Historisch Archief 1877-1940
No. 1538
DE A M S T E II D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Kuist-én BoeiYf rïooDiiiE DO R. f. P. de Vries.
Eene verzameling handschriften en boeken,
onder welke een groot deel uit de bibliotheek
der Jezuiten te Marseille, en een ander deel
afkomstig uit de bibliotheken van wijlen
F. J. Hennequin te Oostburg en Dr. J.
Dornseiffen te Doorn, zijn Maandag 17 en Dinsdag
18 December te zien in de groote
heerenhuizinge van K. W. P. de Vries, op het Singel
te Amsterdam.
Er zijn daarbij de kostbaarste en fraaist
verluchte Getijdeboeken, handschriften, wer
ken belangrijk voor de geschiedenis van de
uitvinding van de Drukkunst, Psalterium's,
Antiphonarium's, Diurnale's, oude gebeden
en evangelieboeken, een Missale Romanum,
een Biblia Pauperum, Hebraïca en Judaica,
Americana, Geschiedenis van het Boek,
Topographie en Geographie, 18de en 20ste
eeuwsche boeken, muziek, plaat-, en
kostuumwerken, Militaria, liedeboekjes, belangrijke
werken voor de geschiedenis van Amsterdam,
o.a. het werk over Amsterdam in 5 deelen
door A. Bredius, H. Brugmans, G. Kalff, G.
W. Kernkamp, D. C. Meijer Jr., H. C. Ilog?e,
D. F. Scheurleer en A. W. Weismann.
De a. 8. veiling van R. W. C. de Vries ia
vooral rijk aan buitengewoon fraaie specimina
van bind werk uit verschillende tijden en lan
den. We geven hierbij een afbeelding van
een fraaien Hollandscheu band uit de
17eeeuwafkomstig uit een werkplaats van een der
Magnussen of een zijner leerlingen. In rood
marokko uitgevoerd, en gevuld met een def
tige compositie van kleine «tempeltjes, maakt
deze band, die klein folio is, een'zeer be
schaafden indruk. Heeft hij al niet den
smaak van Fransche binders als Le Gascon
of Nicolaas Ere, toch heeft hij iets zeer aan
trekkelijks. De vulling van de cartouche is
wel wat zonderling, waar het een boek is
over Romeinsche keizers
BÜde Fransche banden zijn zulke keurige
van Le Gascon en Ere als men zelden in
veilingen in Holland aantreft. De catalogus,
die behalve de hier afgebeelde nog een der
tigtal prentjes be ?at, beeldt ze beide af. In beide
banden trekken de uiterst doordachte en goed
geslaagde verdeeling der compartimenten
de aandacht, waarbij nog komt de uitstekende
staat, waarin ze beide zijn. Ook zijn er ge
stempelde Vlaamsche banden uit de 16e eeuw,
waarin de houten stempels in1 het gladde
kalfsleer iets zeer eigenaardigs hebben.
Er is een 16e eeuwsche Franache band,
waarvan de plats gevuld zijn met een groot
decor, dat echter geheel uit kleine lijntjes
is samengesteld en ongemeen fraai is. Alle
banden hier apart te noemen is ondoenlijk,
want behalve de velen, die zich onderschei
den door hun fraai werk, zijn er verschilende,
weer belangwekkend om de wapens die
ze dragen, als van Lodewijk XV en XVI
van Frankrijk, van Maximiliaan van Oosten
rijk, van de Koningin van Wurtemberg, de
Hertogen van Saxen?Gotha, de graven van
Fngger. Deze laatste wapens op een fraaien
Italiaanschen ^ and om een psaltnterium.
Voorts de bekende bibliotiel Fram;ois de
Thou, vele Fransche bisschoppen en kardi
nalen, hoogadellyke Fransche families en
ook minder pronkerige Hollandsche, die de
aandacht o verwaard zijn.
Hollandsche band voor de Varii Historiae Komanae Scriptores", 1546.
.tfe igitur clementlffimepaterperierum
Odo archevèque de Cambrai, 1496.
Getijdeboek 15e eeuw.
Pdicmïstudio,
Tentoonstelling van werken door leden.
Daar ik niet gaarne zou hebben, dat de
kracht van eenig bijvoegelijk naamwoord
overschat zou worden in wat volgt begin
ik met de constateering dat deze tentoon
stelling als gewoonlijk als geheel zeer zwak
is. Ik zal enkelen bespreken omdat door
hen aanleiding is tot bepaalde opmerkingen.
