De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 23 december pagina 10

23 december 1906 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D; No. 1539 lid der firma Dunlop en van Essen, en J. Eeysenbach, ond pres. van da Javasche Bank, tot hare commissarissen. De Banque Aux. de la .Bcmw-aand. kunnen nog.maar niet verder opwaarts gaan. En toch zou voor de teleurgestelde houders de hoop voor eenin dividend opgewekt mogen ?worden. Over 1905 bedroeg de winst bijna 7 H ton francs, waarvan 443 duizend francs voor afschrijving van de rest der vroegere verliezen en 248 duizend francs voor de verdere afschrijvingen besteed werden. Als nu over 1906 evenveel verdiend is, dan zou eenc uitkeering het gestort kapitaal be draagt ongeveer 7 millioen francs mis schien wel te verdedigen zijn. Voor de Ned. Tram begint 't waarschijnlijk te daghen. Ook de min. van Waterstaat, heeft evenals de provincie Friesland, subsidie be loofd. Voor de reorganisatie is ook de toe stemming van de obligatiehouders noodig. Velen hebben bereids hunne stukken inge leverd. Op de achterblijvers wordt nog ge wacht. A'dam/Buseum, Dond./Vrijd. D. STIGTEK. Tweeërlei standpunt. Evenals zoo dikwijls blijft ook nu de fransöhe' geest getrouw aan zich zelf, en aan zijn natuurlijken eisch van helderheid en logica. De scheiding van Kerk en Staat is sinds 11 December de wettelijke toestand, doch zooals te verwachten was, wordt die groote wijziging in de fransche maatschappelijke orde nog niet ongemerkt aanvaard gelijk eenc of andere onbedui dende administratieve wet. Er heerscht strijd en er zijn zelfs personen die feite lijkheden vreezen, ja sommigen spreken van een te verwachten burgeroorlog. Dit laatste schijnt gelukkig eene al te sombere voorspelling, maar zeker is, dat het nog tijd zal vorderen vóór de gemoederen tot rust zijn gekomen, en niet geheel zeker is het hoe dan de wettelijke toe stand zal zijn. Thans hoort men oorlogsberichten met de onvermijdelijke o verdrijving aan beide zijden. Schijnbaar is het punt in geschil hoogst onbeduidend, als bestaande in de formaliteit eener voorafgaande verklaring, dat in deze of gene kerk, gedurende een jaar, op de gebruikelijke tijden, godsdienst oefeningen zullen worden gehouden en godsdienstige plechtigheden zullen worden verricht. De politie-autoriteit die deze kennisgeving ontvangt, heeft geen verlof te verleenen, en kan dus ook niet het verlof weigeren. Het eenige, wat zij kan doen, is iemand van harentwege naar die openbare bijeenkomsten te zenden en de bijeenkomst te doen uiteen gaan, wanneer de orde er feitelijk in verstoord mag ?worden. Het is het eigenaardige van den franschen geest, dat hij aan dergelijke schijnbaar onbeduidende formaliteiten de beginselvraag weet vast te knoopen en in hare gevolgen te ontwikkelen. Wat werkelijk op dit oogenblik in Frankrijk met elkaar in botsing komt, zijn twee grondbegrippen, wier beteekenis wij niet uit het oog mogen verliezen bij het beoordeelen van den strijd. Het is gemakkelijk te zeggen : de Paus heeft Frankrijk den oorlog verklaard! Het is even gemakkelijk uit te roepen: de fransche Regeering vervolgt de roomsch-katholieke kerk! Toch is het beslist onjuist dat strijdlust, de begeerte om te vechten, bij den Paus of bij de Kegeering. de drijfveer is. Zij worden tot hunne houding gebracht door de logische ontwikkeling van hetgeen zij als den grondslag van hun zijn be schouwen. De Paus beschouwt, en kan niet anders beschouwen, de Kerk en de godsdienst in die Kerk belichaamd, als de hoeksteen van de geordende maatschappij. De Kerk bestaat door zich zelve, als instelling Gods, onafhankelijk van mensehelijke bepalingen of erkenning. Zelfs daar, waar men geen enkel kerkgebouw aan treft, waar geen priester wordt geduld, waar onder de bewoners geen enkel geloovige is, bestaat de Kerk toch, al komt haar bestaan niet tot uiting. Men kent uit de middeleeuwen het sym bool, dat de Paus de zon, de Keizer de maan is, waarmede te kennen werd g'egeven, dat de staatsmacht haar bestaan ontleent aan de goddelijke ordonnantie, en dat het staatshoofd slechts gezag heeft als afschijnsel van het kerkelijk gezag. Het is in Frankrijk den tegen woordigen Paus verweten dat hij deze leer der middel eeuwen thans nog toegedaan is. Dit zou verklaarbaar zijn, maar blijkt nog geens zins uit zijne houding. Het concordaat, dat thans door de scheidiagswet verscheurd is, ging niet uit van het symbool van 2on en maan, maar het erkende Kerk en Staat als twee, van elkaar onafhankelijke, zelfstandige machten, wier innige samenwerking het regelde in het belang van hen, die tege lijk geloovigen en burgers zijn. Die nauwe band is thans verscheurd. De Paus betreurt het, betreurt vooral dat het eene scheuring en niet eene in ge meenschappelijk overleg tot stand geko men losmaking is, doch /,ou zich daarbij kunnen neerleggen, mits het daarbij bleef. "Wat hij handhaaft, en handhaven moet, is het zelfstandig karakter van de Kerk, hare volkomen onafhankelijkheid, ook na het ophouden der concordataire samenwerking De Regeering in Frankrijk zoude wel licht niets liever wenschen dan een dus danig vrij naast elkander staan, maar zij kan zich niet losmaken van de wereld beschouwing die in den Staat de bron ziet van al het recht evenals de oorsprong van al hetgeen op zijn grondgebied be staat." De Staats vergodin g, welke niet alleen in Frankrijk heerscht, en welke zich ia allerlei vormen, van zelfopofferend patriotisme tot politiebemoeizucht, openbaart, die Staatsvergoding laat niet toe andere goden te dienen nevens hem. Eene machtige groe peering der burgers, welke onafhankelijk van den Staat zich staande houdt, welke hare regelen stelt en deze ziet naleven, welker doel het welzijn harer leden zonder eenige beperking omvat, is eene gevaar lijke mededingster voor den oppermachtigen Staat. Toch gevoelen de fransche staatslieden dat men in dezen niet al te ver moet gaan. De tijden zijn voorbij, dat men er naar streven kan bij de wet een gods dienst in te voeren, en dat men met eenige kans op slagen door eene wette lijke groepeering met ambtenaren aan de Kerk met hare geloovigen en priesters mededinging zal kunnen doen. Daarom verklaart de Staat zich bereid de Kerk ongemoeid te laten als zij zich slechts aan eenige, zoo weinig hinderlijk mogelijke bepalingen wil onderwerpen, mits in het naleven dier bepalingen eene erkenning ligt opgesloten dat de Kerk bestaat of althans zich uit met vergun ning van Staatswege. Men draait de middeleeuwsche vergelijking om. Men is bereid de Kerk haar eigen baan te laten volgen, haar eï^en leven te laten leiden, mits de Kerk erkenne dat de levensbron uit het Staatsgezag ontspruit. Ziehier de twee wereldbeschouwin gen, waartusschen geen verzoening mo gelijk is. De Kerk kan niet de oppermacht van den Staat erkennen, al kan zij zich ook zeer wel neerleggen bij maatregelen uitsluitend van openbare orde, mits niet uitgaande van het begrip dat de Kerk daardoor, al is het nog zoo weinig en slechts stilzwijgend, een verlof krijgt van den Staat. Zulke maatregelen kan zij alleen aanvaarden als deze, ook in hare grondgedachten, uitsluitend zijn ingegeven door de begeerte den geloovigen de wet tige uitoefening van hun godsdienst te verzekeren m. a. w. als het niet de Kerk is, die beschermd of toegelaten wordt, maar als het de burgers zijn, die, ook bij de vervulling van hun ee:edienst, be scherming hebben. De oplossing is dus te vinden in de vrije Kerk, in den vrijen Staat, d. w. z. in beperking van de staatsalniacht. Dat de Kerk die oplossing niet vond in de eeredienstvereenigingen is begrijpe lijk; dat men bezwaar heeft tegen de kennisgeving van den eeredienst, uit gaande van de Kerk zelve, is m. i. even zeer verklaarbaar als de afwezigheid van bezwaar tegen de kennisgeving ge daan door een of meer leeken-parochianen. Dien weg schijnt men op te gaan, doch de moeilijkheden zijn daarmede niet opgelost. Die moeilijkheden spruiten voort uit het verleden, en uit den feitelijk bestaan den toestand. Over het bezit in de doode hand en de daaraan verbonden vragen, is eene dading mogelijk. Over hetgeen de Kerk heeft als Kerk, ter uitoefening van den go Isdienst, kan zij met niemand onderhandelen. De gelden bestemd voor zielemissen, de kerken gesticht voor den eeredienst, de pastorijen gebouwd voor den dienstdoenden priester, de seminaria opgericht om in de behoefte aan priesters te voor zien, zijn geen van alle zaken, die bij eene wet aan hare natuurlijke bestem ming onttrokken kunnen worden, zoolang zij voor die bestemming nog dienstig kunnen zijn, en de behoefte er aan nog bes raat. Omdat de scheidingswet, ondanks den goeden wil van Briand, op deze laatste punten te ver gaat, heeft men overhaast eene nieuwe wet moeten voorstellen. Wordt ook hierbij aan de Kerk iets meer van haar natuurlijk recht gegeven, toch het is nog de vraag of dit voorstel in staat zal zijn zoo te worden geamen deerd en toegepast, dat het de eenige werkelijk goede oplossing geeft, eene vrijzinnige regeling waarbij de Staat niet de Kerk, en de Kerk niet den Staat zal kunnen overheerscheri, maar beide autonoom naast elkaar staan. Als de Paus, dit verkregen hebbende, zijn verzet opgeeft, zal geen onpartijdig beoordeelaar meer kunnen instemmen met de betichting der uiterste pers, die de pauselijke politiek kenschetst als ,,de politiek van een bekrompen monnik". II. L. ISI:AKI,S. Littfraire GrievBozen, 14 Dec. 1900. Aan de Redactie van het Weekblad: De Amsterdammer. Geachte Heer Rtdudetir, Veroorloof tnij ten opzichte van mijn onlangs bij den heer Van Looy verschenen bundel Litteraire Wandelingen" in uw blad te verklaren, dat het daarin opgenomen artikel Quantum mutatus ab Ulo" in het boek door een misverstand werd geplaatst, daar hetzelve fragtueul arisch is en de uitne mende verdienste van Gorters eerste tijdperk niet doet uitkomen, het dj dan allén door den titel. Het achoone, in den beginne door dezan dichter geleverd, blijve onaangetast. Ik heb de eer te zijn, UE.l.'s dw., ir.AXS ERENS. Dit is nu een uitvloeisel van het glad veroudeide klassieke taaibegrip, dat de invloed van de schrüver geweldig overschat. Als dat de taak was van de Vlaamse schrijvers, kan men gerust zeggen, dat de eeuwigheid niet lang genoag was, immers: de Vlaamse schrij vers worden door het gehele Vlaamse volk niet gelezen en als ze al gelezen worden dan ver andert de taal van het volk er toch niet door; hoogstens mag een zinsnede, een aardig pakkend rijmpje, een woord algemeen worden. Men behoeft maar a'n gedachten bij Neder land te bepalen: is het beschaafde, alge mene Nederlands een produkt van Vondel, die veel geprezen, maar weiijig gelezen werd en wordt, van Hooft, wiens klassicisme hem ver deed afstaan van z'n volk, van Huy^hens, wiens punligheid storend werkte bij het begrijpen, van Cats, die zelf de beschaafde omgangstaal van zijn tijd gebruikte, evaaals Bredero het gewone Amsterdams koos ? Hier worden oorzaak en gevolg omgekeerd. Het is het schrijftaalbegrip, dat heel een voudig en voor de hand liggend was, toen men de taal, het Latijn, eigeniik alleen van de klassieke schrijvers kende, toen men de regels van 't Latijn uit een mengelmoes van klas sieke Latijnse schrijvers haalde, en wat daar niet mee klopte voor uitzondering of fout verklaarde. Dal schrijftaal begrip is door de tegenwoordig aan-taal-doende-geleerden of in de ban gedaan, of ze zitten nog zelf te va->t aan het oude klassieke begrip om de toestand zuiver in te zien; maar de mannen van '80 in de school der klassieken, der renaissance groot gebracht, door een Dr. W. Doorenbos naar Petrarcha geleid; zij hebben het iiog in zich en het is te mooi om het zich zo maar klakkeloos te laten ontnemen; want, niet w; ar, het is altijd aangenamer invloed uit te oefenen dan dat niet te doen; men voelt zich zelf alleen gewich tiger schepsel. Maar dat gewicht kan leiden tot overschatting, zelfverblinding, afscheiding van het volk en het zou jammer zijn, als dat ook in Vlaanderen gebeurde. Mannen als Dante en Gezelle kunnen de stoot geven dat men in een bepaalde streekspraak gaat schrijven; maar pas de werk- en denkkracht door die gouw, dat gewest ontwikkeld, het verhoogde verkeer met die streek en in onze dagen het nog drukkere geestelike verkeer door de school; die faktoren beheersen in hoofdzaak de taalontwikkeling. Daarbij verdwijnt de be tekenis van de af'/:onderfike schrijvers, die toch per slot van rekening door betrek kelik weinigen gelezen worden nu wel niet geheel, maar toch grotendeels. En daar komt nog bij dat de lezer eerder in verzet komt tegen niet met z'n eigen taal overeenkomende vor men dan dat hij ze overneemt: het individu laat zich niet zo gemakkelik onderdrukken noch de enkeling, noch de verzameling van enkelingen, het volk. Aan de Vlaamse schrijvers behalve de lof als kunstenaars de eer aai. de taalontwikkeling de stoot gegeven te tiebben, omdat zij dat slambewmtziJM, wat taaloc-wustzijn is, heftiger in zich voelden en voelen. Dit werd dus niet geschreven met de be doeling om iets af te doen van de betekenis vin Streuvels of een ander van de Vlaamse schrijver?, maar om te trachten zuiverder hun betekenis te omschrijven even goed als die van onze eiger>e schrijvers, voor wie het niet overbodig is op de hoogte te blijven van de akademiese laa wetenschap, zoal? die b.v. wordt neergelegd in het Tijdschrift Taal en L tterin, dat de Nieuwe Gids vau de taal we'enschap in Nederland genoemd mag worden. Haarlem. J. B. SCHEPERS. Aan mijn Vaderland. A. A. Noske, muziek-uitgjver, Middelburg, heeft besloten BEKXARD ZWEERS, 3e fiymphonie, A.an mijn Vaderland," in druk uit te geven, en wel orkesi partituur en orkest stemmen compleet; verder, ter wille eerier algemeene verbreiding, ook een vierhandige klavierbemerking gemaakt door Jacques Presburg, oud leerling van Zweers Ook zal weldra bij hem verschijnen Gerard von Brucken Fock's geestelijk oratorium De Wederkomst van Cbristu V voor soli, dubbel koor en orkest. Inhoud van Tijdschriften. Den Gulden Winkel, No. 12: Afscheidswoord, door P. Smit Kleine. ' Chappuis en Schim mel, door F. S. IC., met 2 portr. Onze schrij vers VIII: Thérèse Hoven, door S. Hermina Croiset, met portr. Voor hoofd.. . en hart?, door Jan Ligthart, met portr. Vlinder?, door Piet Vluchtig. Keur, do >r Gerard van Eckeren; en F. Smit Kleine, met portr. B^ekenoverdaad, door Jan Feith. Snufjes, Snip pers. Leestafel. Eigen Haard, No. 51: Njoofje en Nonnie, door Louise B. B., slot. - Nederland voor honderd jaren, door generaal Wüppermann, met portret en afb. XIII. De Aanbidding der Koningen, door Jero. de Vries. De .Aanbidding der Koninaen, naar de schilderij van Vela?qnes in het Prado Mu-eum te Ma drid. Een Kerstboom, door G. M Vissering, met afh. De los ef lynx in Artis, door dr. C. Kerbert, uiet afb. Feuilleton. IJsvermaak. Bernhard Dernburi. Z. H. de Paus en Zijn staatssecretaris Merry del Val. Mgr. Montagnini. Oude muz:ekins'.rumentei'. Typisch speelgoed.. (Alles met afh ) Veronfleril taalbenrip. In een beoordeling van twee werken van Stijn Streuvels ( Weekblad v. Nederland van 16 Dec. blz. 2) schrijft Van Hulzen het vol gende: De ^ laamsche schrijvers hebbende zeer moeilijke taak om de verschillende gewestspraken tot een nieuw idioom op te bouwen, dat langzamerhand de omgangstaal zal moeten voor geheel Nederlandsch België." De Belofte. Naar lift DwUch, van J. BRAM. Mevrouw Lisbeth Vorstenberg wildo be paald niet hertrouwen nooit, nooit, nooit! Te "sterk was voor altijd in hpar geworteld de herinnering aan het diepe, buitengewone geluk met haar ernstigen, lijogevoeligen echt genoot. Aan die herinnering wilde zij zich geheel wijden daartoe was de belofte niet eens noodig gesreest. En toch, de belofte was haar een krachtige steun, een band met het geheim zinnige land aan gene zijde van het graf. De belofie alleen maakte haar op vele dagen en uren het leven dragelijk. Niet ie iereen kon dat begrijpf-n. Zelfs Marianne Wittcnlohe niet. Die WAS zeker te realistisch, te sarcastisch voor zulke lijne gevoelschakeeringen en bovendien was zij nooit getrouwd geweest. Toch moest mevrouw Lisbeth haar telkens en telkens weer het verhaal doen van dat beerlijk-plechtige uur, waarin zij raar echt genoot de belofte had gedaan, uit vrije beweging en van gan^cher harte. Nooit zou nu het noodlot hen geheel en al van elkaar kunnen rukken de belofte had haar nog maals, en nu voor eeuwig, tot bruid van haar echtgenoot gemaakt. En zij gevoelde een oprechten afkeer voor die vrouwen, die de aarde op het graf van haar echtgenoot door middel van een waaier trachten droog te krijgen, zooals zij eena in een Chineesche sage had gelezen. Zij las tegen woordig veel. Dan lag zij op een chaiselongue tegenover haar herinneringsmuseum; en als zij over iets nadacht, of het gelezene met baar eigen ondervinding vergeleek, keek zij altijd weer naar de portretten, die daar, tel kens twee aan twee in n lijst, tegenover haar stonden. Het waïeen voortdurende herhaling van hetzelfde thema Franz Ridolf en zij, Franz Rudolf als student, Lisbeth als bakvisch in een matrozenjurk en met loshangend haar dan portretten uit hun engagementstijd, ein delijk het laatste portret van h»n beiden tijdens hun huwelijk gemaakt. Geen andere toon verstoorde het duet. Kn een avondzonaestraal van weemoedig geluk scheen nog dikwijls uit al die souvenirs tot haar door te dringen. Ja, Marianne kon dat nu eenmaal niet begrijpen. Zij was zoo sceptisch, en soms ook wel eens een beetje lastig precies. Ja, eens had zij zelfs beweerd, dat zij eigenlijk niet wijs kon worden uit süe belofie van Lisbeth, die nam in haar verhalen telkens weer een anderen vorm aan. 't Is waar, toen de jaren voorbijgingen een, twee, drie jaar ruaakte de wereld het een jonge, m ;oie, niet geheel onbemid delde weduwe soms moeilijk genoeg, steeds aan de belofte te denken En zoo was het toch zeker ook nooit gemeend geweest haar lieve, beste Franz Rudolf had haar natuurlijk niet van Je wereld willen afzon deren hij, die haar juist altijd zoo graag vrooltjk en opgerekt had gezien. Zij behoefde immers niet als een non te Itven, of als een Indische weduwe. 't Was alleen maar vervelend dat Marianne de kern van de zaak, het wederzien in een andere wereld, zoo opvatte. Och, Lisbeth Vorstenberg had haar eigenlijk maar liever niets moeten vertellen, zij had toch niet het ware begrip vóór mevrouw Ligbeths innerlijken strijd. Na het derde jaar van haar weduwstaat sprak Lisbeth niet meer over de belofte. En het was heel tactloos van Marianne, er weer over te beginnen. Toen, plotseling, ondervond de arme Lis beth ten groote, groote teleurstelling. Het aandenken aan Frans Rudolf steeg nog een maal op als een phoenix uit de asch; ook de belofte kwam uit allerlei neveligheid nog eenmaal oprijzen. 't Is waar, 't was nog slechts een bleeke bloesem een laatste ontluiker nauwe lijks meer een belofte te noemen, niet meer dan een schim, een schaduw van een belofte, een kleur- en genrloos iets ... In 'l volgende voorjaar, toen de seringen bloeiden en de gouden regen mevrouw L'sbeth's kamer vulde met gulden glans, werd er in haar woning dikwijle een krachtige stem gehoord, een lachende mannestem, die een teerschzuchtigen klauk trachtte te onderdruk ken. Een van die stemmen, die altijd en overal eiken anderen toon overstemmen. Marianne WitleiUohe was zoo vriendelijk, zich niet al te verbaasd te toonen over de aankondiging van mevrouw Lisbeth Vorstcnbtrg's verloving, 't Kan zijn, dat zij nog aan de belofte dacht, mat'r /.ij sprak er in elk geval niet meer over. En tot belooning bteloot Lisbeth baar als huisvriendin en echo van haar geluk ook m«e te nemen in het huishouden van dr. Roland. Natuurlijk bracht Lisbeth al haar bezittin gen mee in het huishouden van dr. Roland. Want een huishouden bezat hij, daar er al eens eene andere mevrouw Ruland was geweest. Toen Marianne voor het eerst het jorge huwelijk met alles wat erbij behoorde in oogenschouw kwam nemen, trof het haar, hoe weinig daarin te vindt-n was van de voormalige Lisbeth Vorstenberg. Hoewel elk meubelstuk van vroeger er weer was, scheen alles toch zoo nieuw, zoo anders zoo geaeel en uitsluitend dokter Roland. Dokter Roland in de inrichting der kamers, dokter Roland en de rang^caikking van schilderijen en snuisterijen, dokter Roland in Lnbeth's woorden en gedachten. De man scheen aU geschapen, om overal een breed spoor achter te laten. Lisbeth was geheel en al mevrouw Roland geworden. Niets meer was in baar over gebleven van verlangen naar een teer, fijn gemk, taar een onuitgesproken elkaar begrijpen. Ten slotte werd zij aangedaan en senti menteel van overvloeiende bevrediging. Och, Marianne, weet je nog wel ? Hoe dikwijls heb ik in dezen stoel gezeten, en met je gepraat over oude tijden! Wat was ik toch ongelukkig, vóórdat ik mijn Heinz leerde kennen !" O, ja, Lisbeth toen wel Maar vroeger ." Altijd, Marianne, altijd. Nu ja, in mijn eerste huwelijk waf ik niet bepaald ongeluk kig. Maar 't is toch een verschil als tu.-gct.en schemering en vol daglicht. En al die n're gedachten en ideeën zijn ook weg voor goed op de vlucht gejaagd. Och, Maiianne, wat is het toch een geluk een man ie hebben zooals Heinz sterk, zelfbewust, een per soonlijkheid. Ik heb geheel afgedaan met oude tijden, alleen het tegenwoordige leeft voor mij." L'sbeth !" riep dokter Roland's -tem buiten de kamer. Zelfbewust, zelf/.uchtig klonk zij in Marianne's ooren. Doch L'nbeth sprong met een onderdrukten juichkreet op, en vloog de kamer uit. Marianne liep peinzend rind door Lisbeth's nieuw tehuis. Bij de schrijftafel bleef zij stil staan. Daar stonden nog de zelfde groote portretlijsten, die bij Lisbeth Vorstenberg hadden gestaan. Maar daaiin... Marianne Wittenlohe trad wat naderbij. En toen begon zij te lachen, te lachen, te lachen... Daar was Lisbeth als bakvisch met loshangend haar en dokter P.o'and als stu dent. Lisbeth Vorstenberg de Lisbeth uit haar eerste huwelijk en dokter Roland, zooals hij er waarschijnlijk tijdens zijn eerste huwelijk had uitgezien. Fn dan een paar nieuwe portretten Lisbtth en dokter Roland samen een. twee, drie opnamen, allerlei verliefde dwaasheden van hun huwe lijksreis waren dair vereeuwigd. Marianne bloosde. En dan, daar, een beetje ach teraf, Franz Rudolf Vorstenberg, in n lijst met een lief teer vrouwtje. Marianne herkende haar, als dokter llolands overleden vrouw... Nu behoefde hij niet meer eenzaam te wachten in het hiernamaals. Evenals de Mor monen zich laten huwen met een gezellin voor den hemel, zoo had Lisbeth symbolisch voor Franz Rudolf gezorgd had hem voor zien van een nieuwe, geestelijke echtgenoote.. Daar kwam zij binnen, naïef glimlachend, overgeiukkig. De belofie was voor haar vervuld, zonder een spoor na te laten. MllllllmIMIlllllMIIIIIHMMIIIIIIIIMIMIIMIIMIIIIIIhh'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK . 3e Jaargang. 23 December 1906. Red.: C. H. BROEKKAMP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. Oplossing (solution) van het eindspel (du fin de partie) No. 74, par C. H. Broekkamp. Wit 27-22 , 22-17 .18-40 .40-49 uw. 43-bk>*, ay.'ll A, li-JBÜ. U. IJ, lti-2 K F,~ 4i)3s ? 1-7- '38 enz.l -J6G, Ib 2, ,. . 35 8 . 8 12 enz! G 27 , 7:45, . 49 44. 16, 6-11 ' F 16-11, li:5U, fcll-45, .49 21, 21-12 enz.! . E 16-7 , 7:45, _?. 40 44.-L 6 enz, als bij Fr D 11-0 01 Zo, ?:4V , 40-45 enz.l C T~, ' , 40 35 enz, als in honfdv.l B U 2 , ,. , 18 40. 40-44. 6-1 en?.! A 39 : , O-i», 20:50, * Bij elke andere zet wint wit met 4 stukken? Bovenstaand eindspel is goed opgelost door: L. J. Content, A. D. Querido, K. C. de Jonge, J. Swart,D. Tates>, A'dam; K. Bouwes, N. Bouwee, D. Kikke, Edam; J. Luteijn, Groede; W... van Daalen, Haarlem; J. Forrgens, Helder. UIT DE DAMWERELD. Dezer dagen is te Zaandam, in de damclub de Vriendschap,' de onderlinge wedstrijd ge indigd. Het resultaat is als volgt: Ie klaeser Ie prijs, de heer K. Slagter, met 19 van de 20 te behalen punten. Voorts behaalden de beeren Jb. R;s, 2e pr. met 14 p ; J. van Daalen,, C. Hangelaar en J. Rem, 3e, 4e en 5e pr., ex aequo met 11 p ; A. Vink, 6e pr. met 10 p. 2e klisse: Ie prijf, de heer H. C. Winters, met 22 van de 21 te behalen punten. Voorts be haalden de heeren Van der Stad. 2e pr. met 20 p ; W. Pel en A. Marp, 3e en 4e pr. ex aequo met 15 p.; C. Kooreman, 5e pr. met 14 p.; N. D. Peereboom, 6e pr. met 11 p.; K. Kunst en H. Schoone, 7e pr. ex aequo met 10 p., bij loting aan te wijzen. De premie, aar,geboden door de redactie vart de damrubriek, voor dengene die in deze wed strijd de minste partijen verliest, wt rd op schit terende wijze behaald door den heer Slagtar, met slechts l verl. p. (l remise van de 10 gesp. p.) Zijn grootste concurent was de heer Win ter, die in de 2e klas slechts 2 verlies p. kreeg van de 12 gesp. p. De uitreiking der prijzen zal den 2e Kersdag, namiddags 5 ure, plaats hebben in het uit betalingsgebouw aldaar, terwijl ter opluiste ring van deze gezellige bijeenkomst, de kam pioen van de Vriendschap," de heer Sisgter, een Sémultaan Séance zal geven voor de leden van genoemde Vereeniging. Te Lyon (Fr.) ia Zondag 16 December, eengewestelijk concours geopend. Het aantal deelnemers is, evenals vorige jaren, buiten gewoon groot, terwijl in verschillende klas sen wordt gespeeld. NATIONALE CORRESP. WEDSTRIJD. Bovengenoemde wedstrijd is heden geëin digd. Wij geven d3 vo'gende week hiervan volledigen uitslag. De gewestelijke wedstrijd, 9 November 1.1» te Haren uitgeschreven, werd 14 December j.l. afgespeeld. Respectievelijk traden uit het strijdperk de heeren F. C. Hemmes, Haren;: Alb. Toxo[éus. Groningen; F. Omelin Mariecha1, Martenshoek, tn P. Steenhuis, Gronin gen.De prijzen bestonden uit kunstvoorwerpen. In dezen wedstrijd werd door een der spelers een prachtige combinatie in 9 tempo's uitgevoerd, welke wij spoedig in onze rubriek hopen op te nemen' Met groote belangstel ling werden de partijen door de toeschouwers gevolgd. In het interessant concours te Marseille werd Vrijdag 21 December de handicap afge speeld. Bij het ter perse gaan van dit bericht,. was de einduitslag ons no^ niet volledig bekend. De volgende week zullen wij de£e nader uiteen etten. Vermoedelijk is de strijd beslist ttisschen de heeren Joufret en Garoute, terwijl Rapbrcël, Geva en Renoux zeer nabij. kwamen. Zaterdag 22 December is de strijd om het championnat begonnen. Fezezal vermoedelijk 31 Januari e.k. eindigen. Hieraan nemen uitsluitend hoofdklasse spelers deel. Vervolg parlij No. M. (zie rubriek van 16December 1.1.). 43.23 1811) 3 8! 52.41 3(i 16 21 44. 48 42 12) 30 25!! 58. 34 k9 14 20 45. 40 34 35 40! 54 29 23 20 24! 40 43 3013)40.2!» 55. 18 13 8:1!) 47.3931! 29:40 50. 23: 14 2430 48 45:34 17 21 57. 14 !) 30 34 49.378214) 711! 58. 9 3 3439'! 50. 4ii 41 11 l G! 59. 3:26 39 4311 51. 32 28 15, 21 27 Remise. 11) Nog was het beter deze schijf telatea staan, omdat hij min of meer de schijf op 14 vasthoudt. Wit moest trachten het gevaar van schijf 30 weg te nemen, met 40 35, z 30-34, w 37-32 enz. Hierdoor houdt zwart wel twee schijven vast met de schijf op 34, hetgeen door de verkeerde aft uilinfr niet meer verhin^ derd kan vorder, maar wit kan dit toelaten wegens de hetere stelling, dien hij inneemt. 12) VrYj wel gedwongen maar niet afdoende. 13) Wit hejft dit gevaar te veel onderschat. Thans moet hij de gewonnen schijf weder teruggeven, terwijl het beter was met twee schijven de zwarte schijf sast te houden, zooals hierboven reeds is aangegeven. 14) Een zwakke voortzetting. 37-31 was daartegenover een beste zet, en zou de winst stelling wellicht nog kunnen voortbrengen. 15) De beste. Met elke andere zet kan zwart zich onmiddellijk van de remise verzekeren. Deze partij is in de opening correct ge speeld. Verder heeft wit zich krachtig ge toond in het middecspel terwijl in het eindspel zwart zich weder prachtig heeft verdedigd. Wij zien zulks meermalen gebeu ren,en schrijven dit toe.aan het niet voldoende? waardeeren van een reedj behaald voordeelCORRESPONDENTIt-WEDSRIJD. Partij No. 33, E opgegeven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl