De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 23 december pagina 2

23 december 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1539 te onderschatten belang. Ii al de scènes ?waarin beide artisten ttgdy'k optraden was ?en samenspel en een wëdir^ydsch begrypen fan hunne intentiën merkbaar, zooals men 4at bjj de opvoeringen der Opera-vereeniging BOJ; nUt vaak gehad beeft en ook moeilijk kan hebben, ondat de kunstenaars meestal in verschillen Ie plaa'sen wonen en weinig »?i nooit met elkaar hebben samen gewerkt. Ba kan men wel beweren dat mevrouw Setoacko in haar figuur niet bijzonder gracieus was, maar haar spel was zóó licht en los, ftaar zang kenmerkte zóó déechte sjoubrette, at men haar daarom gaarne het een en ander ten opzichte van haar uiterlijk vergaf. Schramm was weer eenig mooi. In het fcegin misschien iets te haastig, ook in zijn tpreken en daarom niet altijd duidelijk Later echter onverbeterlijk. De bis Lohting die den Osruin" ditmaal long en der Dritte im Builde" «-,13, als men ?preekt van het komische element, heeft een bnig'.amer stem dan zijn voorganger M dHnger en evenveel humor. In het begin, bij »iJD lied Wer ein Lre^chen hat gefunden', klonk het orgaan nog wat stug; later werd fcet beter. AHervermakelijkst was het dronkeinaBStooneeltje tusschen hem en Pedrillo. Mevrouw Hinderminn (Constanze) oeeft een «Booie, klankrijke stem, met voortreffelijk ontwikkelde coloratuur. Zij leek mij echter Biet z >o goed gedisponeerd als bij haar vroeger ?ptreden. .?De heer OUo Wolff (Belmonte) was niet «heel voor zijn taak berekend. Wel heeft S^j een mooi ge;u d, maar tengevolge van «iechte stemvonniDg, klinken alleen de laje en middentonen goed, terwijl de hooge tonen ijccht zitten, moeilijk aanspreken en dien'tengevolge detoneeren. . liet koor, enkele leden der Kon. Oratoriumvereeniging en het L'treehtsche Stedelijk Orchest werkten op uitstekende wijze mede; de regie was bij den heer Coini in de beste handen en Ie Imer Tierie leidde het geheel bi>og?t talentvol. ' Toen de pianovirtuoos Raoul Pugno voor een paar jaren hier is geweest, heeft hij zich dadelijk doen kennen als een kuns'enaar /an buitengewone gaven. Een onfeilbare techniek «n een buitengewone eleganee in zijn spel ie wel eenigjzins in strijd schijnt te zijn «iet zijn uiterlijk, maar toch zeer verklaar baar is a!s men in aanmerking neemt zijn ittynsche afkomst deze eigenschappen noemt hy de zijne. Ik hoorde van hem het m mol-concert van Grieg en de Variations Sympho1 iques" van César Frarck. ' Het concert van Grieg hebben wij, mren ik, het laatet gehoord toen de componist in b»t voo'jaar onze stad bezocht, liet is een »«n die werken waarin de Noorsche meester OBS het bt-ste heeft gegeven van wat hij be nt ; een compositie van groot belang, die den naam van haar schepper nog lang zal doen voortleven. In het eerste deel hoort men die f igecaardige melodische voortschrijding, die men bij Grieg zoo vaak aantreft en die men bijna als het Noorsche type zou innnen be chouwen. Hoort men die te dik wijls, dan dc-Ekt. men al gauw aan een mani r; joaar in een enkel werk stoort zoo'n motief aiet. Het tweede deel is edel en vol stem ming gcdccht en het derde deel gee t een «chwungvolle" afsluiting aan het concert. Pugno gaf blijk zich het werk van den jXoorschen componist uitstekend te hebben eigen gemaakt. Zoowel de momenten van poëtische innigheid als de passages van schit terende bravour gelukten hem voortreffelijk. Het orchest echter bleef hem nieis schuldig. Vooral de inleiding van het Adagio vertchaf<e een oogenblik van groot genot. Iets getieel b\zondere Looi ons Pngnomet de vertolking van de mooie en effectvolle Tariati n van César Franck. Hier hal de kunstenaar zooveel phantasie, zijn aansla» was »oo rijk aan nuances, al naar mate de variatiën alks vorderden, en de f eheele opvatting was *oo verwant aan de intentiën van den com ponist, men moest dit wel voelen, dat Hien deze vertolking veilig als model z?.l kunnen beschouwen voor de ware opvatting Tan den componist. Ook hierin volgden IMengelberg en het orchest met een souplesse, aie de schoonheid der compositie in het gunstigste licht plaatste. .Het bekende Poème sympbonique Ie Chasseur maudit", eveneens van Ce «ir Franck, HOOG BEZOEK. ('n KerttverleUing) door II. DE HOOG. De Kerstmorgen was aangebroken. Luide en statig, zooals torenklokken soms spreken kunnen, hadden me'altn monden en metalen tongen het geroepi-n hoog in de lucht, gebaaaind over de landen, gepredikt aan de harten, dat de Dag des Heils was aangebroken. Het geboortefee-t van den Redder der Wereld, den Heiland der Wereld, de. Zon der Geesten en Profeten was opgegaan, om met Zijn ?warmte en genale alle harten en boot ien te bestralen en te verlichten, en ontvankelijk te maken \oor de dingen, die God* zijn. En nu zou er een lang gewenscht wonder gebeuren. Christus zelf zou dien dag neer dalen uit den hemel, en 'n klein landstadje bezoeken in Holland. Hoe men htt te weten gekomen was, wist niemand meer. Een oflicieel bericht had niemand ontvangen ; maar allen wisten het; de burgemeester en de dominee, de pastoor en de stationschef, de ki uidenier en de heeren van het post kantoor; allen. Er werd over gesproken in de herbergen en aan den huiselijlren haard, op straat en in de drukkerij, vanwaar cou ranten en rtlicieele stukken de. wereld in irerd-n gezonden. .Er zijn van die dingen, die gebeuren marien; al was 't alleen, om. 'n einde te maken- aan de spanning, waarin men ver keert. Z<<(> ook hier. De menschep, die er zich het meest voor interesseerden, hadden den vorben dag al 'n paar malen aan 't station geïnformeerd, of er soms eenig'dfiiciëel belicht was hoe laat de trein met den lieogen gast zon aankomen; maar aan 't station ?wïst men niet meer dan in het dorp. Hij zou iomen, dat wist men, maar hoe laat en met w«Jke gelegenheid wist men niet. "Aan 't postkantoor verkeerde uien in't zelfde geval, evenals op de pastorie. Het was maar het best-e, om op alles voorbereid te zijn. Het omen als 'n d'n f in de 'i .nadit" kon ook nu wist eens plaats hebben. De straten en stoepen kregen een extra beurt, ds dorpels werden met rood en wit poeder bestrooid, nieuwe vormde het slot van het programma, hetwelk met Beethoven's achtste syinphonie was aangevangen. Hoewel de ballade van den vervolg Ien en vervloekten Ryngraaf uitstekend door het orchest werd gespeeld, kan ik mij de op vatting toch hier en daar nog meer fascineerend denken. Landgenooten van Franck weten er een climax in te brengen en dien voor te bereiden, die den toehoorder een rilling be orgt ; alleen met het gelui van de klokken wordt dit nitt bereikt. Overigens toch een zeer interessant werk, dit eymphonisch gedicht van Franck! A.XT. Av'ERKAMl'. Om het derde rijk, eene stti lieover Hemik J. Ibsen, duor J. B. MEEKKKKK. Tit den bloeienden boouigaerd" van Memdert Boogaerdt. Rotterdam, l'JUo1. Hoe schoon is tuch een roos ! ' . Ik heb pas het laatste bundeltje van Sherlock Holmes gelezen, en i* heb lust ook eens op mijn manier voor defectieve te gaan spelen. Ik ben reeds opgetreden als beul, als anatoom, zelfs a's middercachtzendeling, het rijk der kritiek is avontuur lijk en fantastisch , waarom zou ik uu niet eens detectieve zijn V Het is waar, je komt onder prolen en /leze lui, die je eigen lijk liever niet zou aanraken, maar weegt dit op tegen het vermakelijke en aantrekke lijke van zoo'n karweitje? Daarbij komt: ik heb er de gave voor, daarvan bt-n ik o»ertuitd n, de gelegenheid d'>et zich v.oor; laat ik haar dus bij de kuif pakken. Mijn taak zal zijn, aan de uiterHjkhede-.i van dit boek de innerlijke kwaliteiten te ontdekken en daaraan te toetsen. Ik ben mij evenals Sherlock Holmes bewust, dat het het-le detectievebaantje een gave is, dat het pu >iiek slechts de resultaten, maar nooit de urn node zal kunnen begrijpen, eenvouJig omdat de methode geen uietnode is. Sjomiige uienscheu hebben een blik. een gevoel om een inge wikkelde complicatie ineens te overzien : dat zijn je wa~e detectievenaturen; zij echter, die slechts de verschijnselen afzonderlijk en zouder verband vermogen «aar te nemen, zij zijn als de kippen die in oeviogeu van vraatzucht op een steenen vloer krabben, zij zijn het, die om, door Je gunst der goden geroepene detectieven, op de straten en in de gebouwen nastaren met wijdgeopend kakemont en van nieuwsgierigheid puilende o jgen ; zij zijn de gapende inenschheid, eeu mons erachtige Meduiakop, een .voortdurend duor den dood verstijfd, idioot, monsterachtig, waanzinnig, reusachtig komiek en tegelijk afzichtelijk, ons eigen kakement door gevoel van reflexie verstijvend, gapen. Dit deel der menscbheid nu, dat zich verhoudt tot bet andere deel ongeveer als een olifant tot een kakkerlak, waarschuw ik nóg eens, mijn werk niet te kritizeeren voor ik mat de/estiltaten de proef op de so.u zal hebben geleverd. Wat in de eerste plaats in zekeren zin voor mij een syrnptjom is, dat is de kleur van het kaft van een boek. Gij lacht, maar ik zeg u, in zekeren '/in Er zijn tal van bij komende onntaudigheden, die de waarde van dit symptoom verminderen, vermeerderen of wegnemen, zooals: de godsdienst van den uitgever, de oriüina iteit vau de uitgave, het ranggetal van d-) oplage, en vele ainl re, behal/e nog de symptomen die geen onmil de lyk verband hou Ien met de kleur van bet kaft Ge ziet dus: hier /al het reeds menigeen beginnen te duizelen. Eu toch is de kweolie van kleur nog i-lfchts een terlo.tp--che, een bij tomende. Hoeveel menschen zien er niet slap en bleek uit, die gezond zijn, hoevele lijders hebben niet den blos der gezondheid of de verf des kappers op hunne wangen. Slechts een uiterst lijn gevoel, een onbe grensde argwaan en een voortdurende zelf kritiek vermogen hier den weg te doen vinden. Ik kan u alles vertellen, en toith weet ik dat niemand het na zal doen, bijna niemand, want het is een gave, een helder ziendheid. Wanneer ik bijvoorbeeld n-ide, dat de hevige gele kleur der botk<n van Zola, de trotsche groene van die van Van Deyssel en Bolland mij bizonder aanstaan, en ge gingt met die kennis gewapend een onderzoekingstocht aanvangen, dan zoudt ge misschien konsek^veiH bij zér onkiefche en of althans schoone gordijnen voor de ramen gehangen, vlaggen k!aa- geleed. De Gravin, die even buitt-n de kom der gemeente woonde, Ambachtsvrouwe van 't dorp was en eigenares van 'n lijk kasteel, had in de ochtendscheme ring retd-s haar mooiste rijtuig met 'n koetsier en twee paltrenit-rs naar 't s'ation gebonden, om gereed te zijn als Hij kwam Zij hoopte daardoor in de eerste plaats vereerd te worden met 'n bezoek en bon l den palfrenier, die aan den uitgang van't station zou gaan staan, de eerbiedigste voorkomendheid op 't hart. Zij zelve zou in 'n huurrijtuig naar de kerk gaan, en wachtte daar evenals de geheele vergaderde gemeente onmiddellijk bericht, als er iets gebeurde. Ofschoon 't geheele stalje in spanning verkeerde, ging al es stil in zijn werk. De hoopvolle verwach ing scliern 'n dreigende uitwerking te hebben. Men sprak fluistereLd en ontzag rumoer te maken. Stil schreed men over de straat en met veelbeteekenenden blik, maar zwijgend, k«ek men elkander aan. Dit ^as 'n dag, zooals 't stadje no» nooit beleefd had. Meer dan 'n Minister, meer dan de Koningin zou komen; meer dan Salimo" kon zoo aanstond-! Zijn gezegend aangezicht vertoonen; en allen voelden blijdschap over die komst, maar ook den ernst ervan. Zoo gingen de eerste nreri van den K>r,-tmorgen voorbij, lii veiss-hillemle bedehuizen bad en zong men God ter eere, en werden lotliederen aangeheven ter eere van Hem, wiens geboortefeest men vierde, en die nu dit vergeten stadje door Zijn bezoek 'u eeuwige gloiie zou verleei en. De predikant wees h er met nadruk op. Het was geheel in den geest van Jezus, zoo zeide hij, om naar'n armzalig stedeke zijn schreden te richten. Niet naar de trotsche residentie met haar vorstelijke pracht was Zijn vetlanger; niet naar de groote steden, die den toon aangeven en waar, onder rraskers van geluk, zich de zonde verbergt; maar- naar dit stille hoekje gin;,' hét hart van Chiistus uit, naar dit Nazareth" onde'r de Bol.'andsrhe stedekens, waar ook in zömerfijd de leliën bloeiden, de muschjes verkocht konden worden voor twee penningen de vijf, waar Hij loope'n kon tus?chen 't gezaaide, waar 'n lam verdwalen kon en misschien 'wel 'n verloren zoon aan 'den trog der zwijnen tot inkeer kon komen, opstaan en naar zijn vader gaan. Dit was zér domme boekje terechtkomen. Een baron en een huisjesmelker kannen eenzelfden hoogen hoed op het hoofd hebben geplaatst en gesteld het bijna ondenkbare, dat er geen fijne schakeering zoude ziji. in het model hunner keu .e, dan zijn er nog zooveel bij komende factoren als: de manier van dragen, de wijze van opstrijken, de wij<e van af nemen, de macht van de portemonnaie. Kortom, ge ziet, het gevoel is eenvoudig voor de menschen die het hebben, miar het te ontwarren eu te omschrijven, het is even doenlijk als uit de biceps het leven aan te toonei'. Een tweede symptoom is de soort van letters, waarmede het titelblad bedrukt is De letters van het opschrift kunnen groot zija, machtig van jeli bewustheid, zijkannen staan als een uitdaging, een oproep, va>t, onvergankelijk, of geiijd in een vastgeslotcn schaar, als soldaten, tot alles bereid. Zij kannen staan opeen, als een groote, zvvaite bom. die straks neer zal komen met on weersta-'nbaar geweld op sidderende handen, machteloos zich verwerende met het nietige ztvaard. Z;j kunnen ook ziju klein, eu laf', onbediudend, aarzelend, pedant, onzeker, weifelend, belachelijk *ijdbeei.sch, gezellig, en wat al niet. Miar ik zeg nogmaals, ook de letter is niet meer dan een symptoom, het geldt onder allerlei voorbehoudenallerlei omstandigheden, het complex der vers :hij ninüen, waargenomen door het gevoel, kan in de een doolhof slechts leiddraad zijn. Ik geef den lezer hiermede slechts een paar voorbeelden van algejaeene uiterlijke eigenschappen, en zal heui niet verder ver moeien met andere, zij zijn niet vau zóó/eel gewicht all het verborgene, de geest van dit uiterlijke, wat voor velen nog moeielijker is jia te speuren Het komt nu am op <le ziel, het karakter va:i een boek. Ken goed ie ectieve ziet onmiddellijk, wiea hij voor z ch heeft, ondanks alle huichelarij, o:.danks alle vermomming eu leugen. Het zal htm zelfs niet uioeielijk vallen zinUr een woord te vernemen slechts op het uiterlijk een kellner, een koetsier, een buron, en ten tooueelspeier van elkaar te ouderscheiden, wat toch wezen lijk niet zoo makkelijk is Na'uurlijk werkt alweer mede: de wijze van hooge hoed- hagen, de manier van afnemen, de keuze vau model, het fat-oen der schoen* n, de soort van das, kor.om, al dat-geue, nat zich als een com plex mede voe en laat. De detective leest zonder zich onit te ver gissen op iemands gelaat: of hij goed is, of hij groot is, of hij zwak is, of hij misdadig, zachtaardig, wreed, is. En dat vermogen, mijn waarde lezer, dat is heeleu dal niet te omM-'irijvt-n. Ja, als het te zeggen was, dan kouden er akademi-. s worden opgericht, waar men kon leereu: zielen te beschrijven, te schilderen, te zingen Dan, dan hield het suite, eiudeloose, ga jen op, dan zouden we broederschap zingt-n, artiesten, koekebakkers, wijageerea en kolonels der matrozen. Edoch, het grootste deel der menschheid is een Meduza-kop, e-n al ijd weer door den dood verstijfd gapen. Maar een detectieve kan dat alles zien, hem kan m.oit ieman i bij nadere kennismaking mee of tegenvallen, hij kent k-der voor liem gesproken te i oobeii. De titel van eeu boek nu is het ge'aal van dat boek, eu ik lees erin : vlammende passie, koele hoogheid, (eer gevoel, alles, waf het boek brengen kan: de titel spreekt, de titel let ft. er schijnt eeu ziel d mr, hetzij die vau een vorst of van een platte lar.d$-burgeii;ees,ler. /Oie, en dat te lezen, dat kan slichts een detictive naar den geest, llij doet met boeken, wat een schilder d iet met zijn sujetten: hij bekijkt ze, hij pro< ft de waarde er vin in een oogopslag, en de verdere kennismaking kan slechts zijn een bewu-itwording van het on middellijk gevoelde. Ik ga r,n de;e algemeene beschouwingen tot de behandeling van het bizondere over. Ik zi« bij dit boek onmiddellijk, bijvoor beeld, dat de schrijver heelt een betiaagzuchtige btschs-idt-nheid van et n zekere wel bekende soort, daarbij toch pedant is, zich gewichtig wil voordoen, maar een hooger gevoel van eUenwiiar Ie mist. Ik zal u zeggen waar ik dat uit opmaak. De benclu"itl<'nlieid blijkt mij ten eerste uit llltlllMIIIHINIII de begeerte van Jezus' hart, waaraan wij 'n voorbeeld moesten nemen. Het nederige, het stille, het kleine, het arme en verachte, dat had Hij zich uitverkoren. Een stal zijn woning, een kruis zijn stervenssponde, en tusschen die beide Zijn stil en heilig leven, Zijn prediken en goeddoen, Zijn zoeken, om te behouden en Zijn redden van wat verloren was. Hij had 't, evenmin als Joluumes, ge zocht of gevonden aan de boven der vorsten ; 't eenvoudige huisgezin te Bethaniëwas Hem dierbaarder dan de rijk lom vau Sirnon den Farizeër; en waar Hij ze ontmoette, de honaerenden eu dorstenden naar Ge; echtigheid, waar Hij ze ontmoette op 'n stillen landweg, aan den oever der zee, aan den voet van 'n berg, ver van 't stalsgea-oel, ver van 't bont, vertoon der wereld daar sprak Hij ze toe met woorden, aandoenlijk genoeg, om opgeschreven eu bewaard te worden. Hoe heet. het Heii'ge, Waar we l" hooren'.' Een plekje in 't koren, Ken berg. (-en dal. Een d 'borend schee) je, Een straat, een drempel; O Heer. ('w lemjiel f De >'<7i TKX K A TE. Zoo sprak de leeraar, eu als hij 'n deur hoorde openen, zweeg hij 'n sekondu eu keek in de richting vanwaar't geluid kwam, of misschien .... En dan keek de menigte ook. selnr.v en hoipvi1, of misschien.... Muir er gebeurde niets. !>c; nazang v. er l gezongen, G..ds zegen over de menigte afge beden, en allen vt-rliet«n het kerkgebouw. De meesten uingen huiswaarts, enkelen naar 't staiioiij anderen naar 't postkantoor, hoogst enkelen naar den breedeu \veg, die toegang tot 't stadje gaf, of misr-ehi, n. . . . Maar men wist niets eu men zag niets, en wachtte. Een paar malen zond <le Gravin een Indiende naar 't station om een;g bericht; maar d^zekeefde telkens met 'iïteleurstellend nog niemand' terug. Tegen don middag werden de straten droog en begon het te vriezen. Er vertoonden zich de vaal blauwe kleur van het boek, die niet wil opvallen, maar liefst in de omgeving verzinken, zooals sommige bange dieren de kleur aannemen huuner orngeang; voorts: uit de weinige opvallendheid van het letter type van het hoofdo, schrift, waarvan boven dien door de toevoeging van dezen tweeden titel het karakter vao een d;iad zooveel doen lijk uitgeivischt wordt. Veel woorden op het titelblad ziju bij na altijd een slecht vojrteeken. De belmnrjzucJit blijkt nit den inhoud van het opschnft-p'us bijtitel: het opschrift zoo erg aantrekkelijk, ais wilde de auieiir zeggen : n 'U, hoe vin je m?'' Ik laat d;iar, dut de titel nitt origineel is en daarin een zucht tot c ti-enn verraadt. Er zit iets in. in dat Om hè' derde 11'j k," iets zinledigs, iets hols, tets als ??{ de schrijver denkt da', het zoo beter g:i;in zal, aangenamer zal schijnen. Hij biedt ?zijn boek aau zonder het oepaaid te zeggen ; die titel is een blik van verlangen, een vraag, het asjeblieft te '-.oopen. J.k hoiid echter van stroeftit-id, koelheid. Dit boek had mér kunnen zijn, wanneer het e n -oudig Een stuiie over Ibsen' heette. Nu vertrouw ik het niet meer: het gezicht is geve-fd, ge poederd : dus er is een reden daarvoor. De pr.iia.nter'e, de gewichtigdoenerij bemerkt men a.iu den aanvang van het bot k: Hendrik l'jhan l'jsen. Men leze dit lang/.aam. waardig, na irub kelijk en pau:°ere op de plaats der streepjes : Hendrik?Johan Ibsen. Uierouder eea lange streep: de siilzwijgeniihe d derzelfvo.doening. Nog n oogenbiiis,dat zegt d ie streep, no^éu o ogenblik, en het groote, liet diep doordachte, tiet ijieiig verzamelde, het scherpzinnig gevondene, htt verhecen gestelde, bit geest verlichtende woord zal gehoord wolden. Luistert meuschun, luistert naar mij, want in mij is de vu'js.-ieid óver, en de kennis v;t,i, en het streven u;i <r, en de liefde vóór, en de wijsheid dóór. .. Ibsen, Hendrik?Johan Ibsen. Zie, ik voel mij ge wichtig n j, nie". om me.'elf, nou ja. wel een beetje, want zie je, ik hen t.x-h n Kenner . maar toe i feitt lijk omdat ik spreek óver Ib.-en, over Hendrik?-Johan?l >seu. Het gebrek aan een hoiger gn-o-l van eigrriw ?arde blijkt mij uit de manier waarop de auteur zich door den uitgever liet voor den mal houden. Deze voegde namelijk aan den titel toe: Uit dtn bloeienden boom gaerd". Heerlijk, liefelijk, aanbiddc ijk, snoezig epitheton l M tar in 's hemelsnaam, wie laat zich zoo'n aardige pikant gekleurde narien muts met opvallend bellengekliugel op het hoofd zetten? O, mijn waarde heer, wist ge dan niet, dat ge zoo e( n clown z-jndt worden, wiens dwaasheden het, publiek ia >eten lokken naar het schouwspel dat de at bleten zullen ten beste geven, maar die lïdch door deze laatsien, noch door het publiek geteld wordt. Ik zal den titel nu niet verder ontleden, te veel uitweiden hierover zou yaau vervelen, en ik zou bovenditn spitsvondig gaan lijken. liet is al gewaagd genoeg, Let ge .-oei te willen beredeceeren. Daarom wil ik nu ten slotte het boek openslaan en de proef op de som lederen met etnige citaten. De bischeidenheld van een zekere welbe kende s.ioit: op bi,'. 4 ; 't Is mijne bedoeling niet mijne eigen opinie naar voren te dringen; veeleer «il ik hem zelf en zijne geautnons-eerde biograp'ueii doen spreken, opd:.it de le'.er zich e-ne voor stelling vonne van den grooten kunsten tar en dichter, los van <ie mijne, voorzoover dit mogelijk is". Men ziet: de bescheidenheid is gemoti veerd; men v ra ge aau den auteur J. 15. Meer kerk, hoe meii met wat kleverigs van eenig ; buitenlands hèboekeu een uieu\v Hollanlsch werk samenstelt. De zucht naar amt/ri'lki'lijklieid kan men vooral Uit den stijl opmaken, die, zooa's m "n dat wel eens uitdruM, tji-kruïd is niet srhoone woordjen.-. als u'erus elijk", merkwaardig", en-.00 verder; lut-t beelden als dit van t-t>u kur.t-tenaar, d,e met onzichtbare hand op een vanz.-lf rijzend achterdoek nieuwe ideaU n teekent" (olz. 8,'ij; mot van die echt gezellige zinnen als Goetne irouwJüten sloite met juffrouw Vulpius, de noeder van zijn zoon" (blz. 1(58). En, o god, wat Llees ik verder! iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiMitii n meer menschen, die hier en daar in kleine groepjes sarnenschoolden. De verwachting, waarin allen deelden, werd besproken. Er werd gevraagd, wie 't 't eerst verteld fiad. Of de d uninée er dan niet duidelijk over gesproken had? U'a! de pas'.oor er van zei. Of de burgemeester er misschien niet meer van zou weten. Maar allen haalden de schouders op eu niemand kon met beslistheid antwoorden. Maar in weerwil van dit alles twijfelde niemand aan de waarheid van 't bericht. Men bleef wachten, en waar ie's voorviel, dat ergernis of aanstoot geven kon, was ieder er op bedacht, d,en aansloot weg te nemen. Spelende kinderer, die te veel leven maakten, werden vermaand tot stilte en eerbied; 'n dronken man, die niet eens wist, dat 't Kerstfeest waj en nog minder wat er te gebeuren stond, werd ia 't brandspu.thuis-je opgeborgen; 'n arme, schuwe mei i, die m een goot 'n kindje had tevorjcieii en 1111 daarmee als niet 'n vaandel van schande rondliep, werd verzocht naar huis te traan. Toen ze hieraan uietoogenblikkelijk voldeed, trad een der notabeien, van 't dorp uit den kring en zei op hoosjt n en gebiedenden toon, dat hij ze dan daartoo dvvingen zou, of ze anders door de politie zou laten iniekei.en. Xog bit et ze slLtitit t n ze xei, Jat ze zoo'n bonter had, en haai' kiiidj >, tlat ze in wat voelden gepakt in haar armt-n droeg, ook. Eigen schuld! werd haar geantwoord. En over het kind werd 'i; ffoord gezegd, dat als aanklacht bedoeld wa« legen ile moeder. Snij nuuir uit! .Ie bent de schande van ons dorp. Ga heen ! Op 'n andere keer kunnen we ons in wliirn met j o bemoeien, ?/« niet. Toen ging ze hoen niet tranen in dt-oogen. -til eu zwijgend. Ju 'n stille straat huixte ze neer, om naar kii.d beter in te pakken' en 't beier tejen de koude te beschermen. Ze zoen ie zijn kolfde koontjes en stak beurt om beurt zijn kleine handjes in haar mond, om ze te verwarmen. E-.-n j mge mail met 'n (leiikl.oed o,/ en 'n arm liiiweeien jasje om zijn i.lagere lijf, kwam haastig aanloopen a-m den overkant, der straat en zag haar zitten. Hij stond stil en sloeg haar aandac'rtig gade. G-> l, wat is (hit mooi! prevelde hij. Was ik nu maar 'n R.tfaël Of 'n Mimllo! Dat is 't mooiste type, d 1.1 ik nog ooit gezien heb. Wat gaapt die kerel, wat gadpt-ie! Later zal wel blijken, wie Ibsen werkelijk heeft liefgehad; misschien was zij het" ,we raden, we gissen l" Je moet maar durven l Maar nog meer, goeie genade, wat etaat d;tar! Hij hiell er niet van om zich naakt uit te kleeden in het bijzijn van anderen." Brrr! Brrrr! Brrrrr ! Men ziet het: dit boek is hoogst aan trekkelijk gemaakt, voor het gapende deel dt»r menscbheiil, de monstrueuze Meduza-kop, met akelig, krampachtig vertrokken mondspieren, steels weer in den do ^d verstijfd, grinnekencl in den S'ervensstrijd, met in machteloosheid wijl geopend kakemeot. De g wi-chtdoenr.fij. Men leze op blz. l, liefst eenigs/.ins luid, met een klankschakeering, wat hooger ges'lernd dan de dagelij ksche spreektoon. Men gelieve ook zorgvuldig te letten op het verschil der intonatie van hoofl- en bijzinnen, daar het een gewichtig man betaamt, van de stellagie der volzinnen veel werk te maken ; men gelieve verder het niet. . . niet ... rniutr" als hoogtepunt te djen uit komen. Daar gaat-ie l Men mag gerus'e ijk erkennen (komma) dat e;k auteur die ('-comuia) naar Sietzsche'a woord (komma) uiet bloed fchrijfo (komma) het recht heeft een dergthj't verzoek tot zijn Ie ers t- richten (komma) en potsierlijk klinkt 't mij (kommn) wanm er ik (streepje) zooals we 't in de laatste jaren ten onzent hebben belrefd (^treepjf) mannen als Couperus en Zola om et-n enkelen schalm in don keten hoor laken eu verketteren (streepje) niet om de solidittit vau den schalni (komma) niet om dtn vorm (<onma) maar om de stof (komma) waaruit hij vervaardigd is (punt) Alsof die bij schrijvers van hun rang en wezen anders zou kunnen zijn dan die der andere (punt) Het ware wensehelijk (komma) dat men He.ie nog eens nalas (punt)". Vooraf gaat een citaat van Ibsen, volgt een citaat van Heine. Men lette op de schoone inkleeding van de diepe gedachte, dat de eene mensch den ander iets nng vragen, maar vooral op de voortreilelijkheid van het woordje schalui", en de waardigheid, waarmede dit gerefreind wordt. De pedanterie is meer van kinderlijken aard. Een kinderhand is gauw gevuld. Toen Ibsen dood ging, kreeg de auttur een telegram uit Christiania mag ik ook eens gapen : van UEl's oom uiijjchien ? Entin hij was er zoo grcotüch op dat hij het aan het slot van zijn merkwaardige"studie drie-malen zegge drie malen vermeldt. Dat was het slot voor zijn boek, het svas ge/onden : Hanerdöl', hij i < dood. Zooals Zola voor het einde van zi,n Kougon Macquart-cyclus noodig had de val van het keizerrijk, zoo bid de auteur J. B. Meerkerk dit iioodig voor het ein Ie vau zijn studie, het lang-verwachte, vurig ver langde, gesnakte'slot : ,,'ian er dód", hij is dood. L')t is d >od. Dool, zei baas Peggotty. Dood. Dood. Dood. En toen, toen kreeg de au teur J. B. Meeikerk een vizioen, zoo oud als de weg naar Kialiugen, waarbij dit nieu.v was, dat hij liet telegram in handen hield: Haa er dol ', hij is dood. En nog onderwijl ik het telegram in de hand hield, rees daar", en-zoo-voort, en zoo-voort. Uan er dol", hij is d iod. Dood. Bom. Lezer, ik heb zooveel moeite uit al die citaten en verslagen in dat boek de weinige oorspronkelijke zinnen op te visschen, laat me nu gaai>. Als ik u i«og niet ervan overtuigd heb, dat ik gaven heb voor detec tieve. dun doe ik hei toch nooit. Laat me nu gaan, het is ook voor mij een waardig slot: .,Han er död", hij is dooi. Dood. Bom. PETER SPAAN. Fii-j njse Het T o n e e 1. E. W. CAXXE, Fen 'thirde libben. Leiden, Tiiconis 1U06. Al meer dan eens heb ik de lezers van dit Weekblad op de hoogte geholpen van wat CT onder dat deel van ons volk omgaat dit zich de weelde veroorlooft er een eigen Zij keek op en toen zij hem zag staan, sloeg ze verlegen haar oogen neer. Een oogenb'ik later keek ze weer op, en toen knikte hij haar vriendelijk lachend toe. Hoe heet je? vroeg hij. Zij antwoordde iets, maar hij verstond niet wat. Hij naderde haar en vroeg: Mag ik het eens zien V Is d-t je eigen kindje? Ja meneer; hij is zoo koul. Dan moet je 'rn nog wat warmer inpakken. Is 't 'n jongen? Ja meneer; drie maanden. Zeg mensch, wat beef je! Ben je zoo kou l ? Ja meneer. Waar ben je beiroefd over? Ik zia tranen in je oogen. Och, meneer, ik heb zoo'n honger, en als ik niet eet, heeft 't kind niets aan de borst. Ik ben zoo bang. dat ik ziek zal worden. Neen, dat mag ook niet. Maar heb ja zoo'n honger? G:i dan maar mee; ik heb nog een heel brood liggen en wat chocolade is gauw gemaakt. Even keek zij hem wantrouwend aar, maar toen zij ziju jonge oprechte oogen zag, ge voelde zij, dat hij geen vijand wezen kon. Zij stond op met haar lieven last en liep haastig naast hem voort, den hoek om, de brug over, tot zij kwamen aan een kolenpakhuis, waarboven 'n soort van kamer waa gefabriceerd van 'n grooten zolder, met twee schuine groote ramen op 't Noorden. Zij klom men de trap op en gingen de kamer binnen. 't Is hier lekker warm, hè? I zei de jonge man. Ja meneer. Ga daar maar zitten; 't is de eenigste stoel, dien ik heb. Dau zal ik wat water opzetten. Je houdt immers wei van 'n kop chocola Ie? - - Graag meneer. Wat is 't hier mooi! Wat zeg je daar? Mooi ? 't Is hier 'n rommel; maar dat kan niet andt i ?*. Toen je daar op de straat zat, wat .deed je toen met 't kindji? Wat beter inpikken, meneer; hij is zoo koud, Dan zou ik hem nu maar 'n beetje uitpakken, want 't is hier warm. Woon je hier? Ja meneer, voorbij de meclrcolen, aan den anderen kant van 't dorp.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl