De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 9 december pagina 7

9 december 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1537 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. geb. te Genève 1712, werkte te Amsterdam, (Professor Tilanus heeft eene studie over hem geschreven); Chr. Lubrenietzki, schilder graveur, geb. 1659 te Stettin, gest. 1729 te Amsterdam; Carel de Moor, schilder-graveur, 1656?1738; Constantin Netscher, schilder, 1639?1684; C. Ploos van Amstel, schilder graveur, 1726?1723; J. van Riemsdijk, geb. in Holland, werkte als schilder te Bristol: Ludwig von Siegen von Sechten. Uitvinder van de zwarte kunst, geb. in Holland. Zijn moeder was eene Hollandsche. Zijn eerste werk verscheen te Amsterdam, Augustus 1642; Jan van Somer, schilder-graveur. Zijne prenten verschenen tusschen de jaren 1668?1699. Zijn portret van M. A. de Ruyter wordt geroemd: David Teniers de Jonge, Antwerpen 1610?1694; Cornelis Troost, schilder-graveur te Amsterdam Iü97?1750; W. Vaillant, Rijssel en Amsterdam, 1623 1G77 ; J. Verkolje Jr., gest. omstreeks 1675 ; voorts Nicolaas Verkolje, Isaac v. d. Venne; enz. Het portaal van.het Metselaarsgild. galerij was omgeven. De overlieden der 18e eeuw hebben op het gewelf en de galerij hunne wapens laten schilderen, hetwelk aan de zaal een vroolijk aan zien geeft, weinig passend bij haar iet wat lugubere bestemming. Toen in 1808 het Stadhuis tot Paleis was ingericht, kon hot schavot niet meer vóór dit gebouw worden opgeslagen, als er een terechtstelling moest plaats hebben. Sinds werd dit getimmerte voor de gildekamer der chirurgijns geplaatst, tot dat .eindelijk de doodstraf niet meer in het openbaar voltrokken en ten slotte afgeschaft werd. In de 19e eeuw, toen er geen gilden meer bestonden en ook aan een waag maar weinig behoefte was, verhuurde men het gebouw op de Xieuwmarkt, dat voor zijn nieuwe bestemming zoo goed mogelijk geschikt werd gemaakt. Hoe de Waag zich in 1863 vertoonde, geeft een zeer uitvoerig model weer, dat mijn oom, de apotheker Hendrik Buyn, toen van cederhout vervaardigde. Men ziet daarop zelfs het brandspuithuis, dat tegen de Waag was aangeplaatst. De toestand werd niet beter, toen in 1873 het gebouw als kazerne voor de brandweer dienst moest doen. Voor die bestemming deugde het in het geheel niet. In 1891 werd de brandweerkazerne aan de Ruyterkade voltooid en kon de Waag worden ontruimd. Aan de liefde voor oudheid en kunst van den toenmaligen burgemeester Mr. Gr. van Tienhoven was het voornamelijk te danken dat de oude St. Anthoniespoort een betere bestemming kreeg, dan vroeger, door er het Oud-Archief van Amsterdam te vestigen. Daar de Waag geheel vrij staat is het gebouw tegen brand, van belendingen overslaande, bij zonder goed beveiligd. En, ofschoon het natuurlijk niet met de naar de nieuwste eischen gebouwde archieven van den tegenwoordigen tijd kan wedijveren, ge lukte het den archivaris mr. X. de Hoever Az. wonderwel, het practisch in te richten. De verbouwing is geen restauratie ge weest. Alles heb ik zooveel mogelijk in zijn ouden staat gelaten, en alleen datgene vernieuwd, wat vernieuwing behoefde. Slechts ruim een jaar heeft De Roever op de kamer van het vroegere Chirurgijnsgild gezeteld en gewerkt. Toen rukte de dood hem plotseling weg. Door de piëteit van zijn opvolger mr. W. Li. Verder bleef de schrijftafel van den be treurde doode zóó als De Hoever haar had verlaten. Een gedenkplaat op de hoofdtrap houdt de herinnering aan De Koever levendig, een andere huldigt de verdiensten van mr. G. van Tienhoven, als eigenlijke stichter van dit archief, waar reeds zeer veel belangrijke arbeid verricht werd. f De Tooneelspeler lm. i In het voorlaatste nummer van dit blad i spreekt de heer Dr. Kud. Feenstra in zijn = Studie» uit hut Uur g theater te Wennen over | den Weener tooneelspeler Jozef Kainz, en hij zegt van hem: Kainz heeft onder Possart, l'Arsinge, Barnay en alles wat nog l rollen uitdeelt, school gemaakt, gezworven: \ als alle mannen van de planken. Berlijn \ had hem bijna twintig jaren als ster aan | zijn kunsthemel lichten." | J)r. Feenstra, die nog jong zal zijn, weet i blijkbaar niet, dat wij Kainz hier ook gehad E hebben; dat was heel in 't begin vau zijn loopbaan. Vóór dien tijd had hij, te Weenen i beginnend en toen naar Leipzig gaand, E werkelijk een weinig gezworven: doch toen = hij hier kwam was hij bij het deftige Mei\ ninger hoftheater, dat van 4 Mei tot 11 E Juni 1880 in den Amsterdamsehen Stads\ -schouwburg de nog dikwijls besproken voor; stellingen gaf. j Ik schreef destijds voor deze gelegenheid i i u het N. v. il. Da/j, en Loft'elt deed het ; voor 't Handelsblad er waren toen nog i niet zooveel schrijvers voor en over het i tooneel als tegenwoordig! inleidingen tot de stukken en beoordeelingen; en zoo k wam ik met den directeur, Intendanzrath Chronegk, en de leden van het vreemde gezel schap, dikwijls in aanraking. Met Kainz, een aangenaam en bescheiden, maar in de kunstwereld nog zoo goed als onbekende jonge man, die misschien in Amsterdam ,dch zelf het eerst ontdekt heeft, werd ik bevriend en ik heb hem toen zeer gewaardeerd. Hij had echter uit don aard van zijn emplooi weinig rollen te spelen; maar in twee muntte hij uit: in Arnpld von Melchtal in Wilhelm Teil, en in Karl Moor in de Raüber. In Het Ximws van 5 Juni 'SO schreef ik van hem als Karl Moor: ,,Wij hebben den heer Kainz reeds meermalen bewonderd. Hij bezit vuur, warmte, gloed. Dat zijn eigenschappen, die voor deze rol allereerst vereischt worden. Vooral het tooneel waarin hij zijn vader terugvindt werd meesterlijk, hartstochtelijk gezegd en gespeeld. Het bracht het publiek zoo zeer in geestdrift, dat men den speler herhaaldelijk terugriep. Wij meenen te mogen voorspellen djat deze jonge aöteur een schoone loopbaan voor zich heeft". Lott'elt schreef van hetzelfde moment: Uitmuntende tooneelen gaf de heer Kainz als Karl te zien. Zijn jeugdig, levendig uiterlijk en heldere stem kwamen hem voor het overmoedige, idealistische in Karl's rol zeer goed te stade. Voortreffelijk speelde hij het tooneel der vervloeking en wraak". Kainz kon te Amsterdam in zijn optreden zeer hartstochtelijk zijn, al te ungebandiqt, en veel te veel van zijn stem vergen. Op een avond, dat hij den Melchtal speelde welke rol ik reeds van hem kende, want ieder stuk werd meermalen gegeven hoorde ik reeds in het voorportaal van den schouwburg, die sedert afbrandde, dat hij ten tooneele was; hij speelde op zijn gloed volle manier, maar met veel te veel stem, het tooneel waarin hij verneemt, dat zijn vader de oogen uitgestoken zijn. En toen hij af" kwam ik was inmid dels achter" gegaan en niet in de zaal, liep hij naar Chronegk, en zei ontevreden: ich glaube, ich war matt." Een onver getelijk woord van iemand, wiens geluid men ver buiten de zaal hooren kon. Wij stelden den ontevredene gerust, en ik meende hem op goeden grond de opmer king te mogen maken, dat het wel een beetje minder kon. Nog een ander woord van hem, dat mij in 't geheugen gebleven is, werd gezegd op den avond van den 11 Juni, toen na de voorstelling aan het Meininger gezelschap een geschenk aangeboden werd en een feestelijke samenkomst in den foyer plaats had. Jan Hilman, de commissaris van den schouwburg, die door den hertog van Hei ningen gedecoreerd werd, wilde Kainz bij het binnentreden van den foyer laten voor gaan ; doch de acteur gaf aan den com missaris de eer en voegde er bij met een hoffelijk gebaar: Der Millionair hat den \rortr'itt." Doch Hilman, al hield hij een mooie quipage, bleek na zijn dood, lang geen millionair te zijn... tot grooten spijt van zijn vriend Willem," d. i. Hofdijk, die op een flink legaat gerekend had. Nadat de Meiningers uit Amsterdam vertrokken waren, heeft Kainz hen spoedig verlaten en is bij het Münchener hoftheater als erxter tragischer Liebhaber' aangesteld. Daar vandaan ging hij weldra naar Berlijn, en vele jaren later naar Weenen, gelijk ons dr. Feenstra meedeelt. Ruim vijfjaar, nadat ik dezen man, die alle Prinsen gespeeld heeft van het Duitsche répertoire, uit Amsterdam heb zien vertrekken, heb ik hem in Berlijn bezocht. Hij was toen aan het pas gestichte Duitsche theater verbonden, dat alleen met artisten van den eersten rang begon wat spoedig een eerste-rangs-oneenigheid teweeg bracht. Kainz, die zijn eersten grooten triomf behaalde met Don Carlos, verdiende destijds een Hollandsen ministerstractement en bewoonde een prachtig kwartier. Hij hoefde alleen maar op te treden in kos tuumstukken. In modern aangekleede stuk ken maakt deze zoo gevierde kunstenaar trouwens een onmogelijk figuur. Destijds vroeg ik hem of hij zijn kennis making met Holland niet zou willen her nieuwen, door ier gastrollen te komen spelen. Hij wilde gaarne, maar zijn contract met het Duitsche Theater belette het hem. liet Burgtheater laat ook niet veel gasteeren toe; maar verleden jaar heeft de beroemde zoon van den ondergeschikten Hongaarschen spoorwegambtenaar toch eenigen tijd in Berlijn gespeeld, en dat gastspel heeft in de veeleischende Berlijnsche kunstwereld meer dan buitcngewonen bijval gehad. Het liep storm. Tegenwoordig, nu de oude heer van Lier dood is, is het Duitsche gastspel bij ons van de baan: het Fransche daarentegen, waarvan men 25 jaar geleden weinig ver nam, is bijna aan de orde van den dag. Misschien zou Dr. Feenstra, die het Burg theater en /djn bevolking kent, den man die als een bescheiden onbekend beginneling in ons land optrad en met Amsterdam dweepte, kunnen overhalen, nu hij een be roemdheid geworden is, om ons hier te doen zien, hoe overvloedig hij aan de verwachniinmii iniimii KnnMoopg. Eene verzameling Zwarte Kunst", Hol landsche school, is Maandag 10 December in de kunstzalen van Fred. Muller en Co., te Amsterdam, te bezichtigen. Verkooping Dins dag 11 December. De verzameling bevat o a. vele portretten van vorsten, legeraanvoerders, admiralen, kortom van vele bekende en beroemde per sonen. Er is werk uit verschillende eeuwen en van de voornaamste meesters, als van : Ludolf Bakhuijzen, geb. te Emden 1631, gest. te Amsterdam 1708; Pieter van Bleeck, Nederlandsen schilder en graveur in Engeland omstreeks 1720, hij stierf in 1764; A. de Blois, einde 17e eeuw; A. Blootelin? te Am sterdam gedoopt 1640, gest. 1690; J. Boddecker, Kleef 1660, Amsterdam 1737; F. Boonen, einde 17e eeuw; Anthonie van den Bosch, geb. 17t3 Nijmegen, gest. 1838 Am sterdam; J. Broedelet, 17e eeuw; Jan van der Bruggen, geb. Brussel 1649; Albertus van der Burch. geb. Delft 1679; Corn. Danckerts (de gebr. Jan en Cornelis de Witt door het gepeupel vermoord); A. Delfos, 1731?1820. (Reinier Adriaensz afge wezen door Saartje Jans, uit de klucht van Asselijn, naar Corn. Troost); C. Dusart, schilder-graveur, 1660?1704; Allard van Everdingen, schilder-graveur, 1621?1675; Johan Faber, de vader, hij verliet Holland en trok naar Londen in 1687 of 1695; hij stierf er in 1729, (Willem III te paard); Michel Gillig, geb. te Dokkum 1692?1767 (Oliger Pauli, bekeerde Deensche jood, wo nende in 1720 te Amsterdam); J. Gole, 1660 1730 (Maria, koningin van Engeland, gemalin van koning-stadhouder Willem III; Trictacspelers in een herberg. Naar Ostade. J. Greenwood, geb. 1727 te Boston in Amerika, werkte te Londen en in Holland, stierf 1792, (Klaas Verlaan, knecht der Amstelhaven, die 25 jaar op schuit en boeier pastte; Mozes Henriques, Portugeesche jood, handelaar in loterijbrietjes); J. de Groot, schilder-gra veur, geb. te Vlissingen, 1665, leerling van Adriaen van Ostade (Portretten van Vondel, Boerhave, Boileau, de Gebr. Crabeth, tafereelen naar Frans Hals, Jan Steen, van Dijck, enz.); Aquila van Halen, werkte te Am sterdam, stierf 1732); Egbert van Heems kerk, schilder, geb. te Haarlem 16LO, gest. U>80; Charles Howard Hodges, geb 1754, Engeland, werkte in Holland omstreeks 1790 (vele portretten van Oranjevorsten en-vorstinnen, van Napoleon, van den bankier Hope, enz.); van Romeyn de Hooghe, etser, 1646 (1638?) tot 1708; Albert Houbraken, schilder-graveur, 1660?1719. J. van Huchtenburg, 1646?1733; R. Jelgerhuis, schilder graveur, geb. Leeuwarden 1729, gest. 1806; (J. Buma, dichter; Henrik Hooft, burgem., Sr. Pieter Magito, koorddanser te 's-Hage); G. de Lairesse, schilder-graveur, geb. 1640 te Luik, gest. 1711 Amsterdam; J. E. Liotard, DEN TwMASHATTEN rEKHK14>T MTCHIEL ADRlAK)i.Sr BEKVITEB-L.ABMIRAKL OVER HOLLANTJ KS \VHS OPTER HOOFT OVKR s'LJ^ÏfOS Vt-OOBT , M. Az DE RUYTER. Xa de schilderij van J. LIEVEXS, door A. BLOOTELINC. Het gedicht onder bet portret is van JOOST VAX DEN VONDEL. AQ.ENCE COOK. Premiere claS3C .. Militaire i 3a>t ?Fr.i^i^j . Aller et retour ! ui ...... in ..... miiiiimiiii ...... Minimi iiiimiiiimiiiiiimiiiiimiimmm tingen, die eenmaal ten onzent van hem gekoesterd werden, beantwoord heeft. J. HUF VAN BUREN. De strüd tegen de huisindustrie. Het gerucht, dat uitgegaan is van de te Berlijn en Londen gehouden Tentoonstel lingen van voorwerpen, in huisindustrie vervaardigd, heeft weerklank gevonden ver buiten de grenzen dezer twee wereldsteden. Ook in ons land begint men zich buiten de arbeiderskringen meer en meer af te vragen, wat er gedaan kan worden ter bestrijding van het verderfelijk stelsel der huisindustrie. De eerlang te houden Ten toonstelling belooft een helder beeld te geven van de uitwassen van het stelsel, met zijn hongerloonen, onmenschelijk lange arbeidstijden, voor de gezondheid schadelijke toestanden. Op de samenstellers der Ten toonstelling rust de verplichting zorg te dragen, dat de publieke belangstelling niet vervluchtigt, als de deuren der expositie zich sluiten, maar tot een zoo krachtige volksuiting overslaat, dat regeering en par lement niet langer lijdelijk blijven tegen over een zoo groot maatschappelijk kwaad. Wat in den loop der tijden bekend is geworden over de omstandigheden, waar onder de huisarbeiders van alle landen leven, verstoorde voor goed de idyllische voor stelling, welke de oud-economen gaarne aan de huisindustrie verbonden. Van een vredig, behagelijk familieleven bemerken die arbei ders allerminst, wier woonvertrek tot werk plaats en slaapkamer tegelijkertijd dient, die in een met alle eischen der hygiëne spottende atmosfeer met vrouw en kinderen van 's morgens vroeg tot laat in den nacht werken, werken, zich afzwoegen voor een loon, krap voldoende om in de noodigste levensbehoeften van het gezin te voorzien. Prof. Sombart heeft de huisindustrie gekarakieriseerd als het vergift, dat de laatste sporen van huiselijk leven en familiezin wegvreet. Een ander Duitsch schrijver noemt haar een slepende invretende ziekte aan het volkslichaam, welks kracht zij ge heel uitput. Er kan van haar geen kwaad genoeg worden gezegd. Met haar kinder en vrouwenexploitatie is de huisindustrie geworden tot den grootsten vloek in het moderne arbeidersleven. Want wat is het lot van den huisarbeider? Bij een arbeids tijd van 14 tot 18 uur, bij gebrek aan ge zonde voeding, opgesloten in een vunzige woning, verliest de mensch den laatsten rest van dat, wat hem tot mensch maakt. En evenals bij den fabrieksarbeid is ramp zaliger nog dan het bestaan van den man dat der vrouw in het arbeidersgezin, die loonarbeidster en huishoudster en kinder verzorgster tegelijkertijd is. Naast de naai machine, den snijbak, de tafel met tabaks bladen staan de waschtobbe en het fornuis: het werk voor den patroon wisselt zij af met wasschen, koken, schrobben, kleeren ver stellen en kleine kinderen verzorgen. Het is een afjakkeren zonder eind, een inspannen en overspannen der werkkracht, dat in korten tijd tot algeheele uitputting voert. Naast de moeder werkt het kind. Hebben we niet een paar weken geleden in de couranten gelezen, dat te Wageningeu een vrouw heeft terechtgestaan, die haar kind van rii-r jaar tabak had laten strippen! Of' deze vrouw niet liever als elke moeder haar kind van vrijheid en blijheid had wil len doen genieten! Naar gelang de misstanden aan de huis industrie verbonden en die niet alleen nadeel opleveren voor het arbeidersgezin maar tevens gevaar medebrengen voor de openbare gezondheid van meer algemeene bekendheid werden, begon men zich in alle landen in ruimer kring, onder den druk van de arbeidersbeweging, met de vraag bezig te houden, wat kan geschieden ter beteugeling van het kwaad. In de arbeids wetgevingen van verschillende Europeesche landen vindt men reeds nu voorschriften speciaal betrekking hebbend op de huis industrie; ook onze Arbeidswet bevat enkele bepalingen er op van toepassing, maar vol doende om haar met succes te bestrijden zijn doze wetsbepalingen allerminst. Vooral in Duitschland en Engeland gaan steeds meer stemmen op, die van den wetgever meer afdoende maatregelen vorderen. On middellijk na de Berlijnsche Tentoonstelling dienden verschillende politieke partijen voorstellen bij den liijksdag in met ver zoek aan de liegeering, tot invoering van een wettelijke regeling der huisindustrie over te gaan. De sociaal-democratische arbeiders-partij legde een uitgewerkt wets ontwerp over. Een direct uitvloeisel van de Londensche Tentoonstelling is geweest de oprichting van een Ant-t-Sweatiny-League. Op een van 24?26 October te Londen ge houden conferentie, die bijgewoond werd door gedelegeerden van alle arbeiders-vakvereenigingen en door personen van allerlei richting, wier naam verbonden is aan werken van sociale studie of praktischen rnaatschappelijken arbeid, is besloten krachtig te werken voor het doel van de AntiSireatin<j-League, n.l. voor de invoering van krachtens een wet vast te stellen minimumloonen voor huisarbeider». Want in Enge land, en eveneens in Duitschland, dringt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl