Historisch Archief 1877-1940
1539
DE AMSTERDAMMER
*. 1906.
WEEKBLAD YOQB NEDERLAND
redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
«J. IDE IC O O.
uitgevers: VAN HOLXEMA & WARENBORF, Heerengraoht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indïper jaar . . ? , mail B 10.
A&onderbjke Nummers aan de Kiosken verkrn'gbaar , U-lz1/»
JXt bkd ia Terkrijgbaar Kioak 10 Boulevard d« Capnciuet tegenover h«t Grand C»fé, te Parij*.
23 December,
Advertentiën van 1?5 regels / 1-25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annoncel nit DuiticMand, Oottenrijk m. ZwiUerland worden niUluitend aangenomen door de firma
KUDOLïM03SB U Kenlen «n door alle filialen duer firma. De pry« per regel i< 85 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Vloot of
leger??De eerste Nederl. Tuinstad in wor
ding, te Oosterbeek?Arnhem, door M. P. de
Clercq. FEUILLETON: Hoog bezoek,
('n Kerstvertelling), dóór H. de Hoog.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. A ?erk*mp. Om het
derde r\jk, door J. B. Meerkerk, beoordeeld
door Peter Spaan. Friese kunst, door J. B.
Schepers. VOOR DAMES: Ruim
arbeidsve*d voor vrouwen, II, d. R...r. 'n Sprookje,
dat slechts half 'n sprookje is. Claartje,
door A. Jowal, beoordeeld door A. AL
LERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR,
door E. HeimanB. Prof. dr. H. Oort, door
L. Knappert, met portret. Pierre Biyle,
door mr. J. A. Levy, met portret. ? Een
Tryptiek (Drieluik) van Mengelberg, met
af . Portretten van Pierre Bayle, door
J. H. R. Prijsvragen. FINANCIEELE
En OECONOMISCHE KRONIEE door D.
Stigter. Tweeërlei standpunt, door H. L.
Israël». Litteraire wandelingen door Frans
Erens. Verouderd taal begrip, door J. B.
Schepers. SCHETSJE.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
5*=
Yloot of leger t
Nederland heeft het bedenkelijk voor
recht tusschen twee buren te wonen, die
beide in aanvals- en verdedigingsver
mogen de sterkste van Europa zijn; de
een ter zee, de andere te land.
Wie der twee tegenover ons wel de
machtigste mag zijn: de zee-mogendheid
Engeland of de landmogendheid
Duitschlan.3 ziedaar een niet te beantwoorden
vraag.
? Vandaar de hopelooze toestand, waarin
het kleine Nederland verkeert, dat ge
dwongen wordt, dat men althans dwingen
wil, zich te wapenen tegen deze twee
tot handhaving zijner neutraliteit.
Hoe dit nu aan te leggen?
Ook met een vloot ?
"Wij hebben reeds meermalen aanbe
volen ons van zulk een poging te ont
houden, en het doet ons bijzonder veel
genoegen te mogen constateeren, dat dit
advies meer en meer bijval vindt. Dat
men van het plan van Cohen Stuart,
om een pantserschip voor onze verde
diging, te bouwen, n te volgen door
nog andere, niet meer weten wil, is
waarlijk voor het moment al vooruitgang
genoeg. De overtuiging, dat Nederland,
bij het tegenwoordige stelsel van den zee
oorlog te voeren, zijn geld wegwerpt en
op misdadige wijze zijn zonen aan een
wissen ondergang zou prijsgeven, door een
miniatuur-vlootj e te doen ageeren tegen
een reuzen-zeemacht als die van Enge
land, heeft dermate veld gewonnen, dat
het einde van zulk een streven to voor
zien is. De voorstanders van de 4, de 6
of de 8 pantserschepen kunnen voor hun
gloedvolle redevoeringen niet eens meer
rekenen op cenig enthousiasme bij de
Vereeniging Onze Vloot" II
Natuurlijk valt de boom niet met n
slag. Zoo is dan nu ook bij de behande
ling der Oorlogsbegrooting, toch weer tot
den bouw van een pantserschip besloten
en wel tot een van grooter type, dan de
Minister voor Nederland had gewenscht.
De heer Talma, die daar den stoot toe
gaf, wist te verzekeren, dat in en
buiten de Kamer het bezwaar tegen
pantserschepen voor den dienst in Europa
veel grooter is gebleken, dan het bezwaar
tegen pantserschepen voor den dienst in
Indië. Daarom dan maar een pantser
schip voor Indiëgebouwd al is de
haven van Soerabaia maar enkele uren
per dag voor zulk een schip in en uit
te varen
Nu is het zeker waar, dat op dit
oogenblik het bezwaar bij het publiek tegen
pantserschepen voor den dienst in Europa
veel grooter is dan tegen pantserschepen
voor den dienst in Indië, maar waarom
is dit zoo? Eenvoudig omdat Engeland
met zijn reuzen vloot hier vlak voor de
kust ligt, en men zich den oorlogstoe
stand indien hij ontstond, gemakkelijker
kan voorstellen, terwijl Indiüzoo heel
ver van ons verwijderd is, en men volstrekt
geen voorstelling heeft van hetgeen daar
eens te bevechten, of in- bedwang te
houden, zal zijn. Wel ja, waarom geen
pantserschip van 7000 ton en 6 millioen
gld. voor ergens in de wereld op zes
weken of drie maanden afstand? Bij
eenig nadenken echter is het gemakkelijk
genoeg in te zien, dat, met kustlijnen
als Indiëaanbiedt, er van
neutraliteitshandhaving, zoo eene mogendheid het in
haar belang acht die te schenden
onmogelijk sprake kan zijn; dat
vlootbouw voor Indië, uitgezonderd die welke
strekt om ons gezag tegen oproerigen te hand
haven, nooit iets anders kan zijn dan
het gooien met de muts, zooal niet naar de
sterren, dan toch minstens naar het
torenhaantje; en dus ten slotte de geld
verspilling bij vlootuitbreiding daar, nog
onzinniger is dan zoo iets moet zijn voor
de verdediging hier te lande. Indi
hebben wij, zoolang dit duurt, te be
houden door een goed bestuur en ont
wikkeling van die militaire macht, welke
noodig is om verzet of opstand te fnuiken,
maar als eens n of meer groote mogend
heden, China of Japan daaronder be
grepen, komen, om ons uit dit wingewest
te werpen, hebben de vloot of wat
pantserschepen, die nog altijd scheepjes
zullen zijn, niet de geringste waarde, waar
men bovendien te doen heeft met een be
volking, die honderd rancunes voor n
heeft, om geneigd te zijn het ook eens
met een ander te probeeren. Wij leven
in Indiëme weet dat niet ? bij de
gratie van het tijdsgewricht wat betreft
de internationale verhoudingen, en
bouwen nu voor dit bezit, zoo hulpeloos
ver van het moederland gelegen, maar
een vlootje om als dit tijdsgewricht,
de hemel geve dat het spade zij, ten
onzen nadeele zal zijn gewijzigd, ons te
handhaven. Waarlijk, het is allertreurigst
zooals de natie door de vrienden van
groote woorden en de belanghebbenden
bij oorlogs- en marine-uitgaven om
van aan,, hun studeerkamer ontvluchtte
professoren, en van uit hun
renteniersrust naar eenig patriottisch gerucht ver
langende gewezen-dignitarissen niet te
spreken wordt misleid, door op een
toon van verzekerdheid te praten over de
defensie van Indië!! alsof er aan een
serieuse defensie kan worden gedacht,
door een europeesche
miniatuur-mogendheid van een Aziatische kolonie met meer
dan 30-millioen zielen op tal van eilanden
verspreid.
En toch dat groote woord, men hoort
het telkens. Zoo had Cohen Stuart ook
nu de vriendelijkheid mede te deelen
het zwaartepunt van onze krachtsont
wikkeling ter zee dient te liggen in de
verdediging van onze koloniën." Welnu
hierover te redeneeren, het is de moeite
niet waard. Men zal dat spoedig genoeg
inzien evenals* men nu reeds heeft
begrepen, dat vlootaanbouw van grootere
schepen voor Nederland van geen
beteekenis is, noch voor defensie noch voor
neutraliteits-handhaving, al werd het
doorgezet tot een ruïne voor onze geld
middelen.
Het onbeteekenende van ons Oorlog
en Marinedebat in de Kamer, komt vooral
aan het licht, door de volstrekte afwezig
heid van een bepaalde aanduiding der
mogelijkheden, waarop men zich meent
te moeten prepareeren. Nu is het
iritusschen vrijwel zeker dat men met
vlootbouw alleen het oog op Engeland kan
hebben als aanvaller. Duitschland zal
ons niet van over zee trachten te be
reiken. En welke reden zou Engeland
kunnen hebben om ons aan te vallen
en een landing te beproeven, wanneer
wij onze neutraliteit tegenover Duitsch
land met alle mogelijke middelen trachtten
te bewaren ?
Maar juist dit alles beslissende punt,
wordt in de debatten niet aangeroerd
en als vergeten. De Minister van Marine
maakte een uitzondering. Hij was zoo
onvoorzichtig onvoorzichtig in de
hoogste mate, nu men onmogelijk aan
iets anders denken kan dan aan
Duihchland of Engeland als bondgenoot te
zeggen dat onze vloot, al kan zij dan
ook niet meekomen een gewaardeerde
hulp voor een bondgenoot zou zijn."
Welnu daar alleen van Engeland een
aanval in de wildste fantasie des
noods nog te onderstellen mogelijk zou
zijn, wordt dat vlootje door Z. Exc. in
gedachte aangeboden als een hulp aan
Duitschland. Men begrijpt de beteekenis
van die uitlating natuurlijk aan gene
zijde van de Noordzee evengoed als wij
hier!
Hoe komt een minister van marine
er nu toe, om staande tusschen twee
colossen als Engeland en Duitschland,
van een bondgenootschap te reppen, wat,
of men het rechts of links mocht zoeken,
niet anders dan de treurigste afhanke
lijkheid, en bij den niet tot bondgenoot
gekozene, den felsten haat zou doen ont
staan ? Mocht in 's Ministers hoofd iets
anders leven dan de gedachte aan neutra
liteit?
Maar juist over neutraliteits-handha
ving wordt het minsj^gezonnen.
Voor Duitschland ligt het geheele land
zoo goed als tot de waterlinie open, en
de inrichting van ong defensiewezen is
als er op aangelegd om den Oostenlijken
nabuur aan het verstand te brengen,
ga uw gang maar, als gij 't in uw be
lang acht, wij trekken voor zoover
wij er na een min of meer gelukte
mobilisatie mochten zijn, wel achteruit.
Ons legertje o, Goden, daar vecht men
nog over een al of niet blijvend gedeelte,
alsof de goede Smeding er iets van
belang mee zou doen ons legertje
verkeert naar algemeene overtuiging in
bedroevenden toestand, en wie ziet daar
grondige verbetering van te gemoet ?
Onder zulke omstandigheden komt men,
alsof het gevaar eerst recht van den zee
kant dreigde, te roepen om forten, schepen,
torpedo's, mijnen enz. enz., maar wat
men en tegen een mogelijke landing n
tegen een overschrijding van onze ooste
lijke en zuidelijke grenzen noodig heeft:
een leger van beteekenis, het blijft absent.
Met een krachtig leger behoefde men
zeker niet te vreezen, dat Engeland het
avontuur eener landing aan onze kust zou
durven beproeven, en kon men, indien noo
dig, in staat zijn, althans Duitschland te
dwingen ons niet als quantiténégliable
to beschouwen; maar tot een hervorming
welke daartoe leiden kan, missen onze mili
taire on burgerlijke leidslieden den moed.
Zoo sukkelen wij voortmet een marine, een
stelling-Amsterdam, eenige
verdedigingsliniën en forten, en een zwakke, ook
zwak georganiseerde, troepenmacht, die
geen van allen, noch allen te samen eenig
ontzag afdwingen aan de groote mogend
heid, die ze tegenover zich ziet geplaatst.
Daar zijn nu eenmaal lieden, die,
zonderling genoeg, meenen, dat een ver
dediging ter zee mooier en vaderlands
lievender is dan een verdediging te land.
Deze nu zullen er zich op moeten voor
bereiden, dat men algemeen gaat inzien,
dat Nederland tienmaal meer behoefte
heeft aan een uitstekend leger dan aan
een vloot. Algemeene dienstplicht met
een democratische legerorganisatie niet
precies als, maar in den geest van het Z
witsersche stelsel. Ziedaar het eenige wat ons
helpen kan, doch het spreekt van zelf, dit is
niet mogelijk zoolang mülioenen bij
millioenen worden besteed aaa Marine-uit
gaven en aan een versterking van de hoofd
stad, dit laatste met geen ander doel dan
de gelegenheid te verschaffen tot berging
van het veege Lijf... voor een poosje. Een
doortastende hervorming van ons defensie
plan, dat berekend moet zijn op hand
having onzer neutraliteit, mag niet uit
blijven. .. maar waar is de man, die ons
haar zal brengen ? Helaas van iemand
als Staal haar te verwachten, wie zou
het durven ?
De eerste Nederl. tninslai in woning;, te
Oosterbeefc?Arahtt,
door M. P. HE CI.ERXXJ.
In de laatste jaren wordt vooral in Enge
land en Duitschland zeer geijverd, tot be
vordering van het groote sociale belang
het woningvraagstuk," door het stichten
van tuinsteden.
Te Letctiworth in Engeland is er reeds
een in geboorte, waarvan de afbeeldingen
met beschrijving voorkomen in de Gnide
to Garden City, published bij Garden City
Press Limited, Hitchin, doeh in Duitschland
bestaat er alleen nog maar eene vereeniging
tot het bevorderen van tuinsteden, gevestigd
te Berlijn, die door voordrachten en
gesühriften voorloopig haar doel tracht te
bereiken, waarvan de kosten worden ge
dragen door de leden en donateurs dier
vereeniging. .
Het verdient dus waarlijk wel als eene
bijzonderheid vermeld te worden, dat Neder
land, waarvan de bewoners als geen haantjes
de voorsten bekend staan, in deze sociale
aangelegenheid reeds iets presteert, wat
inderdaad wel op algemeene belangstellende
aandacht aanspraak mag maken.
De eerste Nederlandsche tuinstad in wor
ding is in hoofdzaak het mooi gelegen,
heuvelachtige, ten deele sedert jaren met
eiken, dennen en beuken beplante landgoed
Wald-Friede," vergroot met naastliggende
gronden ter verkrijging van een vierkant
terrein. Deze bezitting, ter grootte van 550
Hectare, is het eigendom van den heer C.
Hellingman, de oprichter en tot voor korten
tijd directeur der te Amsterdam zoo goed
bekende Hellingman's bouwmaatschappij
en wordt begrensd door den S.S. van
station "Wolfheze tot station Oosterbeek
(hoog), den Dreijenschen weg, den straat
weg van Arnhem naar Amsterdam en door
de Veluwe.
Deze tuinstad is voor wandelaars vrij te
bezichtigen, met uitzondering van een klnn
deel waar het landhuis met omgeving is,
dat des zomers bewoond wordt door den
stichter van dit nieuwe op het gebied der
woningverbetering, den evengenoemden heer
Hellingman. Tot dat doel van elders komende,
stapt men uit den S.S. te station Oosterbeek
(hoog), waar de treinen in de diepte op
houden. Eerst voert dan een trap naar boven
bij een brug over den S.S. en als men dan
het station links laat liggen," ziej; men,
eveneens aan den linkerkant, na 5 minuten
gaans een hek, waarop Wald-Friede." Daar
naast is een opening voor wandelaars en
zijn de verschillende lanen toegankelijk,
waardoor deze nieuwe tuinstad in wording
reeds doorsneden is.
Aangezien er zoo vaak over wordt ge
sproken, waarheen een kort uitstapje onder
nomen zal worden, ten einde eens echt van
heerlijk natuurschoon te kunnen genieten,
kan ik veilig een bezoek naar deze tuinstad
in wording aanbevelen, die hoofdzakelijk
gelegen is in de gemeente Eenkum, onder
deel Oosterbeek en Arnhem, en van uit
Gelderland's hoofdstad ongeveer een uur
gaans verwijderd is, terwijl zij aan het be
bouwde gedeelte van Oosterbeek grenst.
Mooi hout, verrukkelijke vergezichten en
ten deele bouwland en heide vormen eene
afwisseling, waarvan het genot niet in
woorden is weer te geven, vooral voor de
stedelingen die maar een klein brokje
natuur kunnen te zien krijgen, indien het
hun gelukt de neuzen eens wat verder
buiten de huisdeuren te steken, dan ge
woonlijk het geval is.
Doch iedereen zal zeker gaarne eens willen
weten, hoe zulk een tuinstad er nu eigenlijk
wel uit zal zien en daarom ben ik zeker
aandacht te krijgen voor de korte om
schrijving die ik er hier van laat volgen
en waarbij een woord van dank vooraf dient
te gaan aan den heer Hellingman, voor de
vriendelijke wijze waarop hij mij onlangs
bij mijn persoonlijk bezoek, heeft rond
geleid en alles aangetoond.
De hoofdwegen, lanen met boomen aan
weerszijden, zijn reeds grootendeels aanwezig
en worden met een geregelden ploeg werk
lui voortdurend vermeerderd. Voor zoover
die over zandgrond gaan, wordt er eerst
zand uitgegraven en vervangen door zwarte
aarde, die met de bekende ijzeren cylinders
gehard wordt.
Aan het station "Wolfheze begint een
spoorlijntje voor transport van materialen
en voor een,: losplaats ten behoeve dezer
tuinstad is door den heer H. reeds een
contract afgesloten met de directie van den
Staatsspoorweg, zoodat hetgeen voor den
bouw van huizen, enz., per S.S. aan station
Wolfheze aankomt, met dit si oorlijntje
over het geheele terrein vervoerd zal kunnen
worden, waardoor een voornaam onderdeel
in huizenbouw en tal van andere aange
legenheden, de transportkosten" tot een
minimum gereduceerd zullen worden, te
meer omdat de straks te noemen electrische
centrale tevens benuttigd zal worden, als
beweegkracht bovengrond's voor dit trans
port.
Op een afstand van 10 minuten gaans
van het station NVolfheze, is, bij verschil
lende boringen, uitmuntend weiwater ge
vonden, ter diepto van 40 meter op het
diepste punt. Die boringen zijn met cement
omkleed en door deksels voor inwaaien van
stof of vuil beschut en daaruit wordt het
water, door stoomkracht, gebracht in de
naast liggende groote vergaderbakken, die
reeds geheel gemetseld zijn in mooie, ruime
steenen gebouwen. Daar wordt het water
gefiltreerd, eerst door groven puin, voorts
door fijnen puin en ten slotte door zand,
om vervolgens door circa 4UOO meter pijp
leiding gevoerd te worden naar den reeds
aanwezigen ijzeren watertoren op het
hoogste punt dezer tuinstad, eenige minuten
gaans van het landhuis Wald-Friede.
Aangezien thans nog slechts weinig be
hoefte aan water is, worden de twee groote
reservoirs nog niet gebruikt, maar het water
met een hulpstoommachine naar den ijzeren
watertoren gedreven. In de kunstvijvers
bij het landhuis zag ik het water door fon
teinen fonkelen en merkte gaarne de
cristalhelderheid daarvan op, want aan het
hoofdvereischte der volksgezondheid, zuiver
water in elke woning, zijn door den stichter
dezer Eerste Nederlandsche tuinstad, alle
mogelijke zorgen gewijd, zonder tegen de
vele kosten er aan verbonden op te zien.
De stoommachine even genoemd zal even
eens aiericn voor de electrische centrale,
waarvoor het gebouw, bij de waterbassins,
reeds aanwezig is. De electr. geleiding loopt
bovengrond's, langs palen op 25 meter af
stand, over de heide doch zal in het uit
gestrekte met hout begroeide gedeelte,
onder^rond's worden vervolgd.
Op de heide is een goede hoeveelheid
zand aanwezig, geschikt voor kunstzand
steen, daarvoor heeft de heer H., naast het
complex der gebouwen voor water en licht,
een kunstzandsteenfabriek laten verrijzen,
die voorloopig van hout is opgetrokken.
Groote voorraden van steen, in verschil
lende kleuren, zijn daarnevens reeds opge
tast, die weldra benuttigd zullen worden
tot den bo~uw van arbeiderswoningen, be
stemd tot de huisvesting der daarvoor in
termen vallenden, die in deze tuinstad aan
het werk zijn. Doch ook voor villa's enz.
kan deze kunstzandsteen uitstekend dienen.
Alle huizen, zoowel groot als klein, zullen
in deze tuinstad in en bij tuinen zijn, terwijl
het karakter der lanen en omgeving steeds
van landelijken aard zal blijven. Vooral
ook de kleine woningen zullen daardoor
groote aantrekkelijkheid erlangen, want er
moet bij ieder voldoenden grond wezen
voor aardappelen, groenten, kippen, vee,
enz. tot eigen gebruik en eventueelen ver
koop. Daartoe is de heide erg geschikt,
want die is met moeite van dieps pitten en
eenige kosten van bemesting bijna overal
in deze tuinstad tot genoemd gebruik
dienstbaar te maken. En omdat die grond
juist zoo goedkoop te krijg zal wezen, zal
er voor flinke lui die finantieel zwak zijn,
doch gaarne werken willen, een prachtig
arbeidsveld wezen om vooruit te komen,
iets wat in vruchtbare streken natuurlijk
veel gemakkelijker en loonender is, doch
van meet af aan voor ontelbaren eenvoudig
onbereikbaar genoemd dient te worden.
Ergo een punt van zeer groot belang
voor de toepassing van de bekende goed
geordende samenwerking, die men onder
coöperatie verstaat, zoowel wat den coöpera
tieven bouw van kleine woningen betreft,
als ter stichting van grootere villa's, ja
zelfs van mooie landhuizen, want de twintig
jarige ondervinding van coöperatief-wonen,
thans voornamelijk nog slechts in Haarlem
en 's-Gravenhage toegepast, leert hoezeer
die sociale aangelegenheid ook nut en voor
deel kan geven aan de velen met zeer ruime
inkomsten, doch die niet onder de kapitaal
krachtigen gerekend kunnen worden.
Juist omdat veel plannen voor co
peratiefwonen reeds schipbreuk leden door gebrek
aan geschikt bouwterrein, is het nuttig er
ten slotte nog op te wijzen, dat zulk een
nieuwe tuinstad, uit den aard der zaak,
buitengewoon mooi in dit euvel kan voor
zien, zoowel voor de meest eenvoudige, als
de ? kostbaarste woningen ; in een gezond
oord, volstrekt niet geïsoleerd gelegen, ook
in de omgeving rijk van natuurschoon
voorzien, zal het landelijk karakter van
een tuinstad er op den voorgrond blijven
staan.
Moziefc in de
Na de warme opname, die Mozart's
Entführun? aus dein Serail" is ten deel ge
vallen ten vorigen jare, mag een herhaling
dezer opvoering thans, door de
Operavereeniging alleszins gerechtvaardigd geacht
worden.
Ditmaal was de leiding in handen van
den heer Tierie.
Hoewel ik bij gelegenheid van de vorige
opvoering eenige historische herinneringen
heb ten beste gegeven en hiervan niet in
herhaling wil vallen, mag ik toch nog wel
even er op wijzen dat Ie Entführuns" de
eenige Komische Oper" is van Mozart.
Wel zijn er ook in zijn andere dramatische
werken momenten van kostelijken humor,
wél is ook zijn Figaro" een werk, waarin
vernuft en scherts den boventoon voeren,
maar toch is deze opera te chevaleresk van
inhoud, toch heeft zij te veel weg van de
comédie van Molière om in alle deelen to
kunnen voldoen aan het begrip Komische
Oper". In de Entführung" daarentegen
vinden wij die boert die men in de werken
van Dittersdorf, Weigl, Joh. Ad. Killer, enz.
terug vindt.
Zooals men weet heeft de Weener
theaterinspicient Gottlob Stephanie den tekst be
werkt naar het drama Belmont und
Constanze" van Christoph, Friedrich, Bretzner,
dal, met muziek van Joh. André, reeds lang
te voren ten tooneele was gevoerd.
Dat de compositie van Mozart, ia Stephanie's
bewerking, niet de goedkeuring wegdroeg van
den oorspronkelijken librettist, blijkt uit een
protest van Bretzner, waarin hij er tegen
opkomt dass ein gewisser Mensch, namens
Mozart in Wien, sein Drama zu einern
Operatexte gemissbraucht habe".
Zonder de opera van Mozart zou geen
sterveling thans nog weten dat ein gewisser
Mensch namens Bretzner" eens een libretto
gemaakt heeft, dat Mozart zich verwaardigd
heeft te componeeren.
De eerste opvoeiing moest herhaaldelijk
uitgesteld worden omdat men er aanvankelijk
niet in kon slagen voldoende zangkrachten
te vinden en ook omdat de italiaansche
hofkliek, beducht voor het succes van den
duitschen meester, de opvoering trachtte te
verijdelen.
Het persoonlijk ingrijpen, van keizer
Joseph II was noodig om gang achter de
instudeering te zetten en den 16en Juli 1782
kon de opvoering plaats vinden. Het succes
was zóó groot dat het werk weldra over alle
duitsche opera-tooneelen zyn zegetocht kon
ondernemen. Hoewel die Entfüorung" het
niet tot een zóó groot getal opvoeringen
heeft gebracht als Figaro" en Don Juan",
heeft zütoch steeds haar plaats op het
duitsche opera-repertoire kunnen blijven
handhaven.
Ook thans weder heeft de opvoering bij
ons een uitstekenden indruk gemaakt. Vooral
de twee personenjiie het komische element
vertegenwoordigen kweten zich voortreffelijk
van hun taak. Blondchen" werd ditmaal
vervuld door de büons thans reeds a!s uit
stekend bekende Hedwig Schacko en Pedrillo
door den eveneens voortreffelyken Schramm.
Dat beiden werkzaam zijn aan het
Frankforter Stadttheater mag men ongetwijfeld
beschouwen als een voordeel van een niet