De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 23 december pagina 1

23 december 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1539 DE AMSTERDAMMER *. 1906. WEEKBLAD YOQB NEDERLAND redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. «J. IDE IC O O. uitgevers: VAN HOLXEMA & WARENBORF, Heerengraoht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indïper jaar . . ? , mail B 10. A&onderbjke Nummers aan de Kiosken verkrn'gbaar , U-lz1/» JXt bkd ia Terkrijgbaar Kioak 10 Boulevard d« Capnciuet tegenover h«t Grand C»fé, te Parij*. 23 December, Advertentiën van 1?5 regels / 1-25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annoncel nit DuiticMand, Oottenrijk m. ZwiUerland worden niUluitend aangenomen door de firma KUDOLïM03SB U Kenlen «n door alle filialen duer firma. De pry« per regel i< 85 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Vloot of leger??De eerste Nederl. Tuinstad in wor ding, te Oosterbeek?Arnhem, door M. P. de Clercq. FEUILLETON: Hoog bezoek, ('n Kerstvertelling), dóór H. de Hoog. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A ?erk*mp. Om het derde r\jk, door J. B. Meerkerk, beoordeeld door Peter Spaan. Friese kunst, door J. B. Schepers. VOOR DAMES: Ruim arbeidsve*d voor vrouwen, II, d. R...r. 'n Sprookje, dat slechts half 'n sprookje is. Claartje, door A. Jowal, beoordeeld door A. AL LERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. HeimanB. Prof. dr. H. Oort, door L. Knappert, met portret. Pierre Biyle, door mr. J. A. Levy, met portret. ? Een Tryptiek (Drieluik) van Mengelberg, met af . Portretten van Pierre Bayle, door J. H. R. Prijsvragen. FINANCIEELE En OECONOMISCHE KRONIEE door D. Stigter. Tweeërlei standpunt, door H. L. Israël». Litteraire wandelingen door Frans Erens. Verouderd taal begrip, door J. B. Schepers. SCHETSJE. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. 5*= Yloot of leger t Nederland heeft het bedenkelijk voor recht tusschen twee buren te wonen, die beide in aanvals- en verdedigingsver mogen de sterkste van Europa zijn; de een ter zee, de andere te land. Wie der twee tegenover ons wel de machtigste mag zijn: de zee-mogendheid Engeland of de landmogendheid Duitschlan.3 ziedaar een niet te beantwoorden vraag. ? Vandaar de hopelooze toestand, waarin het kleine Nederland verkeert, dat ge dwongen wordt, dat men althans dwingen wil, zich te wapenen tegen deze twee tot handhaving zijner neutraliteit. Hoe dit nu aan te leggen? Ook met een vloot ? "Wij hebben reeds meermalen aanbe volen ons van zulk een poging te ont houden, en het doet ons bijzonder veel genoegen te mogen constateeren, dat dit advies meer en meer bijval vindt. Dat men van het plan van Cohen Stuart, om een pantserschip voor onze verde diging, te bouwen, n te volgen door nog andere, niet meer weten wil, is waarlijk voor het moment al vooruitgang genoeg. De overtuiging, dat Nederland, bij het tegenwoordige stelsel van den zee oorlog te voeren, zijn geld wegwerpt en op misdadige wijze zijn zonen aan een wissen ondergang zou prijsgeven, door een miniatuur-vlootj e te doen ageeren tegen een reuzen-zeemacht als die van Enge land, heeft dermate veld gewonnen, dat het einde van zulk een streven to voor zien is. De voorstanders van de 4, de 6 of de 8 pantserschepen kunnen voor hun gloedvolle redevoeringen niet eens meer rekenen op cenig enthousiasme bij de Vereeniging Onze Vloot" II Natuurlijk valt de boom niet met n slag. Zoo is dan nu ook bij de behande ling der Oorlogsbegrooting, toch weer tot den bouw van een pantserschip besloten en wel tot een van grooter type, dan de Minister voor Nederland had gewenscht. De heer Talma, die daar den stoot toe gaf, wist te verzekeren, dat in en buiten de Kamer het bezwaar tegen pantserschepen voor den dienst in Europa veel grooter is gebleken, dan het bezwaar tegen pantserschepen voor den dienst in Indië. Daarom dan maar een pantser schip voor Indiëgebouwd al is de haven van Soerabaia maar enkele uren per dag voor zulk een schip in en uit te varen Nu is het zeker waar, dat op dit oogenblik het bezwaar bij het publiek tegen pantserschepen voor den dienst in Europa veel grooter is dan tegen pantserschepen voor den dienst in Indië, maar waarom is dit zoo? Eenvoudig omdat Engeland met zijn reuzen vloot hier vlak voor de kust ligt, en men zich den oorlogstoe stand indien hij ontstond, gemakkelijker kan voorstellen, terwijl Indiüzoo heel ver van ons verwijderd is, en men volstrekt geen voorstelling heeft van hetgeen daar eens te bevechten, of in- bedwang te houden, zal zijn. Wel ja, waarom geen pantserschip van 7000 ton en 6 millioen gld. voor ergens in de wereld op zes weken of drie maanden afstand? Bij eenig nadenken echter is het gemakkelijk genoeg in te zien, dat, met kustlijnen als Indiëaanbiedt, er van neutraliteitshandhaving, zoo eene mogendheid het in haar belang acht die te schenden onmogelijk sprake kan zijn; dat vlootbouw voor Indië, uitgezonderd die welke strekt om ons gezag tegen oproerigen te hand haven, nooit iets anders kan zijn dan het gooien met de muts, zooal niet naar de sterren, dan toch minstens naar het torenhaantje; en dus ten slotte de geld verspilling bij vlootuitbreiding daar, nog onzinniger is dan zoo iets moet zijn voor de verdediging hier te lande. Indi hebben wij, zoolang dit duurt, te be houden door een goed bestuur en ont wikkeling van die militaire macht, welke noodig is om verzet of opstand te fnuiken, maar als eens n of meer groote mogend heden, China of Japan daaronder be grepen, komen, om ons uit dit wingewest te werpen, hebben de vloot of wat pantserschepen, die nog altijd scheepjes zullen zijn, niet de geringste waarde, waar men bovendien te doen heeft met een be volking, die honderd rancunes voor n heeft, om geneigd te zijn het ook eens met een ander te probeeren. Wij leven in Indiëme weet dat niet ? bij de gratie van het tijdsgewricht wat betreft de internationale verhoudingen, en bouwen nu voor dit bezit, zoo hulpeloos ver van het moederland gelegen, maar een vlootje om als dit tijdsgewricht, de hemel geve dat het spade zij, ten onzen nadeele zal zijn gewijzigd, ons te handhaven. Waarlijk, het is allertreurigst zooals de natie door de vrienden van groote woorden en de belanghebbenden bij oorlogs- en marine-uitgaven om van aan,, hun studeerkamer ontvluchtte professoren, en van uit hun renteniersrust naar eenig patriottisch gerucht ver langende gewezen-dignitarissen niet te spreken wordt misleid, door op een toon van verzekerdheid te praten over de defensie van Indië!! alsof er aan een serieuse defensie kan worden gedacht, door een europeesche miniatuur-mogendheid van een Aziatische kolonie met meer dan 30-millioen zielen op tal van eilanden verspreid. En toch dat groote woord, men hoort het telkens. Zoo had Cohen Stuart ook nu de vriendelijkheid mede te deelen het zwaartepunt van onze krachtsont wikkeling ter zee dient te liggen in de verdediging van onze koloniën." Welnu hierover te redeneeren, het is de moeite niet waard. Men zal dat spoedig genoeg inzien evenals* men nu reeds heeft begrepen, dat vlootaanbouw van grootere schepen voor Nederland van geen beteekenis is, noch voor defensie noch voor neutraliteits-handhaving, al werd het doorgezet tot een ruïne voor onze geld middelen. Het onbeteekenende van ons Oorlog en Marinedebat in de Kamer, komt vooral aan het licht, door de volstrekte afwezig heid van een bepaalde aanduiding der mogelijkheden, waarop men zich meent te moeten prepareeren. Nu is het iritusschen vrijwel zeker dat men met vlootbouw alleen het oog op Engeland kan hebben als aanvaller. Duitschland zal ons niet van over zee trachten te be reiken. En welke reden zou Engeland kunnen hebben om ons aan te vallen en een landing te beproeven, wanneer wij onze neutraliteit tegenover Duitsch land met alle mogelijke middelen trachtten te bewaren ? Maar juist dit alles beslissende punt, wordt in de debatten niet aangeroerd en als vergeten. De Minister van Marine maakte een uitzondering. Hij was zoo onvoorzichtig onvoorzichtig in de hoogste mate, nu men onmogelijk aan iets anders denken kan dan aan Duihchland of Engeland als bondgenoot te zeggen dat onze vloot, al kan zij dan ook niet meekomen een gewaardeerde hulp voor een bondgenoot zou zijn." Welnu daar alleen van Engeland een aanval in de wildste fantasie des noods nog te onderstellen mogelijk zou zijn, wordt dat vlootje door Z. Exc. in gedachte aangeboden als een hulp aan Duitschland. Men begrijpt de beteekenis van die uitlating natuurlijk aan gene zijde van de Noordzee evengoed als wij hier! Hoe komt een minister van marine er nu toe, om staande tusschen twee colossen als Engeland en Duitschland, van een bondgenootschap te reppen, wat, of men het rechts of links mocht zoeken, niet anders dan de treurigste afhanke lijkheid, en bij den niet tot bondgenoot gekozene, den felsten haat zou doen ont staan ? Mocht in 's Ministers hoofd iets anders leven dan de gedachte aan neutra liteit? Maar juist over neutraliteits-handha ving wordt het minsj^gezonnen. Voor Duitschland ligt het geheele land zoo goed als tot de waterlinie open, en de inrichting van ong defensiewezen is als er op aangelegd om den Oostenlijken nabuur aan het verstand te brengen, ga uw gang maar, als gij 't in uw be lang acht, wij trekken voor zoover wij er na een min of meer gelukte mobilisatie mochten zijn, wel achteruit. Ons legertje o, Goden, daar vecht men nog over een al of niet blijvend gedeelte, alsof de goede Smeding er iets van belang mee zou doen ons legertje verkeert naar algemeene overtuiging in bedroevenden toestand, en wie ziet daar grondige verbetering van te gemoet ? Onder zulke omstandigheden komt men, alsof het gevaar eerst recht van den zee kant dreigde, te roepen om forten, schepen, torpedo's, mijnen enz. enz., maar wat men en tegen een mogelijke landing n tegen een overschrijding van onze ooste lijke en zuidelijke grenzen noodig heeft: een leger van beteekenis, het blijft absent. Met een krachtig leger behoefde men zeker niet te vreezen, dat Engeland het avontuur eener landing aan onze kust zou durven beproeven, en kon men, indien noo dig, in staat zijn, althans Duitschland te dwingen ons niet als quantiténégliable to beschouwen; maar tot een hervorming welke daartoe leiden kan, missen onze mili taire on burgerlijke leidslieden den moed. Zoo sukkelen wij voortmet een marine, een stelling-Amsterdam, eenige verdedigingsliniën en forten, en een zwakke, ook zwak georganiseerde, troepenmacht, die geen van allen, noch allen te samen eenig ontzag afdwingen aan de groote mogend heid, die ze tegenover zich ziet geplaatst. Daar zijn nu eenmaal lieden, die, zonderling genoeg, meenen, dat een ver dediging ter zee mooier en vaderlands lievender is dan een verdediging te land. Deze nu zullen er zich op moeten voor bereiden, dat men algemeen gaat inzien, dat Nederland tienmaal meer behoefte heeft aan een uitstekend leger dan aan een vloot. Algemeene dienstplicht met een democratische legerorganisatie niet precies als, maar in den geest van het Z witsersche stelsel. Ziedaar het eenige wat ons helpen kan, doch het spreekt van zelf, dit is niet mogelijk zoolang mülioenen bij millioenen worden besteed aaa Marine-uit gaven en aan een versterking van de hoofd stad, dit laatste met geen ander doel dan de gelegenheid te verschaffen tot berging van het veege Lijf... voor een poosje. Een doortastende hervorming van ons defensie plan, dat berekend moet zijn op hand having onzer neutraliteit, mag niet uit blijven. .. maar waar is de man, die ons haar zal brengen ? Helaas van iemand als Staal haar te verwachten, wie zou het durven ? De eerste Nederl. tninslai in woning;, te Oosterbeefc?Arahtt, door M. P. HE CI.ERXXJ. In de laatste jaren wordt vooral in Enge land en Duitschland zeer geijverd, tot be vordering van het groote sociale belang het woningvraagstuk," door het stichten van tuinsteden. Te Letctiworth in Engeland is er reeds een in geboorte, waarvan de afbeeldingen met beschrijving voorkomen in de Gnide to Garden City, published bij Garden City Press Limited, Hitchin, doeh in Duitschland bestaat er alleen nog maar eene vereeniging tot het bevorderen van tuinsteden, gevestigd te Berlijn, die door voordrachten en gesühriften voorloopig haar doel tracht te bereiken, waarvan de kosten worden ge dragen door de leden en donateurs dier vereeniging. . Het verdient dus waarlijk wel als eene bijzonderheid vermeld te worden, dat Neder land, waarvan de bewoners als geen haantjes de voorsten bekend staan, in deze sociale aangelegenheid reeds iets presteert, wat inderdaad wel op algemeene belangstellende aandacht aanspraak mag maken. De eerste Nederlandsche tuinstad in wor ding is in hoofdzaak het mooi gelegen, heuvelachtige, ten deele sedert jaren met eiken, dennen en beuken beplante landgoed Wald-Friede," vergroot met naastliggende gronden ter verkrijging van een vierkant terrein. Deze bezitting, ter grootte van 550 Hectare, is het eigendom van den heer C. Hellingman, de oprichter en tot voor korten tijd directeur der te Amsterdam zoo goed bekende Hellingman's bouwmaatschappij en wordt begrensd door den S.S. van station "Wolfheze tot station Oosterbeek (hoog), den Dreijenschen weg, den straat weg van Arnhem naar Amsterdam en door de Veluwe. Deze tuinstad is voor wandelaars vrij te bezichtigen, met uitzondering van een klnn deel waar het landhuis met omgeving is, dat des zomers bewoond wordt door den stichter van dit nieuwe op het gebied der woningverbetering, den evengenoemden heer Hellingman. Tot dat doel van elders komende, stapt men uit den S.S. te station Oosterbeek (hoog), waar de treinen in de diepte op houden. Eerst voert dan een trap naar boven bij een brug over den S.S. en als men dan het station links laat liggen," ziej; men, eveneens aan den linkerkant, na 5 minuten gaans een hek, waarop Wald-Friede." Daar naast is een opening voor wandelaars en zijn de verschillende lanen toegankelijk, waardoor deze nieuwe tuinstad in wording reeds doorsneden is. Aangezien er zoo vaak over wordt ge sproken, waarheen een kort uitstapje onder nomen zal worden, ten einde eens echt van heerlijk natuurschoon te kunnen genieten, kan ik veilig een bezoek naar deze tuinstad in wording aanbevelen, die hoofdzakelijk gelegen is in de gemeente Eenkum, onder deel Oosterbeek en Arnhem, en van uit Gelderland's hoofdstad ongeveer een uur gaans verwijderd is, terwijl zij aan het be bouwde gedeelte van Oosterbeek grenst. Mooi hout, verrukkelijke vergezichten en ten deele bouwland en heide vormen eene afwisseling, waarvan het genot niet in woorden is weer te geven, vooral voor de stedelingen die maar een klein brokje natuur kunnen te zien krijgen, indien het hun gelukt de neuzen eens wat verder buiten de huisdeuren te steken, dan ge woonlijk het geval is. Doch iedereen zal zeker gaarne eens willen weten, hoe zulk een tuinstad er nu eigenlijk wel uit zal zien en daarom ben ik zeker aandacht te krijgen voor de korte om schrijving die ik er hier van laat volgen en waarbij een woord van dank vooraf dient te gaan aan den heer Hellingman, voor de vriendelijke wijze waarop hij mij onlangs bij mijn persoonlijk bezoek, heeft rond geleid en alles aangetoond. De hoofdwegen, lanen met boomen aan weerszijden, zijn reeds grootendeels aanwezig en worden met een geregelden ploeg werk lui voortdurend vermeerderd. Voor zoover die over zandgrond gaan, wordt er eerst zand uitgegraven en vervangen door zwarte aarde, die met de bekende ijzeren cylinders gehard wordt. Aan het station "Wolfheze begint een spoorlijntje voor transport van materialen en voor een,: losplaats ten behoeve dezer tuinstad is door den heer H. reeds een contract afgesloten met de directie van den Staatsspoorweg, zoodat hetgeen voor den bouw van huizen, enz., per S.S. aan station Wolfheze aankomt, met dit si oorlijntje over het geheele terrein vervoerd zal kunnen worden, waardoor een voornaam onderdeel in huizenbouw en tal van andere aange legenheden, de transportkosten" tot een minimum gereduceerd zullen worden, te meer omdat de straks te noemen electrische centrale tevens benuttigd zal worden, als beweegkracht bovengrond's voor dit trans port. Op een afstand van 10 minuten gaans van het station NVolfheze, is, bij verschil lende boringen, uitmuntend weiwater ge vonden, ter diepto van 40 meter op het diepste punt. Die boringen zijn met cement omkleed en door deksels voor inwaaien van stof of vuil beschut en daaruit wordt het water, door stoomkracht, gebracht in de naast liggende groote vergaderbakken, die reeds geheel gemetseld zijn in mooie, ruime steenen gebouwen. Daar wordt het water gefiltreerd, eerst door groven puin, voorts door fijnen puin en ten slotte door zand, om vervolgens door circa 4UOO meter pijp leiding gevoerd te worden naar den reeds aanwezigen ijzeren watertoren op het hoogste punt dezer tuinstad, eenige minuten gaans van het landhuis Wald-Friede. Aangezien thans nog slechts weinig be hoefte aan water is, worden de twee groote reservoirs nog niet gebruikt, maar het water met een hulpstoommachine naar den ijzeren watertoren gedreven. In de kunstvijvers bij het landhuis zag ik het water door fon teinen fonkelen en merkte gaarne de cristalhelderheid daarvan op, want aan het hoofdvereischte der volksgezondheid, zuiver water in elke woning, zijn door den stichter dezer Eerste Nederlandsche tuinstad, alle mogelijke zorgen gewijd, zonder tegen de vele kosten er aan verbonden op te zien. De stoommachine even genoemd zal even eens aiericn voor de electrische centrale, waarvoor het gebouw, bij de waterbassins, reeds aanwezig is. De electr. geleiding loopt bovengrond's, langs palen op 25 meter af stand, over de heide doch zal in het uit gestrekte met hout begroeide gedeelte, onder^rond's worden vervolgd. Op de heide is een goede hoeveelheid zand aanwezig, geschikt voor kunstzand steen, daarvoor heeft de heer H., naast het complex der gebouwen voor water en licht, een kunstzandsteenfabriek laten verrijzen, die voorloopig van hout is opgetrokken. Groote voorraden van steen, in verschil lende kleuren, zijn daarnevens reeds opge tast, die weldra benuttigd zullen worden tot den bo~uw van arbeiderswoningen, be stemd tot de huisvesting der daarvoor in termen vallenden, die in deze tuinstad aan het werk zijn. Doch ook voor villa's enz. kan deze kunstzandsteen uitstekend dienen. Alle huizen, zoowel groot als klein, zullen in deze tuinstad in en bij tuinen zijn, terwijl het karakter der lanen en omgeving steeds van landelijken aard zal blijven. Vooral ook de kleine woningen zullen daardoor groote aantrekkelijkheid erlangen, want er moet bij ieder voldoenden grond wezen voor aardappelen, groenten, kippen, vee, enz. tot eigen gebruik en eventueelen ver koop. Daartoe is de heide erg geschikt, want die is met moeite van dieps pitten en eenige kosten van bemesting bijna overal in deze tuinstad tot genoemd gebruik dienstbaar te maken. En omdat die grond juist zoo goedkoop te krijg zal wezen, zal er voor flinke lui die finantieel zwak zijn, doch gaarne werken willen, een prachtig arbeidsveld wezen om vooruit te komen, iets wat in vruchtbare streken natuurlijk veel gemakkelijker en loonender is, doch van meet af aan voor ontelbaren eenvoudig onbereikbaar genoemd dient te worden. Ergo een punt van zeer groot belang voor de toepassing van de bekende goed geordende samenwerking, die men onder coöperatie verstaat, zoowel wat den coöpera tieven bouw van kleine woningen betreft, als ter stichting van grootere villa's, ja zelfs van mooie landhuizen, want de twintig jarige ondervinding van coöperatief-wonen, thans voornamelijk nog slechts in Haarlem en 's-Gravenhage toegepast, leert hoezeer die sociale aangelegenheid ook nut en voor deel kan geven aan de velen met zeer ruime inkomsten, doch die niet onder de kapitaal krachtigen gerekend kunnen worden. Juist omdat veel plannen voor co peratiefwonen reeds schipbreuk leden door gebrek aan geschikt bouwterrein, is het nuttig er ten slotte nog op te wijzen, dat zulk een nieuwe tuinstad, uit den aard der zaak, buitengewoon mooi in dit euvel kan voor zien, zoowel voor de meest eenvoudige, als de ? kostbaarste woningen ; in een gezond oord, volstrekt niet geïsoleerd gelegen, ook in de omgeving rijk van natuurschoon voorzien, zal het landelijk karakter van een tuinstad er op den voorgrond blijven staan. Moziefc in de Na de warme opname, die Mozart's Entführun? aus dein Serail" is ten deel ge vallen ten vorigen jare, mag een herhaling dezer opvoering thans, door de Operavereeniging alleszins gerechtvaardigd geacht worden. Ditmaal was de leiding in handen van den heer Tierie. Hoewel ik bij gelegenheid van de vorige opvoering eenige historische herinneringen heb ten beste gegeven en hiervan niet in herhaling wil vallen, mag ik toch nog wel even er op wijzen dat Ie Entführuns" de eenige Komische Oper" is van Mozart. Wel zijn er ook in zijn andere dramatische werken momenten van kostelijken humor, wél is ook zijn Figaro" een werk, waarin vernuft en scherts den boventoon voeren, maar toch is deze opera te chevaleresk van inhoud, toch heeft zij te veel weg van de comédie van Molière om in alle deelen to kunnen voldoen aan het begrip Komische Oper". In de Entführung" daarentegen vinden wij die boert die men in de werken van Dittersdorf, Weigl, Joh. Ad. Killer, enz. terug vindt. Zooals men weet heeft de Weener theaterinspicient Gottlob Stephanie den tekst be werkt naar het drama Belmont und Constanze" van Christoph, Friedrich, Bretzner, dal, met muziek van Joh. André, reeds lang te voren ten tooneele was gevoerd. Dat de compositie van Mozart, ia Stephanie's bewerking, niet de goedkeuring wegdroeg van den oorspronkelijken librettist, blijkt uit een protest van Bretzner, waarin hij er tegen opkomt dass ein gewisser Mensch, namens Mozart in Wien, sein Drama zu einern Operatexte gemissbraucht habe". Zonder de opera van Mozart zou geen sterveling thans nog weten dat ein gewisser Mensch namens Bretzner" eens een libretto gemaakt heeft, dat Mozart zich verwaardigd heeft te componeeren. De eerste opvoeiing moest herhaaldelijk uitgesteld worden omdat men er aanvankelijk niet in kon slagen voldoende zangkrachten te vinden en ook omdat de italiaansche hofkliek, beducht voor het succes van den duitschen meester, de opvoering trachtte te verijdelen. Het persoonlijk ingrijpen, van keizer Joseph II was noodig om gang achter de instudeering te zetten en den 16en Juli 1782 kon de opvoering plaats vinden. Het succes was zóó groot dat het werk weldra over alle duitsche opera-tooneelen zyn zegetocht kon ondernemen. Hoewel die Entfüorung" het niet tot een zóó groot getal opvoeringen heeft gebracht als Figaro" en Don Juan", heeft zütoch steeds haar plaats op het duitsche opera-repertoire kunnen blijven handhaven. Ook thans weder heeft de opvoering bij ons een uitstekenden indruk gemaakt. Vooral de twee personenjiie het komische element vertegenwoordigen kweten zich voortreffelijk van hun taak. Blondchen" werd ditmaal vervuld door de büons thans reeds a!s uit stekend bekende Hedwig Schacko en Pedrillo door den eveneens voortreffelyken Schramm. Dat beiden werkzaam zijn aan het Frankforter Stadttheater mag men ongetwijfeld beschouwen als een voordeel van een niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl