Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1539
te onderschatten belang. Ii al de scènes
?waarin beide artisten ttgdy'k optraden was
?en samenspel en een wëdir^ydsch begrypen
fan hunne intentiën merkbaar, zooals men
4at bjj de opvoeringen der Opera-vereeniging
BOJ; nUt vaak gehad beeft en ook moeilijk
kan hebben, ondat de kunstenaars meestal
in verschillen Ie plaa'sen wonen en weinig
»?i nooit met elkaar hebben samen gewerkt.
Ba kan men wel beweren dat mevrouw
Setoacko in haar figuur niet bijzonder gracieus
was, maar haar spel was zóó licht en los,
ftaar zang kenmerkte zóó déechte sjoubrette,
at men haar daarom gaarne het een en
ander ten opzichte van haar uiterlijk vergaf.
Schramm was weer eenig mooi. In het
fcegin misschien iets te haastig, ook in zijn
tpreken en daarom niet altijd duidelijk Later
echter onverbeterlijk.
De bis Lohting die den Osruin" ditmaal
long en der Dritte im Builde" «-,13, als men
?preekt van het komische element, heeft een
bnig'.amer stem dan zijn voorganger M
dHnger en evenveel humor. In het begin, bij
»iJD lied Wer ein Lre^chen hat gefunden',
klonk het orgaan nog wat stug; later werd
fcet beter. AHervermakelijkst was het
dronkeinaBStooneeltje tusschen hem en Pedrillo.
Mevrouw Hinderminn (Constanze) oeeft een
«Booie, klankrijke stem, met voortreffelijk
ontwikkelde coloratuur. Zij leek mij echter
Biet z >o goed gedisponeerd als bij haar vroeger
?ptreden.
.?De heer OUo Wolff (Belmonte) was niet
«heel voor zijn taak berekend. Wel heeft
S^j een mooi ge;u d, maar tengevolge van
«iechte stemvonniDg, klinken alleen de laje
en middentonen goed, terwijl de hooge tonen
ijccht zitten, moeilijk aanspreken en
dien'tengevolge detoneeren.
. liet koor, enkele leden der Kon.
Oratoriumvereeniging en het L'treehtsche Stedelijk
Orchest werkten op uitstekende wijze mede;
de regie was bij den heer Coini in de beste
handen en Ie Imer Tierie leidde het geheel
bi>og?t talentvol.
' Toen de pianovirtuoos Raoul Pugno voor
een paar jaren hier is geweest, heeft hij zich
dadelijk doen kennen als een kuns'enaar /an
buitengewone gaven. Een onfeilbare techniek
«n een buitengewone eleganee in zijn spel
ie wel eenigjzins in strijd schijnt te zijn
«iet zijn uiterlijk, maar toch zeer verklaar
baar is a!s men in aanmerking neemt zijn
ittynsche afkomst deze eigenschappen
noemt hy de zijne. Ik hoorde van hem het
m mol-concert van Grieg en de Variations
Sympho1 iques" van César Frarck.
' Het concert van Grieg hebben wij, mren
ik, het laatet gehoord toen de componist in
b»t voo'jaar onze stad bezocht, liet is een
»«n die werken waarin de Noorsche meester
OBS het bt-ste heeft gegeven van wat hij be
nt ; een compositie van groot belang, die
den naam van haar schepper nog lang zal
doen voortleven. In het eerste deel hoort
men die f igecaardige melodische
voortschrijding, die men bij Grieg zoo vaak aantreft en
die men bijna als het Noorsche type zou
innnen be chouwen. Hoort men die te dik
wijls, dan dc-Ekt. men al gauw aan een mani r;
joaar in een enkel werk stoort zoo'n motief
aiet. Het tweede deel is edel en vol stem
ming gcdccht en het derde deel gee t een
«chwungvolle" afsluiting aan het concert.
Pugno gaf blijk zich het werk van den
jXoorschen componist uitstekend te hebben
eigen gemaakt. Zoowel de momenten van
poëtische innigheid als de passages van schit
terende bravour gelukten hem voortreffelijk.
Het orchest echter bleef hem nieis schuldig.
Vooral de inleiding van het Adagio
vertchaf<e een oogenblik van groot genot.
Iets getieel b\zondere Looi ons Pngnomet
de vertolking van de mooie en effectvolle
Tariati n van César Franck. Hier hal de
kunstenaar zooveel phantasie, zijn aansla» was
»oo rijk aan nuances, al naar mate de variatiën
alks vorderden, en de f eheele opvatting was
*oo verwant aan de intentiën van den com
ponist, men moest dit wel voelen, dat
Hien deze vertolking veilig als model z?.l
kunnen beschouwen voor de ware opvatting
Tan den componist. Ook hierin volgden
IMengelberg en het orchest met een souplesse,
aie de schoonheid der compositie in het
gunstigste licht plaatste.
.Het bekende Poème sympbonique Ie
Chasseur maudit", eveneens van Ce «ir Franck,
HOOG BEZOEK.
('n KerttverleUing) door II. DE HOOG.
De Kerstmorgen was aangebroken. Luide
en statig, zooals torenklokken soms spreken
kunnen, hadden me'altn monden en metalen
tongen het geroepi-n hoog in de lucht,
gebaaaind over de landen, gepredikt aan de harten,
dat de Dag des Heils was aangebroken. Het
geboortefee-t van den Redder der Wereld,
den Heiland der Wereld, de. Zon der Geesten
en Profeten was opgegaan, om met Zijn
?warmte en genale alle harten en boot ien
te bestralen en te verlichten, en ontvankelijk
te maken \oor de dingen, die God* zijn.
En nu zou er een lang gewenscht wonder
gebeuren. Christus zelf zou dien dag neer
dalen uit den hemel, en 'n klein landstadje
bezoeken in Holland. Hoe men htt te
weten gekomen was, wist niemand meer.
Een oflicieel bericht had niemand ontvangen ;
maar allen wisten het; de burgemeester en
de dominee, de pastoor en de stationschef,
de ki uidenier en de heeren van het post
kantoor; allen. Er werd over gesproken in
de herbergen en aan den huiselijlren haard,
op straat en in de drukkerij, vanwaar cou
ranten en rtlicieele stukken de. wereld in
irerd-n gezonden.
.Er zijn van die dingen, die gebeuren
marien; al was 't alleen, om. 'n einde te
maken- aan de spanning, waarin men ver
keert. Z<<(> ook hier. De menschep, die er
zich het meest voor interesseerden, hadden
den vorben dag al 'n paar malen aan 't
station geïnformeerd, of er soms
eenig'dfiiciëel belicht was hoe laat de trein met den
lieogen gast zon aankomen; maar aan 't station
?wïst men niet meer dan in het dorp. Hij zou
iomen, dat wist men, maar hoe laat en met
w«Jke gelegenheid wist men niet. "Aan 't
postkantoor verkeerde uien in't zelfde geval,
evenals op de pastorie. Het was maar het
best-e, om op alles voorbereid te zijn. Het
omen als 'n d'n f in de 'i .nadit" kon ook nu
wist eens plaats hebben. De straten en stoepen
kregen een extra beurt, ds dorpels werden
met rood en wit poeder bestrooid, nieuwe
vormde het slot van het programma, hetwelk
met Beethoven's achtste syinphonie was
aangevangen.
Hoewel de ballade van den vervolg Ien en
vervloekten Ryngraaf uitstekend door het
orchest werd gespeeld, kan ik mij de op
vatting toch hier en daar nog meer
fascineerend denken. Landgenooten van Franck
weten er een climax in te brengen en dien
voor te bereiden, die den toehoorder een
rilling be orgt ; alleen met het gelui van de
klokken wordt dit nitt bereikt.
Overigens toch een zeer interessant werk,
dit eymphonisch gedicht van Franck!
A.XT. Av'ERKAMl'.
Om het derde rijk, eene stti lieover Hemik
J. Ibsen, duor J. B. MEEKKKKK. Tit
den bloeienden boouigaerd" van
Memdert Boogaerdt. Rotterdam, l'JUo1.
Hoe schoon is tuch een roos ! '
. Ik heb pas het laatste bundeltje van
Sherlock Holmes gelezen, en i* heb lust
ook eens op mijn manier voor defectieve te
gaan spelen. Ik ben reeds opgetreden als
beul, als anatoom, zelfs a's
middercachtzendeling, het rijk der kritiek is avontuur
lijk en fantastisch , waarom zou ik uu
niet eens detectieve zijn V Het is waar, je
komt onder prolen en /leze lui, die je eigen
lijk liever niet zou aanraken, maar weegt
dit op tegen het vermakelijke en aantrekke
lijke van zoo'n karweitje? Daarbij komt: ik
heb er de gave voor, daarvan bt-n ik
o»ertuitd n, de gelegenheid d'>et zich v.oor;
laat ik haar dus bij de kuif pakken. Mijn
taak zal zijn, aan de uiterHjkhede-.i van dit
boek de innerlijke kwaliteiten te ontdekken
en daaraan te toetsen. Ik ben mij evenals
Sherlock Holmes bewust, dat het het-le
detectievebaantje een gave is, dat het pu >iiek
slechts de resultaten, maar nooit de urn node
zal kunnen begrijpen, eenvouJig omdat de
methode geen uietnode is. Sjomiige uienscheu
hebben een blik. een gevoel om een inge
wikkelde complicatie ineens te overzien : dat
zijn je wa~e detectievenaturen; zij echter,
die slechts de verschijnselen afzonderlijk en
zouder verband vermogen «aar te nemen,
zij zijn als de kippen die in oeviogeu van
vraatzucht op een steenen vloer krabben,
zij zijn het, die om, door Je gunst der goden
geroepene detectieven, op de straten en in
de gebouwen nastaren met wijdgeopend
kakemont en van nieuwsgierigheid puilende o jgen ;
zij zijn de gapende inenschheid, eeu mons
erachtige Meduiakop, een .voortdurend duor
den dood verstijfd, idioot, monsterachtig,
waanzinnig, reusachtig komiek en tegelijk
afzichtelijk, ons eigen kakement door gevoel
van reflexie verstijvend, gapen. Dit deel der
menscbheid nu, dat zich verhoudt tot bet
andere deel ongeveer als een olifant tot een
kakkerlak, waarschuw ik nóg eens, mijn werk
niet te kritizeeren voor ik mat de/estiltaten
de proef op de so.u zal hebben geleverd.
Wat in de eerste plaats in zekeren zin
voor mij een syrnptjom is, dat is de kleur
van het kaft van een boek. Gij lacht, maar
ik zeg u, in zekeren '/in Er zijn tal van bij
komende onntaudigheden, die de waarde van
dit symptoom verminderen, vermeerderen of
wegnemen, zooals: de godsdienst van den
uitgever, de oriüina iteit vau de uitgave, het
ranggetal van d-) oplage, en vele ainl re,
behal/e nog de symptomen die geen onmil
de lyk verband hou Ien met de kleur van bet
kaft Ge ziet dus: hier /al het reeds menigeen
beginnen te duizelen. Eu toch is de kweolie
van kleur nog i-lfchts een terlo.tp--che, een
bij tomende. Hoeveel menschen zien er niet
slap en bleek uit, die gezond zijn, hoevele
lijders hebben niet den blos der gezondheid
of de verf des kappers op hunne wangen.
Slechts een uiterst lijn gevoel, een onbe
grensde argwaan en een voortdurende zelf
kritiek vermogen hier den weg te doen
vinden. Ik kan u alles vertellen, en toith
weet ik dat niemand het na zal doen, bijna
niemand, want het is een gave, een helder
ziendheid. Wanneer ik bijvoorbeeld n-ide,
dat de hevige gele kleur der botk<n van
Zola, de trotsche groene van die van Van
Deyssel en Bolland mij bizonder aanstaan,
en ge gingt met die kennis gewapend een
onderzoekingstocht aanvangen, dan zoudt ge
misschien konsek^veiH bij zér onkiefche en
of althans schoone gordijnen voor de ramen
gehangen, vlaggen k!aa- geleed. De Gravin,
die even buitt-n de kom der gemeente woonde,
Ambachtsvrouwe van 't dorp was en eigenares
van 'n lijk kasteel, had in de ochtendscheme
ring retd-s haar mooiste rijtuig met 'n koetsier
en twee paltrenit-rs naar 't s'ation gebonden,
om gereed te zijn als Hij kwam Zij hoopte
daardoor in de eerste plaats vereerd te worden
met 'n bezoek en bon l den palfrenier, die
aan den uitgang van't station zou gaan staan,
de eerbiedigste voorkomendheid op 't hart.
Zij zelve zou in 'n huurrijtuig naar de kerk
gaan, en wachtte daar evenals de geheele
vergaderde gemeente onmiddellijk bericht,
als er iets gebeurde.
Ofschoon 't geheele stalje in spanning
verkeerde, ging al es stil in zijn werk. De
hoopvolle verwach ing scliern 'n dreigende
uitwerking te hebben. Men sprak fluistereLd
en ontzag rumoer te maken. Stil schreed men
over de straat en met veelbeteekenenden
blik, maar zwijgend, k«ek men elkander aan.
Dit ^as 'n dag, zooals 't stadje no» nooit
beleefd had. Meer dan 'n Minister, meer dan
de Koningin zou komen; meer dan Salimo"
kon zoo aanstond-! Zijn gezegend aangezicht
vertoonen; en allen voelden blijdschap over
die komst, maar ook den ernst ervan.
Zoo gingen de eerste nreri van den
K>r,-tmorgen voorbij, lii veiss-hillemle bedehuizen
bad en zong men God ter eere, en werden
lotliederen aangeheven ter eere van Hem,
wiens geboortefeest men vierde, en die nu
dit vergeten stadje door Zijn bezoek 'u eeuwige
gloiie zou verleei en. De predikant wees h er
met nadruk op. Het was geheel in den geest
van Jezus, zoo zeide hij, om naar'n armzalig
stedeke zijn schreden te richten. Niet naar de
trotsche residentie met haar vorstelijke pracht
was Zijn vetlanger; niet naar de groote
steden, die den toon aangeven en waar,
onder rraskers van geluk, zich de zonde
verbergt; maar- naar dit stille hoekje gin;,'
hét hart van Chiistus uit, naar dit Nazareth"
onde'r de Bol.'andsrhe stedekens, waar ook
in zömerfijd de leliën bloeiden, de muschjes
verkocht konden worden voor twee penningen
de vijf, waar Hij loope'n kon tus?chen 't
gezaaide, waar 'n lam verdwalen kon en
misschien 'wel 'n verloren zoon aan 'den
trog der zwijnen tot inkeer kon komen,
opstaan en naar zijn vader gaan. Dit was
zér domme boekje terechtkomen. Een baron
en een huisjesmelker kannen eenzelfden
hoogen hoed op het hoofd hebben geplaatst
en gesteld het bijna ondenkbare, dat er geen
fijne schakeering zoude ziji. in het model
hunner keu .e, dan zijn er nog zooveel bij
komende factoren als: de manier van dragen,
de wijze van opstrijken, de wij<e van af
nemen, de macht van de portemonnaie.
Kortom, ge ziet, het gevoel is eenvoudig voor
de menschen die het hebben, miar het te
ontwarren eu te omschrijven, het is even
doenlijk als uit de biceps het leven aan te
toonei'.
Een tweede symptoom is de soort van
letters, waarmede het titelblad bedrukt is
De letters van het opschrift kunnen groot
zija, machtig van jeli bewustheid, zijkannen
staan als een uitdaging, een oproep, va>t,
onvergankelijk, of geiijd in een vastgeslotcn
schaar, als soldaten, tot alles bereid. Zij
kannen staan opeen, als een groote, zvvaite
bom. die straks neer zal komen met on
weersta-'nbaar geweld op sidderende handen,
machteloos zich verwerende met het nietige
ztvaard. Z;j kunnen ook ziju klein, eu laf',
onbediudend, aarzelend, pedant, onzeker,
weifelend, belachelijk *ijdbeei.sch, gezellig,
en wat al niet. Miar ik zeg nogmaals, ook
de letter is niet meer dan een symptoom,
het geldt onder allerlei voorbehoudenallerlei
omstandigheden, het complex der vers :hij
ninüen, waargenomen door het gevoel, kan
in de een doolhof slechts leiddraad zijn.
Ik geef den lezer hiermede slechts een
paar voorbeelden van algejaeene uiterlijke
eigenschappen, en zal heui niet verder ver
moeien met andere, zij zijn niet vau zóó/eel
gewicht all het verborgene, de geest van dit
uiterlijke, wat voor velen nog moeielijker is
jia te speuren Het komt nu am op <le ziel,
het karakter va:i een boek. Ken goed ie
ectieve ziet onmiddellijk, wiea hij voor z ch
heeft, ondanks alle huichelarij, o:.danks alle
vermomming eu leugen. Het zal htm zelfs
niet uioeielijk vallen zinUr een woord te
vernemen slechts op het uiterlijk een kellner,
een koetsier, een buron, en ten tooueelspeier
van elkaar te ouderscheiden, wat toch wezen
lijk niet zoo makkelijk is Na'uurlijk werkt
alweer mede: de wijze van hooge hoed- hagen,
de manier van afnemen, de keuze vau model,
het fat-oen der schoen* n, de soort van das,
kor.om, al dat-geue, nat zich als een com
plex mede voe en laat.
De detective leest zonder zich onit te ver
gissen op iemands gelaat: of hij goed is, of
hij groot is, of hij zwak is, of hij misdadig,
zachtaardig, wreed, is. En dat vermogen,
mijn waarde lezer, dat is heeleu dal niet te
omM-'irijvt-n. Ja, als het te zeggen was, dan
kouden er akademi-. s worden opgericht, waar
men kon leereu: zielen te beschrijven, te
schilderen, te zingen Dan, dan hield het
suite, eiudeloose, ga jen op, dan zouden we
broederschap zingt-n, artiesten, koekebakkers,
wijageerea en kolonels der matrozen. Edoch,
het grootste deel der menschheid is een
Meduza-kop, e-n al ijd weer door den
dood verstijfd gapen. Maar een detectieve
kan dat alles zien, hem kan m.oit ieman i
bij nadere kennismaking mee of tegenvallen,
hij kent k-der voor liem gesproken te i oobeii.
De titel van eeu boek nu is het ge'aal van
dat boek, eu ik lees erin : vlammende passie,
koele hoogheid, (eer gevoel, alles, waf het
boek brengen kan: de titel spreekt, de titel
let ft. er schijnt eeu ziel d mr, hetzij die vau
een vorst of van een platte lar.d$-burgeii;ees,ler.
/Oie, en dat te lezen, dat kan slichts een
detictive naar den geest, llij doet met boeken,
wat een schilder d iet met zijn sujetten: hij
bekijkt ze, hij pro< ft de waarde er vin in een
oogopslag, en de verdere kennismaking kan
slechts zijn een bewu-itwording van het on
middellijk gevoelde.
Ik ga r,n de;e algemeene beschouwingen
tot de behandeling van het bizondere over.
Ik zi« bij dit boek onmiddellijk, bijvoor
beeld, dat de schrijver heelt een
betiaagzuchtige btschs-idt-nheid van et n zekere wel
bekende soort, daarbij toch pedant is, zich
gewichtig wil voordoen, maar een hooger
gevoel van eUenwiiar Ie mist. Ik zal u zeggen
waar ik dat uit opmaak.
De benclu"itl<'nlieid blijkt mij ten eerste uit
llltlllMIIIHINIII
de begeerte van Jezus' hart, waaraan wij
'n voorbeeld moesten nemen. Het nederige,
het stille, het kleine, het arme en verachte,
dat had Hij zich uitverkoren. Een stal zijn
woning, een kruis zijn stervenssponde, en
tusschen die beide Zijn stil en heilig leven,
Zijn prediken en goeddoen, Zijn zoeken, om
te behouden en Zijn redden van wat verloren
was. Hij had 't, evenmin als Joluumes, ge
zocht of gevonden aan de boven der vorsten ;
't eenvoudige huisgezin te Bethaniëwas Hem
dierbaarder dan de rijk lom vau Sirnon den
Farizeër; en waar Hij ze ontmoette, de
honaerenden eu dorstenden naar Ge;
echtigheid, waar Hij ze ontmoette op 'n stillen
landweg, aan den oever der zee, aan den
voet van 'n berg, ver van 't stalsgea-oel, ver
van 't bont, vertoon der wereld daar sprak
Hij ze toe met woorden, aandoenlijk genoeg,
om opgeschreven eu bewaard te worden.
Hoe heet. het Heii'ge,
Waar we l" hooren'.'
Een plekje in 't koren,
Ken berg. (-en dal.
Een d 'borend schee) je,
Een straat, een drempel;
O Heer. ('w lemjiel
f De >'<7i
TKX K A TE.
Zoo sprak de leeraar, eu als hij 'n deur
hoorde openen, zweeg hij 'n sekondu eu
keek in de richting vanwaar't geluid kwam,
of misschien .... En dan keek de menigte
ook. selnr.v en hoipvi1, of misschien....
Muir er gebeurde niets. !>c; nazang v. er l
gezongen, G..ds zegen over de menigte afge
beden, en allen vt-rliet«n het kerkgebouw.
De meesten uingen huiswaarts, enkelen naar
't staiioiij anderen naar 't postkantoor, hoogst
enkelen naar den breedeu \veg, die toegang
tot 't stadje gaf, of misr-ehi, n. . . .
Maar men wist niets eu men zag niets,
en wachtte.
Een paar malen zond <le Gravin een
Indiende naar 't station om een;g bericht;
maar d^zekeefde telkens met 'iïteleurstellend
nog niemand' terug.
Tegen don middag werden de straten droog
en begon het te vriezen. Er vertoonden zich
de vaal blauwe kleur van het boek, die niet
wil opvallen, maar liefst in de omgeving
verzinken, zooals sommige bange dieren de
kleur aannemen huuner orngeang; voorts:
uit de weinige opvallendheid van het letter
type van het hoofdo, schrift, waarvan boven
dien door de toevoeging van dezen tweeden
titel het karakter vao een d;iad zooveel doen
lijk uitgeivischt wordt. Veel woorden op het
titelblad ziju bij na altijd een slecht vojrteeken.
De belmnrjzucJit blijkt nit den inhoud van
het opschnft-p'us bijtitel: het opschrift zoo
erg aantrekkelijk, ais wilde de auieiir zeggen :
n 'U, hoe vin je m?'' Ik laat d;iar, dut de
titel nitt origineel is en daarin een zucht tot
c ti-enn verraadt. Er zit iets in. in dat Om
hè' derde 11'j k," iets zinledigs, iets hols, tets
als ??{ de schrijver denkt da', het zoo beter
g:i;in zal, aangenamer zal schijnen. Hij biedt
?zijn boek aau zonder het oepaaid te zeggen ;
die titel is een blik van verlangen, een vraag,
het asjeblieft te '-.oopen. J.k hoiid echter van
stroeftit-id, koelheid. Dit boek had mér
kunnen zijn, wanneer het e n -oudig Een
stuiie over Ibsen' heette. Nu vertrouw ik
het niet meer: het gezicht is geve-fd, ge
poederd : dus er is een reden daarvoor.
De pr.iia.nter'e, de gewichtigdoenerij bemerkt
men a.iu den aanvang van het bot k: Hendrik
l'jhan l'jsen. Men leze dit lang/.aam.
waardig, na irub kelijk en pau:°ere op de
plaats der streepjes : Hendrik?Johan Ibsen.
Uierouder eea lange streep: de
siilzwijgeniihe d derzelfvo.doening. Nog n oogenbiiis,dat
zegt d ie streep, no^éu o ogenblik, en het groote,
liet diep doordachte, tiet ijieiig verzamelde,
het scherpzinnig gevondene, htt verhecen
gestelde, bit geest verlichtende woord zal
gehoord wolden. Luistert meuschun, luistert
naar mij, want in mij is de vu'js.-ieid óver,
en de kennis v;t,i, en het streven u;i <r, en
de liefde vóór, en de wijsheid dóór. .. Ibsen,
Hendrik?Johan Ibsen. Zie, ik voel mij ge
wichtig n j, nie". om me.'elf, nou ja. wel
een beetje, want zie je, ik hen t.x-h n Kenner
. maar toe i feitt lijk omdat ik spreek óver
Ib.-en, over Hendrik?-Johan?l >seu.
Het gebrek aan een hoiger gn-o-l van
eigrriw ?arde blijkt mij uit de manier waarop
de auteur zich door den uitgever liet voor
den mal houden. Deze voegde namelijk aan
den titel toe: Uit dtn bloeienden boom
gaerd". Heerlijk, liefelijk, aanbiddc ijk, snoezig
epitheton l M tar in 's hemelsnaam, wie laat
zich zoo'n aardige pikant gekleurde narien
muts met opvallend bellengekliugel op het
hoofd zetten? O, mijn waarde heer, wist ge
dan niet, dat ge zoo e( n clown z-jndt worden,
wiens dwaasheden het, publiek ia >eten lokken
naar het schouwspel dat de at bleten zullen
ten beste geven, maar die lïdch door deze
laatsien, noch door het publiek geteld wordt.
Ik zal den titel nu niet verder ontleden,
te veel uitweiden hierover zou yaau vervelen,
en ik zou bovenditn spitsvondig gaan lijken.
liet is al gewaagd genoeg, Let ge .-oei te
willen beredeceeren. Daarom wil ik nu ten
slotte het boek openslaan en de proef op de
som lederen met etnige citaten.
De bischeidenheld van een zekere welbe
kende s.ioit: op bi,'. 4 ;
't Is mijne bedoeling niet mijne eigen
opinie naar voren te dringen; veeleer «il ik
hem zelf en zijne geautnons-eerde biograp'ueii
doen spreken, opd:.it de le'.er zich e-ne voor
stelling vonne van den grooten kunsten tar
en dichter, los van <ie mijne, voorzoover dit
mogelijk is".
Men ziet: de bescheidenheid is gemoti
veerd; men v ra ge aau den auteur J. 15. Meer
kerk, hoe meii met wat kleverigs van eenig ;
buitenlands hèboekeu een uieu\v Hollanlsch
werk samenstelt.
De zucht naar amt/ri'lki'lijklieid kan men
vooral Uit den stijl opmaken, die, zooa's m "n
dat wel eens uitdruM, tji-kruïd is niet srhoone
woordjen.-. als u'erus elijk", merkwaardig",
en-.00 verder; lut-t beelden als dit van t-t>u
kur.t-tenaar, d,e met onzichtbare hand op
een vanz.-lf rijzend achterdoek nieuwe ideaU n
teekent" (olz. 8,'ij; mot van die echt gezellige
zinnen als Goetne irouwJüten sloite met
juffrouw Vulpius, de noeder van zijn zoon"
(blz. 1(58). En, o god, wat Llees ik verder!
iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiMitii n
meer menschen, die hier en daar in kleine
groepjes sarnenschoolden. De verwachting,
waarin allen deelden, werd besproken. Er
werd gevraagd, wie 't 't eerst verteld fiad.
Of de d uninée er dan niet duidelijk over
gesproken had? U'a! de pas'.oor er van zei.
Of de burgemeester er misschien niet meer
van zou weten. Maar allen haalden de
schouders op eu niemand kon met beslistheid
antwoorden.
Maar in weerwil van dit alles twijfelde
niemand aan de waarheid van 't bericht.
Men bleef wachten, en waar ie's voorviel,
dat ergernis of aanstoot geven kon, was ieder
er op bedacht, d,en aansloot weg te nemen.
Spelende kinderer, die te veel leven maakten,
werden vermaand tot stilte en eerbied;
'n dronken man, die niet eens wist, dat 't
Kerstfeest waj en nog minder wat er te
gebeuren stond, werd ia 't brandspu.thuis-je
opgeborgen; 'n arme, schuwe mei i, die m
een goot 'n kindje had tevorjcieii en 1111
daarmee als niet 'n vaandel van schande
rondliep, werd verzocht naar huis te traan.
Toen ze hieraan uietoogenblikkelijk voldeed,
trad een der notabeien, van 't dorp uit den
kring en zei op hoosjt n en gebiedenden toon,
dat hij ze dan daartoo dvvingen zou, of ze
anders door de politie zou laten iniekei.en.
Xog bit et ze slLtitit t n ze xei, Jat ze zoo'n
bonter had, en haai' kiiidj >, tlat ze in wat
voelden gepakt in haar armt-n droeg, ook.
Eigen schuld! werd haar geantwoord.
En over het kind werd 'i; ffoord gezegd, dat
als aanklacht bedoeld wa« legen ile moeder.
Snij nuuir uit! .Ie bent de schande van
ons dorp. Ga heen ! Op 'n andere keer kunnen
we ons in wliirn met j o bemoeien, ?/« niet.
Toen ging ze hoen niet tranen in dt-oogen.
-til eu zwijgend. Ju 'n stille straat huixte ze
neer, om naar kii.d beter in te pakken' en
't beier tejen de koude te beschermen. Ze
zoen ie zijn kolfde koontjes en stak beurt om
beurt zijn kleine handjes in haar mond, om
ze te verwarmen. E-.-n j mge mail met 'n
(leiikl.oed o,/ en 'n arm liiiweeien jasje om
zijn i.lagere lijf, kwam haastig aanloopen
a-m den overkant, der straat en zag haar
zitten. Hij stond stil en sloeg haar aandac'rtig
gade.
G-> l, wat is (hit mooi! prevelde hij. Was
ik nu maar 'n R.tfaël Of 'n Mimllo! Dat is
't mooiste type, d 1.1 ik nog ooit gezien heb.
Wat gaapt die kerel, wat gadpt-ie! Later
zal wel blijken, wie Ibsen werkelijk heeft
liefgehad; misschien was zij het" ,we
raden, we gissen l" Je moet maar durven l
Maar nog meer, goeie genade, wat etaat d;tar!
Hij hiell er niet van om zich naakt uit te
kleeden in het bijzijn van anderen." Brrr!
Brrrr! Brrrrr !
Men ziet het: dit boek is hoogst aan
trekkelijk gemaakt, voor het gapende deel
dt»r menscbheiil, de monstrueuze Meduza-kop,
met akelig, krampachtig vertrokken
mondspieren, steels weer in den do ^d verstijfd,
grinnekencl in den S'ervensstrijd, met in
machteloosheid wijl geopend kakemeot.
De g wi-chtdoenr.fij. Men leze op blz. l, liefst
eenigs/.ins luid, met een klankschakeering,
wat hooger ges'lernd dan de dagelij ksche
spreektoon. Men gelieve ook zorgvuldig te letten
op het verschil der intonatie van hoofl- en
bijzinnen, daar het een gewichtig man betaamt,
van de stellagie der volzinnen veel werk te
maken ; men gelieve verder het niet. . .
niet ... rniutr" als hoogtepunt te djen uit
komen.
Daar gaat-ie l
Men mag gerus'e ijk erkennen (komma)
dat e;k auteur die ('-comuia) naar Sietzsche'a
woord (komma) uiet bloed fchrijfo (komma)
het recht heeft een dergthj't verzoek tot zijn
Ie ers t- richten (komma) en potsierlijk klinkt
't mij (kommn) wanm er ik (streepje) zooals
we 't in de laatste jaren ten onzent hebben
belrefd (^treepjf) mannen als Couperus en
Zola om et-n enkelen schalm in don keten
hoor laken eu verketteren (streepje) niet om
de solidittit vau den schalni (komma) niet
om dtn vorm (<onma) maar om de stof
(komma) waaruit hij vervaardigd is (punt)
Alsof die bij schrijvers van hun rang en
wezen anders zou kunnen zijn dan die der
andere (punt) Het ware wensehelijk (komma)
dat men He.ie nog eens nalas (punt)".
Vooraf gaat een citaat van Ibsen, volgt
een citaat van Heine.
Men lette op de schoone inkleeding van
de diepe gedachte, dat de eene mensch den
ander iets nng vragen, maar vooral op de
voortreilelijkheid van het woordje schalui",
en de waardigheid, waarmede dit gerefreind
wordt.
De pedanterie is meer van kinderlijken
aard. Een kinderhand is gauw gevuld. Toen
Ibsen dood ging, kreeg de auttur een telegram
uit Christiania mag ik ook eens gapen : van
UEl's oom uiijjchien ? Entin hij was er
zoo grcotüch op dat hij het aan het slot van
zijn merkwaardige"studie drie-malen zegge
drie malen vermeldt. Dat was het slot voor
zijn boek, het svas ge/onden : Hanerdöl',
hij i < dood. Zooals Zola voor het einde van
zi,n Kougon Macquart-cyclus noodig had de
val van het keizerrijk, zoo bid de auteur
J. B. Meerkerk dit iioodig voor het ein Ie
vau zijn studie, het lang-verwachte, vurig ver
langde, gesnakte'slot : ,,'ian er dód", hij is
dood. L')t is d >od. Dool, zei baas Peggotty.
Dood. Dood. Dood. En toen, toen kreeg de au
teur J. B. Meeikerk een vizioen, zoo oud als de
weg naar Kialiugen, waarbij dit nieu.v was,
dat hij liet telegram in handen hield: Haa
er dol ', hij is dood. En nog onderwijl ik
het telegram in de hand hield, rees daar",
en-zoo-voort, en zoo-voort. Uan er dol", hij
is d iod. Dood. Bom.
Lezer, ik heb zooveel moeite uit al die
citaten en verslagen in dat boek de weinige
oorspronkelijke zinnen op te visschen, laat
me nu gaai>. Als ik u i«og niet ervan
overtuigd heb, dat ik gaven heb voor detec
tieve. dun doe ik hei toch nooit. Laat me nu
gaan, het is ook voor mij een waardig slot:
.,Han er död", hij is dooi. Dood. Bom.
PETER SPAAN.
Fii-j
njse
Het T o n e e 1.
E. W. CAXXE, Fen 'thirde libben. Leiden,
Tiiconis 1U06.
Al meer dan eens heb ik de lezers van
dit Weekblad op de hoogte geholpen van
wat CT onder dat deel van ons volk omgaat
dit zich de weelde veroorlooft er een eigen
Zij keek op en toen zij hem zag staan,
sloeg ze verlegen haar oogen neer. Een
oogenb'ik later keek ze weer op, en toen
knikte hij haar vriendelijk lachend toe.
Hoe heet je? vroeg hij.
Zij antwoordde iets, maar hij verstond niet
wat. Hij naderde haar en vroeg: Mag ik het
eens zien V Is d-t je eigen kindje?
Ja meneer; hij is zoo koul.
Dan moet je 'rn nog wat warmer
inpakken. Is 't 'n jongen?
Ja meneer; drie maanden.
Zeg mensch, wat beef je! Ben je zoo
kou l ?
Ja meneer.
Waar ben je beiroefd over? Ik zia
tranen in je oogen.
Och, meneer, ik heb zoo'n honger, en
als ik niet eet, heeft 't kind niets aan de
borst. Ik ben zoo bang. dat ik ziek zal worden.
Neen, dat mag ook niet. Maar heb ja
zoo'n honger? G:i dan maar mee; ik heb
nog een heel brood liggen en wat chocolade
is gauw gemaakt.
Even keek zij hem wantrouwend aar, maar
toen zij ziju jonge oprechte oogen zag, ge
voelde zij, dat hij geen vijand wezen kon.
Zij stond op met haar lieven last en liep
haastig naast hem voort, den hoek om, de
brug over, tot zij kwamen aan een
kolenpakhuis, waarboven 'n soort van kamer waa
gefabriceerd van 'n grooten zolder, met twee
schuine groote ramen op 't Noorden. Zij klom
men de trap op en gingen de kamer binnen.
't Is hier lekker warm, hè? I zei de
jonge man.
Ja meneer.
Ga daar maar zitten; 't is de eenigste
stoel, dien ik heb. Dau zal ik wat water
opzetten. Je houdt immers wei van 'n kop
chocola Ie?
- - Graag meneer. Wat is 't hier mooi!
Wat zeg je daar? Mooi ? 't Is hier 'n
rommel; maar dat kan niet andt i ?*. Toen
je daar op de straat zat, wat .deed je toen
met 't kindji?
Wat beter inpikken, meneer; hij is zoo
koud,
Dan zou ik hem nu maar 'n beetje
uitpakken, want 't is hier warm. Woon
je hier?
Ja meneer, voorbij de meclrcolen, aan
den anderen kant van 't dorp.