De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 december pagina 6

9 december 1906 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1537 Oud-Amsterdam door A. W. W EI ss MAN. VI. De Waaggebouwen. Vóór 1808 bezat Amsterdam vier Waag gebouwen, een op den Dam, een op de voortdurend gevaar, daar de Utrechtsche bisschoppen zeer krijgshaftige vorsten waren. Nog een kwart eeuw geleden herinnerde de toren van het Doelenhötel, met zijn zwicht, Utrecht!" daaraan. Evenals alle poorten van dien tijd bevan de oude poort tot St. Anthonieswaag. Toen werd boven het vroegere voorlein een vertrek gemaakt, terwijl overal e noodige deuren en vensters werden aangebracht. Gelijkstraats werden de groote balande wanden der gildekamer met marmer en voorzagen de trap, die daarheen leidde van een sierlijke leuning en Jonische muurzuilen. Daarop gingen de metselaars aan het werk, om wat er nog van de wanden overbleef, te versieren. En Archief in te richten, verkeerden deze metselwerken in een slechten staat. Ik vreesde, dat er geen werklieden meer te vinden zouden zijn, die de zoo nood zakelijke herstellingen naar den eisch konden uitvoeren. Maar twee BrabantDe Waag op de Westermarkt. De Waag op de Botermarkt. . Nieuwmarkt, een op de Botermarkt en een op de Westermarkt. Alleen de tweede dezer stichtingen is er nog en heet de Waag, al wordt er niets meer gewogen, daar de stad haar nu tot bewaarplaats harer oude oorkonden gebruikt. De Waag op den Dam, in 1808 ge sloopt, om Koning Lodewijk Napoleon een beter uitzicht te geven, heeft geen der thans meer levenden aanschouwd. Doch velen zullen zich nog de Waag op de Westermarkt herinneren, een aardig gebouw in Oud-Hollandschen trant, door Hendrik de Keyser ontworpen en een halve eeuw geleden gesloopt, ofschoon het niemand in den weg stond. Talrijker nog zijn diegenen, welke de Waag op de Botermarkt in hun herinne ring kunnen terugroepen, want deze ver dween pas voor dertig jaar, tegelijk met de Amsterdamsen e kermis. De Waag op de Botermarkt was niet als waag ge sticht, maar in 1655 als de nieuwe Regulierspoort gebouwd. De stads-krijgsbouwmeester" Koeck wordt als haar ont werper genoemd; het zou echter niet onmogelijk wezen, dat Jacob van Campen de architectuur heeft geordonneerd", gelijk men dit toen noemde. Nadat in 1663 de stad was uitgelegd en de Utrechtsche Poort, waar nu het Paleis voor Volksvlijt staat, was verrezen, kwam de pas acht jaar oude Regulierspoort binnen de stad te liggen. Zuinig als het stadsbestuur, zelfs in de gouden eeuw" was, werd toen het onnutte verdedigings werk niet afgebroken, maar tot een waag geapproprieerd". De luifels, die het gebpuw nu juist niet tot sieraad strekten, werden toen aangebracht. Wat in 1663 geschiedde had reeds in 1617 te Amsterdam plaats gevonden, toen de voormalige St. Anthoniespoort tot St. Anthonieswaag werd ingericht. Die poort was in de 15e eeuw gebouwd, en maakte deel uit van een reeks ver dedigingswerken langs de muren der stad, waarvan men in den Schreierstoren en den Munttoren nog de overblijfselen aanschouwt. Een opschrift in het noor delijke torentje zegt, hoe 28 April 1488 de eerste steen werd gelegd. Het was niet te verwonderen, dat men toen de oostzijde der stad duchtig ver sterkte. Want van dien kant dreigde stond ook de St. Anthoniespoort uit het eigenlijke poortgebouw met een daarvóór gelegen tweetal torens, die door muren onderling en met het hoofdgebouw ver bonden waren. Door de in de 17e eeuw gemaakte veranderingen is de oorspronkelijke vorm sen opgehangen, die voornamelijk voor het wegen van zware metaalwerken als ankers, geschut en klokken dienst deden. De boven vertrekken stond het stadsbestuur aan verschillende gilden ten gebruike af. De toen gemaakte sierlijke deuromlijstingen, waaraan de stadssteendaarbij toonden /ij een bedrevenheid, die nog tegenwoordig den deskundigen beschouwer verbaasd doet staan. Overal werden de moeilijkheden opzettelijk ge zocht, om te toonen, hoe de gildobroeders die als spelende konden overwinnen. Zoo zijn de schachten der /uilen in het voornu niet duidelijk meer te herkennen. Maar te Haarlem geeft de Amsterdamsche poort nog te aanschouwen, hoe onze St. Anthoniespoort zich voordeed. In deze gedaante bleef het versterkingswerk rot dat in 1614 de stad naar het oosten werd uitgelegd. Een nieuwe St. \nthoniespoort werd toen, waar nu de Portugeesche S y nagoge staat, gebouwd, en drie jaar later volgde het inrichten De Sint-Anthoniuswaag in 1863. Naar het model van H. Buyn. De kamer van het Metselaarsgild. houwer Hendrik de Iveyser zijn kunst toonde, herinneren nog aan deze gilden. En behalve het opschrift doen enkele schietgaten en de openingen voor de kettingen der valbrug zien, dat het bouw werk eertijds een poort geweest is. Het eigenlijke poortgebouw wordt geHankeerd door twee zware ronde torens, waarvan de noordelijke de stcenen hoofd trap bevat, die blijkbaar ingericht is met het oog op de puntschoenen, welke men in de l.le eeuw droeg. In den zuidelijken toren, gelijkstraats, is een achthoekig vertrek aanwezig, dat weleer de kamer van het Smidsgild was, gelijk het wapen boven de deur getuist. Thans worden hier, in deoorspionkelijke kast, de oudste oorkonden van Amster dam bewaard, die sinds het begin der l (ie eeuw in de zoogenaamde IJzeren Kapel der Oude Iverk hebben berust. Aan de westzijde heeft het poortgebouw twee achtkante torens, beiden met trap pen. Boven den zuidelijken ingang is een relief aanwezig; dat den evangelist Lucas met den os naast zich verbeeldt, want door deze deur bereikten de gildebroeders van St. Lucas hun vergader kamer. Moven den noordelijker! ingang is een metselaar, die een trotf'el in de hand heeft, uitgehouwen. Om hem heen is velerlei gereedschap tot het bedrijf der metselaars, steenhouwers en loodgieters behoorende, weergegeven. Waarschijnlijk stelt deze metselaar Cornelis Danckertz voor, die in 1617 als baas aan het hoofd der stads-werkplaats stond. Terwijl de schilders St. Lucas tot patroon hadden, vereerden de metselaars, met de steenhouwers en de loodgieters tot i''n gild vereenigd, de H. Barbara. Haar afbeeldsel, in olieverf geschilderd, prijkt nog boven de fraaie schouw der gildekamer, welke door Hendrik de Keyser sierlijk werd behouwen met het stadswapen en de spreuk: Soli Deo gloria". Ongeveer dertig jaar hadden de gildebroeders van hun vertrek gebruik ge maakt, toen zij besloten het te versieren en dat wel door de proeven van hun eigen kunst. De steenhouwers bekleedden portaal als schroeven gedraaid, terwijl de omlijstingen der vensters de meest ingewikkelde vormen vertoonen. Toen mij in 18!tl werd opgedragen, als gemeente-architect de Waag voor sche metselaars boden zich aan, en deze hebben hun moeilijke taak zóó uitmun tend verricht, dat het nieuwe werk van het oude niet kan worden onderscheiden. Tegenwoordig dient de gezellige kamer van het voormalig metselaarsgild, die door de goede zorgen van den archivaris Mr. W. R. Veder onlangs weer met de oorspronkelijke marmeren tegels werd bevloerd, als werkkamer voor hen, die de archiefstukken komen raadplegen. De noord-oostelijke toren van de Waag gaf toegang tot de gildekamer der Chi rurgijns. Nog leest men boven de deur de woorden : Theatrum Anatomicum. Zij vormden het onderschift van een borst beeld, dat Hippocrates voorstelde. Later is daar een steenen doodshoofd voor in de plaats gekomen. liet Chirurgijnsgild was vóór 1617 boven de Vleeschhal in de Nes, nu de Stadsdrukkerij, gevestigd. Reeds daar hadden de overlieden zich laten schil deren door Aert Pieterszoon, en het stuk later in het nieuwe vergaderlokaal een plaats gegeven. In 1619 lieten zij Thomas de Keyzer weder zulk een anatomische les" maken. Geleidelijk werd de reeks dezer schilderijen uitge breid door ('laes Elias in 1625, Rembrandt van Rijn in 1632 en 1656, Cornelis Troost in 1728 en 1731, en Jan Maurits Ouiriekhard in 1732, 1737 en 1744.'Zoo ontstond hier dus een klein museum. dat echter in 1723 door brand werd ge teisterd, met het ongelukkig gevolg, dat juist Rembrandt's prachtige schilderij van 1656 voor drie kwart vernield werd. Wat er van haar overbleef ziet men nu in het Rijksmuseum. Het andere stuk van Rembrandt verhuisde naar Den Haag, en maakt de grootste schat van het Mauritshuis uit. De eigenlijke snijkamer" bevond zich op den zolder van hot poortgebouw. In l(j!)6 werd zij veranderd en ontstond de achtkante koepelzaal in het midden, die gelegenheid gaf tot het plaatsen van een amphitheater, hetwelk aan de leer lingen meer ruimte bood, en door een De trap van het Metselaarsgild.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl