De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 december pagina 2

9 december 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l D E A M S T K R D A M M E R WEE KB L AD VOOR NEDERLAND. No. 1037 betrof, onderworpen zou zijn aan het toezicht van den Directeur van P. W. door de wijze, waarop de wethouder reub deze beschikking van B. en W., btf brief van 10 October 1896 aan P. W. had overgebracht, alleen overleg ten opzichte van 's aröhitects salaris-regeling werd toegekend. Burgemeester Van Leeuwen heeft medegedeeld, dat hij zelf als Wethouder van Financiën, die had medegewerkt tot het oorspronkelijk besluit van Dec. 1895, destijds volstrekt niet wist, dat wet houder reub October 1896 zulk een brief geschreven had, en dat hij eerst, toen hij burgemeester was geworden, bekend is geworden met den feitelijken toestand, nopens de verhouding van P. W. en den beursarchitect, welke hij zich geheel anders bad voorgesteld. Ook verzekerde hij, dat de directeur Lambrechtsen, zoo als hij later vernam, zich wel degelijk ovei die, door den brief van Treub van Qctober 19D6 geschapen verhouding, beIfoagd had. . De beer Van Leeuwen laat echter in iet midden bij wien de heer Lambrecht«cn geklaagd had. Bij den heer reub zelf? Dan zou deze, door het oorspron'kelijk besluit van 1895 niet weder van kracht te maken, oorzaak zijn geweet, dat .Publieke Werken buiten alle verdenking van schuld bij de beurs-tragedie blijft. , Nu doet echter zich ook het geval voor, dat de architect, de heer Berlage, volgens het gesprokene door het. raadslid ?Simons, altoos in de meening heeft ver teerd wel degelijk ondergeschikt ea in alles rekenschap verschuldigd te zijn ge weest aan P. W., gelijk hij dan ook 'alles met P. W. overlegde." En is dit zoo, dtfu zou weder niet de architect, maar P. \V. de eigenlijke schuldige zijn. Dfe vraag is derhalve: wie van beide 'partijen heeft in deze gelijk. Nu schijnt de gangbare voorstelling te zijn, dat Treub den beursbouw heeft ?opgedragen aan zijn vriend Berlage; ?Berlage minder als architect gedachten Treub minder als wethouder; een trans'actie tusschen twee personen, die, laat ons zeggen, in gezelligen kout, het te "samen eens waren geworden, Araster'dam met een beurs, zooals zij geworden is, plus een Beursstraat die er bijbelioort op het Dam rak, te begiftigen. En ZJQ gelooven wij, dat men dan eerst een volkomen inzicht in den pang van zaken, in de verhouding van P. W. tot den architect, in de beteekenis der officieele schrifturen zou kun nen verkrijgen, zoo men de notulen der vrimden-^e-tprëkkoa kon nalezen iudien, wat wij echter niet vermoeden, deze bijgehouden mochten zijn. Miar waar de heer Treub zijn vriend Berlage bedreigd ziet als de zondebok de woestijn te worden ingestuurd, en dit mede, naar het schijnt, als het gevolg van 's wethouders handelingen -^ wordt hef,-d.'o. tijd, dat Treub dat zér zeker in zijn geheugen volschreven notiilenboek eens opslaat en aan het publiek doet weten in hoeverre zijn vriend Berlage te verontschuldigen is. Als man van eer 'mag hij niet zwijgen. Brieven uit Nieuw-Nederland. Oud-Nieuw Amsterdam, den 21n van Wynmaand, 1906, Beter dan episoden uit de wereld der upper 400" zooals nu en dan aan den dag treden, niettegenstaande de zorg, waarmede the smart set" zijn hdgaest life" in Amejika voor de buitenwereld verborgen houdt, kunnen de levensbeelden uit een der juist alhier verschenen boeken 1) een iiizicht verleenen omtrent de maatschappelijke toestan den, voorkomende in die hoogste pliuokfalisehe kringen. Hoewel de naam van den fehrijver (-chrijfster?) verzwegen blijft, moet deze klaarblijkelijk alleszins vertrouwd wor den geacht met de wereld, waarin men wordt binnengeleid. De karakters zijn ongetwijfeld .naar het leven geteekend. IQ de besproken wereld zal voorzeker algemeen geast w jrden naar den naam van het lid der plutokraüe, dat zoo meesterlijk de moeilijkheden van overrijkdom weet te beschrijven. Zooals veelal geschiedt, zullen de uitgevers het geschikte psychologische moment weten te treffen, om dat raa isel op te lossen. De telg der Silvers.poons, welke met den lust der Yankees voor antieke voornamen Orlando is gedoopt, heeft voor zijne meerderjarigh* id geërfd het leeuwendeel in eene uiterst winstgevende monopolistische vennoot schap tot stand gekomen onder de wetten van den s'aat Nieuw Jersey. 