Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D;
No. 1539
lid der firma Dunlop en van Essen, en J.
Eeysenbach, ond pres. van da Javasche Bank,
tot hare commissarissen.
De Banque Aux. de la .Bcmw-aand. kunnen
nog.maar niet verder opwaarts gaan. En
toch zou voor de teleurgestelde houders de
hoop voor eenin dividend opgewekt mogen
?worden. Over 1905 bedroeg de winst bijna
7 H ton francs, waarvan 443 duizend francs
voor afschrijving van de rest der vroegere
verliezen en 248 duizend francs voor de
verdere afschrijvingen besteed werden. Als nu
over 1906 evenveel verdiend is, dan zou
eenc uitkeering het gestort kapitaal be
draagt ongeveer 7 millioen francs mis
schien wel te verdedigen zijn.
Voor de Ned. Tram begint 't waarschijnlijk
te daghen. Ook de min. van Waterstaat, heeft
evenals de provincie Friesland, subsidie be
loofd. Voor de reorganisatie is ook de toe
stemming van de obligatiehouders noodig.
Velen hebben bereids hunne stukken inge
leverd. Op de achterblijvers wordt nog ge
wacht.
A'dam/Buseum, Dond./Vrijd. D. STIGTEK.
Tweeërlei standpunt.
Evenals zoo dikwijls blijft ook nu de
fransöhe' geest getrouw aan zich zelf, en
aan zijn natuurlijken eisch van helderheid
en logica. De scheiding van Kerk en
Staat is sinds 11 December de wettelijke
toestand, doch zooals te verwachten was,
wordt die groote wijziging in de fransche
maatschappelijke orde nog niet ongemerkt
aanvaard gelijk eenc of andere onbedui
dende administratieve wet. Er heerscht
strijd en er zijn zelfs personen die feite
lijkheden vreezen, ja sommigen spreken
van een te verwachten burgeroorlog.
Dit laatste schijnt gelukkig eene al te
sombere voorspelling, maar zeker is, dat het
nog tijd zal vorderen vóór de gemoederen
tot rust zijn gekomen, en niet geheel
zeker is het hoe dan de wettelijke toe
stand zal zijn.
Thans hoort men oorlogsberichten met
de onvermijdelijke o verdrijving aan beide
zijden. Schijnbaar is het punt in geschil
hoogst onbeduidend, als bestaande in de
formaliteit eener voorafgaande verklaring,
dat in deze of gene kerk, gedurende een
jaar, op de gebruikelijke tijden, godsdienst
oefeningen zullen worden gehouden en
godsdienstige plechtigheden zullen worden
verricht. De politie-autoriteit die deze
kennisgeving ontvangt, heeft geen verlof
te verleenen, en kan dus ook niet het
verlof weigeren. Het eenige, wat zij kan
doen, is iemand van harentwege naar die
openbare bijeenkomsten te zenden en de
bijeenkomst te doen uiteen gaan, wanneer
de orde er feitelijk in verstoord mag
?worden.
Het is het eigenaardige van den
franschen geest, dat hij aan dergelijke
schijnbaar onbeduidende formaliteiten de
beginselvraag weet vast te knoopen en
in hare gevolgen te ontwikkelen. Wat
werkelijk op dit oogenblik in Frankrijk
met elkaar in botsing komt, zijn twee
grondbegrippen, wier beteekenis wij niet
uit het oog mogen verliezen bij het
beoordeelen van den strijd.
Het is gemakkelijk te zeggen : de Paus
heeft Frankrijk den oorlog verklaard!
Het is even gemakkelijk uit te roepen:
de fransche Regeering vervolgt de
roomsch-katholieke kerk! Toch is het
beslist onjuist dat strijdlust, de begeerte
om te vechten, bij den Paus of bij de
Kegeering. de drijfveer is. Zij worden
tot hunne houding gebracht door de
logische ontwikkeling van hetgeen zij
als den grondslag van hun zijn be
schouwen.
De Paus beschouwt, en kan niet anders
beschouwen, de Kerk en de godsdienst
in die Kerk belichaamd, als de hoeksteen
van de geordende maatschappij. De Kerk
bestaat door zich zelve, als instelling
Gods, onafhankelijk van mensehelijke
bepalingen of erkenning. Zelfs daar,
waar men geen enkel kerkgebouw aan
treft, waar geen priester wordt geduld,
waar onder de bewoners geen enkel
geloovige is, bestaat de Kerk toch, al komt
haar bestaan niet tot uiting.
Men kent uit de middeleeuwen het sym
bool, dat de Paus de zon, de Keizer de maan
is, waarmede te kennen werd g'egeven,
dat de staatsmacht haar bestaan ontleent
aan de goddelijke ordonnantie, en dat
het staatshoofd slechts gezag heeft als
afschijnsel van het kerkelijk gezag. Het
is in Frankrijk den tegen woordigen Paus
verweten dat hij deze leer der middel
eeuwen thans nog toegedaan is. Dit zou
verklaarbaar zijn, maar blijkt nog geens
zins uit zijne houding.
Het concordaat, dat thans door de
scheidiagswet verscheurd is, ging niet
uit van het symbool van 2on en maan,
maar het erkende Kerk en Staat als twee,
van elkaar onafhankelijke, zelfstandige
machten, wier innige samenwerking het
regelde in het belang van hen, die tege
lijk geloovigen en burgers zijn. Die
nauwe band is thans verscheurd. De
Paus betreurt het, betreurt vooral dat
het eene scheuring en niet eene in ge
meenschappelijk overleg tot stand geko
men losmaking is, doch /,ou zich daarbij
kunnen neerleggen, mits het daarbij bleef.
"Wat hij handhaaft, en handhaven
moet, is het zelfstandig karakter van de
Kerk, hare volkomen onafhankelijkheid,
ook na het ophouden der concordataire
samenwerking
De Regeering in Frankrijk zoude wel
licht niets liever wenschen dan een dus
danig vrij naast elkander staan, maar zij
kan zich niet losmaken van de wereld
beschouwing die in den Staat de bron
ziet van al het recht evenals de oorsprong
van al hetgeen op zijn grondgebied be
staat."
De Staats vergodin g, welke niet alleen in
Frankrijk heerscht, en welke zich ia allerlei
vormen, van zelfopofferend patriotisme tot
politiebemoeizucht, openbaart, die
Staatsvergoding laat niet toe andere goden te
dienen nevens hem. Eene machtige groe
peering der burgers, welke onafhankelijk
van den Staat zich staande houdt, welke
hare regelen stelt en deze ziet naleven,
welker doel het welzijn harer leden zonder
eenige beperking omvat, is eene gevaar
lijke mededingster voor den
oppermachtigen Staat.
Toch gevoelen de fransche staatslieden
dat men in dezen niet al te ver moet
gaan. De tijden zijn voorbij, dat men er
naar streven kan bij de wet een gods
dienst in te voeren, en dat men met
eenige kans op slagen door eene wette
lijke groepeering met ambtenaren aan
de Kerk met hare geloovigen en priesters
mededinging zal kunnen doen.
Daarom verklaart de Staat zich bereid
de Kerk ongemoeid te laten als zij zich
slechts aan eenige, zoo weinig hinderlijk
mogelijke bepalingen wil onderwerpen,
mits in het naleven dier bepalingen eene
erkenning ligt opgesloten dat de Kerk
bestaat of althans zich uit met vergun
ning van Staatswege. Men draait de
middeleeuwsche vergelijking om. Men is
bereid de Kerk haar eigen baan te laten
volgen, haar eï^en leven te laten leiden,
mits de Kerk erkenne dat de levensbron
uit het Staatsgezag ontspruit.
Ziehier de twee wereldbeschouwin
gen, waartusschen geen verzoening mo
gelijk is. De Kerk kan niet de oppermacht
van den Staat erkennen, al kan zij zich
ook zeer wel neerleggen bij maatregelen
uitsluitend van openbare orde, mits niet
uitgaande van het begrip dat de Kerk
daardoor, al is het nog zoo weinig en
slechts stilzwijgend, een verlof krijgt van
den Staat. Zulke maatregelen kan zij
alleen aanvaarden als deze, ook in hare
grondgedachten, uitsluitend zijn ingegeven
door de begeerte den geloovigen de wet
tige uitoefening van hun godsdienst te
verzekeren m. a. w. als het niet de Kerk
is, die beschermd of toegelaten wordt,
maar als het de burgers zijn, die, ook bij
de vervulling van hun ee:edienst, be
scherming hebben.
De oplossing is dus te vinden in de
vrije Kerk, in den vrijen Staat, d. w. z.
in beperking van de staatsalniacht.
Dat de Kerk die oplossing niet vond
in de eeredienstvereenigingen is begrijpe
lijk; dat men bezwaar heeft tegen de
kennisgeving van den eeredienst, uit
gaande van de Kerk zelve, is m. i. even
zeer verklaarbaar als de afwezigheid
van bezwaar tegen de kennisgeving ge
daan door een of meer leeken-parochianen.
Dien weg schijnt men op te gaan, doch
de moeilijkheden zijn daarmede niet
opgelost.
Die moeilijkheden spruiten voort uit
het verleden, en uit den feitelijk bestaan
den toestand. Over het bezit in de doode
hand en de daaraan verbonden vragen,
is eene dading mogelijk. Over hetgeen
de Kerk heeft als Kerk, ter uitoefening
van den go Isdienst, kan zij met niemand
onderhandelen.
De gelden bestemd voor zielemissen,
de kerken gesticht voor den eeredienst,
de pastorijen gebouwd voor den
dienstdoenden priester, de seminaria opgericht
om in de behoefte aan priesters te voor
zien, zijn geen van alle zaken, die bij
eene wet aan hare natuurlijke bestem
ming onttrokken kunnen worden, zoolang
zij voor die bestemming nog dienstig
kunnen zijn, en de behoefte er aan nog
bes raat.
Omdat de scheidingswet, ondanks den
goeden wil van Briand, op deze laatste
punten te ver gaat, heeft men overhaast
eene nieuwe wet moeten voorstellen.
Wordt ook hierbij aan de Kerk iets meer
van haar natuurlijk recht gegeven, toch
het is nog de vraag of dit voorstel in
staat zal zijn zoo te worden geamen
deerd en toegepast, dat het de eenige
werkelijk goede oplossing geeft, eene
vrijzinnige regeling waarbij de Staat
niet de Kerk, en de Kerk niet den Staat
zal kunnen overheerscheri, maar beide
autonoom naast elkaar staan.
Als de Paus, dit verkregen hebbende,
zijn verzet opgeeft, zal geen onpartijdig
beoordeelaar meer kunnen instemmen
met de betichting der uiterste pers, die
de pauselijke politiek kenschetst als ,,de
politiek van een bekrompen monnik".
II. L. ISI:AKI,S.
Littfraire
GrievBozen, 14 Dec. 1900.
Aan de Redactie van het Weekblad:
De Amsterdammer.
Geachte Heer Rtdudetir,
Veroorloof tnij ten opzichte van mijn
onlangs bij den heer Van Looy verschenen
bundel Litteraire Wandelingen" in uw blad
te verklaren, dat het daarin opgenomen
artikel Quantum mutatus ab Ulo" in het
boek door een misverstand werd geplaatst,
daar hetzelve fragtueul arisch is en de uitne
mende verdienste van Gorters eerste tijdperk
niet doet uitkomen, het dj dan allén door
den titel. Het achoone, in den beginne door
dezan dichter geleverd, blijve onaangetast.
Ik heb de eer te zijn,
UE.l.'s dw.,
ir.AXS ERENS.
Dit is nu een uitvloeisel van het glad
veroudeide klassieke taaibegrip, dat de invloed
van de schrüver geweldig overschat. Als dat
de taak was van de Vlaamse schrijvers, kan
men gerust zeggen, dat de eeuwigheid niet
lang genoag was, immers: de Vlaamse schrij
vers worden door het gehele Vlaamse volk niet
gelezen en als ze al gelezen worden dan ver
andert de taal van het volk er toch niet
door; hoogstens mag een zinsnede, een aardig
pakkend rijmpje, een woord algemeen worden.
Men behoeft maar a'n gedachten bij Neder
land te bepalen: is het beschaafde, alge
mene Nederlands een produkt van Vondel,
die veel geprezen, maar weiijig gelezen werd
en wordt, van Hooft, wiens klassicisme hem
ver deed afstaan van z'n volk, van Huy^hens,
wiens punligheid storend werkte bij het
begrijpen, van Cats, die zelf de beschaafde
omgangstaal van zijn tijd gebruikte, evaaals
Bredero het gewone Amsterdams koos ?
Hier worden oorzaak en gevolg omgekeerd.
Het is het schrijftaalbegrip, dat heel een
voudig en voor de hand liggend was, toen
men de taal, het Latijn, eigeniik alleen van de
klassieke schrijvers kende, toen men de regels
van 't Latijn uit een mengelmoes van klas
sieke Latijnse schrijvers haalde, en wat daar
niet mee klopte voor uitzondering of fout
verklaarde.
Dal schrijftaal begrip is door de tegenwoordig
aan-taal-doende-geleerden of in de ban gedaan,
of ze zitten nog zelf te va->t aan het oude
klassieke begrip om de toestand zuiver in
te zien; maar de mannen van '80 in de school
der klassieken, der renaissance groot gebracht,
door een Dr. W. Doorenbos naar Petrarcha
geleid; zij hebben het iiog in zich en het is
te mooi om het zich zo maar klakkeloos te
laten ontnemen; want, niet w; ar, het is altijd
aangenamer invloed uit te oefenen dan dat niet
te doen; men voelt zich zelf alleen gewich
tiger schepsel. Maar dat gewicht kan leiden
tot overschatting, zelfverblinding, afscheiding
van het volk en het zou jammer zijn, als dat
ook in Vlaanderen gebeurde. Mannen als Dante
en Gezelle kunnen de stoot geven dat men
in een bepaalde streekspraak gaat schrijven;
maar pas de werk- en denkkracht door die
gouw, dat gewest ontwikkeld, het verhoogde
verkeer met die streek en in onze dagen het
nog drukkere geestelike verkeer door de
school; die faktoren beheersen in hoofdzaak
de taalontwikkeling. Daarbij verdwijnt de be
tekenis van de af'/:onderfike schrijvers, die
toch per slot van rekening door betrek kelik
weinigen gelezen worden nu wel niet geheel,
maar toch grotendeels. En daar komt nog
bij dat de lezer eerder in verzet komt tegen
niet met z'n eigen taal overeenkomende vor
men dan dat hij ze overneemt: het individu
laat zich niet zo gemakkelik onderdrukken
noch de enkeling, noch de verzameling van
enkelingen, het volk.
Aan de Vlaamse schrijvers behalve de lof
als kunstenaars de eer aai. de taalontwikkeling
de stoot gegeven te tiebben, omdat zij dat
slambewmtziJM, wat taaloc-wustzijn is, heftiger
in zich voelden en voelen.
Dit werd dus niet geschreven met de be
doeling om iets af te doen van de betekenis
vin Streuvels of een ander van de Vlaamse
schrijver?, maar om te trachten zuiverder hun
betekenis te omschrijven even goed als die
van onze eiger>e schrijvers, voor wie het niet
overbodig is op de hoogte te blijven van de
akademiese laa wetenschap, zoal? die b.v.
wordt neergelegd in het Tijdschrift Taal en
L tterin, dat de Nieuwe Gids vau de taal
we'enschap in Nederland genoemd mag worden.
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
Aan mijn Vaderland.
A. A. Noske, muziek-uitgjver, Middelburg,
heeft besloten BEKXARD ZWEERS, 3e fiymphonie,
A.an mijn Vaderland," in druk uit te geven,
en wel orkesi partituur en orkest stemmen
compleet; verder, ter wille eerier algemeene
verbreiding, ook een vierhandige
klavierbemerking gemaakt door Jacques Presburg,
oud leerling van Zweers
Ook zal weldra bij hem verschijnen Gerard
von Brucken Fock's geestelijk oratorium De
Wederkomst van Cbristu V voor soli, dubbel
koor en orkest.
Inhoud van Tijdschriften.
Den Gulden Winkel, No. 12: Afscheidswoord,
door P. Smit Kleine. ' Chappuis en Schim
mel, door F. S. IC., met 2 portr. Onze schrij
vers VIII: Thérèse Hoven, door S. Hermina
Croiset, met portr. Voor hoofd.. . en hart?,
door Jan Ligthart, met portr. Vlinder?, door
Piet Vluchtig. Keur, do >r Gerard van
Eckeren; en F. Smit Kleine, met portr.
B^ekenoverdaad, door Jan Feith. Snufjes, Snip
pers. Leestafel.
Eigen Haard, No. 51: Njoofje en Nonnie,
door Louise B. B., slot. - Nederland voor
honderd jaren, door generaal Wüppermann,
met portret en afb. XIII. De Aanbidding
der Koningen, door Jero. de Vries. De
.Aanbidding der Koninaen, naar de schilderij
van Vela?qnes in het Prado Mu-eum te Ma
drid. Een Kerstboom, door G. M Vissering,
met afh. De los ef lynx in Artis, door
dr. C. Kerbert, uiet afb. Feuilleton.
IJsvermaak. Bernhard Dernburi. Z. H.
de Paus en Zijn staatssecretaris Merry del
Val. Mgr. Montagnini. Oude
muz:ekins'.rumentei'. Typisch speelgoed.. (Alles
met afh )
Veronfleril taalbenrip.
In een beoordeling van twee werken van
Stijn Streuvels ( Weekblad v. Nederland van
16 Dec. blz. 2) schrijft Van Hulzen het vol
gende: De ^ laamsche schrijvers hebbende
zeer moeilijke taak om de verschillende
gewestspraken tot een nieuw idioom op te
bouwen, dat langzamerhand de omgangstaal
zal moeten voor geheel Nederlandsch België."
De Belofte.
Naar lift DwUch, van J. BRAM.
Mevrouw Lisbeth Vorstenberg wildo be
paald niet hertrouwen nooit, nooit, nooit!
Te "sterk was voor altijd in hpar geworteld
de herinnering aan het diepe, buitengewone
geluk met haar ernstigen, lijogevoeligen echt
genoot.
Aan die herinnering wilde zij zich geheel
wijden daartoe was de belofte niet eens
noodig gesreest. En toch, de belofte was haar
een krachtige steun, een band met het geheim
zinnige land aan gene zijde van het graf. De
belofie alleen maakte haar op vele dagen en
uren het leven dragelijk.
Niet ie iereen kon dat begrijpf-n. Zelfs
Marianne Wittcnlohe niet. Die WAS zeker te
realistisch, te sarcastisch voor zulke lijne
gevoelschakeeringen en bovendien was zij
nooit getrouwd geweest.
Toch moest mevrouw Lisbeth haar telkens
en telkens weer het verhaal doen van dat
beerlijk-plechtige uur, waarin zij raar echt
genoot de belofte had gedaan, uit vrije
beweging en van gan^cher harte. Nooit zou
nu het noodlot hen geheel en al van elkaar
kunnen rukken de belofte had haar nog
maals, en nu voor eeuwig, tot bruid van haar
echtgenoot gemaakt.
En zij gevoelde een oprechten afkeer voor
die vrouwen, die de aarde op het graf van
haar echtgenoot door middel van een waaier
trachten droog te krijgen, zooals zij eena in
een Chineesche sage had gelezen. Zij las tegen
woordig veel. Dan lag zij op een
chaiselongue tegenover haar herinneringsmuseum;
en als zij over iets nadacht, of het gelezene
met baar eigen ondervinding vergeleek, keek
zij altijd weer naar de portretten, die daar, tel
kens twee aan twee in n lijst, tegenover haar
stonden.
Het waïeen voortdurende herhaling van
hetzelfde thema Franz Ridolf en zij, Franz
Rudolf als student, Lisbeth als bakvisch in
een matrozenjurk en met loshangend haar
dan portretten uit hun engagementstijd, ein
delijk het laatste portret van h»n beiden
tijdens hun huwelijk gemaakt. Geen andere
toon verstoorde het duet. Kn een
avondzonaestraal van weemoedig geluk scheen nog
dikwijls uit al die souvenirs tot haar door
te dringen.
Ja, Marianne kon dat nu eenmaal niet
begrijpen. Zij was zoo sceptisch, en soms
ook wel eens een beetje lastig precies. Ja,
eens had zij zelfs beweerd, dat zij eigenlijk
niet wijs kon worden uit süe belofie van
Lisbeth, die nam in haar verhalen telkens
weer een anderen vorm aan.
't Is waar, toen de jaren voorbijgingen
een, twee, drie jaar ruaakte de wereld
het een jonge, m ;oie, niet geheel onbemid
delde weduwe soms moeilijk genoeg, steeds
aan de belofte te denken En zoo was het
toch zeker ook nooit gemeend geweest
haar lieve, beste Franz Rudolf had haar
natuurlijk niet van Je wereld willen afzon
deren hij, die haar juist altijd zoo graag
vrooltjk en opgerekt had gezien. Zij behoefde
immers niet als een non te Itven, of als een
Indische weduwe.
't Was alleen maar vervelend dat Marianne
de kern van de zaak, het wederzien in een
andere wereld, zoo opvatte. Och, Lisbeth
Vorstenberg had haar eigenlijk maar liever
niets moeten vertellen, zij had toch niet
het ware begrip vóór mevrouw Ligbeths
innerlijken strijd.
Na het derde jaar van haar weduwstaat
sprak Lisbeth niet meer over de belofte. En
het was heel tactloos van Marianne, er weer
over te beginnen.
Toen, plotseling, ondervond de arme Lis
beth ten groote, groote teleurstelling. Het
aandenken aan Frans Rudolf steeg nog een
maal op als een phoenix uit de asch; ook de
belofte kwam uit allerlei neveligheid nog
eenmaal oprijzen.
't Is waar, 't was nog slechts een bleeke
bloesem een laatste ontluiker nauwe
lijks meer een belofte te noemen, niet
meer dan een schim, een schaduw van een
belofte, een kleur- en genrloos iets ...
In 'l volgende voorjaar, toen de seringen
bloeiden en de gouden regen mevrouw
L'sbeth's kamer vulde met gulden glans, werd
er in haar woning dikwijle een krachtige stem
gehoord, een lachende mannestem, die een
teerschzuchtigen klauk trachtte te onderdruk
ken. Een van die stemmen, die altijd en overal
eiken anderen toon overstemmen.
Marianne WitleiUohe was zoo vriendelijk,
zich niet al te verbaasd te toonen over de
aankondiging van mevrouw Lisbeth
Vorstcnbtrg's verloving, 't Kan zijn, dat zij nog aan
de belofte dacht, mat'r /.ij sprak er in elk
geval niet meer over. En tot belooning
bteloot Lisbeth baar als huisvriendin en echo
van haar geluk ook m«e te nemen in het
huishouden van dr. Roland.
Natuurlijk bracht Lisbeth al haar bezittin
gen mee in het huishouden van dr. Roland.
Want een huishouden bezat hij, daar er al eens
eene andere mevrouw Ruland was geweest.
Toen Marianne voor het eerst het jorge
huwelijk met alles wat erbij behoorde
in oogenschouw kwam nemen, trof het
haar, hoe weinig daarin te vindt-n was
van de voormalige Lisbeth Vorstenberg.
Hoewel elk meubelstuk van vroeger er weer
was, scheen alles toch zoo nieuw, zoo anders
zoo geaeel en uitsluitend dokter Roland.
Dokter Roland in de inrichting der kamers,
dokter Roland en de rang^caikking van
schilderijen en snuisterijen, dokter Roland
in Lnbeth's woorden en gedachten. De man
scheen aU geschapen, om overal een breed
spoor achter te laten.
Lisbeth was geheel en al mevrouw Roland
geworden. Niets meer was in baar over
gebleven van verlangen naar een teer, fijn
gemk, taar een onuitgesproken elkaar begrijpen.
Ten slotte werd zij aangedaan en senti
menteel van overvloeiende bevrediging.
Och, Marianne, weet je nog wel ? Hoe
dikwijls heb ik in dezen stoel gezeten, en met
je gepraat over oude tijden! Wat was ik
toch ongelukkig, vóórdat ik mijn Heinz leerde
kennen !"
O, ja, Lisbeth toen wel Maar
vroeger ."
Altijd, Marianne, altijd. Nu ja, in mijn
eerste huwelijk waf ik niet bepaald ongeluk
kig. Maar 't is toch een verschil als tu.-gct.en
schemering en vol daglicht. En al die n're
gedachten en ideeën zijn ook weg voor goed
op de vlucht gejaagd. Och, Maiianne, wat
is het toch een geluk een man ie hebben
zooals Heinz sterk, zelfbewust, een per
soonlijkheid. Ik heb geheel afgedaan met
oude tijden, alleen het tegenwoordige
leeft voor mij."
L'sbeth !" riep dokter Roland's -tem buiten
de kamer. Zelfbewust, zelf/.uchtig klonk zij
in Marianne's ooren. Doch L'nbeth sprong
met een onderdrukten juichkreet op, en vloog
de kamer uit.
Marianne liep peinzend rind door Lisbeth's
nieuw tehuis. Bij de schrijftafel bleef zij stil
staan. Daar stonden nog de zelfde groote
portretlijsten, die bij Lisbeth Vorstenberg
hadden gestaan. Maar daaiin...
Marianne Wittenlohe trad wat naderbij.
En toen begon zij te lachen, te lachen, te
lachen... Daar was Lisbeth als bakvisch met
loshangend haar en dokter P.o'and als stu
dent. Lisbeth Vorstenberg de Lisbeth uit
haar eerste huwelijk en dokter Roland,
zooals hij er waarschijnlijk tijdens zijn eerste
huwelijk had uitgezien. Fn dan een paar
nieuwe portretten Lisbtth en dokter
Roland samen een. twee, drie opnamen,
allerlei verliefde dwaasheden van hun huwe
lijksreis waren dair vereeuwigd. Marianne
bloosde. En dan, daar, een beetje ach
teraf, Franz Rudolf Vorstenberg, in n lijst
met een lief teer vrouwtje. Marianne herkende
haar, als dokter llolands overleden vrouw...
Nu behoefde hij niet meer eenzaam te
wachten in het hiernamaals. Evenals de Mor
monen zich laten huwen met een gezellin
voor den hemel, zoo had Lisbeth symbolisch
voor Franz Rudolf gezorgd had hem voor
zien van een nieuwe, geestelijke echtgenoote..
Daar kwam zij binnen, naïef glimlachend,
overgeiukkig.
De belofie was voor haar vervuld, zonder
een spoor na te laten.
MllllllmIMIlllllMIIIIIHMMIIIIIIIIMIMIIMIIMIIIIIIhh'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK .
3e Jaargang. 23 December 1906.
Red.: C. H. BROEKKAMP, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Oplossing (solution) van het eindspel (du
fin de partie) No. 74, par C. H. Broekkamp.
Wit 27-22 , 22-17 .18-40 .40-49
uw. 43-bk>*, ay.'ll A, li-JBÜ. U. IJ, lti-2 K F,~
4i)3s ? 1-7- '38 enz.l
-J6G, Ib 2,
,. . 35 8 . 8 12 enz!
G 27 , 7:45,
. 49 44. 16, 6-11 '
F 16-11, li:5U, fcll-45,
.49 21, 21-12 enz.! .
E 16-7 , 7:45,
_?. 40 44.-L 6 enz, als bij Fr
D 11-0 01 Zo, ?:4V
, 40-45 enz.l
C T~, '
, 40 35 enz, als in honfdv.l
B U 2 ,
,. , 18 40. 40-44. 6-1 en?.!
A 39 : , O-i», 20:50,
* Bij elke andere zet wint wit met 4 stukken?
Bovenstaand eindspel is goed opgelost door:
L. J. Content, A. D. Querido, K. C. de Jonge,
J. Swart,D. Tates>, A'dam; K. Bouwes, N.
Bouwee, D. Kikke, Edam; J. Luteijn, Groede; W...
van Daalen, Haarlem; J. Forrgens, Helder.
UIT DE DAMWERELD.
Dezer dagen is te Zaandam, in de damclub
de Vriendschap,' de onderlinge wedstrijd ge
indigd. Het resultaat is als volgt: Ie klaeser
Ie prijs, de heer K. Slagter, met 19 van de
20 te behalen punten. Voorts behaalden de
beeren Jb. R;s, 2e pr. met 14 p ; J. van Daalen,,
C. Hangelaar en J. Rem, 3e, 4e en 5e pr.,
ex aequo met 11 p ; A. Vink, 6e pr. met 10 p.
2e klisse: Ie prijf, de heer H. C. Winters, met
22 van de 21 te behalen punten. Voorts be
haalden de heeren Van der Stad. 2e pr. met
20 p ; W. Pel en A. Marp, 3e en 4e pr. ex aequo
met 15 p.; C. Kooreman, 5e pr. met 14 p.;
N. D. Peereboom, 6e pr. met 11 p.; K. Kunst
en H. Schoone, 7e pr. ex aequo met 10 p.,
bij loting aan te wijzen.
De premie, aar,geboden door de redactie vart
de damrubriek, voor dengene die in deze wed
strijd de minste partijen verliest, wt rd op schit
terende wijze behaald door den heer Slagtar,
met slechts l verl. p. (l remise van de 10 gesp.
p.) Zijn grootste concurent was de heer Win
ter, die in de 2e klas slechts 2 verlies p. kreeg
van de 12 gesp. p.
De uitreiking der prijzen zal den 2e Kersdag,
namiddags 5 ure, plaats hebben in het uit
betalingsgebouw aldaar, terwijl ter opluiste
ring van deze gezellige bijeenkomst, de kam
pioen van de Vriendschap," de heer Sisgter,
een Sémultaan Séance zal geven voor de
leden van genoemde Vereeniging.
Te Lyon (Fr.) ia Zondag 16 December,
eengewestelijk concours geopend. Het aantal
deelnemers is, evenals vorige jaren, buiten
gewoon groot, terwijl in verschillende klas
sen wordt gespeeld.
NATIONALE CORRESP. WEDSTRIJD.
Bovengenoemde wedstrijd is heden geëin
digd. Wij geven d3 vo'gende week hiervan
volledigen uitslag.
De gewestelijke wedstrijd, 9 November 1.1»
te Haren uitgeschreven, werd 14 December
j.l. afgespeeld. Respectievelijk traden uit het
strijdperk de heeren F. C. Hemmes, Haren;:
Alb. Toxo[éus. Groningen; F. Omelin
Mariecha1, Martenshoek, tn P. Steenhuis, Gronin
gen.De prijzen bestonden uit kunstvoorwerpen.
In dezen wedstrijd werd door een der
spelers een prachtige combinatie in 9 tempo's
uitgevoerd, welke wij spoedig in onze rubriek
hopen op te nemen' Met groote belangstel
ling werden de partijen door de toeschouwers
gevolgd.
In het interessant concours te Marseille
werd Vrijdag 21 December de handicap afge
speeld. Bij het ter perse gaan van dit bericht,.
was de einduitslag ons no^ niet volledig
bekend. De volgende week zullen wij de£e
nader uiteen etten. Vermoedelijk is de strijd
beslist ttisschen de heeren Joufret en Garoute,
terwijl Rapbrcël, Geva en Renoux zeer nabij.
kwamen.
Zaterdag 22 December is de strijd om het
championnat begonnen. Fezezal vermoedelijk
31 Januari e.k. eindigen. Hieraan nemen
uitsluitend hoofdklasse spelers deel.
Vervolg parlij No. M. (zie rubriek van
16December 1.1.).
43.23 1811) 3 8! 52.41 3(i 16 21
44. 48 42 12) 30 25!! 58. 34 k9 14 20
45. 40 34 35 40! 54 29 23 20 24!
40 43 3013)40.2!» 55. 18 13 8:1!)
47.3931! 29:40 50. 23: 14 2430
48 45:34 17 21 57. 14 !) 30 34
49.378214) 711! 58. 9 3 3439'!
50. 4ii 41 11 l G! 59. 3:26 39 4311
51. 32 28 15, 21 27 Remise.
11) Nog was het beter deze schijf telatea
staan, omdat hij min of meer de schijf op 14
vasthoudt. Wit moest trachten het gevaar
van schijf 30 weg te nemen, met 40 35, z 30-34,
w 37-32 enz. Hierdoor houdt zwart wel twee
schijven vast met de schijf op 34, hetgeen
door de verkeerde aft uilinfr niet meer verhin^
derd kan vorder, maar wit kan dit toelaten
wegens de hetere stelling, dien hij inneemt.
12) VrYj wel gedwongen maar niet afdoende.
13) Wit hejft dit gevaar te veel onderschat.
Thans moet hij de gewonnen schijf weder
teruggeven, terwijl het beter was met twee
schijven de zwarte schijf sast te houden,
zooals hierboven reeds is aangegeven.
14) Een zwakke voortzetting. 37-31 was
daartegenover een beste zet, en zou de winst
stelling wellicht nog kunnen voortbrengen.
15) De beste. Met elke andere zet kan zwart
zich onmiddellijk van de remise verzekeren.
Deze partij is in de opening correct ge
speeld. Verder heeft wit zich krachtig ge
toond in het middecspel terwijl in het
eindspel zwart zich weder prachtig heeft
verdedigd. Wij zien zulks meermalen gebeu
ren,en schrijven dit toe.aan het niet voldoende?
waardeeren van een reedj behaald
voordeelCORRESPONDENTIt-WEDSRIJD.
Partij No. 33, E opgegeven.