Historisch Archief 1877-1940
H*. 1538
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAN
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Om. d e r redactie v a. n. CT. 3D IE K O O.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.66
Voor Indiëper jaar . mail
10.A&onderhjke Nummers aan de Kiosken Terknjgbaar , U-121/»
OU Uad ia T«cki^gb*ti Kioik 10 Boulevard do Cipncioet tegenorer het Grand Café, te Parya.
Zondag 16 December.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer ? 0.25
Reclames per regel » 0.40
Annoncei oit Duitichland, Ooitenrijlc en Zwitaerland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOU M03SB te Keulen en door alle filialen dexer firma. De pry« per regel i» 85 Pfenoig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Eene
ziektewet, die er geen is, door dr. G. W.
Bruinsma. De uitvoering der Woning
wet te Rotterdam, door H. S. Een voor
beeldig werk. Brieven uit Nieuw-Neder
land, door A. E. M. S. te Laer. KUNST
EN LETTEREN : Stijn Btreuvels, Open lucht
en stille avonden, beoordeeld door G. van
Hulzen. Eerste verzen, door P. J. van
Baarda, beoord. door Henri H. van Calkar.
VOOR DAMES: Bnim arbeidsveld voor
vrouwen, I. FEUILLETON: De groot
ouders. Naar het Duitsch, door Otto Gysac.
Een Kon. Besluit van twee zijden bekeken,
door Elise A. Haighton. ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Muzikale Bijdrage No. 2, Liedje
in den volkstooa, gedicht van Pol de
Mont, muziek vsin &. van Milligen.
Kunst- en boekverfcooping van R. W. P.
de Vries, met afb. Pulchri Studio,
door Plasschaert Tentoonstellingen.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Is celstraf «og langer geoorloofd
en gewenscht?, door dr. A. Aletrino, beoor
deeld door mr. J. Domela Nieuwenhuis.
Penteekening van H. G. Ibels. G. W.
Vreede, I, door mr. J. A. Levy. FINAN.
CIEELE EN OECONOMIfiCHE KRONIEK,
door D. Stigter. Julius Pruttelman Brom-'
rnefcer. DAMRUBKI'EK. SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
HllllimmilllimimillHIIIIMIIIIIllltJIMMmilMIHMIIItltllimmillWltlMIIM
BERICHT.
Prijsvragen
Redaelie en Uitgevers van
JE AMSTERDAMMER. WEEK
BLAD VOOR NEDERLAND"
hebben besloten drie Prijs
vragen uit te schrijven ;
een voor
Bouwkunst;
een voor
Muziek; en
een voor
Illustratie,
In een volgend nummer
zullen alle bepalingen voor
genoemde wedstrijden, de
namen der Jury-leden en
de prjjzen worden mee
gedeeld.
Eeue ziektewet, die er geen is.
II.
Dat.de kosten van geneeskundige be
handeling, ' zooals zij tegenwoordig bij
ziekte hoodig is, voor vele hulpbehoe
venden te hoog zijn, is geen verwijt aan
de geneeskundigen, maar het gevolg van
de omstandigheden. Vele gemeenten zijn
nog te klein, of de bevolking is te weinig
gegoed om een geneeskundige een be
hoorlijk bestaan op te leveren ot' in dorpen,
waar een of meer geneeskundigen ge
vestigd zijn, zijn de afstanden toch soms
te groot, terwijl trouwens overal een niet
onbeduidend deel der bevolking ook bij
een laag tarief niet in staat is geregelde
geneeskundige behandeling in haren
ganschen omvang te betalen. Dit zijn dan nog
volstrekt geen armen in den gewonen zin,
maar personen, die slechts niet bij machte
zijn zulke buitengewone uitgaven te dra
gen, doch die in gezonde dagen zich zelf
en hun gezin volkomen kunnen oedruipen.
Hen allen, voorzoover zij niet in loon
dienst zijn, helpt de voorgestelde wet niet
en zooals ik zeide, evenmin die breede
schaar van losse arbeiders, die levende
van den eenen dag in den anderen, toch
zoo dikwijls en dringend behoefte heb
ben aan geneeskundige hulp, en ten slotte
worden ook de armen niet gebaat. Wat
geneeskundige hulp betreft, zijn zij in
Nederland geheel overgeleverd aan de
genade van meer of minder scheutige
gemeentebesturen, waaronder er zijn die
slechts in den alleruitersten nood eenigen
bijstand en alleen tijdelijk verleenen ; of
van kerkelijke armbesturen, die toch nog
nimmer tot het verleenen van genees
kundige hulp gedwongen kunnen wor
den, zoodat ten slotte alles afhangt van
hun goedvinden.
Men wane niet, dat dit een gewone
toestand is, en dat de Overheid zich elders
evenmin als in Nederland bekommert
over arme zieken. Integendeel nergens
bestaat zooveel gebrek aan zorg voor
deze ongelukkigen als hier te lande en
wanneer ik hierop den nadruk leg, moet
men verder zien dan de regeling in de
groote steden, waar de gemeente die zorg
om zoo te zeggen vrijwillig, althans niet
door een wet gedwongen, heeft op zich
genomen en, het valt niet te ontkennen,
zich meestal groote uitgaven voor dit
doel getroost.
Doch in tal van kleinere gemeenten is
het, bij gebreke van wettelijke regeling,
dikwijls droevig gesteld met de hulp en
verpleging van zieken, die tot de armen
en minder gegoeden behooren, ik hernaal
zonder dat de geneeskundigen daarvoor
aansprakelijk mogen worden gesteld.
Om te doen zien hoe het anders kan,
mag gewezen worden op een naburig
Rijk, in vele opzichten met Nederland
te vergelijken, namelijk België. In de
Wet op den kosteloozm (jenecskundujen
bijstand van l Januari l'M2 luidt art. 1:
De gemeenten zijn gehouden de
geneeskundige verpleging te verzekeren
aan de behoeftigen die zich op haar
grondgebied bevinden:
a. hetzij door een gasthuisdienst in
hare gestichten van weldadigheid tot
stand te brengen;
b. hetzij door te onderhandelen met
het bestuur der godshuizen van eene
of meer gemeenten der Rijks, of, mits
machtiging des Konings, met de
bestuurders van een of meer bijzondere
gestichten;
c. hetzij door een geneeskundigen
dienst ten huize in te richten."
In de andere artikelen dezer wet wor
den nadere voorschriften gegeven eri o. a.
bepaald, dat bij nalatigheid der gemeen
ten, het Rijk, na Ged. Staten te hebben
gehoord, de geneeskundige verpleging in
of buiten gestichten regelt op kosten
deigemeenten.
De aangeboden ziekteverzekeringswet
brengt niets wat ook maar eenigszins
heenwijst naar verbetering in Nederland
in deze richting, integendeel zij zal, door
zich zijdelings te bemoeien met de
ziekezorg in een enkel opzicht, tegenhouden
het tot stand komen van eene goede
algemeene ziektewet, die zorgt voor allen,
die behoefte hebben aan geneeskundige
hulp.
En in Nederland juist zou zulk eene
regeling gemakkelijker tot stand zijn te
brengen dan elders, indien niet altijd
gezocht werd naar Duitsche modellen,
maar meer gebruik werd gemaakt van
wat op eigen bodem is gegroeid.
Van hun naamgenooten, waarmede zij
soms spottend vergeleken worden, heb
ben de Nederlanders sints lang geleerd
om den dokter te betalen in gezonde
dagen; nergens is ziekteverzekering door
middel van ziekefondsen zoo uitgebreid
en tevens zoo inheemsch als hier te
lande; in groote en kleine steden is
het bestaan van vele geneeskundigen (en
apothekers), gebonden aan de zieke
fondsen en op'het platteland is geregelde
betaling in een doktersbus voor tal van
mindergegoede burgers de eenige manier
om zich ten allen tijde geneeskundige
hulp te verzekeren.
Het kan niet anders of deze wijze van
verzekering tegen ziekte, om het zoo eens
te noemen, moet in beginsel worden goed
gekeurd, in welk eene mate zij ook door
allerlei misbruiken en misstanden hier en
daar in miskrediet moge geraakt zijn.
Door tal van onderzoekingen in de
laatste jaren zijn echter de gebreken
duidelijk aan het licht gesteld, waarbij
tevens den weg tot verbetering is aan
gewezen; hiermede rekening houdende
zou het niet moeielijk zijn alle inwoners
van Nederland binnen de grenzen der
mogelijkheid en billijkheid geneeskundige
hulp bij ziekte (en kraam) te verzekeren.
Daarvoor ware het alleen noodig in
iedere gemeente naar verhouding der
bevolking n of meer ziekefondsen op
te richten onder beheer der gemeente
besturen, waaraan een deel der inwoners
verplicht, een deel gerechtigd was deel
te nemen. Tot de eersten zouden kunnen
gerekend worden alle categoriën van per
sonen in de aanhangige ziekteverzeke
ringswet genoemd en wier premies konden
worden vastgesteld naarmate hunner
loonen, terwijl andere personen, beneden een
vermoedelijk inkomen en met eenig
premieverschil naargelang van de grootte
daarvan, het recht hadden insgelijks deel
te nemen in dit gemeentelijk ziekefonds,
zooals zij, kleine winkeliers, neringdoenden
van allerlei aard, ambtenaartjes, keuter
boeren, enz. thans reeds op vele plaatsen
gewoon zijn deel te nemen aan bestaande
fondsen.
De gemeentearmen zouden kosteloos
onder de leden worden ingeschreven en
voor kerkelijke armen zouden de
parochiale besturen de laagste premie moeten
betalen.
Er zou bij zulk eene regeling heel
weinig behoeven te veranderen voor
vele der tegenwoordige deelnemers aan
ziekefondsen, alleen zouden deze fondsen
aan degelijkheid winnen, wanneer de
tusschenpersonen, die thans deze ziekte
verzekeringen exploiteeren, verdwijnen
en er zoude een toezicht verkregen wor
den d-it hier en daar in verschillende
richting tegenwoordig zeker niet over
bodig is.
Wanneer de Regeering het noodig oor
deelt om het grootste deel der arbeiders
bevolking te verzekeren tegen de geldelijke
gevolgen van ziekte, dan moge haar inge
diend wetsontwerp daartoe geschikt zijn,
maar het is slechts halfwerk, wat betreft
voorziening der bevolking van voldoende
geneeskundige hulp; een zeer groot deel
moet op de bestaande en gebrekkige
wijze zich blijven behelpen, terwijl en
dit mag ten slotte niet uit het oog ver
loren worden zij voor dat deel het
welk zij wel meent ook in dit opzicht
te helpen een bron van verwarring schept
door twee dingen tegelijk te willen
regelen en onder dezelfde administratie
te brengen, namelijk het uitkeeren van
geld bij ziekte en het voorzien van ge
neeskundige hulp.
Het kan niet anders of er moet onop
houdelijk strijd zijn, wanneer b.v. de
kosten van geneeskundige behandeling,
ter wille der algemeene kosten, waarvan
zij een administratief onderdeel vormen,
tot het laagst mogelijk bedrag moeten
worden teruggebracht, wanneer niet de
best mogelijke, maar de goedkoopst
mogelijke hulp somwijlen den doorslag
zal geven en vooral, wanneer de beoor
deeling der hulp wordt opgedragen aan
administratieve lichamen, in plaats van
zelf verantwoordelijke autoriteiten.
Van alle zijden hebben de geneeskun
digen reeds in en buiten hunne maat
schappijen hun stem doen hooren om
toch niet blindelings het voorbeeld van
Duitschland en Oostenrijk te volgen,
waar zoovele onaangename en schadelijke
conflicten door een gelijksoortige regeling
zijn ontstaan, maar de voorziening in
geneeskundige hulp te scheiden van de
verzekering der geldelijke uitkeering bij
ziekte.
Het ware te wenschen, dat eene meer
derheid onzer volksvertegenwoordigers
de noodzakelijkheid daarvan leerde inzien
en .nu het nog tijd is eene scheiding
voorstelde, die het volk in Nederland
zelf reeds lang gemaakt heeft, namelijk
tusschen onderlinge ziekekassen,
ziekesociëteiten, ziekebeurzen of hoe zij verder
genoemd mogen worden, en die in be
perkten kring onder vakgenooten of
kameraden op veel plaatsen bestaan,
waarbij uit de gestorte bijdragen ingeval
van ziekte aan de deelnemers eene gel
delijke uitkeering wordt verstrekt en
ziekefondxen gewoonlijk niet onderling,
die met de eerste niets gemeens hebben,
doch waarbij aan de deelnemers tegen
betaling eener premie geneeskundige hulp
wordt verzekerd door de ondernemers of
de geneeskundigen in wier handen zij zijn.
Mocht op die wijze eene splitsing in
twee wetten tot stand komen, dan wordt
ook de toestand gezuiverd; de overwe
gingen toch, die er toe kunnen leiden om
de Staat zich te doen bemoeien met ver
zekering tegen werkeloosheid door ziekte
ontstaan, zijn andere dan die, waarom
dezelfde Staat optreedt om alle zieke
burgers ten allen tijde voldoende genees
kundige hulp te waarborgen. Eene
waarlijk Ziektewet, waarbij dit laatste
werd geregeld, zou ook de gelegenheid
aanbieden tot uitbreiding der Overheids
zorg naar gebleken behoefte b.v. door in
sommige gevallen aan gemeentebesturen
de verplichting op te leggen tot het in
richten van een verplegings- of
ontsmettingsdienst, het stichten van een
ziekehuis of een isoleergebouw en verder het
tot stand brengen van al datgene wat
meer en meer blijkt, ter genezing of
voorkoming van ziekte noodig te zijn
en hetwelk tegenwoordig alleen, tegen
betaling van voor de meesten al te groote
onkosten, in enkele begunstigde plaatsen
beschikbaar is.
Waar de geneeskundige wetenschappen
in de laatste jaren op zulk een grooten
vooruitgang kunnen bogen en dank zij
de vrijgevigheid der Nederlandsche Re
geering ieder jaar opnieuw een groot
aantal artsen gevormd wordt, is het
noodig, dat ook deze vooruitgang ten
goede kome aan geheel de Nederlandsche
bevolking, al moet daarbij ook gebroken
worden met verouderde opvattingen om
trent geneeskundige armenzorg en voor
ziening in geneeskundige hulp.
Dr. G. W. BuurxsMA.
De nitToering fier f oniDgiet te Rotteiti.
Wat is de bedoeling der Woningwet, die
in 1901 door de Tweede Kamer is aange
nomen, en in datzelfde jaar in het Staatsbl.
is verschenen?
Deze toch nietwaar: het aan Gemeente
besturen en particuliere vereenigingen
gemakkelijker te maken, om, met behulp
van voorschotten uit de staatskas, het
bouwen en oxploiteeren van arbeiders
woningen ter hand te mmen met het doel:
den woningtoestand te verbeteren.
Vooral is het de bedoeling der wet ge
weest, de woningtoestanden in de groote
steden te verbeteren. Men moge al
constateeren, dat de Woningwet blijkt, niet bere
kend te zijn voor de misstanden op het
platteland, met het oog op de bewoners
der krotten, die tevens eigenaren zijn,
daarover kan wel geen twijfel bestaan, dat
zij voor de groote utedeu een welkome
hulp kan zijn, ojii tegen ongezonde en in
ander opzicht schadelijke woningtoestanden
krachtig te strijden.
.... Een hulp kun zijn !
De Woningwet zélf'blijft non-actief, blijft
een dood papier, laat den toestand blanco,
wanneer niet stadsbesturen of particuliere
vereenigingen van hare rechten gebruik
maken.
En de zegeningen van de Woningweten
de antieke Gezondheidswet, blijven óók
volkomen uit, wanneer de stadsbesturen
hare bevoegdheden allén gebruiken om
woningen, die onherstelbaar zijn, en totaal
niet meer als redelijke woningen kunnen
dienst doen, af te breken, en het louter
aan de particuliere ondernemers over te
laten, om weder nieuwe woningen te bouwen.
Welnu zóó is het tot nu toe toch te
Rotterdam gegaan. En er is n-iets wat er
op wijst, dat daarin spoedig verandering
komen zal!
Daarop heb ik reeds vroeger, bij de
bespreking der resultaten van het
woningonderzoek door de gezondheids-commissie,
de aandacht gevestigd, en daarop vestig ik
nog eens weer de aandacht, en dat wel
naar aanleiding van het volgende.
Op de laatste vergadering van de gezond
heids-commissie kwam een aanvraag van
het Gemeentebestuur in, verzoekende advies
op een voorstel van den hoofdinspecteur
van het bouwen, om een overbevolkte
woning te ontruimen. Het betreft hier",
aldus leest men in het verslag der com
missie, een woning, bewoond door een
gezin van dertien personen, welke volgens
de Bouw- en Woning-verordening slechts
geschikt is voor twee volwassenen en drie
kinderen. De moeilijkheid om voor een
zoo talrijk gezin voor een beperkten huur
prijs een onderdak te vinden, werd bij het
advies niet over het hoofd gezien, doch
mocht geene aanleiding zijn om tot een
andere conclusie te te komen."
Ziedaar, hoe de achterstand te Rotterdam
op dit gebied van overheidszorg leidt tot
een conflict, wat zich zelfs in de naaste
toekomst noodwendig nog herhaalde malen
zal herhalen, en waarvan ten slotte... de
armen, voor wier heil de Woningwet bedoeld
is, de... dupe worden!
* #
*
Tot goed verstand van den onmogelijken
toestand, waartoe de werkeloosheid op dit
terrein thans reeds heeft geleid, en nog
zal leiden, zal ik enkele dingen memoreeren.
In 1895 werden er, op aandrang van do
bouwpolitie,
2 won. gesloopt en 19 verbeterd,
in 1896 7 , 19
1897 13 43
1898 18 36
1899 28 36
1900169 217
1901223 . 132
1902 O 32
1003 O 13
1904 O 72
1905 2 . 6
Wat hier al dadelijk, op den eersten blik,
bijzonder frappeert, dat is: het groote ver
schil van het eene jaar, in vergelijking met
het andere.
Toen burgemeester 'sJacob destijds in
zijn Nieuwjaarsrede voor 1905 mededeelde,
dat er in het toen afgeloopen jaar niet
minder dan 223 woningen onbewoonbaar
waren verklaard, dachten velen, nadat
het jaar te voren reeds 169 onder den hamer
des sloopers waren gevallen of althans aan
het gebruik voor menschen onttrokken, dat,
als de Gemeente zóó kras durfde op te
treden, haar bestuur ook wel zou vertrouwen,
dat, binnen niet al te langen tijd, hetzij
van particuliere zijde, hetzij van gemeente
wege, in de daardoor ontstane behoefte aan
goede, maar toch niet dure, woningen zou
worden voorzien. Had men dat vertrouwen
niet, dan behoefde men zich op dit aantal
afgekeurde woningen waarlijk niet te be
roemen ; want afkeuren is gemakkelijk,
maar indien er niets weer voor in de plaats
.komt, gelijk toch de Woningwet wel degelijk
bedoelde dat het geval zou zijn, dan is dat
een sociaal-hygiènische Gemeentepolitiek,
waarvoor op den duur wel door geen wel
denkende de verantwoordelijkheid kan wor
den aanvaard.
Maar zie ... daar verschijnen de volgende
jaren blanco! Alles wat in 4 jaren tijds,
van 1902 tot en met 1904, de gemeente
Rotterdam tot verbetering van den woning
toestand heeft gedaan, is : 2 woningen onbe
woonbaar verklaard, en 123 verbeterd!"
Het klinkt bijna ongeloofelijfc, maar het
gemeenteverslag vermeldt het uitdrukkelijk.
Niemand zal deze non-activiteit der ge
meentelijke bemoeiing willen toeschrijven
aan het feit, dat... er geen buitengewoon
slechte woningen meer zijn. Immers om
maar n wijk te noemen, n.l. wijk J, de
buurt van den Schiedamschen Dijk, waar
het onderzoek werd ingesteld vanwege de
Gezondheidscommissie, nadat in 1900 en
1901 de belangrijke afkeuringen hadden
plaats gevonden, in n wijk, die gemid
deld niet beter en niet slechter is dan do
andere wijken in de binnenstad, werden,
naar een redelijke maatstaf van
verdiepinghoogte 214 woningen aangetroffen, die on
voldoende, 403 die zeer laag, en 45 die
kortweg als slecht, worden aangeduid. Kr
werden daar in die ne wijk 380 woningen
aangetroffen, bestaande uit... ne kamer!
En alweer naar een anderen maatstaf be
rekenende, n.l. naar den kubiek-meter in
houd, kwam de Gezondheidscommissie tot
de conclusie, dat van de eenkamerwoningen
slechts 7.63 pet. voldoende was te achten!
Zelfs als men als maatstaf neemt de bepa
lingen van art. 19 onzer nieuwe Bouw
verordening, die een verdiepinghoogte van
2.50 meter voor woonkamers die niet tevens
keukens zijn, en eene van 2.85 meter die
wél tevens keukens zijn, voldoende acht,
zouden er in de oude buurten onzer binnen
stad nog wel in 40 pet. van de krotwonin
gen in aanmerking komen om te worden
afgekeurd.
*
* *
Enfin daarover zijn wel allen het eens,
dat, als men wil oordeelen naar welke geringe
maatstaf ook, hetzij naar die van de slaap
plaatsen naar verhouding van het aantal
bewoners, hetzij naar de vrije luchtrniinte,
hetzij naar de privaten, hetzij naar de ver
diepinghoogte, in elk oud stadsgedeelte een
groot aantal krotten in geen enkel opzicht
aan redelijke, zelfs zeer matige eischen vol
doet, en er voor een belankrijk aantal van
verbouwing" ook wel geen sprake zijn kan.
Elk cijfer-beeld geeft een even droevig
resultaat.
Maar waarop ik dringend de aandacht
wilde vestigen, dat is, dat in Rotterdam
heel de woningkwestie thans op het doode
punt staat.
Sinds 1901 heeft het gemeentebestuur
geen woningen meer wegens onbewoon
baarheid voorgedragen, niettegenstaande er
enorm veel krotten daarvoor voortdurend in
aanmerking komen.
De gemeente zélf doet voor den bouw
van woningen die aan matige eisqhen vol
doen, en waarvan de bestemming door
miminalen huurprijs, aan de arme bewo
ners ten goede zou kunnen komen, een
voudig niets: voor haar is het positieve
gedeelte, de eigenlijke strekking der woning
wet, een doode letter.
En wat het particulier initiatief aangaat:
tot nu toe, nadat we reeds zooveel jaren
onder vigeur van de Woningwet leven, heeft
het publiek daaromtrent nog niets vemomen.
Ik zeg niet, dat er onder het publiek niet
zijn, die niet gaarne hun kracht en geld
zouden willen disponibel stellen, onder be
paalde voorwaarden, om, met behulp van