Historisch Archief 1877-1940
No. 1536
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Oeertje, door J. DE MEESTER. 2 dln. (vyf
boeken). C. A. J. van Dishoeck, Bussum
1905.
II.
Alvorens Geertje's persoonlikheid te
analizeren, wil ik enkele personen nog wat nader
beschouwen, om duideliker aan te tonen,
waarom ik in de waarheid niet geloven kan.
Oom, hoogst kerks door Grootvader en
Doomnee opgevoed, komt in Rotterdam en
begint daar een winkel, waarin hij bijbels
etaleert. Hoe hy aan z'n vrouw komt wordt
ons niet verklaard, 't geen wel nodig geweest
was. Immers zij (en haar. broer vooral) behoren
in een omgeving tuis, waarin Oom later pas
vervalt. Als 't Oom misloopt gooit hij plotse
ling alle vroomheid overboord, zijn beetje
klandizie nog verspelend, om ... fosialist te
worden. Indien dit van zo'n zwak karakter
te verklaren was, het didelik geloven in de
schone woorden van een leider (Maandag b v.)
dan was dit aannemelik bij zo'n echt kind
nog." Nu is 't psychologies niet juist te
noemen, waai hij slechts gaat jenever drinken
en... rotterdams praten.
: Onmogelik is bijvoorbeeld 't feit dat een
.huishouden blijft bestaan, terwijl er weken lang
niets anders dan waarschuwingen in de geldla
komen.
Aan 't slechte van de Romantiek, doet
? Heukelman denken. Deze wandelende preek
was wel Eekuur opgeborgen in Amerika, ik
geloof echter vast gegeven de diepte van
zijn voelen, de troost, die zijn bijbel hem
?gaf en de houterige onbeholpenheid van zyn
persoon dat zyn hopeloze-liefde smart hem
niet verder dan tot Amersfoort b.v.b. gedreven
had; -en zeker hem, eenmaal in Ameiika
zjjnde, niet plotsling had doen terugkeren,
zo de reis niet per auteur," maar per boot
had moeten geschieden.
De grote lof aan Geertje toegezwaaid, zou
nog verdiend zyn indien de persoon Geertje
werkelik die schepping was, waarvoor zij
gehouden wordt.
Ondanks de uitstekende momenten, ja al
zou zelfs in fragmenten het volmaakte
be.reikt zijn, dan nog blijft de schepping in zijn
geheel... verkeerd. Hoe is 't mogelik, dat
kritisi van een heerlike schepping kunnen
spreken, en gelijk verklaren, dat dikwels de
gedachten en gevoelens van de auteur haar
gegeven worden? Wanneer een goudsmid u
een ring verkoopt als zijnde van echt goud,
en gij komt later tot de ontdekking dat de
alliage grotendeels uit koper bestond zoudt
gij dan zeggen: Jammer dat de maker er
koper indeed!" Of zoudt gij dan beweren,
dat de ring van koper was, zonder de aan
wezige hoeveelheid goud te ruhkennen. Welnu
in de alliage zit mij overwegend: de-Meester.
Noem ik slechts haar kritiese beschouwing
van haar Grootvade-r's vroomheid, waar zelfs
haar eigen vroomheid ook uit teksten bestaat.
O die Maandag, dat tanig blond-bleeke ge
drocht... die kop, die aldoor ma,ar lag heen
en weer te schudden op dat doopvont van z'ën
schoft?" Déze zin haal ik aan omdat een
voornaam kritikus zeer-schoon h'r roemde.
Aan de taal ziet men dat de gedachte van
Geertje zo getrouw mogelik werd weerge-^
geven. De hele zin is niet mooi. In plaats
van O"-werd waarscaünlik Ach" bedoeld,
terwijl 't kureief gedrukte beslist verkeerd is.
Een protestante boerenmeid denkt doopvont
van z'en schoft."
De twede doorgevoerde fout is, dat 't
zinlike in Geertje door de schrijver met opzet
verzwegen wordt. Haar iedeale liefde moest
haar ten val brengen. Dit zou uitstekend zü'n
indien zij niet zinlik was aangelegd. O wee!
Wanneer in 't laatste boek die meneer haar
verleiden wil, zegt hij : Me vrouw is as steen
zo koud, maar jij!" Op een ander ogenblik
voegt Heins Geertje toe: pas op je stikt
mij" als zij van geen ophouden weet bij 't
uiten van liefdeiverlangen f ? ! Erger,
vreemdverrassend is de aanvang van 't twede deel.
Niet alleen dat Geertje de hevig sensuele
vrouw daar is, maar zij vertoont zich dan als
een vrouw van professie en spreekt zij in
een taaltje gelijk lichtekooien doen.
Mannie had gezeid c"at 'et moch voor
Geert j e's jaardagl...
De derde grote fout zijn haar Jaargang Jong
Holland-gedachtev die Geertje heeft: een
reus lag er over haar uitgestrekt, en hief
haar op, en nam haar mede, blauwende vlakte
langs, mt-rose bergen."
Téliterair is 't resiteren van een geheel
bladz. proza uit 't hoofd. Een literair aan
gelegd meisje, zal een Kloos of Gorter vers
in zo'n stemming zeggen, maar geen boeren
meid uit 't Hooglied ... par coeur !
Het geëxalteerde doen voor haar spiegeltje
is beslist fout en tevens onwaar.Onwaar, omdat
doorgaans een spiegeltje niet een spiegel is
en niet 't vermogen heeft om een beeld te
reproduceeren, waarvan te genieten is. Ik stel me
dat spiegeltje voor enigszins verweerd, met
een paar prentjes onder 't lijstje geschoven,
en dus misschien net groot genoeg om een
hoofd te geven.
Maar het liefst had ze haar armenj die
staken die zoo mollig rondden en die zij be
vallig kou buigen en wenden en als slangen
om de nek slaan.
. . . Toen, ijlings, deed zij het hemd uit
nam... ja, wat?.... Truusje's handdoek
maar, wond zich die om het hoofd, strak,
zoo, dat er iets van het haar onder uit
kwam en hield het hemd toen met de opge
heven linkerarm en de om de nek geslagen
rechter zich achter het lichaam, dat zij dit
zag voor het wit...."
De opmerking dat door dit gedeelte uit
't boek te lichten, het werk deze kritiek zou
ontlopen, is onjuist. Hier treedt alleen scherp
in 't licht wat door 't boek heen in zinnen,
soms in enkele woorden gevoeld wordt.
Het is heel moeilik, haast onmooglik, in
zinnen aan te tonen waarom iets onjuist ia.
Er zijn waarnemingen, die subliem zijn, echter
verkeerd aangewend kunnen worden. 2)
Geertje verlangt naar een grote stad, naar
Rotterdam. Waarom ? Wij weten het niet.
Vreemd toch, zij wist het nooit te ver
klaren ; zy had wel gehuild om dat
spoorfluiten 's nachts, en daarbij telkens gedacht
aan het vuurwerk En zij had nu niet het
verlangen van thuis 's nachts, naar de stad
en het nieuwe...."
Wanneer ik mij niet vergis heeft de heer
De Meester, besprekend Comtesse Mathieu
de Noailles?Le Visage Emerveillé" aangehaald
die zinnen, waarin 't kloostermeisje, bij 't
horen van trein-gefluit door de nacht ver
langens krygt naar de wereld, 't vage vreemde.
Hier weer een bewijs hoe 't zelfde geval
in het ene werk iets subliems is, terwijl het
in het andere moeilik aanvaard wordt. Het
2) Men vergelijke met noot 1.
fyn-gevoelige, dat daarmee gegeven wordt,
kunnen wij in dit hoerenkind niet aannemen.
Was zy werkelik dat tere wezentje, dan EOU
zij in de omgeving van haar oom gekomen
terug snakken na haar dorp, minstens haar
vroomheid van bidden vasthouden als iets
beveiligends en niet zo spoedig haar gebed
opgeven, al komt dat later weer terecht.
Een duidelike voorstelling van haar jeugd
heeft de auteur niet gehad naar 't schijnt.
Zy is slechts nmaal in Rotterdam geweest.
Als zij op 't dorp bij dominee aan huis
komt, ziet ze daar een hooge rechte stoel",
zooals Geertje er nooit ergens een had gezien."
Wanneer ze pas in Rotterdam is, komt Maan
dag naar binnen, die haar toevallig had gezien,
wandelende met haar oom. Dan komt het
overbodige nooit had ze van een Kees
Maandag gehoord."
In Rotterdam ziet ze voor 't eerst een vuur
werk en dan is 't weer: Nooit had ze zoo
wonderlijk mooi iets gezien."
Als Ge'ertje bij Heins is krijgen wij prachtig
de wroeging die volgt op elke ontdekking
van een toegeven aan liefde voor Heins.
Wanneer zij dan terug moet, omdat Groo'moe
ziek is, verwacht men dat zij dan 't berouw
groter voelt, betere voornemens krijgt, de
verleiding lichter schattend, als die ver weg
is. Zelfs zou 't verlangen om haar Groo'moe te
zien sterven, opdat alles dan opgelost werd,
dan zou zij in 't dorp moeten blij ven, te ver
klaren zijn. Dan als zij 't gevaar, dat komende
is, reeds voorvoelen moet, daar bij haar zieke
Groo'moe schrijft zij hem, dat z'em liefheeft.
Deze handeling durf ik daarom veroorde
len, omdat de auteur ons had moeten
bewyzen, dat die brief geschreven werd, door
hem te geven. O, de psycholoog had moeten
genieten, deze brief te schrijven ! Beslist durf
ik verklaren, dat 't aantoont, dat de auteur
onbewust misschien ? uit onmacht ons
dat voornaamste stuk onthield. Deze brief had
de heerlikste bladzijde uit de Geertje schep
ping moeten zijn.
En voor mij ware gemakliker te bewijzen,
dat-ie niet werd geschreven, zo de auteur
daar wel een brief had opgenomen.
Na de schei Hng doet zich niet het
natuurlike verschijnsel voor, komt niet na de
zonde het berouw. Als zij zich in 't begin
door hem laat zoenen, zegt de schrijver zuiver,
volkomen juist: Zij wist het wel, atrais
kwam het lijden." Maar vun een ..morele
kater", heeft Geertje geen laat, wanr.eer zij
alles gegeven heeft, wat een reiue vrouw
geven kan, vertrouwend op zijn liefde. Waar
haar geloven-in-hem het olfer gebracht het ft,
zou dadelik daarop moeten volgen, de
geloofs-impotenaie en zich in tranen, smeken
en vleien openbaren.
Welnu, wel na 't zoenen, maar niet na de
werkelike val n moment deze natuurlike
aandoening bij Geertje. Waarschijnlik
opzettelik weggelaten, omdat de auteur bang was,
dat hij hierdoor haar ideaal-vertrouwen zou
schokken. Men ziet dus, dat de eisen der
psychologie achterstonden bij die van de
tendens.
Tijdens die periode is mij al te naief haar
opvatting van haar verhouding. Dat een hoog
staand, fijn voelend wezen als Geerije, die
juist terug komt uit haar dorp, in zware rouw
zich begeeft met een getrouwde man naar een
luguber kamertje, om daar haar zinlijkheid,
liefdes passie, of hoe schoon men 't noeme,
te bevredigen en inet heilige onschuld dit
blijft doen, dat een ortodox opgevoede zo
grif dan stapt over het overspel en hoer-zijn
is te verwerpen en zeker niet te prijzen,
terwijl de auteur zich absoluut niet mag be
roepen op het fragmentariese berouw. In
werkelikheid had geen idealisme haar hier
tegen beschermd, het berouw was blijven
doordringen. De reinheid van haar liefde is
haar een weten, 't geen bij een Geertje
onmooglik is.
Erger wordt het, wanneer zij later deze
liefde blijft zien als een hoog-staande liefde,
rein en prachtig ten opzichte van haar en
hem. Natuurliker dunkt mij, wanneer her
levend die tijd, zij tot de ontdekking was
gekomen dat Heins toen al ploertig haar
behandelde, en dat zij be-slist zondigde toen.
Maar de schrijver wilde geven... etc.
Saamgevat rny'n mening, konkludeer ik:
De psychologie, in Geertje ontwikkeld, is
onvolkomen, wijl Geertje niet gegeven wordt
objektief, noch subjeküef. Het eigenlike van
Geertje wordt teruggedrongen, omdat zij een
voorbeschikt leven moet lijden, wordt over
heerst door 't hoog-voelende en denkende,
het krities-beschouwende van de auteur,
waarbij waarschijnlik ook behoort
'tal-tenaieve.
Onzuiver zijn de overgangen van de
MeesterGeertje tot 't hoerenkind-Oeertje.
Onjuiat is alles, voortvloeiend uit 't feit
dat Geertje het slachtoiier werd van een
geestlike-iedeale liefde, in plaats van haar
zinlikheid. Overigens moet in Geertje genoemd
worden goed de waargenomen uiting van
karakter, onjuist het spesiaal vrouwlike, be
slist verkeerd het vrouwlik-eigenlike van
Geertje.
Alvorens van Geertje af te stappen moet
ik nogmaals verklaren dat ik nergens aanviel
wat gebeurde, maar hoe 't gebeurde. Een
schrijver heeft 't recht alles te doen voor
vallen, doch de lezer mag verlangen dat hij
't hem geloven laat, dat evenala in de werke
likheid gevolgen uit oorzaken ontstaan even
simpel als bloemen uit knoppen.
Mij rest nog de stijl te bespreken. Wanneer
de stijl vau heerlike pracht is, dan nog zou
men 't werk buitengewoon mogen noemen.
De meeste kritisi verklaarden echter dat de
stijl opgeolferd werd aan de werkelikheid l
Velen bespreken het plat-rotterdams. Som
migen beweren dat 't noodzakelik is Ook hierin
staat een auteur vrij n.l. in 't gebruiken van
dialektiek. Toch mag dit niet beoordeeld
worden als een kwestie van smaak. Men
mag eisen dat de auteur als psycholoog en
artiest het gebruik verdedigen kan.
Uit een artistiek oogpunt beschouwd, ge
loof ik, dat het doorvoeren van een priusiep
om konsekwent te zijn, onartistiek is, hier
vooral onnodig, waar absolute doorvoering
achterwege bleef, lu de gevallen, in dit boek
voorkomende, zou men terecht moeten vra
gen of by' een ex-onderwijzer zo'n
karikatuurtaaltje gesproken wordt. Een auteur moet
enigszins rekening houden met zyn publiek.
Dit doet hij al door te schrijven. Was niet
zijn verlangen de aandoening op andere per
sonen over te brengen, hij jou geen papier
met lettertekens vullen Zelfs houdt hij zoveel
rekening met hen, dat-ie een stijl gebruikt,
d.w.z. zijn gedachten zodanig in woorden
reeksen zet, dat zij de bedoelde gedachte
zuiver verkrijgen, door de woorden in die
reeksen te lezen.
De woorden geven de gedachten weer. De
woorden bestaan uit klanken, in vastgestelde
volgorde gegeven vertegenwoordigen zij een
gedachte. Deze klanken, die men klinkers
noemt in een gevormde taal, worden niet
zuiver voortgebracht en zullen afwijken bij
ieder persoon, omdat ieder mens zich volgens
zijn karakter van zijn spreek-organen bedient,
't organisme bij ieder mens niet eender is.
Hierdoor geeft dezelfde gedachte in dezelfde
bewoording gegeven niet dezelfde indruk.
In 't dageliks leven horen wij slordig toe
en kennen wy' haast niet het nuanse-verschil
van klank-indrukken. Zelfs zullen wij met
minder ontwikkelden sprekend, uit hun onbe
holpen woorden-keus, onbewust die woorden
grijpen die nodig zijn om de gedachte te
konstrueren en als 't ware gelijktijdig in onze
stijl vertalen, in onze bewoording opnemen.
Wanneer wij iemand dus in dialekt horen
spreken, dan zetten wij om, al aanhorende,
dan vertalen wij in eigen stijl. Dit doen wij
zonder denken, zodat velen zelfs in 't geheel
niet opletten onjuistheid van taal of het
onzuivere van uitspraak.
Wanneer men echter deze taal in al zijn
rauwheid weergeeft, dan overdrijft men door
de normale, werklik bestaande, afstand tussen
spreek- en schrijftaal te negeren, dan handelt
men onjuist, omdat de lezer geen geoefend
heid heeft de vreemde letter-kom pozisies op
te nemen in hun betekenis; zo'n idioom aange
nomen dat deze foneties juist werd gegeven,
werkt te afstotend, geeft overdreven-sterke,
dus onjuiste indrukken, 't geen nooit goed
kan zijn
Onzuiver wordt ook daar de taal waar de
Meester in zijn woorden Geertje laat deuken
of spreken, of in haar woorden zich uitdrukt
wanneer hij zelf aan 't woord is. Beslist
slecht is de taal daar, waar men een mélange
krijgt, waar Geertje's onbeholpenheid en de
Meesters woordkunst gemengd zijn.
In het toepassen van fonetiese spelling is
de heer de M. niet konstskwent. Zou Geertje
werkelik spreken van Groo'moe in plaats van
gromoe ! Of was hij bang de vereenvoudigers
n vingei te geven ?
Er zijn voortr^flike bladzijden waarin
Geertje beschreven wordt. Werkelik. dan ziet
men haar lopen, men ziet haar persoon, dan
kent men haar. Deze lof bewaarde ik niet
opzettelik tot het einde gelijk een
eind-goedal-good, maar ouadat dit voor mij de stijl
betreft. En hier is 't grote verschil van op
vatting. Voor mij is deze eigenschap slechts
een bewijs van stijl-talent. Onwaar is de op
vatting, dat door de gegeven zielkunde dit
doel werd bereikt. Dit aan te tonen zou mij
tans te ver voeren.
Deze bespreking bedoelt niet meer, dan
de bekendmaking van een mening, die ik
gaarne wilde stellen tegenover die onzer
hedendaagse kritisi. D.
De, Imitatie van Thomas <'i Kern p is,
door Dr. Is. VAN DIJK. Uitgegeven in
MdMVI door de Ifollandia-Drukkerij
te Baarn.
Twee boekjes ken ik die voor mij mo
dellen zijn van stichtelijke lectuur in den
gezonden zin des woords: de Meditaties
van Marcus Aurelius on de Imitatie van
Thomas a Kempis. Wel is waar zijn zij
hemelsbreed verschillend. In de eerste
spreekt de nieuwere Htoicijn, die te mid
den van het woelig hof- en krijgsmansleven
zich telkens terugtrekt in de burcht zijner
verheven ievensphilosophie; in de-laatste
de middeleeuwsche monnik wiens vrome
mystiek zich onmiddellijk aansluit aan het
practischo leven. Toch beantwoorden beide
aan den cisch dien Busken Huet in zijn
voortreffelijk geschrift over Stichtelijke
lectuur" aan dit genre stelde, die van
rustige objectiviteit, van een onpersoonlijk
karakter. Met uitzondering van een enkele
toespeling in Murcus Aurelius' boekske op
zijn keizerlijke waardigheid en zijn ver
houding tot Antoninus Pius en van de on
bewuste naïeveteit waarmee Thomas zijn
uitgangspunt neemt in de vormen der over
geleverde kerkleer geldt van beiden wat
Huet van den laatste getuigde: hij schreef
een onpersoonlijk boek; voeg daarbij dat
het geschreven is in een onverstoorbaar
rustigen toon, dat het louter mededoogen
met den sterveling en den zondaar ademt,
dat zijne kritiek niet verder gaat dan het
menschelijk hart en het mensehelijk leven,
dat het niet de minste dogmatische
pretensio heeft."
Thans denk ik bij die lofrede bepaaldelijk
aan de Imitatie, liet kostelijk boekje ligt
voor mij in een latijnsche miniatuur-uitgaaf',
in een oud perkamenten bandje te Keulen
verschenen in 't jaar 1626; op het titelplaatje
Maria met liet Christuskind op den schoot
en Thomas daarvoor neergekiiield, terwijl
er boven staat zijn lievelingsspreuk in alle
dingen heb ik rust gezocht en nergens heb
ik die gevonden, dan iu een hoekje met
een boekje" (in omnibus quietem <|uaes;vi
et nusifiiam inveni nisi in angello cum
libello). En naast dit antieke boekje ligt de
eenigszins coquet uitgevoerde brochure van
Dr. Is. van Dijk. De Imitatie vanThomas
a Kempis." Zij bevat deels reproductie, deels
uitwerking van de toespraak door hem
18 Juni j.l. gehouden te Windesheim op de
eerste oih'cieele vergadering der onlangs
opgerichte Thomas a Kempis-Vereeniging.
Om het cachet niet te schaden, bleef de
vorm van een toespraak behouden.De spreker
beantwoordde deze vier vragen: Waar loefde
Thomas van Kempen 'i Hoe naderen wij
tot dezen kluizenaar? Waarin bestaat do
aantrekkingskracht van zijn gulden
Boeksken: over de Navolging van Christus?
Waar moet voor ons liggen de grens van
die aantrekkingskracht ?
De eerste vraag bedoelt natuurlijk: in
welk milieu verplaatst ons dit geschrift?
En 't antwoordt luidt: in een zeer ver
wereldlijkte en ge d e el de kerk en te midden
van een geestelijke ontwaking; in vier
concentrische cirkels: de godsdienstige be
weging in 't midden der 14e eeuw door Tauler
en anderen verwekt van de Broederschap des
Gemoenen Levens, gesticht door Geert
Groote, van de groots Windeshcimsche
Kloostervereeniging en eindelijk van don
kleinsten cirkel, het Convent der orde van
den H. Augustinus op de .St. Agnietenberg
bij Zwolle. Hoe naderen wij den auteur?
Antwoord: niet niet het streven om hem
te huldigen", niet met versnelde
reisgelegenheid, niet met zekere slappe waar
deering, niet met de bedoeling van
asthetische genieting, niet met de
grootste-gemeenedeeler-methode, maar hoe dan wel ?
Dit antwoord zoekt de derde vraag te
geven in de viervoudige bewering: Er is
muziek in de Imitatie. Thomas schrijft
eigenlijk zonder lezers. Hij schrijft een
ontdekkend boek voor allen en hij schrijft
met jaloersch makende zekerheid over de
Eust die overblijft.
De vierde vraag omtrent de grens der
aantrekkingskracht bevat eindelijk Dr. van
Dijk's bezwaar tegen de Imitatie. Hij heeft
bezwaar tegen de wereld-onthouding van het
Boeksken; tegen de mystieke, verzwakking
van het zpnde-begrip; tegen den langen
heilsweg die in de Imitatie gewezen wordt
en eindelijk tegen het in de schaduw laten
van wat, naar hem voorkomt, de kern van
het Evangelie uitmaakt.
Ziedaar het geraamte van het boekje.
't Behoeft nauwelijks gezegd dat prof. van
Dijk dit op zijn eigenaardige, friasche en
geestige wijs met vleescb. eu bloed bekleedt.
Ik voor mij had liever gezien dat hij de
laatste vraag en haar beantwoording achter
wege had gelaten. Hier toch komt het subject
de objectieve beschouwing eenigszins be
derven. Een classiek middeleen wschgeschrift
als de Imitatie heeft men te nemen zooals het
daar ligt. 't Is van weinig belang welke be
denkingen en bezwaren een mensch van den
tegenwoordigen tijd, van zijn bizonder stand
punt, 't zij dan modern of orthodox of
modernorthodox daartegen lieeft in te brengen. Van
otis standpunt hebben wij ook bezwaar tegen
Homerus, of tegen menig bijbelboek of tegen
Luther. Maar wij laten hun persoonlijk
heden en geschriften rustig op ons inwerken,
nemen op wat ons sympathiek en laten daar
wat ons antipathi«k is.
Dr. van Dijk heeft naar mijn zin de Imi
tatie te veel gewaardeerd, ook in negatieven
zin. En dat ia dubbel merkwaardig omdat
hij, naar aanleiding van het aardige boekje
vau Acket, te velde trekt tegen de
waardeering, zoodoende een van /ijn stokpaardjes
berijdende. Waardeerende en vereerende
menschen," zegt hij, zijn gewoonlijk slappe
menschen." 't Is zeker waar dat er een waar
deering bestaat, die berust op onverschillig
heid en flauwheid. Toch is 't een verblij
dend teeken van den jongsten tijd dat men
meer en meer niet alleen constateert, maar
ook waardeert, dat men naast en boven de
wereld der feiten die der waarden stelt.
(/ie het voortreffelijk Afscheidscollege van
Prof. van der Wijck). Dr. van Dijk doet in
zijn boeiende rede niet anders dan waar
deeren, d. w. z. de dingen en personen op
hun waarde schatten en meten met zijn subjec
tieve maatstaf'. En aangezien een recensie
niet anders is dan een waardeering, heb ik
getracht zijn klein maar keurig boekje naar
verdienste te waardeeren.
P. II. HutlEXIlOI.TX Ju.
BOEKAANKONDIGING.
KindK.lei'tii, 10 schetsjes, door ,\ VAN
HicHTUM. Geïllustreerd door B.
Mn>T)Kit!cn BOKUOR.ST. Vitga;e vau C. A.
J. vun Dishoeck.
Deze tien schetsjes zijn bestemd voor kin
deren van S 10 jaar, zooals een
courantenbericht vermeldt.
Verhaaltjes, geschreven in kalm berede
neerden, nuchteren, prozaïschen toon.
? anneer zij aan de jeugd worden voor
gelezen, zullen de oogen der kleinen niet
glans-tintelen van uitgelatenheid; niet schit
teren van opgewondenheid ; niet wijd zich
openen van verbazing. Rustig zullen ook
handen en voeten vau het jonge goedje
blijven ; niet, als van zelf zullen die zich
strekken in deinende bewegelijkheid, in
huppel-blij getrappel.
Rappe vragen, kirrende vreugde-kreetjes
zullen niet zich dringen naar de roze lipjes
van hen, wier aandacht gevraagd wordt voor
dit tiental schetsjes.
iluisbakkenheid en gewilde aardigheidjes,
zijn rijkelijk te vinden in Hoe papa Jan en
zoontje Jan de huishouding deden."
Het oniedzaam gescharrel van de twee
Jannen, zou komisch werken, wanneer zij
hun onhandigheden bedreven tijdens moeders
afwezigheid.
Wanneer moeder uit was, om een verjaar
dag ot ' ruiloft te vieren; vooral niet, wan
neer moeder van huis was, wegens ziekte,
sterfgeval, of andere verschrikkingen.
Het gewurm van pa en Jantje is niet
vermakelijk, wanneer wij booren dat moe
der te bed ligt met een vreemd gesuis in
haar ooren een akelig kloppen door haar
heele lichaam, en twee branderige, roode
vlekken op wangen: ze had erge koorts".
Aan de overdrijving van Hoe papa op
Dikkie paste" zullen kinderen zich niet erge
ren, daarom heeit deze charge, kans in hun
smaak te villen.
Dikkie is tien maanden oud, en, wordt voor
een daïje toevertrouwd aan de hoede van
zijn vader, die geen voldoende aandacht wijdt
aan zijn stamhouder. Dikkie van kopje tot
teentjes met inkt besmeurd, valt ten slotte in
slaap... op de aschvaalt.
Jammer, dat woorden als schavuit" en
,,pissebeddj,n" dit schetsje ontsieren.
Alleraardigst en paedagogisch is Iniiuenza".
Frisch en in chten kindertoon De oude
vijgeirand",
Allerliefst 'zijn de plaatjes die de oude
vijgemand'' illustreeren. De houding van het
schreiende kindje bij het hek, waarachter
drie nieuwsgierige, knorrende varkentjes, is
uiet alleen om te stelen, ook artistiek.
A. S. K.
Uit Piet'x vlegiljaren, door JAN FKITU.
Met teekeningen van den schrijver.
Amsterdam, Schellens en Giltay.
Van de zestien- en zeventienjarige leer
lingen onzer middelbare scholen wordt
geischt, dat zij verhandelingen kunnen schrijven
over Guido Gezelle en Jacques Perk; ze
moeten werken als Psy:he, Cyrano de Bergerac,
La fitte de llolund, Hennen Arden, gelezen
hebben en blijk geven minstens een paar
klassieken van elk der vier moderne talen
grondig te kennen.
Het verduwen van zoo zwaren letterkun
digen kost moet op d^n duur wel den stnaak
bederven eu den leeslust dooven, indien
niet, bij wijze van tegengif, nu en dan eenige
licht verteerbare spijs wordt toegediend.
Daarom heeft de heer Jan Feith met het
schrijven van , UU Pief s rlegeljarin" een goed
werk verricht. Hij kent de jongelieden,
houdt van ben, dealt in hun vreugde en hun
zorgen en weet, dat het noodig is hen uit
de vreemde regionen terug te brengen in
een wereld, waar zij zich thuis gevoelen
Op eene wijze, zooals hij dat kan, vertelt hij
van wat het hoofd en het hart van eiken
H. B. S. scholier of Gymnasiast bezig houdt,
of waarin allen althans belang zullen stellen.
In Piet Schaller vinden zij zich zelf terug.
Even als deze besteden zij gaarne hun vrijen
tijd met arm- en beenbewegingen, maar
weten zij toch ook wel het bewijs te leveren
dat ontspanning gepaard kan gaan met
geestelijke inspanning.
Piel's vlegeljaren moeten zij allen lezen.
Het zal hen opfrisschen en hun het bewijs
leveren, dat degelijke boeken niet zwaar op
de hand behoeven te zijn.
Voor twaalf- en dertienjarigen is het boek
niet bestemd.
De schrijver heeft zelf zijn werk geïllu
streerd met talrijke leuke teekeningen. Zoo
van alle markten thuis te zijn l
De drie matrozen ran Middel de Il'-yter.
door JOH. H. BEEN ; geïllustreerd door
door H. J. ISINOS Jr. Alkmaar, P.
Kluitman.
De heer Joh. H. Been verstaat de kunst
om op aantrekkelijke wijze historische ge
beurtenissen in het raam van hun tijd te
plaatsen. Ditmaal heeft hij ah stof voor zijn
verhaal gekozen den beroemden zeetocht van
het jaar 1664, waarop de Ruyter de
Engelschen zulke gevoelige klappen toebracht.
Eerst verplaatst de schrijver zijne lezers onder
de Algerijnsche zeeroovars, daarna neemt hij
hen mede naar de kust van Guinea en ein
delijk steken ze samen den Oceaan over.
Vooral in de laatste afdeeling is de ver
teller op dreef. Hier en daar doet zijn ver
haal denken aan de boeiendste boeken van
Marryat. De bladzyden, waarin hij de span
ning in den lande beschrijft, waarmede de
terugkeer van de Ruyter wordt verbeid eii
de algemeene blijdschap, wanneer de admi
raal eindelijk te Delfzijl is binnengevallen,
zijn bijzonder treffend.
Er bestaat geen vaste maat voor kinder
boeken, toch schijnt een werk van bijna 400
pagina's wel wat machtig Indien de schrijver
de griezelige tweede afdeeling had besnoeid,
en ook de eerste, die gerekt is, had ingekort,
zou het boek in waarde gewonnen hebben.
Ondanks zijn geweldigen omvang zal liet zijn
weg wel vinden. De gedenkdag van de
Ruyter's geboorte nadert en hiervan is eeu
gen gevolg dat de belangstelling in het leven
van den nationalen zeeheld wordt verleven
digd. De heer Been stelt hem niet op den
voorgrond en ook niet in hèvoordeeügate
licht. Een zoetelijke oude heer -was De
Ruyter in 1004 zeker niet.
Florii de Vijfde, door E. MOLT. Alkmaar,
P. Kluitman.
Dit boek ia meer bescheiden van omvang.
De Fkiris de Vijfde der traditie wordt er
in oeschreven, in het bijzonder de gebeur
tenissen welke aanleiding gegeven heeten te
hebben tot den baat der edelen, en de samen
zwering tegeu zijti leven. De schrijver heeft,
zich ten doel gesteld do braafheid van den
graaf en de baloorigheid en wülek ur dt-r
edelen, van welke Gijsbrecht van Amstel als
model dient, scherp te doen uitkomen.
Hierin is hij goed geslaagd.
Als zij dit boek gelezen hebben, zullen
degene-n. voor wie het bestemd is, beirijpen
dat de bewoners van het platte land hunnen
vorst vereerden, die een einde inaakie aan
dwingelandij en het recht en de wet deed
eerbiedigen.
De historische verhalen van E. Molt heb
ben terecht, een goeden nuam; F/oris </e.
Vijfde pust in de rij.
Tien maanden in 't ijp, door A. F. CKEMKI;;
Alkmaar, P. Kluitman.
De titel van dit boek doet den inhoud
vermoeden : een ontdekkingstocht van eeuige
koene poolvaarders, die uitvaren met het
doel om te overwinteren. Dergelijke ver
halen zijn verre van nieuw, doch de jeugd,
die van avonturen houdt, leest ze steeds
met genoegen, vooral wanneer ze, als in dit
werk, onderhoudend en duidelijk zijn ge
schreven. Het ia alsof de schrijver zelf den
pooltocht heeft meegemaakt. In elk geval
heeft hij goede bronnen geraadpleegd; wat
hij van het leven der Groenlanders en der
Eskimo's vertelt, is niet bij iedereen bekend.
Aangenaam en nuttig van inhoud, en
daarbij nog een aantrekkelijk uiterlijk; wat
wil men meer ?
De boeken door Kluitman uitgegeven, zijn
trouwens alle hoogst smaakvol ingebonden.
In den opgang, door ANNA nu SAVOI:NIN"
LOHMAN ; Alkmaar, P. Kluitman.
Een boek voor jonge meisjes, zoo zegt het
titelblad. Dit jong" strekke men niet verder
naar beneden uit dan tot den zestienjarigen
leeftijd. Kinderen moeten het beslist niet
lezen. Wat er verder van te zeggen? De
schrijfster heeft het achtereenvolgens over
een engagement in stilte, een teleurgestelde
liefde, een engagement uit berekening, een
dito huwelijk, een gelukkig engagement en
nog een huwelijk.... Men t.o\i den tel kwijt
raken. Al die liefde in een kort bestek en
een kleinen kring van personen.
Anna de Savornin Lotmaan kent de jonge
meisjes", en weet wat goed voor ze is,
daarom juist is het te verwonderen dat zij
In den opgang niet in de pen heeit gehouden.
Hilversum K. WESTERLING.
Dt zomerreis van Yur. Hans, door BERTHA.
Met teekeningen van Genrud Caspari,
uitgave Kluitman, Alkmaar,
is een vrij aardig kinderboek zooals ei
tegenwoordig veel verschijnen.
Ik heb kinderen hooren zegden, dat de
prentjes leuk zijo, dat is misschien al vol
doende recommandatie.
Kunst werd hier echter nergens gegeven,
vorm en kleur bleef overal vrij grof. Dat dit
een gevolg der reproductie zou zijn, mag
niet als excuus gelden; goed werk in dit
opzicht kan alleen vet kregen worden als de.
maker de teekeningen zelf op steen brengt.
De tekst is niet gelukkig, begin-verye is
bepaald leelijk. Waarom staat niet ieder
rijmpje vlak onder bijbehooren i plaatje?
Bladverdeeling enduidelykhei l zouden beiden
gewonnen hebben,
Misschien geeft juffrouw Caspari ons later
bij beter versjes tijner teekeuingtjes; aan
handigheid en humor ontbreekt het haar uiet