeggen: juist daar en
nergens anders hebben wij 't gevonden.
Van af een grasje tot de schoonste bloemen,
overal vonden wij de eenvoudigste lijnen;
de doorsneden van bloemen en vruchten
zijn vaak mathematisch juist. En alles had
een functie te vervullen: 't was zóó ge
worden omdat het juist zóó zijn moest om
zijn werk te verrichten. Dat is ons een
groote les geweest. Wij voelden dat ook wij
? in ornament slechts dat mochten
geven wat evenzeer een functie moest ver
vullen. Ook hier behoort te wezen: nheid
en het ornament gegroeid. Als van zelf zijn
toen onze eerste patroontjes geworden uit
die studies. Volstrekt nog niet in al die
eischen juist, daar wij toen nog niet zoo
helder dit alles voor oogen hadden als ik
het nu zeggen kan. 't Was een onbewust
werken in die richting in vorm en kleur.
Maar nooit zouden wij iets van ons werk
terecht hebben gebracht, als we niet buiten
gewoond hadden en iederen dag de groote
harmonie gevoeld hadden en alle planten
zoo goed hadden leeren kennen in elke
weersgesteldheid en onder alle wisseling
van licht."
En wat waren dat voor patronen ? Voor
welke grondstof had gij die gedacht?
Voor zijden weefsels, voor meubelstoffen,
stoelbekleeding enz."
En toen werden er müenkele getoond
in teekening, en ook een lapje stof van
een grooter stuk, dat fabriekmatig ver
vaardigd was door een franschen industrieel.
Het waren vooral gebogen lijnversieringen
in' regelmatige groepeering of in voort
loopend ornament. En verwonderlijk
althans geheel afwijkend van mijn onder
wijzers-ervaring was het te zien, hoe
hier de motieven uit de natuur (inplaats
van tot een duidelijk florale, haast natura
listische samenstelling) in ns tot bijna
geometrische versieringen waren omge
werkt, die nauwelijks meer herinnerden
aan hun natuurlijk voorbeeld.
En hoe kwaamt gij er toe, die naar
het buitenland te zendtsn ? vroeg ,ik.
Het was met de Parijsche wereldtentoon
stelling in 1900. Op raad van den heer
Roskam zonden wij er onze patroontjes
heen. Wij hebben ze te voren alle op karton
gezet en 't is een heel werk geweest, doch
't'zag er netjes uit.
Toen op een middag de brief met de
zilveren medaille kwam, kon ik het niet
gelooven....
Het was een ongekend groote aanmoe
diging voor ons. En fransche fabrikanten,
die ons werk gezien hadden, vroegen nu
wel eens om patronen; maar toch, een
voortwerken in die richting lachte ons
niet toe.
. Toevallig bouwde in dien tijd een vriend
van ons een nieuw deel aan zijn villa voor
rustbehoevenden aan den Velperweg bij
Arnhem Hij had vertrouwen in ons en gaf
ons boudweg de opdracht om die villa nu
maar te meubileoren. Even boud namen
wi] 't aan. De moed komt toch dikwijls
door 't onbekende: wij zouden 't wel doen.
Wij zijn de kamers gaan bekijken, maar
't praten met de Directrice was een klein
vagevuur. Vóór alles stond bij ons vast,
dat het zou wezen: een-echt rusthuis: zoo
veel harmonie als we maar geven konden.
Maar hoe ? Door geen of zoo weinig mogelijk
patronen en slechts uitstekende stoffen te
gebruiken. Dit ook had de natuur ons ge
leerd, dat zij altijd eerlijk en reëel is en
zich niet ophoudt met schijn-schoon, in ons
geval: surrogaat en namaak. Liever een
eenvoudige goede stof dan een quasi-mooie.
Voor ons doel waren we dus klaar: wij
wisten wat we wilden. Het was nu maar
de kwestie om de stoffen te vinden. En toen
begpn ons werk naar buiten. Grossiers en
kantoren afloopen. Overal zijn we geweest
en ik moet het nog eens dankbaar er
kennen wij hebben overal de meeste be
leefdheid en hulpvaardigheid gevonden.
Wel wist men aan de kantoren dikwijls
niet, hoe men 't met ons had
Als door een toeval hebben wij toen voor
't eerst werk van W. Penaat gezien, den
meubelmaker, 't Was ons een openbaring.
Zóó was wat wij bedoelden, zóó zou de
harmonie komen in ons huis. En Eisenlö'el
leverde ons de lampen. Beiden werkten zoo
volkomen in onzen geest, dat wij ons niet
lang behoefden te bedenken. Zoo is de villa
n geheel geworden : een werkelijke rust."
En is die welgeslaagde poging door
meer andere bestellingen gevolgd ?
Ja, in verschillende deelen van het land
hebben wij salons en woonvertrekken ge
stoffeerd, van gordijnen en kleeden voorzien."
En waart gij toen al medewerkend lid
van de Woning"?
Juist in dien tijd werd die Vereeniging
opgericht. En door onze kennismaking met
Eisenlöffel, die in onze gordijnen en kussens
voor de villa hetzelfde streven vond, wat
hij en zijn medegezellen deelden, sloten wij
ons aan en werden expozanten."
Van toen af gingen wij meer met de
naald werken: kussens maken, enz. Dit
werk kwam in de Woning." En wij heb
ben er betrekkelijk heel weinig meer voor
geteekend. Wij voelden de noodzakelijkheid
ons met de stof te vereenzelvigen, dus
direct onder 't werken haar eigenschappen
te ontdekken. Wij kregen eerbied voor de
materie: 't verborgen werken dat er achter
zat van duizende jaren her. Toen eerst
heeft in zijn volle kracht de schoonheid
van een vak zich aan ons geopenbaard!
Onze belangstelling werd gewekt door alles
wat gemaakt werd. Wij wilden doordringen
in oude en nieuwe technieken. Dat is het
allerschoonste: den menschelijken geest te
voelen in al die schijnbaar zoo zonder
moeite geworden dingen om ons heen! Wij
hebben 't wel betreurd, dat wjj niet meer
geleerd hadden, doch 't is misschien beter ge
weest dat wij het belangrijke zelf ontdekt heb
ben. Zeker zouden wij vroeger niet het boek
van de Farcy" hebben kunnen doorwerken,
(gij weet wel, wat gij ons hebt aanbevolen
en dat wij van Haarlem uit het
PaviljoenMuseum leenden), terwijl het nu van 't begin
tot het einde een genot voor ons was. Ook
met de oude Egyptische en Assyrische wer
ken maakten wij kennis. Ik ben overtuigd
dat hun technieken voor ons geslacht nog
levensvatbaar zullen blijken."
En hebt gij nu ook uitgestald in het
nieuwe magazijn van de Woning" in de
Leidschestraat bij het Koningsplein?
Verleden jaar vroeg de directie van de
Woning" ons, voor goed samen te werken.
Wij hebben dit aangenomen, want het ver
groot onze kans op meerdere uitbreiding van
de zaak. En dit beteekent een toenemenden
invloed. Daartoe hebben wij er vooral begon
nen naald werken gegeven, om door de koop
sters verder af te maken: in wolwerk en
tapisterie, in smyrna en als borduurwerk op
laken. Ons ideaal zou wezen mee te werken
hieraan: dat vrouwen en meisjes niet meer
gedachteloos hunne handen lieten maken wat
de eerste de beste buitenlandsche fabrikant
hun voorlei..."
Of de eerste de slechtste, mocht gij wel
zeggen. Ik heb er al vóór vele jaren op
gewezen, hoe uiterst zeldzaam de mooie
dingen zijn die het buitenland ons in de hand
stopt en door onze handwerkwinkels worden
verspreid. En hoe ontzaggelijk veel daaraan
verdiend wordt en wat toch beter in ons
eigen land kon blijven. En daarom juich ik
vooral uw pogen toe om in deze richting
te werken. Gij zoudt er een fabriek van
moeten opzetten, waar die begonnen hand
werken, deels afgewerkt, deels met de verder
vol te werken teekening worden bedrukt.
Het geldt misschien maar een uitbreiding
van uw atelier. Is daar geen kans op?
Wij zouden niets liever wenschen!
Wij hebben nu voor een tiental meisjes
geregeld werk; waaronder een die de kar
tonnen doozen maakt. Want bij het gewone
naaldwerk zijn wij langzamerhand gekomen
tot het cartonnagewerk, eigentlijk door de
vele min fraaie doozen die in den handel
zijn. En niet tevreden met het omkleeden
van doozen met stof, kwamen wij als van
zelf tot het meer soliede leder; dat wij in
blinddruk stempelen en bewerken tot albums,
doozen, zakboekjes, schrijfportefeuilles en/.
en waarvan wij nu ook een kleine collectie
in de Woning" hebben. Maar deze afdeeling
is nog jong, het is een zeer moeilijke tech
niek en de oefening gaat langzaam.
Maar laat ik u -en om te besluiten als
gij wilt iets vertellen en vertoonen van
de llameh'. deze wondemtof! Het is geen
linnen, geen katoen, maar een nieuwe stof,
waarvan de vezel afkomstig is van een
netelplant die in Aziëgekweekt wordt. En
in Engeland wordt die stof vervaardigd..."
Dat hebben ons dus weer anderen
afgesnoept! Ik herinner mij, al vóór twin
tig jaar misschien, een landgenoot, die toen
kapitaal zocht om de Rameh te bewerken.
Het is een prachtige stof, veel sterker
dan linnen: lees u maar eens dit
overdrukje uit Het Handelsblad van Juli '05,
dat in het magazijn van de Woning",
Leidachestraat 13, te krijgen is, en waarin
de Rameh beschreven wordt. De stof leent
zich als vanzelf tot decoratieve doeleinden.
Er is een zachte glans in en een veerkracht
bij alle soepelheid, die in geen andere stof
bestaat. Daarbij is zij wasch-echt in de
kleur te maken, wat men linnen niet doen
kan: de kleurstof dringt niet tot de
linnenvezel door. Wél in katoen, en ook in
Rameh. Wij hebben ze ook toegepast en
verkrijgbaar gesteld in de begonnen"
handwerken; voor kleedjes, buifetloopers,
boekomslagen, kussens, enz.
Zie, hoe vaak de draden, eerst geverwd
en daarna in verschillende kleuren zijn
samengeweven".
? En ik maakte er de opmerking bij,
dat op die wijze ook de wondervolle effecten
worden verkregen, die de Vóór-Indische
shawls met hun fijn ineengevlochten, te voren
verschillend gekleurde draden maken.
Wij houden er veel van, en herinneren
ons daarbij onze schilderstudies, waar
immers ook al die kleine verschillende
kleurentoetsen te zamen een indruk teweeg
brengen, die door een tevoren gemengde
kleur niet zoo te krijgen is. Al zou men
het met nog zooveel smaak kunnen doen."
Nu, aan goeden smaak heeft het mijn
zegsvrouw zeker niet ontbroken!
Doch ik geef u het relaas van mijn onder
houd met de firma van Reesema en
Nierstrasz zonder commentaar.
Hun streven spreekt voor zichzelf wel
duidelijk genoeg. En ik acht het een voor
recht, er op deze wijze meer bekendheid
aan te mogen geven.
Oosterbeek, Nov. '06.
Terng naar Kant.
W. KOSTER, Subject en objekt bij z
ntuigelijke waarneming. (Haarlem 1906)
blzz. 91.
Ware onvoegzame misduiding uitgesloten,
men zou zeggen: de lezing van dit werkje
brengt onwillekeurig een glimlach op de
lippen.
Ziehier een wetenschappelijken, door en
door eerlijken geest, een even klaar als
veelzijdig denker, die op wijsgeerig gebied
niet n stap doen wil, zonder om zich heen
den blik te slaan en zich af te vragen of
hij de membra disjectra zijner kennis, naar
behooren ordenen, alzoo tot een geheel
brengen kan.
Deze vorscher, van huis uit natuurkun
dige, wil niet Kantiaan heeten. (75). Blijk
baar schijnt het gezelschap van Helmholtz
en honderd anderen hem niet aanlokkelijk
genoeg.
Wat hem hindert ? Het staat er niet met
zoovele woorden, maar het valt te gissen.
a. Blijkens een anonyme brochure" heeft
Kant in verschillenden zin over ervaring
gesproken (32). Heeft Kant zijne definitie
van ervaring 1) ooit teruggenomen of ge
wijzigd? Is de ontleding van Kant's erva
ringsbegrip, door H. Cohen2), ooit weerlegd ?
b. Kant heeft de categorie der causaliteit
met de noumenale werkelijkheid in verband
gebracht (74). Bij een onderzoek naar de
realiteit der buitenwereld, behoeft men van
dit bezwaar al bitter weinig last te hebben.
Voor zoover men echter, buiten dit onder
zoek, over Kant's kortzichtigheid zich onge
rust maakt, zij de rechtvaardiging van den
Koningsberger meester, door Otto
Liebmann 3), aanbevolen.
c. Er wordt geredetwist over de vraag:
of Kant monist of dualist was (74). In een
ommezien lijkt die twist te beslechten, tenzij
men hem verkiest te rekken. Van het
noumenon gezien, is Kant dualist; van het
phaenomenon aanschouwd, is Kant monist.
Met den besten wil, schijnt het moeilijk er
meer over uit te weiden.
d. Geredetwist wordt er tevens, of Kant
Berkeley heeft weerlegd (74). Voor Berkeley
is ervaring niets, voor Kant is zij alles.
Deze zeer nadrukkelijke verzekering geeft
Kant zelf 4). De twist loopt dus over deze
vraag: of de slotsom van Kant's levensarbeid
gelijk nihil was.
Intusschen is ieder meester van zijn
wetense appelijken burgelijken stand, en kan Prof.
Koster derhalve zich doen inschrijven, waar
het hem behaagt.
Nu wil het geval, dat hij de Metaphysica
van den Groninger hoogleeraar Heymans
onder de oogen kreeg en voor de scherp
zinnigheid van dien denker eene hoog
achting koestert, die trouwens door niemand
wordt verkleind. Heymans nu kondigt zich
aan als panpsychist d.w.z. hij is van oordeel,
dat de natuurvoorwerpen en
gebeurtenissen in 't geheel niet schijnen te bestaan"
(82). Dat komt, doordien Heymans meent,
dat bijvoorbeeld de boom of het huis, dat
wij waarnemen, slechts groepen van
waarnemingen in ons zijn en met de
gewaarwordingen spoorloo_s verdwijnen." (83)
Voor een boom of een huis, kan men over
die opvatting heenstappen. De zaak echter
krijgt hare bedenkelijke zijde, wanneer zij
op onze medemenschen wordt overgebracht.
Indien iemand, die A heet, de oogen dicht
doet en daarmede iemand, die B heet, spoor
loos doet verdwijnen" houdt hij niet veel
meer over dan het gevoel geheel alleen op
de wijde wereld te zijn. Dit gevoel heet,
met een vreemden naam : Solipsisme. Maar
met dien naam, wordt de zaak er niet beter
op. Vooral niet, doordien er alsdan
heelemaal niets gebeurd is. noch ooit iets ge
beuren kan. Die bundels gewaarwordingen,
die wij menschen heeten, glijden als schim
men door de geschiedenis heen, en begluren
en verlichten haar met spookauhtigen tint.
Hoe vrijwaart Heymans zich en anderen
tegen die ongezellige schijnvertooning ?
Langs drieledigen weg.
Vooreerst, vermaant hij, dat men over
het verschil tusschen subject en object zich
niet druk maken moet. (15, 5!>, 63, 64).
Ten tweede, noemt hij zijn medemenschen:
bewustzijnsconcentratiën, waartoe men komt
uit de Analogie. (81, 54).
Ten derde, ver wjjet hij naar ein Mehreres",
dat de vooronderstelling is van geheel den
inhoud van ons bewustzijn. (59, 77).
Ondanks de2ëdrieledige veiligheidsklep,
is Prof. Koster van oordeel, dat: het
psychische monisme van Heymans een
eenigszins nevelige voorstelling (geeft) van een
levend en ageeründ bewust menschelijk
individu" (63). Ik' kan hem niet ongelijk
geven.
Het aardige echter en dit wettigt mijn
aanhef is dat, alles wél overwogen, onze
niet-Kantiaan, bij sjot van rekening, dan
toch maar wèl-Kantiaan wordt. Wij ver
nemen: (mij) schijnt Kant's grondgedachte
aannemelijk, volgens welke er een
betrekkelijk of afhankelijke recele
aanschouwelijke (stofl'elijk-ziunelijkej wereld van
objekten bestaat, en dat daarin de bron
onzer ervaringen" ligt." (75).
A la bonne heure. Wij zijn dus van de
nachtmerrie van Berkeley's schimmen ver
lost, en staan weer op den grondpijler van
Kant's wijsbegeerte: binnen de voor den
mensch mogelijke ervaring, heeft het ken
vermogen zelf', dus alle voor den mensch
bereikbare kennis betrekking tot verschijn
selen, nooit tot dingen op zichzelf. Alzoo,
gelijk Kant nadrukkelijk doet uitkomen, (5:
al hetgeen de ervaring oplevert, door zin
tuiglijke waarneming, heeft volmaakt de
zelfde waardij en beteekenis als de inhoud
onzer gewaarwordingen en voorstellingen.
Alleen heelde men niet zich in, dat wij,
hetzij hier, hetzij daar, verder dan het ver
schijnsel komen, en het wezen doorgronden
kunnen.
Dat Prof. Koster, na her- en derwaarts
uitgetogen te zijn, in deze haven beland is,
schijnt niet zonder beteekenis voor hen, die
gelijksoortige odyssee op het wijsgeerig
vaarwater mochten willen ondernemen. En
die beteekenis wordt verhoogd, nu wij,
schier gelijktijdig, eenen anderen natuur
kundige van groot gezag, Meinong, hetzelfde
thema behandelend, dezelfde slotsom hooren
verkondigen.
Meinong, die, blijkens een vroeger werk 6),
waarlijk niet gewoon is over n nacht ijs
te gaan, besluit een volgend 7) in dezer
voege: Van hetgeen wij inwendig door
geven, dragen wij allereerst kennis, door
evidente oordeelvellingen van inwendige
waarneming; van de dingen der
buitenwereld dragen wij allereerst eveneens
kennis, door evidente oordeelvellingen, de
oordeelvellingen van uitwendige waarneming.
In ieder bijzonder geval, is dit laatste
weten gelijk l et eerste weten een
vermoeden, met dit verschil, dat het eerste
weten de zekerheidsgrens bereiken kan,
het laatste niet. Het eerste weten
veroorlooft een nauwkeurig opvatten der
1) Kritik der reinen Vernunft. Werke
(ed. Hartenstein) III blz. 132.
2) H. Cohen. Kant's Theorie der Erfahrung
(Berlin 1871.)
3) O. Liebmann, Zur Analysis der
Wirklichkeit (Strassburg 1880) blz. 035 vlg.
4) Prolegomena enz. Werke. (t.a.p.) IV.
blz. 122.
5) Men zie Ed. Hartenstein Werke III,
blz. 599.
6) A. Meinong. Ueber Annahmen (Leipzig
1902).
7) A. Meinong. Ueber die Erfahrungs
grundlagen unseres Wissens, in Abhandlungen
zur Didaktik und Philosophie der
Naturwissenschaft (Berlin 1906 blz. 112).
8) Zij komt eveneens voor in Verreden
und Einleitungen zu klassischen Werken der
Mechanik (Leipzig 1899) blz. 146.
werkelijkheid ook naar haar zóó-zijn; het
tweede weten veroorlooft slechts de zoo
verregaande onnauwkeurigheid der
half,, waarneming, die in de verschijnselen een
surrogaat bezit van objectieven aard, welk
surrogaat het noumenaal aangewezene
enkel op den omweg over zekere ideëele
hoogere begrippen vergunt te erkennen.
Dat is voorzeker, met name in zoover
daarbij juist de onmiddellijke ervaring ter
sprake komt, een zeer onvolkomen
erkennen; maar de verwerking dezer ervaring
is bij machte veel daaraan te verbeteren,
zoodat minstens over het bestaan eener
buitenwereld, geheel in het algemeen, met
een gerustheid geoordeeld mag worden,
die slechts theoretisch achterstaat bij de
zekerheid, met betrekking tot het bestaan
eener inwendige wereld."
Is het niet alsof Kant deze slotsom had
gedicteerd, en valt uit dit alles niet eene
leering te trekken ? Mij althans schijnt
zij aangewezen.
Het bewonderenswaardige van den bouw
van Kant's leerstelsel is tweeledig. Zijne,
in grondtrek en wezen onaantastbare, af
bakening van het menschelijk kenvermogen
heeft niet enkel, KOOT dn urvarwij, de baan
geëffend, maar tevens, gestadig en overal,
naar de ervaring verwezen.
Dit vooreerst, maar, hoe groot en groptsch,
dit niet alleen. De trias: God, vrijheid,
onsterfelijkheid postuleerend, inscherpend,
voor oogen stellend, zorgt Kant's leerstelsel,
dat de weerschijn, de glans, de vonk, de
schittering van het metaphysische niet wordt
uitgedoofd. Want, men vergete het niet, de
uitspraak van den beroemden Heinrich
Hertz wordt terecht, door Koster, vermeld
(90) 8): ledere denkende geest heeft meta
physische behoeften.
Bestaat er, na Kant, mogelijkheid tot
stelselmatige, samenvattende, synthetische be
vrediging dier behoefte ? Allen eerbied voor
hen, die het beproeven. Mijne hoop echter
op hun welslagen is gering.
Amst., Nov. '06. J. A. LEVY.
De Kalender 1907 van Hoytema.
Hoytema toont ons elk jaar weer zijn buiten
gewone waardigheid als steenteekenaar. Geen
weet ik, die het litographisch materiaal op
zoo eigenaardige wijze beheerscht.
Het is werkelijk meesterlijk zooals hij van
toevalligheden gebruik weet te maken : zooals
hij plast met touch (lithographische inkt),
zooals hij het mes laat schrapen, dansen of
krassen in den steen, of dwaas stoeiend met
gevoelige hand een onmogelijk; randje tot iets
prachtig? van stof weet te maken.
Mooie prentjes zijn er minder dan vorige
jaren. September en October hebben weder
een ongemeene charme.
N.
J. J. BI ESING,
Kunsthan tl el,
?B-GRA.VENHAGE,
MoiBDStraat 85.65* en 61.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en firawH.
MEUBEL- BAZAR,
Singel 263 283,
de
i*rijs. . . ?59,50.
Kantoor-Meubelen m.
J. MEIJERINE MEIJER.
'Telefoon 3OG8.
MARMEREN SCHOOffSTEENMAimLS
G. & J. CQOL,
AMSTERDAM. ROTTEffDAM. UTRECHT.
BLOEMGRACHT?/', ,DELFtSCHESTR«^T6lf- ". BIJ-TiTR^AirM'
JL5JL=JLEJLEJL=JLJ!
2
Si
AFD-HOLLAnD5O1
KUn5THAALDW?RK
* HAnDW?RK 0
$$$$$$$
nALl/?R5mAATië7
XAM5T6RDAMX
P
<
? H LOOPU1T-5P?U?K
DROUOT
H- H- WKSSEtt & Co. -t-
4« LANGE HOUTSTRAAT 7 & 2 »
- - - Oen Haajj - -
. . TELEFOON ISiTEKC. 374 -
GROOTSTE INRICHTING VOOR
COMPLETE MEUBILEERING =
IN ALLE STIJLEN = = =
ANTIQUITEITEN?= =
EIGEN MEUBELFABRIEK
PERMANENTE
» TENTOONSTELLING
KLEURETSEX VAN FRANSCHE
MEESTERS + + ->- + + +
REPRODUCTIES PROCÉDÉVAN
MEURS 4- + + + + + +
PHOTOGRAVUREX NAAR OUDE
EN NIEUWE SCHILDERIJEN + +
FACSIMILE-AQUARELLEN + +
ANTIEKE EN MODERNE BEELDEN
LIJSTEN EN SPIEGELS + + +
KÖNSTHAJDEL-WEÜ.G.DOBENS&ZN.
ROKIN 56. AMSTERDAM.
IOD, lr, Fabriek van Ziterwta, |
Hofjuvielier. i* £$ \
Ondegracht E 17, utrecht, l
AARDWERK
ATELIER VAN
- KUNSTREPRODUCTIE
.-. PROCÉDÉVAN MEURS .'.
_ _ _ _ _ FIRMA - - - -
- VAN MEURS & VAN GOGH
.. .. .. HAARLEM. .. .- ..
DE NIEUWE CATALOGUS IN VIER'
TALEN VERKRIJGBAAR a ? 0.25.j
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
ZEISTER FABRIEK
VA N
KOPERWERKEN
2 MINUTEN VAN
STATION DRIEBERGEN
MODERN EN
ANTIEK KOPERWERK
GIETERIJ VOOR
FIJN KOPER EN BRONS