Historisch Archief 1877-1940
l
D E A M S T K R D A M M E R WEE KB L AD VOOR NEDERLAND.
No. 1037
betrof, onderworpen zou zijn aan het
toezicht van den Directeur van P. W.
door de wijze, waarop de wethouder
reub deze beschikking van B. en W.,
btf brief van 10 October 1896 aan P. W.
had overgebracht, alleen overleg ten
opzichte van 's aröhitects salaris-regeling
werd toegekend.
Burgemeester Van Leeuwen heeft
medegedeeld, dat hij zelf als Wethouder
van Financiën, die had medegewerkt tot
het oorspronkelijk besluit van Dec. 1895,
destijds volstrekt niet wist, dat wet
houder reub October 1896 zulk een
brief geschreven had, en dat hij eerst, toen
hij burgemeester was geworden, bekend
is geworden met den feitelijken toestand,
nopens de verhouding van P. W. en den
beursarchitect, welke hij zich geheel
anders bad voorgesteld. Ook verzekerde
hij, dat de directeur Lambrechtsen, zoo
als hij later vernam, zich wel degelijk
ovei die, door den brief van Treub van
Qctober 19D6 geschapen verhouding,
beIfoagd had.
. De beer Van Leeuwen laat echter in
iet midden bij wien de heer
Lambrecht«cn geklaagd had. Bij den heer reub
zelf? Dan zou deze, door het
oorspron'kelijk besluit van 1895 niet weder van
kracht te maken, oorzaak zijn geweet, dat
.Publieke Werken buiten alle verdenking
van schuld bij de beurs-tragedie blijft.
, Nu doet echter zich ook het geval
voor, dat de architect, de heer Berlage,
volgens het gesprokene door het. raadslid
?Simons, altoos in de meening heeft ver
teerd wel degelijk ondergeschikt ea in
alles rekenschap verschuldigd te zijn ge
weest aan P. W., gelijk hij dan ook
'alles met P. W. overlegde." En is dit
zoo, dtfu zou weder niet de architect,
maar P. \V. de eigenlijke schuldige zijn.
Dfe vraag is derhalve: wie van beide
'partijen heeft in deze gelijk.
Nu schijnt de gangbare voorstelling
te zijn, dat Treub den beursbouw heeft
?opgedragen aan zijn vriend Berlage;
?Berlage minder als architect gedachten
Treub minder als wethouder; een
trans'actie tusschen twee personen, die, laat
ons zeggen, in gezelligen kout, het te
"samen eens waren geworden,
Araster'dam met een beurs, zooals zij geworden
is, plus een Beursstraat die er
bijbelioort op het Dam rak, te begiftigen.
En ZJQ gelooven wij, dat men dan
eerst een volkomen inzicht in den
pang van zaken, in de verhouding van
P. W. tot den architect, in de
beteekenis der officieele schrifturen zou kun
nen verkrijgen, zoo men de notulen der
vrimden-^e-tprëkkoa kon nalezen
iudien, wat wij echter niet vermoeden,
deze bijgehouden mochten zijn.
Miar waar de heer Treub zijn vriend
Berlage bedreigd ziet als de zondebok
de woestijn te worden ingestuurd, en dit
mede, naar het schijnt, als het gevolg
van 's wethouders handelingen -^ wordt
hef,-d.'o. tijd, dat Treub dat zér zeker
in zijn geheugen volschreven notiilenboek
eens opslaat en aan het publiek doet
weten in hoeverre zijn vriend Berlage
te verontschuldigen is. Als man van eer
'mag hij niet zwijgen.
Brieven uit Nieuw-Nederland.
Oud-Nieuw Amsterdam,
den 21n van Wynmaand, 1906,
Beter dan episoden uit de wereld der
upper 400" zooals nu en dan aan den dag
treden, niettegenstaande de zorg, waarmede
the smart set" zijn hdgaest life" in
Amejika voor de buitenwereld verborgen houdt,
kunnen de levensbeelden uit een der juist
alhier verschenen boeken 1) een iiizicht
verleenen omtrent de maatschappelijke toestan
den, voorkomende in die hoogste
pliuokfalisehe kringen. Hoewel de naam van den
fehrijver (-chrijfster?) verzwegen blijft, moet
deze klaarblijkelijk alleszins vertrouwd wor
den geacht met de wereld, waarin men wordt
binnengeleid. De karakters zijn ongetwijfeld
.naar het leven geteekend. IQ de besproken
wereld zal voorzeker algemeen geast w jrden
naar den naam van het lid der plutokraüe,
dat zoo meesterlijk de moeilijkheden van
overrijkdom weet te beschrijven. Zooals
veelal geschiedt, zullen de uitgevers het
geschikte psychologische moment weten te
treffen, om dat raa isel op te lossen.
De telg der Silvers.poons, welke met den
lust der Yankees voor antieke voornamen
Orlando is gedoopt, heeft voor zijne
meerderjarigh* id geërfd het leeuwendeel in eene
uiterst winstgevende monopolistische vennoot
schap tot stand gekomen onder de wetten van
den s'aat Nieuw Jersey. 2) Zijn vermogen is
zoo groot, lat hij niet de moeite wilde nemen
.liet te laten narekenen, toen hij het als wees
1er beschikking kree^. Naar verhouding van
zijne levensomstandigheden en de gewoonten
zijner standütnooten was zyn smaak een
voudig. Ejn villa in Newport (Khode Islan i),
de meest gewilde badplaats d^r plutokratie,
een huis in Bar llarbor (MassachusetU). waar
de upper 4UO", zorgen minder op de vingers
1e wolden geniën, een kampement 3) in de
Adirondacksbergen, een buitenverbly'f, om te
overwinteren Mj A>henlle (N"oord Carohna)
?waren hem voldoende voor zijne bescheiden
behoeften, voor zoover zijne huizinge in Nieuw
York's 5de Avenue hierin niet voorzag. In
«jn le?eu buiten die woniugen werd voorzien
cioor een paar stooinjachten en een half dozijn
automobielen, om van andere rijtuigen niet
.te spreken. Aan zijne renpaarden c-n zijn
veestapel in Kentack kon hij niet veel aan
dacht wyden, doordat zijn vrije tijd
vooriramelijk door buitenlandsche reizen werd
in beslag genomen.
Silverspoon leed aldus een kalm, ingetogen
leven. Nauwelijks was hij een kwart eeuw
oud, toen hij geloofde verliefd te weien. Sylvia
Makeinore, eenige dochter van Archibald, was
het voorwerp zijner liefde op het eerste ge
zicht. De oude Makemore was een man met
>.en vastberaden karakter en een prikkelbaar
gemoed. Geheele industrieën waren zijn
speelgoed. Als hij werd aangestaard langs
Bwadway wandelende, boos rondkijkende,
achtten de kooplui bet raadzaam de blinden
voorde winkelramen te sluiten of aanplak
biljetten op te hangen, luidende uitverkoop
?wegens faillissement." Zij poogden aldus zijne
verzoeking te ontgaan, om hen in een trust
op te nemen en hunne inkomsten te zijnen
bate te kapitaliseeren, zoodra hij Wallstreet
zou hebben bereikt, want wee dengene, die
in het vrye Amerika de vryheid durfde heb
ben zich vrij van ziju almacht te wanen. Zijne
specialiteit om voordeel te vertnee teren,
waarby hy het door anderen zag behalen, was
berucht.
bylvi* leek meer op hare moeder. Als
negentienjarige was zij een mooi, blauwoogig
mei-je, rank als een popel, teer van gelaats
kleur, overeenkomstig hare fijne opvoeding
en geegtelyke neigingen. Na hare intrede
in de wereld, gaf zij zich voi geestdrift over
aan high life". Als hare kennissen genoot
zij van bridge- whist", poker en ander kans
spel, wedden op renpaarden, leerde de eene
likeur boren de andere waardeerea, Egypti
sche sigaretten boven Russische. Xg praatte
druk met de anderen méover allerlei zaken,
die zy nooit gelegenheid had gehad te be
grijpen.
IVadat zy t wee seizoenen had medegemaakt,
stond zij op een zekeren middag op met
zulk een katterig" gevoel, dat zij door
eene walging werd bevangen. Na hire
kamenier te hebben gevraagd wat voor dag
het was, vernam zy, dat htt Zondag moest
weien. Zij besloot naar de kerk te Kaan.
SyUia was toen te Newport. Eea wel
sprekend,, jong predikant besteegden kansel.
De knapuitziende dominee, die naam zocht
te maken, legde zich er op toe zijn gehoor
te roeren. Hoe dan ook, hy wilde als kan
selredenaar opzien verwekken.
Voor de society belle" was de preek iels,
dat haar afwisseling bood na zoovele iuwe
zoeternyen, te meer, toen de redenaar er op
wee?, hoe zyn stehoar leefde in zondigheid.
Vol welsprekendheid betichtte hij de *;roote
wereM van misdadi^en rijkdom. Sylvia ge
raakte meer en meer on ter Jen in leuk ea
hing ten laatste aan zijne lippen.
Zy reed huiswaarts aan vreemde ontroe
ring ten praoi. Kon zij na het gehoorde
nog twyfelen aan de schuldigheid der rijken ?
Neen; zelfs haar vader was als zoodanig een
misiadiger; dit bssefie zij meer en meer.
Snikkende verborg zy haar fijn gedichtje in
haar kanten zakdoek. Haj*r onschuld maakte
haar onbe'.orj; i genoeg, om haar vader daar
over te gaan aanspreken in diens heilige
der hsiluen.'
Daar zat bij in zijn geliefkoosden armst oei,
de beenen uitgestrekt op een anderen zetel,
zich vermeiende met het Zoodagsnummer.
van The Kew-York Tribune, in Yankee stijl.
Paj>a", zeide Sylvia zonder blikken of
blozen, het spijt mij, maar ik heb vernomen,
dat u een misdadiger zijl"
Wat vertel je mij daal ?" vroeg de oudö,
verontwaardigd opspr.ngende.
Ja, j i, u hebt me verstaan, dunkt me.
Het is maar al te waar. Ia de kerk is het
me volkomen duidelijk geworden."
Z >o, zoo. Die nonsens durft zelfs The
Ee.ra.ld ook al verkondigen, zeker om sen
satie te wekken!.... En meisje", liet hij er
sarcastisch op volgen, wat den; je wel
voor gene'.ing aan te bevelen?'
U hebt eenvouli^ alles term te geven",
zeide zij met de bekrompenheid van eeiie
\erwende Ainerikaansche dochter.
Sylvia, je bent gek; g» naar je kamer.
Als je .daar eens kalm hebt kuunen nadenken,
zal myn kind wel tot betere inzichten komen."
Ik zal weggaan, maar vergeet tiet, dat
ge niettemin een misdadiger zijt'V voegde
zy hem toe, met het hoofd in den utk «..n
bureel verlatende.
De jonge schoone liet haar lunch in haar
bouloir opdienen en gaf zich over aan diepe
overpeinzingen. Bij ingeving gevoelde zij,
dat zy by haar valer niets gewonnen zou
kunnen krijgen. Hij was te zeer gehecht aan
het tegenwoordige en het leven, dal hij >eeds
een kwart eeuw op dsnze fden voet had ge
noten Evenwel dorstte zij naar daden in de
gewenscht*; richting, wi.de zij niet het ver
stand verliezen Zij had niet die gelaten be
rusting van de dochteren der Oade Wereld.
Haar blik viel op een kostbare vaas,
gevu'd met den ruiker rozen, dien Silverspoon
juist dien ochtend had laten aanbieden. Kven
als de andere jonkheden uit zijn wereld was
hij een maaud lang dol op Sylvia. Als die
anderen had hij zijne vlam het h< f gemaakt,
zonder dat zij er iets ain had gehecht.
Eerst nu wijdde zij aan hem hare gedach
ten. Hij was haar laatst opgetreden aanbid
der, jong, plistisch genoeg n^ar den smaak
eener Ameiikaansi Ue, alleen in de were'.d en
vermogend genoeg, om hare plannen tedienen.
Beminde zij Silverspoon? Hoe zij ook dit
vraagpunt van alle zijden onderzocht, zij kon
zich daarop geen antwoord vormen. Maar
zij wilde eens ernst:g met hem spreken.
Eenige dagen L ter zat Sylvia in de
oranjerie, toen zij iemand hoorde nadjien. Zij
begreep, dat het, OrlaLilo moest wezen en
dit deed haar hart klopgen en hare wangen
gloeien.
Foei," zei zij tot zichzelve, is hot moge
lijk d tt ik. ..." Zj brak af en met eeii takt,
die ge'uigde van hetgeec zij in de twee sei
zoenen had aacgeleerd, vertoonde zij haar
bezoeker etn kalm, ^liialacheud gelaat. Na
de vormelijke begroetii.',; van weerszijden,
vroeg zij :
Heb je de deur gesoten? Papa, lijdt
vandaag weer aan jicht en :s niets minzaam
gestemd.'"
Neen, Sylvia lieve, maar ik zal het on
middellijk doen." Het volgende oogenblik
Jag hij geknield aan hare voeten en stamelde
iets als: Sylvia, engel!"
Komaan, geen dwaasheid. Kreuk jo
mooie pakje maar niet:", klonk het weinig
aandoenlijk van de zijde der praktische
Yankeedochter.
Orlando keek eenigizins uit het veld ge
slagen en nam [laats naast de jonkvrouw
op de sofa met b.3t hoofd in de handen. Tot
afleiding stak hij een sigaret op.
Il Fortune's Victim". A Romance of these
dayg.
2) Deze Staat is berucht voir hare gemak
kelijkheid" van wetten ten opzichte van tinsts,
enz., wier makers algemeen daar domicilie
kiezen.
$i 's Zomers wordt kampeeren in hutten of
tenten gezocht om de versterken Ie berglucht.'
4) Het voornaamste orgaaa der
Republikeinsche partij, die, al durven mannen als
President Kooeevelt en Gouverneur in spe"
Hughes de trusta aan te vallen, toch de
monopolisten en imperialisten het teste
heeft gediend.
Zie «oo, dat is beter", zeide zy. Ik heb
wat ernstigs met je te behandelen."
Inderdaad? Maar dat belet me toch niet
te bekennen, dat ik je liefhe', nietwaar? Ik
hoopte, dat je me ten minste zou toelaten,
je dat te verzekeren,"
liet zou me onmogeyk wezen een misda
diger te beminnen", bracht ze plechtig uit.
Weet je wel, Orlando, dat je een misda
diger bent ?'
Wel", zei hij glimlachende, als je de
straats hendery bejoelt op dien avond, daar
voor heb ik toch immers de zware boete
betaald?"
O, zoo'n beuzelachtigheid bedoel ik niet.
Jij bent misdadig, omdat je ryk beut. Jij
strijkt getrouw de hooge inkomsten op van
de naamlooje vennootschap te Pittsburg,
waarvan je het leeuwendeel toebehoort.
Beken dat garustl"
Waarom niet ?"
Orlando, hoult jfi werkelijk zooveel van
me, als je beweert ?" fluisterde zy vol be
koorlijke ernst, zio ongewoon in die voor
heen immer wufte Sylvia.
Innig, onuitsprekelijk veel", antwoordde
hy met nimmer betoonde geestdrift.
Welnu", voegde zy heia toe, opryzende
en eene trotsche houding aannemende, keer
tot mij terug als een arm man en dan wil
ik je gehoor ver'eentn."
Sylvia!'' riep hij uit, wil je mij wat tijd
laten, op mij wachten en me beloven Prince
Phonetiek af te wij «en?'
H >og->tens zes mainlen wil ik je laten",
antwoo dde zij, plechtig hare tengere hand
naar Orlando uitstrekkende.
Veel staat ja intu*-'chen te wachten, mijn
vriend. Doe echter niets, waarover je je
tegenover rnij zou It hebben te schamen.
Zorg geen anderen, onschuldigen wellicht, te
betrekken in den vloek, dien je hebt af te
werpen iu het belang van ons geluk l"
at beloof ik je. mijne liefste." En hare
tn-'e vingertoppen aan zijne lippen bren
gende, verliet hij haar inet een kortea af
scheidsgroet.
(SIA volgt-, A. E. M. S. TE LAER.
lltt Geestelijk Lie<l in de Nederlanden voor
de H-rvorming, door I. A. N.
KNUTTELToen ik door toezending van de redaktie
voor 't eerst kennis maakte met Het Gees
telijk L^ed" van dr. Knuttel, beving me aan
stonde een triestig gevoel. Waarom moest
alweer een niet katholiek ons komen spreken
over die m >oie dingen van vroeger, die toch
zoo helemaal van ons zijn. Lusteloos begon
ik te lejen «Dr. Knuttel zou, dacht me,
waarscbijnlik wel hebben een groot weten, maar
hoe steriel moest dat weten noodzakelik zijn,
wanneer het zich in die mooie liedekens uit
de kinderjaren van ons liooms-zy'n. niet zou
k'innen verdiepen tot een vroom meevoelen.
Eu dat liatste Inek me niet mo^elik. Wan
neer da schrijver zich al niet stelde op de
eigendunke ike hoogte, vanwaar M dl met
.pijn starre Protestantse ogen op die voor
hem soms dwaze, toms gruwelike, soms
erger!ike uitingen van Middeleeuws godsdienstig
leven medelijdend neerkeek, ik had op zijn
hoogst van hem verwacht, dat hij evenals
Acquny, wel meer objrktief, maar dan met
een katalogizerende nuchterheid over dat
mooie schrijven zou. In die stemming begon
ik Ie lezen.
Maar allengs werd het blijder in me, en
nu ik de pi,m. 550 blad :yden van het hoek
uit heb, is er in my een hoge bewondering
voor dr. Knuttel, tly heeft zich zo onbe
vangen mogelik tegenover die tijdsverschijn
selen gesteld, er zich zo volstrekt rnosjelik
aan wil'en overgeven, en wanneer hij die
kostbaarheden uit dat Roomse verleden als
relieken vo >r onze ogen gaat uitstallen en ons
daarvan gaat zeggen, dan iser bijwijlen werkelik
in zgn vingeren iets van heilig beven in zijn
oyen iets van vrome verering, in zijn stem
iets van k nderlike ontroering, en altij-l
en dat trof me een vriendelike
be?cheidenheid voortkomende uit bewust vee en, dat,
al sprak hij. zoals misschien nog nooit een
niet Katholliek gesproken bad, hij van het
al'erinni^te van die liedekens toch altijd
vreemd zou blijven.
Beluister maar eens zijn inleiding:
Voor een ?olkornen begrijpen en zuiver
waardeeren der uiidieleeuwsche geestelijke
liederen, zijn diie d'ugyn noodig: een 01
twikkeld kunstgevoel, een zoo gr jote kennis
v:in het Middelnederlandse!], dat ook de
fijnere uuatceeringen in uitdrukking genoten
kunnen worden en ein Jelijk bfrri.'liviUi.<ilif'd
ea verin gen om zich ii dr'geeslelijke, gestrldhiil
de.f iH';lders t', rerplaa'fen . . . H Hij k if. zijn
teymover re.rt g.ninnordiijt'rs ran een
ijfextel'jke ric'.tir.tj uit htt rerli'deii, is ir In zrer
/(0«'V'j/t''. // t is reeds de rra»g o? wij eertig
l'tterkunl. g voo-tbreuytel, d<j.t rt't'.t tan ei n
»'<;/?wint tijd ennnt afkomst g i,", en dus nü't de
din';en geeft tonaln wij ze faunen, o 4l 'in 'len
&trrntj*tsn zin volkomen kunwen beyrijpen; doch
er is groot onderscheid in de snelheid, waar
mee ons geestesleven zie i ten opzich'e van
verschillende ideeën-categoriëu in gelijk tijds
verloop gewijzigd beeft. Al zijn de gevoelens
di;>, bijvoorbeeld, de erotische poö/,ie
beheerschen, evenals alle andere, het voorwerp van
een voortduren Ie evolutie, in de liefdesuitin
gen van den inenfch uit elk tijdvak, uit elk
bescha vinjisniilieu, blij ft bij alie verschil een
kern van gelijkheid. Met de denkbeelden en
gewaarwordingen echter, die hun uitdrukking
vinden in dat deel van onze letteren, waar
over di boek handelt, voelen velen, en onder
hen scbrij ver dezes,niet de min>te gemeenschap
meer. Dit belet in 't geheel niet, bekoord te
worden door de eenvoudige innigheid van
uitdrukking, de sobere kracht of kinderlijke
lieflijkheid der verzen, maar de dichters heb
ben meer gewild dan genot te geven door
vormschoouheid, daargelaten nog. dat (leen
i.orm, ten v»l!e, yewaardeeril hoi w>?d>n z<witr
een dieptr begrijpen van din inhoud, waaruit
die vorm voort moet komen, wanneer ze n
mo t zijn, wil ze meer wezen d<m een
schoonglanzende zetpbel. Dit dieper begrijpen nu is
alleen, scf obn ook dan nog slechts binnen z> kere
grenzen, mogelijk, wanneer we ons geheel
kunnen verplaatsen in den geestestoestand
van den dichter, wanneer diens
voirstellingen en aandoeningen voor ons niet langer
zijn de voortbrengse'.en van' een weliswaar
edelen en dichterlijken, maar toch min of
ineer beperkten en troebelen geest doch
wanneer We. integendeel z!en, dat deze voor
stellingen en deze aandoeningen in vele voor
treffelijke menschen van dien tijd gewekt
móésten worden, dat onontwijkbare invloeden
deze gedachten als waarheid ook aan de
fijnttegeestenopdrongen, wanneer we, kortom,
eerbied leeren krijgen voor denkbeelden uit
het verleden, die we, ze nu en in onze
ooage.in^ ontmoetend, met een medelijdend
glimlachje zouden voorbijgaan." (Sic!)
JH, het is moeielik, laten we maar zeggen
onmojjelik voor een niet-katholiek, zelfs voor
iemand met de beste wil en de reinste
bedoe4ingen als een dr. Knuttel, om het innigste
van die Kooxse Middeleeuwen, zoals het
uitgeleefd en uitgezongen werd volmaakt te
doorvoelen, want het is niet genoeg het
K-joiuse te voelan (dr. Knuttel noemt het:
begrijpen), men moet het, Rooms voelen, dus
liet enkel van buiten af, maar eerst en
vo"ral van binnen uit.
Dit dien ik na'uurlik in het werk van dr.
Knuttel nader aan te geven, maar te voren
reeds bied ik mijn excuses aan de lezer,
die my tot dusvene met zija belangstelling
ge o.^d heeft, wanneer uiijn betoog uiteraard
wat droog zal worden.
Op blalz. 2i le-^n wij :
Wenigmaal geeft een dichter op, waarom
hij de wereld, aardsche idealen althans, ver
laten heef. Meestal natuurlijk uit berouw
over zijn zonden, al zullen in menig geval
de/e zjnden niet anders zijn geweest, din da
eenige verklaring, die hij zich vormen kon
van het feit, dat God hem verlaten had.
Na myn verstaen, als ihesua seyt:
die Uden mit verdaldiciieit,
die ewich croen is hem bereit
En l grote vruechd in hem jaelriic,
wel v, die Hit verduldelic.
Och heer, o gud, hoe wel hi s'aet,
die e\xen wil afurlaet
en mvQl om god, die hern doet quaet,
Wajrüc, dees is gods lieue s jen,
syn loen sal groet syn iu dun troen.
Och heer, da teyken is so guet,
soe wie nun dicwil onric'u doet,
en Ie daer op dencc, mit groeier oetmoet:
Myu sunden hebbent wel verdient,
ie danc den heer, diet mij verdient."
E^n verkeerde oj.vitting van katholiek
zonJebewustzijn-tegenover God is oorzaak
van de kwalik* cuidmg der laatste drie
verzen. Een krant is niet de plaats oin daar
een exposévan te geven, men kan er bij alle
ascet e-e schrijvers over lezen.
Ook wil dr. Knuttel in de klachten orer
de wereld zie de vereen op bladz. '22
een bswijs zien, dat degenen die hun ziel zo
uit klagen, zich meestal in hun vroeger leven
teleurgesteld of bedrogen hebben gevoeld.
Ernstige studie van onze uiystiekeo, (ik hoop
dat ik me vergis, maar ik heb een klem bee'je
de indruk gekregen, dat dr Knuttel niet veel
uierr va'i hen afweet dan bet weinige, dat
hij bij Moll eu Visser van heu en over hen
heeft ge vonden) had hem geleerd, wat zij
verstonden ouder de u-ere/d en het v'uchlen
der wrrrld. Zie bijv. eens, hoe Tnouias van
Kempen in zijn Iinitatio" en zijn
Soliloquium aniuiae" daarover spreekt, en uit de
liieraUiur over Thomas blijkt toch genoeg,
dat hij de wereld in de zin die dr. Knuttel
aan dat woor l geeft, .eitelik niet heeft gekend
De verklaringen die dr. Knu tel waagt, by'
de twee liederen op bladc'20U 201 en 2U
215 bewijzen, hoe vreemd hij zich voelt
iegeno^er da mysteriën van dat hogere
zieleleven met en iii bod. Niemand neme het
hem kwa'ik, daar is eenvoudig niet van
buitenaf in door te dringen, net XVlIe
hoofdstuk van iet Soliloquium animao" of
anders Die Chierheit der Gaeesteleker
Urulocht" van Ruysbroeck zal er ham mis
schien iets dichter bijbrengen, in ieder geval
hem doen inzien, hoe ver hij er na nog afstaat.
Verder op blz. 233 zegt dr. Knuttel het
niet eens te zijn met de verklaring van
Acquoy betreffende het vers : Hij makel daer
hi coemt al beroert." We zullen maar niet
giin uitweiden over de scholastieke
genadetheoriën, waar dit vers duidelik op duelt,
genoeg zij, dat volgens onze katholieke opvat
tingen van genaddwerking Acquoy gelijk heef D.
Noe iets anders. Op btadi. 23ó vraagt
dr. Knul lel: Bij wie van deze (de mystici
der veertiende en vijftiende eauw) vinden
we aan Maria een plaats van beteekenis
ingeruimd? De aard hunner devotie, in
eenvoudiger kinderlijker vorm ook die der
liederdichters, het streven vervuld te «orden
van het goddelijke, liet niet toe nog eens
daarnaast in die mate als anders wel ge
schiedde, zich te wijden aan den dienst der
tocii altijd menscbelijke moeder Gods." Ik
ga nu geloven dat mijn bemerking als zou
dr. Knuttel's kennis van onze mystieken zich
beptlen tot wat twedehands wetenschap niet
al te voubarig is geweest. Dr. Knuttel moet
maar eens lezen hoofdstuk XXllt en XXIV
van het Soliloquium anitnae," o; als hij nog
Spoediger overtuigd wil zijn, zou ik hem
willen verzoeken maar eens even in te zien
de indices remin achter in de Sommalius e litie,
of geen ,/jlaats van beteekenis is ingeruimd
aai) Maria" uij de arootste van onze mystici :
Tnouias van Kempen.
Laten we nu ten slotte maar stilzwijgend
voorbijgaan do opmerking op blad*:. L'77:
Ue heihgenvereerit.fj heeft voor't algemeen
ineer in zich van de formalistische dan van
d^ mystieke zijde van het geloof" ; de ver
makelijke zinspeling op bladz. 390 als zou
de dichteres waar dr. Knuttel het over heeit,
een kleine Ansirich hebbeu van
Sola-lid-stheoriën ; de voor ons erg nuchter klinkende
woorden op bladz. 4M : Het verhaalt hoe
j-ideii eeu sacrament wisten meester te wor
den." (Dr. Kn. bedoelt een H. Hostie)
het weinige dat ik heb aangehaald zal voor
een ieder ruim voldoende zijn, of het niet
wair is, wat ik in bet beüin mijner bespreking
heb durven begeren. En geloof mij vrij, er
is riog heel wat meer, dat ik op derand van
liet boek genoteerd heb; ik heb het alleen
nog maar over die dingen gehad, waar ik
met bet oog op mijn lezers het geinakkelikst
over spreken kon.
Nu ben ik nog maar voor n ding bang,
en dat is : dat het na al die aanmerkingen
de sc:üjn zou hebben, alsof ik bet werk van
dr. Knuttel niet hoog waardeer. Daarom
herhaal ik watikretds gezegd heb: er is een
grote bewondering voor benv in o,ij gegroeid,
zijn boek is mij wezenlik lief geworden en
zal mij lief blijven, zoolang niet door een
van ons iets gegeven is, dat Het Geestelijk
Lied ' van dr. Knuttel als standaardwerk zal
kunnen vervangen.
Amsterdam. LEO BAI.ET.
Een loei
OPTO ERNST, Asmus Stmperi Jvgend'aid.
Een boek vol Lumor. Maar wat is humor?
Toch kan ik u nagenoeg altijd??eggen
wat humor is. Humor is 't weergeven ran de na
tuur, anders niet." Aldus niemand minder dan
Multatuli, van wien niemand hier bewerett
zal, dat hij ons veel verder brengt, ook al
houdt men er rekening mede, dat volgens
hem de humor van de natuur bestaat in haar
domheid, in verband met haar algemeenheid.
Toch is er waarheid in deze bepaling: in
echten humor schuilt een stuk natuur. Wat
geheel buiten de natuur, d. i. het mogelijke,
staat, verwekt verbazing, maar nooit een lach.
In de Bourfes Parisiens" aldus H
ffding '1) werd vóór eenige jaren eene klucht
opgevoerd, waarin van den aanvang af een
persoon, g nsch stil, blykbaar onaandoenlijk
voor de geheele handeling, in een hoek van
het tooneel op den voorgrond zat Van tijd
tot tijd kon men niet laten zich af te vragen,
waarom hy daar toch zou zitten. Eindelijk
spreekt iemand hem toe, wordt echter door
een ander in de rede gevallen: Spreekt n
maar niet tot hem, hy is doof!" Nu was de
passieve houding dus verklaard. Maar in het
zelfde oogenblis voegt de persoon er met eene
zeer zwaarmoedige ui'drukking aan toe: en
stom!' Dit verwekte een stormachtig gelach.
Onmogelyk, onnatumlijk? Toch niet, want
de kluc' t was eene parodie op een diplo
matiek congres tot regeling der Grieksche
aangelegenheden, tot welk congresGriekenland
toegang had zonder evenwel aan de beraad
slagingen te mogen deelnemen.
Voor humor is noodig eene tegenstelling:
in de fabel van den kikvor,»cb en den os, ia
al de Flü-gende B alter-aardigheden over ver
geetachtige en verstrooide professoren, treuze
lende Secondar-bahnen en lastige schoon
moeders, in alle caricaluren f-n b ij- en
kluchtspelen doet de tegenstelling tusfchen wat
verwacht werd en wat weikelyk geschiedt
lachen. Die Konlraslwirkang aldus H
ildinx, ernstiger en daardoor dieper op de zaak
ingaande dan Multatuli auf welch^r das
Lücherliche beruhst, entsteut dadurch, dass
zwei Gelanken oder zwei Eindrücke, die
jeder für sich ein Gefühl erregen, und deren
letzterer niederreiset, was eraterer aufbautv
p tzlich aufeinander stossen". De zwygende
persoon, die zijn en stom ' voegt by de ver
klaring, dat zy'ne doofheid de reden is zyner
passiviteit, brengt daardoor plotseling twee
indiukuen met elkaar in botsing, wekt daar
door een gevoel van tegenstrijdigheid. Waar
dit gevoel gepaard gaat met ervaring van
vreugde, daar is de komedie, het komische;
waar met smart, daar de tragedie, het tra
gische. Ue oude Grieksche tragici dichten
treur- en satyr-spelen; met een genie als van
Sbakespeare is het niet anders. Daar de
c intrastwerki!:g plotseling moet plaatshebben,
ziet men ook in, waaroai eene klucht niet
van te langen adem mag zyn, waarom de
humoris'ische roman meestal tot de mis
lukkingen mag worden gerekend, waarom een
Duitscher, l ing van stof en s'ijl als hij
gewooniijk ia, nog minder dan een FranFchman
bekwaam is, xu'k een roman te schrijven.
Zelfs wanneer zulke humoristische romans"
beginnen niet grooten opgang te maken
men denke h. v. aan die van Julius Stinde,
zijn ze in den regel vrij spoedig weer ver
geten of door andere van onaeveer even groot
gehalte b. v. die van Felicitas Rjse =
verdrongen.
Een humoristische roman is het hierboven
genoeindöboek van Otto Erntt dan ook in
geenen deele. Roman einer Kindhelt" staat
op het titelblad. Wij konoen niet buit°n
Asinus Seinperf Jugendland. Waar dit ligt?
Iu het Holsteinsche, hetzelfde land, waar
Frenssen's boeren wonen, maar dichter bij
de groote koopstad, haast onder haar rook.
Oldensunl heet het dorpje en van dat
Oldensuod leeren we alle hoeken en paten
kennen, want de ouders van den kleinen
Asmus konden 't in geen enketen hoek lang
uithouden, al wisten ze, dat drie 'maal ver
huizen gely'k scaat met n maal verbran
den en er was niet veel te verhuizen en
te verbranden, vooral niet als bet inboedeltje
voor schulden was verkocht. Uier moe-ten
ze weg. daar wilden ze weg, d. w. z. het moe
ten trof Ludwig Semper den vader en Rebekka
Semper de moeder beiden, maar het willen
was van de laatste alleer. En ook daar was
't: ce que femme, veur, Dieu Ie veut.
Vooral als die vrouw zoo eneg ek en vlug
is als moeder Rubekka en de man zoo
lakoni*c'n en traag a's vaUsr Ludwig. Dat kwam
omdat zij veel kleiner was van gestalte.
Daarom stroomde 't Moed haar eerder van
het hart naar het hoofd, wist zy steller een
besluit te nemen en dat besluit ooi te zetten
in eene daad. Ais een van de jongens onder
handen genomen moest worden, was dat 't
werk van moeder Rebekka. Maar zij was ook
aanstonds weer goed: het bloed was spoedig
weer van het hoofd naar het hart, naar de
rechte plaats, teruggettroouad.
Ludwig Semper was van burgerlijke af
komst, had eene vrij goedeoproedingpehad,
mair diurvan nooit wereld-ch profijt kunnen
trekken; hij oefent in Oldensund het vak
van sigarenmaker uit. Hij doet ook geene
moeite voor een beter bezoldigd vak, -want
bij het sigtrenmaken kan hij peinzen en
denken en fantaseeren. Als Rebtkka zijn hoofd
had gehad en wat in dat hoofd zat boven
dien, zouden zij 't verder gebracht heoben.
Nu is 't een pompen om boven water te
blijvpo.
Wij maken met den kleinen Asmus alles
door wat hij moet doormaken van zijn derde
tot zijn zestiende Ie -ensjaar. Dit kinderleven
gaat aan ons voorbij, zooals het geweest is,
met zijne vreugde en zijn leed, zijn licht en
zijne schaduw, xijne werkelijkheid en zijne
droomen. Het is een kinderleven, zooals 't
beschreven wordt, echt, reëel, niet een leven
van een kind, beschreven en gefantaseerd of
befantaseerd door een groot en wijs mensen.
Neen, wij zijn en blijven in Asmvs dempers
Jugendland. Daar gaat Herr Schnede rond om
aardappelen te verkoopen. Zijn ezel trekt de
kar, of liever: moest die trekken D,nn
diexer E^el sta .d immer nach dr ei Schritlen
sl'iU uud war dann niir schwer wieder in
Keiveyu-ig zu se.lzen w;e jeder Ksel, der einen
,'(!e tanken hat." Daar is 't middenpunt natuur
lijk het ouderlijk huis, een huis van menschen,
d'le van het lot brood vragerr; maar zij vra
gen er ook poëzie van en als het deze niet
wil geven, dan mag het ook zijn brood wel
voor zich houden. Meen nu niet, dat de
Sempers luchthartig of lichtzinnig van aard zijn.
Dat zijn ze niet. Maar wel missen ze, wat
1) Psychologie, bl. 4(9.