Het werk door Anna Abrahams is te vor
meloos. Waarom bepaalt ze, zoo doorgaande,
zich niet tot een naast elkaar plaatsen van
een aantal desnoods schoone, felle, kleuren?
Ze is in deze schets verder gegaan dan Suze
Roberteon ooit die zelve te dikwijls haar
groot stilleven, en een paar naakten, die ze
maakte, vergat. Suze Robertsen is in haar
Sientje van dezelfde geaardheid als
Abrahams: er is hier geen ronding van het
lichaam in; 't is plat. Het kindje
doorBongers mist de dingen, die hij in ander werk
bezit, ook nog. Het is kleurloos (zoo ge
door kleur verstaat de op schilderswijze uit
gedrukte ontroering); het handje waarmee
ze bouwt heeft het gebaar niet, noch is er
eenige vorm. De arm zit er zwak en raar
aan. Te on-bestemd is Fles'werk. Het groote
wordt niet uitgedrukt, noch het felle, door
het ontbreken van karakteristiek of detail. W.
A. van Konijnenburg kan meer dan uit wat
hier is blijkt; de glas-achtige f leur is zonder
schoonheid, de vormen te vluchtig. Het werk
van Willem Roelofg Jr. is van een uitermate
onschoone kleur. Er is geen enkele sparkel
van iets levends aan; de Rouville's
Schemeruur" ly'kt een (fout geobserveerde) Is. Israëls;
Kleine Zus" is iets gracieuser. Het werk
van M. Schudt is van het meest gekunde ter
tentoonstelling. Niet dat het schoon is, ook
hier is leven te kort, maar de citroen ver
koopsters, en liever nog Aan 't verstegen"
hebben respectabele.
Te waardeeren is in Aan 't verstellen"
het gordijn tegen het muurtje (Briët zou er
schoonheid in vinden zoo hij het maakte)
het doek waarmee ze bezig is, is tenminste
iets; alleen is het vliegeglas op de tafel met
z'n witte verf te hard, te ongevoelig en
onnauwkeurig geobserveerd. De witte verf
is fout; er moest kleur in zijn. Van Marie
Wandscheer zijn de Paddestoelen (L 10)
de beste van haar twee stillevens, ook van
de tentoonstelling. Er is tenminste iets
ondervonden. Maar wat hierin te kort is,
kan ze vinden in Verster's pompoenen te
Rotterdam. De kleur van zulk een stilleven
moet gegeven worden in nauwkeuriger vorm.
De omtrekken zijn te los tegenover de kleur.
Een steel van een zoo geziene paddestoel
moet straffer geteekend worden. Het dunkt
mij ook dat de verhouding van sommige
roode in de stelen ten opzichte van het
geheel, het onderling verband der kleuren
fout zijn. Zilcken is oppervlakkig: gauwig
heid zonder aandacht. De beide pastels van
Zon ze zijn van 't slechter gedeelte van
zijn werk. Ge kunt tegenwoordig niet meer
tevreden zijn met deze oppervlakkige
lichtobservaties. Etc.
Ik vraag mij af: waarom zulke tentoon
stellingen? PLASSCHAEET.
Tentoonstellingen.
Eene tentoonstelling van schilderijen en
waterverfteekeningen van mevr. Kate
Bisschop-Swift is geopend bij J. J. Biesing
te 's-Gravenhage.
Kunsthandel Oldenzeel.
De firma Oldenzeel, Glashaven te
Botterdam, heeft eene tentoonstelling geopend van
werken door J. W. C Cossaar, en eene
kleinere van werken door C. J. Thijssen.
Eerstgenoemde schilder een Hollander
was o.a. de vervaardiger van 't decoratief
in den Amsterdampchen schouwbur?, bij gele
genheid van de 300-jarige herdenking van
Bembrandts geboorte. Hij werkte veel in
Londen en Parijs, en grootendeels stellen de
geëxposeerde werken onderwerpen voor uit
die twee plaatsen.
Museum van Kunstny verheid, Haarlem.
In de Rotonde van het Museum van
Kunstnijverheid te Haarlem zijn tentoon
gesteld eene reeks photographiën, die ons
een blik geven in Nederlandsen Indië.
De reproducties zijn voor het grootste
gedeelte vervaardigd door de photographen
Nieuwenhuijs te Padang en Septruste Djokja
en stellen voor goed gekozen typen der
bevolking uit verschillende streken van den
N". I. Archipel, prachtige landschappen,
interessante gezichten op monumenten en
oude tempelruïnen, en geven een denkbeeld
van de verschillende bedrijven, die door de
inlanders worden uitgeoefend.
Door bijzondere omstandigheden kon aan
deze verzameling worden toegevoegd eene
reeks photographiën van den Sultan van
Djocjakarta met zijne familieleden in officieel
gewaad, die door Z. M. als herinnering aan
een hoog geplaatst Ned. Ind. ambtenaar
werden aangeboden.
* *
*
! Knnst- en boeïverïooping bij H. G. Bom.
Een groote verzameling portretten van
Amsterdamsche Burgemeesters is te zien en te koop
in de verkoopzaal bij H. G. Bom in de
Warmoesetraat. De Burgemeesters zijn niet de eenige
Amsterdamsche curio a, die ter tafel komen.
Er is boek- en plaatwerk op ieder gebied,
belangrijk voor de groote, aeloude stad, be
roemd in oorelogen," als: Handschriften, Por
tretten, Litho- en Photographiën, een geheele
Historische en Topografische Atlas over
Amsterdam. Voorts vindt men op dezelfde
verkoopinjr, die Donderdag 20 December
aanvangt: Schilderijen (oude en ISde eeuw
sche kunst); Ethnographica; een Kunstatlas;
Penningen en Munten; Postzegels, Antieke
Meubelen, enz.
Bij de Ethnographica is eene hoogst be
langrijke collectie van al wat betrekking
heeft op De Congo", bijeengebracht door
den heer Namur, tijdens een langdurig ver
blijf aan de Congo.
De beeldhouwwerken bestaan uit zes
paneelen van een gebeeldhouwden eikenhouten
preekstoel, afkemadg uit een oude kerk te
Oirschot.
in de Hoofdstad.
Menigmaal wordt de bewering geuit dat
het schrijven van symphonieën uit den tijd
is en dat Beethoven met zijn negende, de
laatste symphonie heeft geschreven. Daar
mede wil men te kennen geven dat Beet
hoven, wat betreft vorm en inhoud, zoo iets
rijks en schoons en verhevens in zijn sym
phonieën heeft gelegd, dat componisten na
hem, dezen toondichter toch niet kunnen
evenaren.
Zij, die zoo spreken, beroepen zich meestal
op Wagcer.
Dat er na Beethoven echter symphonieën
zijn gecomponeerd, die wij niet gaarne zouden
missen wie zou dat durven ontkennen?
Laat ik slechts opnoemen Berlioz met zijn
symphonie phantastique" en Harold",
Schumann met zijn vier symphonieën en Brahms
met evenveel meesterwerken. ^"j*»S3
Men weet dat het verschijnen van
Brahms, eerste symphonie werd aangekon
digd als een nieuw tijdperk en dat dit werk
genoemd werd de tiende". Wilde men hier
mede te kennen geven dat de profetenmantel
van Beethoven, Brahms op de schouders ge
vallen was? Of wilde men de eerste sym
phonie van Brahms als een voortzetting, als
een Erweiterung" van Beethoven's negende
beschouwen?
Dit laatste is zeker niet waarschijnlijk. Het
eerste evenzeer twijfelachtig, omdat er
tusschen de compositie van Beethoven's negende
en Brahms' eerste een tijdperk van ongeveer
vijftig jaren ligt en buitendien Berlioz en
Schumann deze klove overbruggen. Men zal
dan ook goed doen aan de bewuste uitspraak
geen al te groote beteekenis te hechten.
Eveneens zal het raadzaam zijn aan te nemen
dat een waarachtig componist naar eigen
gemoedsdrang te werk gaat bij het scheppen
van een of ander kunstwerk en zich daarbij
niet angstig zal afvragen of het, naar de
uitspraak van een of andere autoriteit, wel
geoorloofd is een symphonie te schrijven.
Daarmede wil ik echter niet beweren dat
elke symphonie van den lateren tijd bestemd
zal zijn een rol te spelen.
Donderdag 6 December stelde de heer
Mengelberg ons in de gelegenheid kennis
te maken met een symphonie van den
Hongaarschen componist Em. Moor, van wien
wij binnen korten tijd concerten voor viool,
violoncel en voor piano hebben leeren kennen.
Deze werken hadden ons reeds geleerd,
dat Moor een duchtig musicus is, die ten
opzichte van de compositietechniek bleek
een behoorlijke rnate van routine te bezitten.
Over het algemeen bevestigde de indruk,
dien deze symphonie maakte, mijne meeniag
over dezen componist.
Het eerste gedeelte zet in met een flink
thema, dat inderdaad goede verwachtingen
opwekt. Het is kernachtig en wel ge
schikt om te dienen als sujet voor een
bewerking. Deze zelf is mij te zeer ver
brokkeld; kortademig zijn de stukjes, waarin
zich de doorvoering verliest en ook het
tweede thema heeft geen praegnance, geen
contrast tegenover het eerste.
Goed geslaagd komt mij het Scherzo voor.
Het hoofdmotief is geestig en vlug en ook
de melodie van het Trio, in haar pastorale
karakter, doet goed tegenover het Scherzo
motief. Het Adagio bezit niet dat zielvolle
en edele, dat tot het gemoed spreekt. Het
zingt niet. Wél komen er een paar plaatsen
in voor, waar men met welbehagen naar
luistert, maar toch is er te veel hol pathos in,
dat een zeer slecht surrogaat is voor gevoel.
Het Fina.e komt mij voor het zwakste
gedeelte te zijn. De breedsprakigheid van
den componist schijnt in geenendeele gerecht
vaardigd aan de belangrijkheid van hetgeen
hij ons mede te deelen heeft. En zoo laat
het geheel geen blijvenden indruk achter.
Het is goed dat zulk een symphonie eens
wordt gespeeld; maar of het nu goed is
dat zoovele werken van dezen componist
binnen zoo korten tijd worden uitgeroerd?
Op die wijze verkrijgt de introductie van
dezen toondictiter ten onzent bijna een
demonstratief karakter. Het publiek toonde
zich echter ook demonstratief; want dichte
drommen toehoorders verlieten, voorde uit
voering en tusschen de verschillende deelen,
de zaal. Dit echter zou ik evenmin willen
goedkeuren.
In het eerste deel trad de heer Timmaer
als solist op. Echter niet over zijn talent,
dat ten onzent genoegzaam bekend is en ge
waardeerd wordt, maar over de symphonie
van Moor wilde ik ditmaal schrijven.
ANT. AVEKKAMP.
Is celstraf nog langer geoorloofd en
(jewmscM'ïdoor dr. A. ALETKISO,
Priv. Docent i. d. crim. antropologie
aan de Universiteit te Amsterdam.
Gelijk de titel van boven aangehaald
geschrift doet vermoeden, wordt de daarin
gestelde vraag door den schrijver ontken
nend beantwoord. Het bevat 170 bladzijden,
van welke er 131 gewijd zijn aan de be
strijding der hier te lande sinds de invoering
van het thans geldende Wetboek van
Strafrecht in de strafoevangenissen als regel
in practijkgebrachte^afzonderlijke opsluiting.
In de overige bladzijden verdedigt de schrij
ver de onbepaalde strafvonnissen en
Amerikaansche reformatories, welke instellingen
hij op Nederlandschen bodem wenscht te
zien overgebracht.
De heer Aletrino heeft reeds vroeger, in
L e Prix N o bef
la.
Pa»XF\OOJ>£velt :
vcmux, c|oe
proor\.a.»n.e. !
buyx.ch.er
[<ann.ee
1898, den strijd tegen het bestaande straf
recht aangebonden in zijne: Twee opstellen
over crimineele antropologie. Eene straf
wet behoorde er volgens zijne meening
eigenlijk niet meer te bestaan, wel eene
wet met voorbehoedmaatregelen tegen, met
genezingsmaatregelen voor bedrijvers van
anti-sociale handelingen. En ook thans blijft
hij aan die grondgedachte getrouw, terwijl
hij de uitvoerbaarheid zijner denkbeelden
nader tracht aan te toonen. Op blz. 131
komt hij tot de conclusie, dat de tegen
woordige wijze van straffen, de tegenwoor
dige wijze van veroordeelen niet kunnen
gebruikt worden om het doel te bereiken,
dat de nieuwere criminalisten zich voor
stellen : verbeteren en opvoeden van den
misdadiger. Straf als leedaandoening of
vergelding behoort volgens hem te ver
dwijnen, de tijd van straffen is naar zijne
meening voorbij. Men zal dus moeten komen
tot een soort van na-opvoeding door den
Staat. In algemeene trekken geeft dr.
Aletrbio aan, hoe die zal behooren te geschieden
Wij hebben hier dus te maken met een
schrijver, die hetgeen hij voorstaat, wenscht
te zien verwezenlijkt met totale omkeer van
het hieromtrent bestaande. Zoo iets heeft
altijd iets aantrekkelijks, want daardoor
wordt stelsel tegenover stelsel geplaatst
en ieder die nadenkt gedwongen, de conse
quenties goed onder de oogen te zien. Het
stelsel des schrijvers moet worden verworpen
door hen, die nog hechten aan het schuld
gevoel van den normalen mensch en het
daarop gebouwd begrip van straf als een
door den rechter krachtens de wet bij be
paalde tegen de rechtsorde gepleegde han
delingen den schuldige toegevoegd leed.
Van schuld toch kan bij die nieuwe leer
evenmin sprake zijn als van straf.
Maar dan - men stelle zich de zaak
goed voor den geest zal het de
gemeenge vaarlijkheid van den persoon zijn, die
den Staat recht geeft tot zijne naopvoeding.
Niet de objectieve zijde van eenig misdrijf
maar de subjectieve moet die
gemeengevaarlijkheid bepalen. De beslissing daarover
zal intusschen geheel afhankelijk kunnen
zijn van het subjectief oordeel van hen die
tijdelijk het bestuur voeren. En wat dat
zeggen wil, zal vooral duidelijk worden,
als het geldt de personen, wier handelin
gen onder zekere omstandigheden geacht
worden tegen de Staatsorde te zijn gerioh;
(socialisten, anarchisten, enz.)! Men dank >
aan hunne rechtszekerheid in DuitschUnd.
Men spreekt veel van persoonlijke vrij
heid. Bindt men echter den rechter niet
aan in eene Wet omschreven gevallen en
aan eendoor eene Wet vastgesteld maximum
in die gevallen; men zal bij loochening van
het gewone schuld en toerekeningsbegrip
het geheele strafwetboek door.eene enkele
wettelijke bepaling kunnen vervangen,
luidende: leder gemeengevaarlijk mensch
is in het algemeen belang op rechterlijk
bevel onschadelijk te maken voor een nader
te bepalen duur, op eene door de Wet aan
gegeven wijze." Hoogstens zou men eenige
handelingen als anti-sociaal kunnen aan
duiden om daaruit die gemeengevaarlijkheid
af te leiden. Op het karakter van den per
soon zal het in dit stelsel altijd meer moeten
aankomen dan op het karakter der handeling.
En evenmin als een geneesheer vooraf
bepalen kan hoe lang de zieke aan een
bepaald regime zal worden onderworpen,
zal de Staatsopvoeder of geneesmeester dit
kunnen doen.
Had de schrijver zich bepaald bij eene
beschouwing der zoogenaamde celstraf en
van de daarvoor zijns inziens in de plaats
te stellen opvoedings- of genezingsmaatre
gelen, wij hadden hem daarbij kunnen
volgen, zonder ons in te laten met het
boven aangegeven stelsel. Hij doet zulks
echter niet en zet den eisch op den voor
grond dat een en ander moet worden aan
gepast aan dat stelsel. Hij gaat daarbij uit
van eene stellig deterministische
grondgegedachte, volgens welke zoowel goede als
kwade daden het onvermijdelijke, noodzake
lijke resultaat zijn van aangeboren aanleg
en omgeving. En deze zijne meening ver
heft hij toch een wetenschappelijk dogma,
ofschoon hij zeer goed weten kan dat tal
van wetenschappelijke schrijvers en daar
onder ook mannen van de zoogenaamd
nieuwere richting men denke aan den
Brusselschen hoogleeraar Adolphe Prins,
aan mr. Levy en anderen daarover anders
denken en dat op de crimineel
anthropologische congressen is erkend, dat daarover
het laatste woord niet is gesproken. Hij
had derhalve mijns erachtens wijzer gedaan
door overeenkomstig den titel van zijn ge
schrift alleen' de celstraf te bespreken en
bij afkeuring een anderen maatregel in
plaats daarvan aan te bevelen.
En nu komen wij tot de hoofdzaak in
deze, des heeren Aletrino's beschouwing-en
over de celstraf. Terwijl hij die op heftige
wijze veroordeelt, verdient het de aandacht,
dat juist onderscheidene voorstanders der
zoogenaamd nieuwere richting die meening
niet deelen. De Amsterdamsche hoogleeraar
Van Hamel bij voorbeeld: die wat het
straks genoemde stelsel betreft voor een