2) Zijn vermogen is zoo groot, lat hij niet de moeite wilde nemen .liet te laten narekenen, toen hij het als wees 1er beschikking kree^. Naar verhouding van zijne levensomstandigheden en de gewoonten zijner standütnooten was zyn smaak een voudig. Ejn villa in Newport (Khode Islan i), de meest gewilde badplaats d^r plutokratie, een huis in Bar llarbor (MassachusetU). waar de upper 4UO", zorgen minder op de vingers 1e wolden geniën, een kampement 3) in de Adirondacksbergen, een buitenverbly'f, om te overwinteren Mj A>henlle (N"oord Carohna) ?waren hem voldoende voor zijne bescheiden behoeften, voor zoover zijne huizinge in Nieuw York's 5de Avenue hierin niet voorzag. In «jn le?eu buiten die woniugen werd voorzien cioor een paar stooinjachten en een half dozijn automobielen, om van andere rijtuigen niet .te spreken. Aan zijne renpaarden c-n zijn veestapel in Kentack kon hij niet veel aan dacht wyden, doordat zijn vrije tijd vooriramelijk door buitenlandsche reizen werd in beslag genomen. Silverspoon leed aldus een kalm, ingetogen leven. Nauwelijks was hij een kwart eeuw oud, toen hij geloofde verliefd te weien. Sylvia Makeinore, eenige dochter van Archibald, was het voorwerp zijner liefde op het eerste ge zicht. De oude Makemore was een man met >.en vastberaden karakter en een prikkelbaar gemoed. Geheele industrieën waren zijn speelgoed. Als hij werd aangestaard langs Bwadway wandelende, boos rondkijkende, achtten de kooplui bet raadzaam de blinden voorde winkelramen te sluiten of aanplak biljetten op te hangen, luidende uitverkoop ?wegens faillissement." Zij poogden aldus zijne verzoeking te ontgaan, om hen in een trust op te nemen en hunne inkomsten te zijnen bate te kapitaliseeren, zoodra hij Wallstreet zou hebben bereikt, want wee dengene, die in het vrye Amerika de vryheid durfde heb ben zich vrij van ziju almacht te wanen. Zijne specialiteit om voordeel te vertnee teren, waarby hy het door anderen zag behalen, was berucht. bylvi* leek meer op hare moeder. Als negentienjarige was zij een mooi, blauwoogig mei-je, rank als een popel, teer van gelaats kleur, overeenkomstig hare fijne opvoeding en geegtelyke neigingen. Na hare intrede in de wereld, gaf zij zich voi geestdrift over aan high life". Als hare kennissen genoot zij van bridge- whist", poker en ander kans spel, wedden op renpaarden, leerde de eene likeur boren de andere waardeerea, Egypti sche sigaretten boven Russische. Xg praatte druk met de anderen méover allerlei zaken, die zy nooit gelegenheid had gehad te be grijpen. IVadat zy t wee seizoenen had medegemaakt, stond zij op een zekeren middag op met zulk een katterig" gevoel, dat zij door eene walging werd bevangen. Na hire kamenier te hebben gevraagd wat voor dag het was, vernam zy, dat htt Zondag moest weien. Zij besloot naar de kerk te Kaan. SyUia was toen te Newport. Eea wel sprekend,, jong predikant besteegden kansel. De knapuitziende dominee, die naam zocht te maken, legde zich er op toe zijn gehoor te roeren. Hoe dan ook, hy wilde als kan selredenaar opzien verwekken. Voor de society belle" was de preek iels, dat haar afwisseling bood na zoovele iuwe zoeternyen, te meer, toen de redenaar er op wee?, hoe zyn stehoar leefde in zondigheid. Vol welsprekendheid betichtte hij de *;roote wereM van misdadi^en rijkdom. Sylvia ge raakte meer en meer on ter Jen in leuk ea hing ten laatste aan zijne lippen. Zy reed huiswaarts aan vreemde ontroe ring ten praoi. Kon zij na het gehoorde nog twyfelen aan de schuldigheid der rijken ? Neen; zelfs haar vader was als zoodanig een misiadiger; dit bssefie zij meer en meer. Snikkende verborg zy haar fijn gedichtje in haar kanten zakdoek. Haj*r onschuld maakte haar onbe'.orj; i genoeg, om haar vader daar over te gaan aanspreken in diens heilige der hsiluen.' Daar zat bij in zijn geliefkoosden armst oei, de beenen uitgestrekt op een anderen zetel, zich vermeiende met het Zoodagsnummer. van The Kew-York Tribune, in Yankee stijl. Paj>a", zeide Sylvia zonder blikken of blozen, het spijt mij, maar ik heb vernomen, dat u een misdadiger zijl" Wat vertel je mij daal ?" vroeg de oudö, verontwaardigd opspr.ngende. Ja, j i, u hebt me verstaan, dunkt me. Het is maar al te waar. Ia de kerk is het me volkomen duidelijk geworden." Z >o, zoo. Die nonsens durft zelfs The Ee.ra.ld ook al verkondigen, zeker om sen satie te wekken!.... En meisje", liet hij er sarcastisch op volgen, wat den; je wel voor gene'.ing aan te bevelen?' U hebt eenvouli^ alles term te geven", zeide zij met de bekrompenheid van eeiie \erwende Ainerikaansche dochter. Sylvia, je bent gek; g» naar je kamer. Als je .daar eens kalm hebt kuunen nadenken, zal myn kind wel tot betere inzichten komen." Ik zal weggaan, maar vergeet tiet, dat ge niettemin een misdadiger zijt'V voegde zy hem toe, met het hoofd in den utk «..n bureel verlatende. De jonge schoone liet haar lunch in haar bouloir opdienen en gaf zich over aan diepe overpeinzingen. Bij ingeving gevoelde zij, dat zy by haar valer niets gewonnen zou kunnen krijgen. Hij was te zeer gehecht aan het tegenwoordige en het leven, dal hij >eeds een kwart eeuw op dsnze fden voet had ge noten Evenwel dorstte zij naar daden in de gewenscht*; richting, wi.de zij niet het ver stand verliezen Zij had niet die gelaten be rusting van de dochteren der Oade Wereld. Haar blik viel op een kostbare vaas, gevu'd met den ruiker rozen, dien Silverspoon juist dien ochtend had laten aanbieden. Kven als de andere jonkheden uit zijn wereld was hij een maaud lang dol op Sylvia. Als die anderen had hij zijne vlam het h< f gemaakt, zonder dat zij er iets ain had gehecht. Eerst nu wijdde zij aan hem hare gedach ten. Hij was haar laatst opgetreden aanbid der, jong, plistisch genoeg n^ar den smaak eener Ameiikaansi Ue, alleen in de were'.d en vermogend genoeg, om hare plannen tedienen. Beminde zij Silverspoon? Hoe zij ook dit vraagpunt van alle zijden onderzocht, zij kon zich daarop geen antwoord vormen. Maar zij wilde eens ernst:g met hem spreken. Eenige dagen L ter zat Sylvia in de oranjerie, toen zij iemand hoorde nadjien. Zij begreep, dat het, OrlaLilo moest wezen en dit deed haar hart klopgen en hare wangen gloeien. Foei," zei zij tot zichzelve, is hot moge lijk d tt ik. ..." Zj brak af en met eeii takt, die ge'uigde van hetgeec zij in de twee sei zoenen had aacgeleerd, vertoonde zij haar bezoeker etn kalm, ^liialacheud gelaat. Na de vormelijke begroetii.',; van weerszijden, vroeg zij : Heb je de deur gesoten? Papa, lijdt vandaag weer aan jicht en :s niets minzaam gestemd.'" Neen, Sylvia lieve, maar ik zal het on middellijk doen." Het volgende oogenblik Jag hij geknield aan hare voeten en stamelde iets als: Sylvia, engel!" Komaan, geen dwaasheid. Kreuk jo mooie pakje maar niet:", klonk het weinig aandoenlijk van de zijde der praktische Yankeedochter. Orlando keek eenigizins uit het veld ge slagen en nam [laats naast de jonkvrouw op de sofa met b.3t hoofd in de handen. Tot afleiding stak hij een sigaret op. Il Fortune's Victim". A Romance of these dayg. 2) Deze Staat is berucht voir hare gemak kelijkheid" van wetten ten opzichte van tinsts, enz., wier makers algemeen daar domicilie kiezen. $i 's Zomers wordt kampeeren in hutten of tenten gezocht om de versterken Ie berglucht.' 4) Het voornaamste orgaaa der Republikeinsche partij, die, al durven mannen als President Kooeevelt en Gouverneur in spe" Hughes de trusta aan te vallen, toch de monopolisten en imperialisten het teste heeft gediend. Zie «oo, dat is beter", zeide zy. Ik heb wat ernstigs met je te behandelen." Inderdaad? Maar dat belet me toch niet te bekennen, dat ik je liefhe', nietwaar? Ik hoopte, dat je me ten minste zou toelaten, je dat te verzekeren," liet zou me onmogeyk wezen een misda diger te beminnen", bracht ze plechtig uit. Weet je wel, Orlando, dat je een misda diger bent ?' Wel", zei hij glimlachende, als je de straats hendery bejoelt op dien avond, daar voor heb ik toch immers de zware boete betaald?" O, zoo'n beuzelachtigheid bedoel ik niet. Jij bent misdadig, omdat je ryk beut. Jij strijkt getrouw de hooge inkomsten op van de naamlooje vennootschap te Pittsburg, waarvan je het leeuwendeel toebehoort. Beken dat garustl" Waarom niet ?" Orlando, hoult jfi werkelijk zooveel van me, als je beweert ?" fluisterde zy vol be koorlijke ernst, zio ongewoon in die voor heen immer wufte Sylvia. Innig, onuitsprekelijk veel", antwoordde hy met nimmer betoonde geestdrift. Welnu", voegde zy heia toe, opryzende en eene trotsche houding aannemende, keer tot mij terug als een arm man en dan wil ik je gehoor ver'eentn." Sylvia!'' riep hij uit, wil je mij wat tijd laten, op mij wachten en me beloven Prince Phonetiek af te wij «en?' H >og->tens zes mainlen wil ik je laten", antwoo dde zij, plechtig hare tengere hand naar Orlando uitstrekkende. Veel staat ja intu*-'chen te wachten, mijn vriend. Doe echter niets, waarover je je tegenover rnij zou It hebben te schamen. Zorg geen anderen, onschuldigen wellicht, te betrekken in den vloek, dien je hebt af te werpen iu het belang van ons geluk l" at beloof ik je. mijne liefste." En hare tn-'e vingertoppen aan zijne lippen bren gende, verliet hij haar inet een kortea af scheidsgroet. (SIA volgt-, A. E. M. S. TE LAER. lltt Geestelijk Lie<l in de Nederlanden voor de H-rvorming, door I. A. N. KNUTTELToen ik door toezending van de redaktie voor 't eerst kennis maakte met Het Gees telijk L^ed" van dr. Knuttel, beving me aan stonde een triestig gevoel. Waarom moest alweer een niet katholiek ons komen spreken over die m >oie dingen van vroeger, die toch zoo helemaal van ons zijn. Lusteloos begon ik te lejen «Dr. Knuttel zou, dacht me, waarscbijnlik wel hebben een groot weten, maar hoe steriel moest dat weten noodzakelik zijn, wanneer het zich in die mooie liedekens uit de kinderjaren van ons liooms-zy'n. niet zou k'innen verdiepen tot een vroom meevoelen. Eu dat liatste Inek me niet mo^elik. Wan neer da schrijver zich al niet stelde op de eigendunke ike hoogte, vanwaar M dl met .pijn starre Protestantse ogen op die voor hem soms dwaze, toms gruwelike, soms erger!ike uitingen van Middeleeuws godsdienstig leven medelijdend neerkeek, ik had op zijn hoogst van hem verwacht, dat hij evenals Acquny, wel meer objrktief, maar dan met een katalogizerende nuchterheid over dat mooie schrijven zou. In die stemming begon ik Ie lezen. Maar allengs werd het blijder in me, en nu ik de pi,m. 550 blad :yden van het hoek uit heb, is er in my een hoge bewondering voor dr. Knuttel, tly heeft zich zo onbe vangen mogelik tegenover die tijdsverschijn selen gesteld, er zich zo volstrekt rnosjelik aan wil'en overgeven, en wanneer hij die kostbaarheden uit dat Roomse verleden als relieken vo >r onze ogen gaat uitstallen en ons daarvan gaat zeggen, dan iser bijwijlen werkelik in zgn vingeren iets van heilig beven in zijn oyen iets van vrome verering, in zijn stem iets van k nderlike ontroering, en altij-l en dat trof me een vriendelike be?cheidenheid voortkomende uit bewust vee en, dat, al sprak hij. zoals misschien nog nooit een niet Katholliek gesproken bad, hij van het al'erinni^te van die liedekens toch altijd vreemd zou blijven. Beluister maar eens zijn inleiding: Voor een ?olkornen begrijpen en zuiver waardeeren der uiidieleeuwsche geestelijke liederen, zijn diie d'ugyn noodig: een 01 twikkeld kunstgevoel, een zoo gr jote kennis v:in het Middelnederlandse!], dat ook de fijnere uuatceeringen in uitdrukking genoten kunnen worden en ein Jelijk bfrri.'liviUi.<ilif'd ea verin gen om zich ii dr'geeslelijke, gestrldhiil de.f iH';lders t', rerplaa'fen . . . H Hij k if. zijn teymover re.rt g.ninnordiijt'rs ran een ijfextel'jke ric'.tir.tj uit htt rerli'deii, is ir In zrer /(0«'V'j/t''. // t is reeds de rra»g o? wij eertig l'tterkunl. g voo-tbreuytel, d<j.t rt't'.t tan ei n »'<;/?wint tijd ennnt afkomst g i,", en dus nü't de din';en geeft tonaln wij ze faunen, o 4l 'in 'len &trrntj*tsn zin volkomen kunwen beyrijpen; doch er is groot onderscheid in de snelheid, waar mee ons geestesleven zie i ten opzich'e van verschillende ideeën-categoriëu in gelijk tijds verloop gewijzigd beeft. Al zijn de gevoelens di;>, bijvoorbeeld, de erotische poö/,ie beheerschen, evenals alle andere, het voorwerp van een voortduren Ie evolutie, in de liefdesuitin gen van den inenfch uit elk tijdvak, uit elk bescha vinjisniilieu, blij ft bij alie verschil een kern van gelijkheid. Met de denkbeelden en gewaarwordingen echter, die hun uitdrukking vinden in dat deel van onze letteren, waar over di boek handelt, voelen velen, en onder hen scbrij ver dezes,niet de min>te gemeenschap meer. Dit belet in 't geheel niet, bekoord te worden door de eenvoudige innigheid van uitdrukking, de sobere kracht of kinderlijke lieflijkheid der verzen, maar de dichters heb ben meer gewild dan genot te geven door vormschoouheid, daargelaten nog. dat (leen i.orm, ten v»l!e, yewaardeeril hoi w>?d>n z<witr een dieptr begrijpen van din inhoud, waaruit die vorm voort moet komen, wanneer ze n mo t zijn, wil ze meer wezen d<m een schoonglanzende zetpbel. Dit dieper begrijpen nu is alleen, scf obn ook dan nog slechts binnen z> kere grenzen, mogelijk, wanneer we ons geheel kunnen verplaatsen in den geestestoestand van den dichter, wanneer diens voirstellingen en aandoeningen voor ons niet langer zijn de voortbrengse'.en van' een weliswaar edelen en dichterlijken, maar toch min of ineer beperkten en troebelen geest doch wanneer We. integendeel z!en, dat deze voor stellingen en deze aandoeningen in vele voor treffelijke menschen van dien tijd gewekt móésten worden, dat onontwijkbare invloeden deze gedachten als waarheid ook aan de fijnttegeestenopdrongen, wanneer we, kortom, eerbied leeren krijgen voor denkbeelden uit het verleden, die we, ze nu en in onze ooage.in^ ontmoetend, met een medelijdend glimlachje zouden voorbijgaan." (Sic!) JH, het is moeielik, laten we maar zeggen onmojjelik voor een niet-katholiek, zelfs voor iemand met de beste wil en de reinste bedoe4ingen als een dr. Knuttel, om het innigste van die Kooxse Middeleeuwen, zoals het uitgeleefd en uitgezongen werd volmaakt te doorvoelen, want het is niet genoeg het K-joiuse te voelan (dr. Knuttel noemt het: begrijpen), men moet het, Rooms voelen, dus liet enkel van buiten af, maar eerst en vo"ral van binnen uit. Dit dien ik na'uurlik in het werk van dr. Knuttel nader aan te geven, maar te voren reeds bied ik mijn excuses aan de lezer, die my tot dusvene met zija belangstelling ge o.^d heeft, wanneer uiijn betoog uiteraard wat droog zal worden. Op blalz. 2i le-^n wij : Wenigmaal geeft een dichter op, waarom hij de wereld, aardsche idealen althans, ver laten heef. Meestal natuurlijk uit berouw over zijn zonden, al zullen in menig geval de/e zjnden niet anders zijn geweest, din da eenige verklaring, die hij zich vormen kon van het feit, dat God hem verlaten had. Na myn verstaen, als ihesua seyt: die Uden mit verdaldiciieit, die ewich croen is hem bereit En l grote vruechd in hem jaelriic, wel v, die Hit verduldelic. Och heer, o gud, hoe wel hi s'aet, die e\xen wil afurlaet en mvQl om god, die hern doet quaet, Wajrüc, dees is gods lieue s jen, syn loen sal groet syn iu dun troen. Och heer, da teyken is so guet, soe wie nun dicwil onric'u doet, en Ie daer op dencc, mit groeier oetmoet: Myu sunden hebbent wel verdient, ie danc den heer, diet mij verdient." E^n verkeerde oj.vitting van katholiek zonJebewustzijn-tegenover God is oorzaak van de kwalik* cuidmg der laatste drie verzen. Een krant is niet de plaats oin daar een exposévan te geven, men kan er bij alle ascet e-e schrijvers over lezen. Ook wil dr. Knuttel in de klachten orer de wereld zie de vereen op bladz. '22 een bswijs zien, dat degenen die hun ziel zo uit klagen, zich meestal in hun vroeger leven teleurgesteld of bedrogen hebben gevoeld. Ernstige studie van onze uiystiekeo, (ik hoop dat ik me vergis, maar ik heb een klem bee'je de indruk gekregen, dat dr Knuttel niet veel uierr va'i hen afweet dan bet weinige, dat hij bij Moll eu Visser van heu en over hen heeft ge vonden) had hem geleerd, wat zij verstonden ouder de u-ere/d en het v'uchlen der wrrrld. Zie bijv. eens, hoe Tnouias van Kempen in zijn Iinitatio" en zijn Soliloquium aniuiae" daarover spreekt, en uit de liieraUiur over Thomas blijkt toch genoeg, dat hij de wereld in de zin die dr. Knuttel aan dat woor l geeft, .eitelik niet heeft gekend De verklaringen die dr. Knu tel waagt, by' de twee liederen op bladc'20U 201 en 2U 215 bewijzen, hoe vreemd hij zich voelt iegeno^er da mysteriën van dat hogere zieleleven met en iii bod. Niemand neme het hem kwa'ik, daar is eenvoudig niet van buitenaf in door te dringen, net XVlIe hoofdstuk van iet Soliloquium animao" of anders Die Chierheit der Gaeesteleker Urulocht" van Ruysbroeck zal er ham mis schien iets dichter bijbrengen, in ieder geval hem doen inzien, hoe ver hij er na nog afstaat. Verder op blz. 233 zegt dr. Knuttel het niet eens te zijn met de verklaring van Acquoy betreffende het vers : Hij makel daer hi coemt al beroert." We zullen maar niet giin uitweiden over de scholastieke genadetheoriën, waar dit vers duidelik op duelt, genoeg zij, dat volgens onze katholieke opvat tingen van genaddwerking Acquoy gelijk heef D. Noe iets anders. Op btadi. 23ó vraagt dr. Knul lel: Bij wie van deze (de mystici der veertiende en vijftiende eauw) vinden we aan Maria een plaats van beteekenis ingeruimd? De aard hunner devotie, in eenvoudiger kinderlijker vorm ook die der liederdichters, het streven vervuld te «orden van het goddelijke, liet niet toe nog eens daarnaast in die mate als anders wel ge schiedde, zich te wijden aan den dienst der tocii altijd menscbelijke moeder Gods." Ik ga nu geloven dat mijn bemerking als zou dr. Knuttel's kennis van onze mystieken zich beptlen tot wat twedehands wetenschap niet al te voubarig is geweest. Dr. Knuttel moet maar eens lezen hoofdstuk XXllt en XXIV van het Soliloquium anitnae," o; als hij nog Spoediger overtuigd wil zijn, zou ik hem willen verzoeken maar eens even in te zien de indices remin achter in de Sommalius e litie, of geen ,/jlaats van beteekenis is ingeruimd aai) Maria" uij de arootste van onze mystici : Tnouias van Kempen. Laten we nu ten slotte maar stilzwijgend voorbijgaan do opmerking op blad*:. L'77: Ue heihgenvereerit.fj heeft voor't algemeen ineer in zich van de formalistische dan van d^ mystieke zijde van het geloof" ; de ver makelijke zinspeling op bladz. 390 als zou de dichteres waar dr. Knuttel het over heeit, een kleine Ansirich hebbeu van Sola-lid-stheoriën ; de voor ons erg nuchter klinkende woorden op bladz. 4M : Het verhaalt hoe j-ideii eeu sacrament wisten meester te wor den." (Dr. Kn. bedoelt een H. Hostie) het weinige dat ik heb aangehaald zal voor een ieder ruim voldoende zijn, of het niet wair is, wat ik in bet beüin mijner bespreking heb durven begeren. En geloof mij vrij, er is riog heel wat meer, dat ik op derand van liet boek genoteerd heb; ik heb het alleen nog maar over die dingen gehad, waar ik met bet oog op mijn lezers het geinakkelikst over spreken kon. Nu ben ik nog maar voor n ding bang, en dat is : dat het na al die aanmerkingen de sc:üjn zou hebben, alsof ik bet werk van dr. Knuttel niet hoog waardeer. Daarom herhaal ik watikretds gezegd heb: er is een grote bewondering voor benv in o,ij gegroeid, zijn boek is mij wezenlik lief geworden en zal mij lief blijven, zoolang niet door een van ons iets gegeven is, dat Het Geestelijk Lied ' van dr. Knuttel als standaardwerk zal kunnen vervangen. Amsterdam. LEO BAI.ET. Een loei OPTO ERNST, Asmus Stmperi Jvgend'aid. Een boek vol Lumor. Maar wat is humor? Toch kan ik u nagenoeg altijd??eggen wat humor is. Humor is 't weergeven ran de na tuur, anders niet." Aldus niemand minder dan Multatuli, van wien niemand hier bewerett zal, dat hij ons veel verder brengt, ook al houdt men er rekening mede, dat volgens hem de humor van de natuur bestaat in haar domheid, in verband met haar algemeenheid. Toch is er waarheid in deze bepaling: in echten humor schuilt een stuk natuur. Wat geheel buiten de natuur, d. i. het mogelijke, staat, verwekt verbazing, maar nooit een lach. In de Bourfes Parisiens" aldus H ffding '1) werd vóór eenige jaren eene klucht opgevoerd, waarin van den aanvang af een persoon, g nsch stil, blykbaar onaandoenlijk voor de geheele handeling, in een hoek van het tooneel op den voorgrond zat Van tijd tot tijd kon men niet laten zich af te vragen, waarom hy daar toch zou zitten. Eindelijk spreekt iemand hem toe, wordt echter door een ander in de rede gevallen: Spreekt n maar niet tot hem, hy is doof!" Nu was de passieve houding dus verklaard. Maar in het zelfde oogenblis voegt de persoon er met eene zeer zwaarmoedige ui'drukking aan toe: en stom!' Dit verwekte een stormachtig gelach. Onmogelyk, onnatumlijk? Toch niet, want de kluc' t was eene parodie op een diplo matiek congres tot regeling der Grieksche aangelegenheden, tot welk congresGriekenland toegang had zonder evenwel aan de beraad slagingen te mogen deelnemen. Voor humor is noodig eene tegenstelling: in de fabel van den kikvor,»cb en den os, ia al de Flü-gende B alter-aardigheden over ver geetachtige en verstrooide professoren, treuze lende Secondar-bahnen en lastige schoon moeders, in alle caricaluren f-n b ij- en kluchtspelen doet de tegenstelling tusfchen wat verwacht werd en wat weikelyk geschiedt lachen. Die Konlraslwirkang aldus H ildinx, ernstiger en daardoor dieper op de zaak ingaande dan Multatuli auf welch^r das Lücherliche beruhst, entsteut dadurch, dass zwei Gelanken oder zwei Eindrücke, die jeder für sich ein Gefühl erregen, und deren letzterer niederreiset, was eraterer aufbautv p tzlich aufeinander stossen". De zwygende persoon, die zijn en stom ' voegt by de ver klaring, dat zy'ne doofheid de reden is zyner passiviteit, brengt daardoor plotseling twee indiukuen met elkaar in botsing, wekt daar door een gevoel van tegenstrijdigheid. Waar dit gevoel gepaard gaat met ervaring van vreugde, daar is de komedie, het komische; waar met smart, daar de tragedie, het tra gische. Ue oude Grieksche tragici dichten treur- en satyr-spelen; met een genie als van Sbakespeare is het niet anders. Daar de c intrastwerki!:g plotseling moet plaatshebben, ziet men ook in, waaroai eene klucht niet van te langen adem mag zyn, waarom de humoris'ische roman meestal tot de mis lukkingen mag worden gerekend, waarom een Duitscher, l ing van stof en s'ijl als hij gewooniijk ia, nog minder dan een FranFchman bekwaam is, xu'k een roman te schrijven. Zelfs wanneer zulke humoristische romans" beginnen niet grooten opgang te maken men denke h. v. aan die van Julius Stinde, zijn ze in den regel vrij spoedig weer ver geten of door andere van onaeveer even groot gehalte b. v. die van Felicitas Rjse = verdrongen. Een humoristische roman is het hierboven genoeindöboek van Otto Erntt dan ook in geenen deele. Roman einer Kindhelt" staat op het titelblad. Wij konoen niet buit°n Asinus Seinperf Jugendland. Waar dit ligt? Iu het Holsteinsche, hetzelfde land, waar Frenssen's boeren wonen, maar dichter bij de groote koopstad, haast onder haar rook. Oldensunl heet het dorpje en van dat Oldensuod leeren we alle hoeken en paten kennen, want de ouders van den kleinen Asmus konden 't in geen enketen hoek lang uithouden, al wisten ze, dat drie 'maal ver huizen gely'k scaat met n maal verbran den en er was niet veel te verhuizen en te verbranden, vooral niet als bet inboedeltje voor schulden was verkocht. Uier moe-ten ze weg. daar wilden ze weg, d. w. z. het moe ten trof Ludwig Semper den vader en Rebekka Semper de moeder beiden, maar het willen was van de laatste alleer. En ook daar was 't: ce que femme, veur, Dieu Ie veut. Vooral als die vrouw zoo eneg ek en vlug is als moeder Rubekka en de man zoo lakoni*c'n en traag a's vaUsr Ludwig. Dat kwam omdat zij veel kleiner was van gestalte. Daarom stroomde 't Moed haar eerder van het hart naar het hoofd, wist zy steller een besluit te nemen en dat besluit ooi te zetten in eene daad. Ais een van de jongens onder handen genomen moest worden, was dat 't werk van moeder Rebekka. Maar zij was ook aanstonds weer goed: het bloed was spoedig weer van het hoofd naar het hart, naar de rechte plaats, teruggettroouad. Ludwig Semper was van burgerlijke af komst, had eene vrij goedeoproedingpehad, mair diurvan nooit wereld-ch profijt kunnen trekken; hij oefent in Oldensund het vak van sigarenmaker uit. Hij doet ook geene moeite voor een beter bezoldigd vak, -want bij het sigtrenmaken kan hij peinzen en denken en fantaseeren. Als Rebtkka zijn hoofd had gehad en wat in dat hoofd zat boven dien, zouden zij 't verder gebracht heoben. Nu is 't een pompen om boven water te blijvpo. Wij maken met den kleinen Asmus alles door wat hij moet doormaken van zijn derde tot zijn zestiende Ie -ensjaar. Dit kinderleven gaat aan ons voorbij, zooals het geweest is, met zijne vreugde en zijn leed, zijn licht en zijne schaduw, xijne werkelijkheid en zijne droomen. Het is een kinderleven, zooals 't beschreven wordt, echt, reëel, niet een leven van een kind, beschreven en gefantaseerd of befantaseerd door een groot en wijs mensen. Neen, wij zijn en blijven in Asmvs dempers Jugendland. Daar gaat Herr Schnede rond om aardappelen te verkoopen. Zijn ezel trekt de kar, of liever: moest die trekken D,nn diexer E^el sta .d immer nach dr ei Schritlen sl'iU uud war dann niir schwer wieder in Keiveyu-ig zu se.lzen w;e jeder Ksel, der einen ,'(!e tanken hat." Daar is 't middenpunt natuur lijk het ouderlijk huis, een huis van menschen, d'le van het lot brood vragerr; maar zij vra gen er ook poëzie van en als het deze niet wil geven, dan mag het ook zijn brood wel voor zich houden. Meen nu niet, dat de Sempers luchthartig of lichtzinnig van aard zijn. Dat zijn ze niet. Maar wel missen ze, wat 1) Psychologie, bl. 4(9.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl