De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 december pagina 5

9 december 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

N o. 1537 DE A M S T E il D A M M E R WE E,K,B L A, D VOO R N E D. E R L A N D. MAISGI's Soepen in tabletten, merk Krnisster, ma&en het mogelijk om in den kortst mogelij ken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke borden Fransehe soepen 10 Ct. Pikante soepen 18 MA6GI's Bouillon-Capsules, merk Kruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een voortreffelijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 MAGGI's Aroma, merk Krnisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerec hten oogenblikkelijk een verrassenden, fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Verkrijgbaar in flacons vanaf 30 Ct. lltlllllllllllllllllllllllMllllllltlllllllllllllltllllllnlIIIIMIIIIIIllllllllllllMIIMIIIIMItllMIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMI Opvoeding der kleinen, zonder fröbelmeihode. En dat speet mij. Zou een sluimerende aanleg, een onvaste wil werkelijk door een droge theorie worden opgewekt?" Droog is ook een Duitsche taalles. Wilt ge praktijk? Ook een overhandsche naad is droog. Maar alleen zoolang de leerling nog niet van de Duitsche taal en het naaien is gaan houden! En zou het on verschilligste jonge meisje lang koud blijven bij den gloed die van een bezield pleidooi voor de kleine kleuters uitgaat ? Dat kan ik niet denken. Nog zon ik kunnen aanvoeren hoe gemak kelijk bet onderwerp aan de lessen in voordragen, stellen, lezen kan worden dienst baar gemaakt. Welk een indruk een mooi opstel van een dwepend kindervriendinnetje kan inaken op een eenige dochter, die zich zelfs met Tantes jongste spruiten nooit heeft bemoeid. Maar taal en dweperij mogen geen hoofdzaak -worden! daarom: voet bij stuk gebonden! kalm aan het pedagogisch onder werp besproken, geen ijdelheid gewekt, noch hersenschimmen. Als er n onderwerp is datj na ons een oogenblik tot hooger sferen te hebben gevoerd, ons dwingt op de aarde terug te keeren is het voorzeker dit: een klein kind dat een mensch staat te worden, en op hulp wacht. Mag in zoo'n les wel eens gelachen wor den? Daar is zeker wel aanleiding toe". Waarom zou een hartelijke lach, op zijn pas, geweerd worden ? Maar spot, vitzucht, beuzelachtigheid vinden hier geen plaats; van de rechte gtemming hangt alles af. Ook moet er veel in weinig ty'd worden gedaan; daarom : beperking tot hoofdzaken, aansporing tot zelfwerkzaamheid. Ten slotte zijn de toehoorsters zelf nog maar groote kinderen! Alleen een geduldige opvoedster zal deze lessen met vrucht kunnen leiden, vooral waar het op de beantwoording van vragen aankomt; en schrander moet ze zijn om ter stond te bevroeden: waarom worden die vragen gedaan ?" Bovenal, een vrouw met een wil, die zich nooit laat afleiden van den weg die rechtstreeks voert naar het doel: het duurzaam geluk der huisgezinnen te be vorderen door de vorming van lieve, dege lijke jongemeisjeg, goede zusters, Moeder's kameraden. Voor een menigte kinderen die, met Mama op visite, hun maag bederven, uit verveling met de voetjes tegen de tafel schuren, die veel gevleid worden, hoogwyze woorden aanleeren, vraag ik: Toe, geef ze een geschik ter opvoeding! Ddt is geen kinderleven!" Voor alle brutaaltjes die schreiend en schoppend : Jou leelijkerd !" schelden tegen een machteloos dienstmeisje, wier humeur door 4, 5 wichten op de wandeling door de drukke straten wordt geprikkeld, uit ik den wensch: Moge het groote kind van de kleinere worden gescheiden en zelf nog worden opgevoed, opdat ze een verstandigen wil krijge". In naam van duizenden broertjes en zus jes, die een ernstig ongeluk krijgen, hoewel het heet dat een oudere op hen let... ja, met n oog, met half verstand, met halven wil f En van ontelbare schepseltjes, die, de straat opgestuurd, in goten morsen, op stoe pen hurken, vies en vuil worden, ach! zoo ontzettend bezoedeld l 'kom ik smeeken: Meisjes, die werk zoekt, te hulp ! Velen onder u schuwen den arbeid niet. Ge hebt allen wat geleerd en wilt ermee woekeren. Blij moedig verklaart ge: Gaarne wil ik mijn plaats in de maatschappij zoeken. Welnu, terwijl ge links en rechts zoekt naar maatUIT DB NATUUR. Voorbarige vogels en bloemen. Vanmiddag toen ik op de tram in de Plantage stond te wachten zong de zanglijster in Artis zijn hoogste lied en langs mij heen liep een stroom van dames en kinderen belast en beladen met pas gekochte en goed ver pakte verrassingen voor St. Nicolaas. Bij Sinterklaas behoort gn eeuw in gedachte te komen en scherpe wind en doodsche witte stilte in tuin en park, en verkleumde handen en paarse kinderneuzen, die tegen de winkel ruiten drui-ken. Hoogstens mag roodborst en winterkoning wat hooge toontjes laten klinken in de winterlucht, maar een zanglijster! En de tram ging voorbij zonder mij, ik stond al onder de hooge iale iep, waarin de vogel zat te zingen of 't al Februari of Maart was. Pie iewiet, piedewiet ging 't keeltje, de geel met bruin gestippelde borst keerde zich naar 't N oord westen, waar een bleeke schijn de daken ver lichtte, het eenig bewijs dat daar achter de zon onderging. Eens in Artis liep ik een eindje door, nieuwsgierig of alleen de zanglijster zoo leüteachtig deed in dit ongewoon zachte najaar, of dat misschien ook anderen lenteboden zich in de war hadden laten brengen. Trekvogels konden er geen last van heb ben; die bemerken 't daarginds niets of onze winter wit of groen is; maar de eerste bloe men, wat zeiden die? Sneeuwklokjes hadden nog niets te ver tellen, in 't geheel niets. Zwijgend stonden ze op hun gewone plekje, een witgroen gpitgje stak hier en daar boven 't oude gras uit maar 't was terdege ingepakt in 't glimmend wintermantel tj e. Een sneeuwklokje is een waar kalender kind, 't laat zich niet overhalen tot buiten sporigheden door een paar zachte zomer weken in November; tenminste niet onze echte kleine ouderwetsche sneeuwklokjes, wel soms andere groote uitheemsche soorten uit warme landen. Wat hebben die ook voor ondervin ding van Noordsche winters. Ook de winterakonieten die lage gele boterkleurige ranonkels lieten zich zoeken; de hazelaar deed ook of hij geen verschil voelde tusschen dezen winter en een echte; en ik was al bij me zelf bezig, 't animale leven toch maar oneindig gevoeliger en hooger te stellen dan dat vegeteerend bloemendom ; en dien mooien vogel daar boven alles, omdat die schappelijk werk buitenshuis, en ge niet al leen om stoffelijk voordeel, om eer en aan zien te verwerven, ernstige plichten op u wilt nemen, maar lust gevoelt iets blijvend goeds tot stand te brengen, al naoet ge er iets voor opofferen, laat uw blik ook eens vallen op de groote schaar die op u wacht, of ge haar in de ouderlijke woning de eerste opvoeding wilt geven \ Daar ligt een uitstekend terrein voor het gebruik van al uw vermo gens, bovenal voor de versterking van uw wil, de veredeling van uw gemoed. Zegt niet te vlug: Daar heb ik geen roeping voor!" of: Het is me een baantje! veel te min !" De roeping voelt ge misschien al doende wel. En: te min" ? Meer dan eens zag ik in zulk een kleinen kring een stille grootheid l F. S. M. GUYOT. Mijn dagboek, door IDA DÏ; WILDE, Kotterdam, Meindert Boogaerdt Jun. 1906. Mijn dagboek" is een boek van denken en voelen, niet van gebeuren. Elke gedachte, elk gevoelentje wordt uitgeplozen. Eerst een woord van warme bewondering voor de manier van schrijven. De heele atmosfeer, die in Ida's ouderlijk huis hangt, stroomt je tegen, terwijl er nooit iets bepaalds van wordt meegedeeld. Het is schitterend die stemming, die gaat door het heele boek, tot het laatst toe uitstekend volgehouden. Toen ik het boek uit had, begreep ik zelf niet, dat de heldin mij zoo heel koud liet. Ik voelde zelfs geen medelijden met dat alleenstaande jonge meisje, dat langzaam haar ondergang tegemoet ging. Misschien ook verwacht de schrijfster niet, dat onze sym pathie wordt opgewekt, misschien heeft zij juist willen geven dat slappe weëe gedenk en gedoe. En dan is haar dat volkomen gelukt. Ida de Wilde, eenige dochter van bekrom pen ouders, leeft haar leventje voor zich, hunkerend naar emotie, geheel beheerscht door het ontwakend hartstochtelijk gevoel van vrouw zijn. Ze is heelemaal vervuld van haar Han, haar Bram, haar Her, haar Jo. Geen gebeuren van buitenaf brengt ook maar voor een oogenblik die gevoelens tot zwijgen en het treft als onnatuurlijk, dat het dagboek gedurende een kleine veertien dagen, dat de moeder ziek is, die jongensnamen niet noemt, terwijl de ziekte van de moeder toch geen oogenblik een hooger reiner gevoel wakker roept. Hoe is Ida zoo geworden ? Het antwoord geeft blz. 76. Want tuis, God, wat heb ik tuis ? Wat is pa voor me, als ie me niet noodig heeft als offisieel zijn dochter ? Ma, ma, wat begrijpt ma ?" En verder blz. 82. Je ouders zijn maar ? ik geloof, dat 't bij mij is, dat ik niet voel waaróm 't mijn ouders zijn." En niettegenstaande die twee tragische stille aanklachten voel ik toch geen sympathie, soms kom je even op een dwaalspoor, zooals op blz. 28 : Ik wil leven, mij zelf uitleven. Ik wil dat een paar sterke armen me grijpen en me gelukkig maken. Ik moet! Het moet komen, ik wil ... Heb ik als kind het niet in me gevoeld, langzaam komend heviger en sterker, nam ik het niet telkens waar, meer bewust ? Is het zo het slecht is niet iets, dat in me is, en dat ik niet kan rukken uit mijn lijf!... Was ik nog maar de kleine Ida, die liever vriendjes dan vriendinnetjes had. Toen mocht alles wel en was alles goed." En later als ze in de kerk is geweest bij den jongen dominéBlankeur: Ik wil al het slechte van me afgooien, ik wil als een verlichte zingen kan en 't ook doet al 't hem bevalt, omdat 't lentegevoel en de zanglust bij hem 's winters alleen onderdrukt worden door koude, honger en gure wind, niet wegge drongen zijn dcor de natuur tot een rust periode, alsof 't een aardappel of een tulpenbol was. Maar de natuur houdt niet van droomen met huisbakken hypothesen; je loopt uit te maken dat, behalve dan de weerbloeiers en de doorbloeiers, geen houtgewas in staat is vóór de vorst er overheen heeft geblazen of ten minste niet voor Januari te gaan botten en bloeien; mét dat ik dit weer voor mezelf bevestig op grond van eigen waarnemen, kij ken me een aantal roode oogjes aan die g;under om bruine takjes gluren, 'k Wist eerst niet wat ik zag en 't moest even tot me door dringen. Daar stonden me de peperboompjos wer kelijk flink te bloeien, met vol open bloemen op 't kale hout, precies of 't nu Maart of einde Februari was; en gevroren heeft 't ook nog niet. En een paar elzen deden net zoo hard mee ; de gele en roode bloeuiknoppen waren in de katjes op een afstand te zien. Nu krijg ik altijd een gevoel van schaamte over onjuiste observaties, vooral wanneer ik die heb laten drukken voor kleine of groote inengchen en ze als onvervalschte waarheid heb voorgediend. Verleden jaar nog heb ik u geraden te wachten met 't snijden van wintertakken, om die trekken in blad en bloem tot Januari in 't land was, of tenminste tot er een paar dagen stevige vorst er over heen waren gegaan. Eerder zouden ze niet uitloopen! Ook 't peperboompje heb ik toen genoemd, als ik 't wel heb. En nu gaat me dat ding mij tot een leugenaar maken. Toch heb ik zelf uit mijn tuin wel tienmaal, in November of December, takjes van 't peperboompje gesneden, en ge probeerd ze tegen Kerstmis in bloei te heb ben; maar dat was altijd mis. En vandaag 4 December 1906 bloeien ze zou der extra warmte of't al voorjaar wasl Den 12 Maart 1906 heb ik van de zelfde struikjes ook bloeiende takjes geplukt; en vrucht droe gen ze van den zomer ook. Voor zulke dingen, die al je theoriën omver gooien, sta je telkens in de natuur. Die knop- l pen en takkenrust bestaat daarom nog wel, maa- 't is alleen een algemeene regel al zijn er veel individueele, toevallige uitzonde ringen op. i Een verklaring is ook voor dit geval wel te vinden, we zouden 't gelijk kunnen stellen door de wereld gaan. Ik zal zacht worden tegenover ieder, tuis vooral lief. Ik wil een vrome, innig vrome bizondere vrouw worden, die door een ieder bewonderd wordt. Ik wil leven zo-als weinigen leven." Eerst voel je dan voor die Ida, maar als je verder leest en er geen de minste ver andering komt in dat slap willoos voortgaan, dan maakt het je heusch ongeduldig. Het lijkt me onnatuurlijk, dat er geen enkele deugd is, die in Ida's karakter op den voor grond springt. Dergelijke naturen zijn meestal spontaan goedhartig, hebben behoefte om die goedhartigheid op een of ander punt te concentreeren. Zelfs als je het geheel als een ziektetoestand beschouwt, (nu en dan her innerde het boek me aan v. Eeden's Koele meren) dan nog mis je een of andere sterke gevoelsuiting, die het eentonige komt breken. Het boek is ook te lang, het eind na de logeerpartij in Amsterdam vind ik bepaald wat vervelend. Ten slotte nog n grief: die scène met den timmerman is voor mij een te groote dissonant. Laat ik hier nu nog eeuige kernachtige eindjes aanhalen. Gisteren, die taartjesfuif bij Ulrich. Geen jongens erbij en geen karnootjes. Drie ge geten. Tee waterachtig. De anderen hebben zich aangesteld (blz. 54). Zij maken visites. Bij de Poortmans, Smulders en Eliuks moest ik mee. Toen mocht ik weer naar huis gaan ... lopen, terwijl Pa en Ma in 't rijtuig verder gingen. Nu ben ik kwaad en boos, omdat ze me niet even tuis brachten, zo'n half uur kost toch zooveel niet en ik vond het zoo burgerlik en kinderachtig tegenover die koetsier, en 't vieze knulletje mocht 't portier voor mijn neus dicht slaan en zag me weg lopen." bl. 57. Twee tooneeltjeg, die je voor je ziet! En dan die meesterlijke beschrijving van Ida's Zondag alleen thuis op bl. 86?93. Het voert me te ver om dat allesneer te schrijven maar n eindje uit den tijd van de ziekte van de moeder op bl. 113 wil ik nog geven. De heele avend met Pa alleen gezeten! Betje was boven. Het eenige wat ik kon vragen was, wilt-u nog tee, het enige wat we konden doen, was tee drinken, zodat we uit verveling drie kopjes namen. Ik werd wee van dat lauwe water; ik wilde er nu geen koekjes bij geven. Pa zat maar te ro ken, te gewen en te kijken op z'n horloge, terwijl we telkens dezelfde krant weer op namen, om hetzelfde nog eens niet te lezen." Dan op bl. 225 de beschrijving van het naar de kerk gaan! Ik zou nog zooveel willen noemen! Laat men hef boek zelf ter hand nemen! Maar laten jonge meisjes het kalmpjes laten liggen! Ik bewonder Ida jle Wilde» s talent, tiet boek ia zeker waard pm J^Lezéji\te wjrj|den, en ik verheug me op een volgend van haar. Misschien geeft zij ons dan eens een gezonder krachtiger natuur te genieten l k moest even lachen om dat pretentieuse zinnetje vóór in het boek: Dit boek werd in vereenvoudigde spelling gedrukt." Net of je dat niet dadelijk ziet l Ik voel weinig voor die nieuwe spelling maar met Fransehe woorden verhollandschen als: fuljeton, odeklonje en repereren (hoe los je het ook uitspreekt, hoor je toch altijd de a van repareeren) kan ik mij heelemaal niet verzoenen. C. B. Modes. In den goeien ? ouden tijd, zou men er niet over gedacht hebben, van tooneelspeelsters afte-zien en na-te-bootsen de nieuwtjes en grillen van Madame mode. met een tweeden bloei, een uitloopen in 't na jaar ; zooals sommige vogels, die maar een» per jaar broeden, 't in zeer gunstige of ongunsti ge gevallen wel eens een tweeden keer doen. Bloeiend Peperboompje. Ook zouden we kunnen zeggen: het ge heimzinnige beletsel, dat de volkomen gereede knoppen belet uiteen te schuiven, ook als de winter net zoo zucht is als de lente, kan soms op een andere wijze weggenomen zijn. Tooneelspeelsters werden beschouwd als excentrieke vrouwen, wier handel en wandel, wier uiterlijke tooi, allerminst toongevend waren pour la femme qui se respecte. Met die muffe, bekrompen, taaie traditie heeft de scherpzinnigheid onzer dagen ge broken. Maatschappelijk zijn actrices meer in tel dan in Molière's tijd. Aangaande haar meer dere of mindere kunstprestatie is de kritiek gebleven wat zij was: welwillend of afkeurend. Op mode-gebied kenmerkt Parijs zich door een smaakvolle sierlijkheid, een cachet, een voorname chic, die men vergeefs elders zou zoeken. Parijsche actrices, vooral zij, die behooren tot het theater du Vaudeville, de laEenaiszance en de Variété's, lanceeren gloed nieuwe modes. In de mode-magazijnen des grands coutu riers, uit de Kue de la Paix en van de Place Vendóme, worden de modellen geteekend en uitgewerkt. Ongeduldig kijken de Parisiennes uit naar een première, om zich op de hoogte te stel len van "Worth's Paquin's en Doucet's creaties zwierig gedragen door elegante comédiennes. Vóór de generale repetitie van een nieuw tooneelwerk, wordt een repetitie gehouden, waarbij de chef-d'atelier, de eerste werksters, en de teekenaars der grands couturiers aan wezig zijn. De ..première" is het gein tot het schrij ven der mode-kronieken. In de couloirs, en in de foyers worden de toiletten der actrices met evenveel, zoo niet met mér animo besproken, gekritiseerd, ge commentarieerd, als de inhoud van het nieuwe treur- of blijspel. De weelde der toiletten vertoond op het tooneel van het Théutre Francais is gelijk aan hetgeen men ziet in de Vandeville en Renaissance, maar het stijl volle, het imponeerende, het deftige van het Maison de Molière openbaart zich óók in de klef ding der sociétaires. Men beweert in Parijs, dat de Grandscouturierg" óók onder het besef werken der statigheid van de comédie Franeaise. Mejuffrouw Bertha Gerny, die verleden jaar voor het eerst in het Thétre Franrais speelde, had in haaf toiletten, in al haar doen en laten toen zij in Paraitre" optrad, zooveel behouden van hét onvervalscht .,Parisianisme" uit de Vandeville, dat zij aanmerkelijk ver schilde van haar medespelende kunstzusters. In het zoo moderne en Parijsche tooneel werk van Maurice Donnay, was Berthe Cerny te midden der schoone, gedistingeerde en gracieuse tooneelspeelsters van het Theatre Franrais, door toilet en houding la plus Parisienne des Parisiennes. Op het tooneel en in de zalen der Parijsche theaters openbaart zich een sterke neiging de robe princesse als de' meest modieuse aan te geren. Veel mooie toiletten op den avond der première van Courtisane in het Theatre Fran<;ais, op het tooneel en in de zaal. In het tweede bedrijf van Courtisane, droeg Berthe Cerny een zoogenaamde robe d'intérieur" die als exquis baltoilet geen kwaad figuur zou maken. Crème, souple satijn. Stijl Louis XVI. Lange rok, gefrouceerd. Fijn ge drapeerd, zér puntig corsage, waarvan het gedurfd décolletéeenigsints in bescheiden richting werd gehouden door het hechten van een groote zacht-roze roos midden op het corsage. In de zaal was o. a. aanwezig Kéjane, die na haar echtscheiding een eigen theater exploiteert. Réjane, zag er bekoorlijk uit in haar wit-laken toilet met rond décolleté, forme bébé. Mevrouw Albert Lambert trok de attentie Dat er inderdaad zoo'n belemmering be staat, een oorzaak die 't bloeien belet, en dat werkelijk alles gereed is voor 't botten en bloeien, is door talrijke onderzoekingen en door de verrassende aether-proeven van Johannsen aangetoond. Er zijn dus middelen gevonden om die belemmering op te heffen, om het beletsel, dat als een boei de knoppen in den voorwinter omsluit te verwijderen, al kan de aard van 't beletsel zelf nog niet met eenige zekerheid aangegeven worden. Gebrek aan warmte of zonneschijn is'tniet. Afgesneden takken of geheele planten zijn in den regel, ondanks alle wijziging in plaats en temperatuur, niet tot uitloopen te brengen vóór Januari of Fobruari, daarna gaat 't trekken soms al met stoom. .Maar... wordt zoo'n plant eerst een korten tijd (twee a drie dagen) in tiether geplaatst of gechloroformixeerd dan is de boei geslaakt, knop en bland ontplooit of 't lente was. Dikwijls forscher en mooier. J n 't groot wordt dit sedert eenige jaren toegepast o. -\. bij 't trekken van seringen vóór Kerstmis. Wat doet die aether, die door de lenticellen, <le ademgaatjes in de schors, of misschien nog op andere wijze binnendringt dan ? Dat is nog niet uitgemaakt. Misschien is 't een scheikundige verbinding of een oplossing van de belemmerende stof, zooals prof. H ugo de Vries zegt bij een analoog geval. Allemaal heel mooi te lezen in zijn boekje: Het Yellowstone Park en Experimenteele, (Wereldbibliotheek). In eik geval, er moet iets gebeuren, als bij ons een inlandsche of aan 't klimaat aange paste boom of heester vóór zijn tijd zal uit loopen. Er moest een luikje worden open gezet, een grendel worden weggeschoven: beeldspraak die noodig is, omdat de ware oor zaken nog onbekend zijn ; de fantasie laat hier nog zijn volle rechten gelden en dit zal wel tot ontdekking leiden van de werkelijke feiten. Is er nu in dit winterlenteweer iets in de lucht, geen aether of chloroform, maar iets dat dezelfde eifecten heeft op sommige planten en dieren? 't Zou kunnen zijn. Ook dat niet alle heesters uitloopen en alle winterzwijgers onder de vogels gaan zingen bij zulk weer, vindt een analogie in de bo vengenoemde proef. Want zet men verschillende wintertakken bij elkaar op aether, dan loopen enkele er van uit; andere doen dat echter weer bij een aetherbad van zwakker of sterker con centratie 'k Heb indertijd twaalf jaar lang door de door haar sierlijk theaterhoedje, het veel besproken toiletartikel der Parigienne, de wanhoop van theater-directeuren en schouw burgbezoekers. Men vond haar hoedjeteen bal-kapsel, en, dat is het juist wat het' zijn moet, om de bezoekers niet te hinderen. De zacht-blauwe strikken met een paar rozen er tusschen die madame Lambert op het hoofd droeg, gaven de illusie van een hoedje, en beletten degenen die achter haar zaten niet in het zien. Het Odéon-publiek maakt geen toilet. Men hoopt, dat de groote kunsthervormer, Antoine ook hierin verandering zal brengen. In La Préferée" van Lucien Descaves, dat den 25sten Oct. j.l. in het Odéon ging, was voor de hoofdpersonen Suzanne Devoyod, die mevrouw Charlier vertolkte, en voor de allerliefste Madeleine Lély, het vijftienjarig juffertje Souci, weinig gelegenheid tot toiletvertoon en toiletschittering. La Préferée legt den heerL uquesne (Charlier père) enMadeleine Lély de niet geringe moeilijkheid op, nu en dan eenige Engelsche volzinnen uit te spre ken. Souci, die feitelijk Cécile heet, maar Souci werd genoemd, omdat haar zwak gestel tijdens haar kinderjaren hél wat bezorgdheid wekte, geeft meer dan ooit Souci, wanneer het den wanhopenden vader blijkt, die een afgodische liefde voor zijn dochtertje koestert, dat de aanhalige, schalke, lieve vijftienjarige, zijn dochter niet is! De beeldige toiletten in de laatste weken op het Parijsche tooneel vertoond door de dames Mégard, Dorziat, Roggers en Juliette Darcourt, zullen gaarne gecopieerd worden door bewonderende toeschouwsters. Talloos veel nabestellingen voor de grands conturiers in 't vooruitzicht, en de nieuwste modes zijn gelanceerd. Moussellne-de goie in zachte tinten, met een weelde van kant-garneering blijft be stendig op 't mode-programma. De abonnees der grand opéra, verschijnen tegenwoordig op Maandagavond in de meest afwisselende en schitterendste avondtoiletten waarvan ooit een vrouwenbrein droomen kan, op den chiquen Maandagavond, is het langs den imposanten Escalier d'honneur een froufrou van zijde robes, n en al juweel-schit tering, en een sprookjes-weelde wat de avond mantels betreft. Ook bij huwelijken brengt in Engeland iedere winter nieuwe modes, nieuwe gebrui ken, nieuwe eigenaardigheden. De jonggehuwden maken hun huwelijksreis bij voorkeur per automobile. De geschenken door den bruidegom aan de bruidsmeisjes geboden, zijn tot fabel achtige kostbaarheid opgevoerd. Het bruidskleed heeft iets ingeboet aan ongerepte blankheid. Een ietsje tint, roge, mauve, zelfs groen, wordt op het bruidstoilet gegarneerd. Het modetje der zeer korte huwelijksreizen homeymoons, die van zoo vluchtigen aard waren dat men ze week-end-homeymoons" noemde, is gedaan. Koningin Alexandra heeft haar misnoegen duidelijk te kennen gegeven aan bruidjes uit aanzienlijke kringen, die een bedenkelijke haast aan-den-dag legden, door haar huwelijk zoo min mogelijk stoornis te brengen in den gang van haar mondaine leven. Jonge meisjes, die, nauwelijks getrouwd, in haar nieuwe waardigheid zoo spoedig mogelijk diners en avondpartyen bezochten. Om der Souvereine niet te mishagen, zullen de jonge mevrouwtjes wat langer op reis moeten blijven, of, zich een beetje wijden aan den huiselijken haard. CAPRICE. ruiten van een Amsterdamsche school gekeken op een mooie groep oude kastanjes; daarbij zijn er twee, die ook uu nog, in October, als 't dan nog niet gevroren heeft, herhaaldelijk de fabel van de stad zijn, vanwege de om standigheid, dat zo opnieuw in bloei komen. Hetgeen een bewijs moet zijn voor 't ouitengewoon zachte najaar, 't Is heel goed mogelijk dat aan die twee boomen, (t zijn steeds de zelfde twee van de groep) iets ontbreekt, de raadselachtige stof misschien, die als beletsel werkt op den groei van de winterknoppen, die toch in November kant en klaar onder de zwarte teerhulzen liggen; een stof, die door langdurige of strenge vorst, of mettertijd zonder deze, wordt opgelost of anderszins onwerkzaam gemaakt. Xatuurlijk bloeien en groeien die bedoelde kastanjes op 't Weesperplein niet door; zij krijgen geen lucht en warmte genoeg,'t blad met de bloein kwijnt weg; hun voorbarigheid is wellicht een ziekteverschijnsel, een individueel gebrek. Iets anders is 't natuurlijk wanneer op ongewonen tijd zich blad of bloem vormt, doordien de omstandigheden de ontplooiing op den gewonen tijd hebben belet. Bij de bedoelde kastanjeboomen echter is dat de oorzaak niet van hun florissante kwaal. E. HEIJIAXS. (J O R R E S P O X D E N T I E. G. B. Weesperzijde. Ik zal u bij gelegen heid in een opstel afdoende verklaring van uw koekoeks-waarneming geven ; 'k heb er nu foto's van. K. J. D. Ooststellingwerf, 't I Js vogeltje was er te ver heen, om 't op te zetten. De veertjes bij de neusgaten vielen uit bij aan raking en dan loont 't opzetten gewoonlijk de moeite niet meer. Een lezer, Amsterdam. Over die genees kunst bij apen uit 't Handelsblad een vol gende keer. !k Zal zien of er lectuur over bestaat en die te krijgen is; anders een voudig mijn meening. P. Ha. Amsterdam; idem, wat 't hnoren van visschen betreft; daar heb ik wel lite ratuur en eigen waarneming met aquarium dieren over; maar alles twijfelachtig en niet afdoende. E. A. G. Haarlem. Over pithecanthropos en den tertiairen mensch, vindt u toch niet wat u zoekt, zóó unbestritten" is de zaak niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl