Historisch Archief 1877-1940
No. 1539
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een middeleeuwsch gebruik volgend,
hebben de kinderen en
behuwdkinderen van mr. F. Th. Westerwoudt en
mevrouw Weaterwoudt-Bruijnen, bij
gelegenheid van hun gouden bruiloft,
en ala herinnering daaraan voor de
familie, het gouden paar een drieluik
vereerd, dat in den geest der
middeleeuwsche meesters door den oud-vader
in de kunst, Mengelberg, te Utrecht,
werd ontworpen en op diens
kunstwerkplaats uitgevoerd. Het midden
tafereel wtti het drieluik stelt zooals
De Tijd verklaart de verloving voor
van St. Joseph en de H. Maagd. Een
zestal engeltjes omringen deze groep
«n dragen de geJaatstrekken der zes
jongste kleinkinderen van het gouden
paar.
Boven deze voorstelling is de met
Een Tryfltiek (Drieluik) van
de tiara gekroonde God de Vader aan
gebracht, die het huwelijk zegent en
omringd is door vijf engeltjes, als
symbolieke voorstelling van de overleden
kinderen van het echtpaar Westerwoudt.
Op de vleugeldeur links knielt de gou
den bruidegom met zijn oudsten zoon
mr. W. Westerwoudt en zijn schoon
zoons de heeren mr. A. v. Rijckevorsel
en mr. J. G. Schölvinck en den
stamhouder in de rechte linie, Felix Wes
terwoudt. Op den vleugel ter rechter
zijde knielt de jubilarisse met hare
dochters mevr. Schölvinck, mevr. A. v.
Rijckevorsel, mevr. H. v. Rijckevoreei,
mevr. Regout en mevr.
WesterwoudtPove). Op de twee vleugels staan af
beeldingen van de HH. Felix en
Laurentius, patroonheiligen van de gouden
jubilarissen.
MIIII iiiiiiiMiimiMMimmiiiiiMliiMiiiiiiiiiii
met de troonsbestijging van Lodewijk XIV,
{1661) het fanatisme te gemoet gevoerd.
Het Edict van Nantes, in den aanvang
slechts getrouw nageleefd, werd, onder aan
vuring eener dweepzieke geestelijkheid,
die den steeds geld behoevenden koning in
zilveren kluisters sloeg, hoe langer zoo meer'
ontzield. De dragonades waren ia het ver
schiet (1680). Zij vormden het voorspel tot
de opheffing van het Edict van Nantes
{15 Oct. 1685), waarmede ten langen leste,
de hyena's in geestelijk gewaad het masker
afwierpen.
De woord- en trouwbreuk vond Bayle
niet meer in Frankrijk. In Toulouse was
hij, Slachtoffer van jesuietische
verstrikkingskunst, het katholicisme binnengeloodst. De
onervaren jongeling, 21 jaren oud, was een
welkome prooi voor lieden, altoos tuk op
de aanwinst ook van naïeve zieltjes. De
vreugde was echter kort van duur.
Xauwelijkg vernamen zijne verwanten den onbe
raden stap, of men bracht Bayle tot het
" inzicht, dat zijn goed vertrouwen verschalkt
werd, en even snel als hij afgedoold was,
hernam hij, ditmaal voor goed, de gezind
heid zijns vaders. Als uiterlijk teeken zijner
gevestigde overtuiging keerde hij Toulouse
den rug en begaf zich naar Geneve.
Hier, knoopte hij blijvende vriendschaps
banden met Jacques Basnage, een
protestantsch geestelijke, aan. Deze bewerkte,
dat op Bayle, die kortstondig huisleeraar
geweest was en naar Parijs zich begeven
had, de aandacht werd gevestigd voor een
wijsgeerig professoraat in Sedan. Hij erlangde
dien zetel (1675), na eene glansrijke ver
dediging, in het openbaar, van door hem
gestelde theses. Gelijktijdig evenwel, kwam
hij in aanraking met Pierre Jurieu, sedert
1674, hoogleeraar te Sedan in dogmatiek en
hebreeuwsch. Deze verwaten gek, opge
blazen, zelfzuchtig, aanmatigend, kende niets
hoogers dan eigen roem, en had Bayle's
aanstelling bevorderd, in de hoop, van hem
een werktuig te maken. Argeloos als Bayle
was, nam hij de valsche voor echte munt.
Toen, in 1681} de protestantse hèacademiën,
waaronder Sedan, werden opgeheven, en
Bayle, door Jbemoeiing van een zijner toe
hoorders, den hollander Van Zoelen, eene
plaats .als docent te Rotterdam verkreeg,
beijverde hij zich ook Jurieu, als predikant,
daarheen te doen beroepen, waarin hij
slaagde.
Van nu af begint, voor Bayle, een tijd
van onafgebroken werkzaamheid. Door eene
gansche reeks van anoniem verschenen
polemische gaschriften, nam hij, in de bran
dende geloofsgeschillen dier dagen, deel.
Grondtoon'daarvan was steeds verzet tegen
gewetensdwang, als met het innerlijk wezen
van de religie in strijd. Aan hetzelfde
denkbeeld werd dienstbaar genaakt een,
door Bayle, opgericht, maandelijks verschij
nend tijdschrift: Nouvelles de larépiMi/iue
des lettres, waardoor hij de grondlegger
werd van de, sedert, zoo omvangrijke perio
dieke literatuur. De obscurantist Jurieu
nam aan dit alles aanstoot. Ijveraar en
ketterjager als hij was, deed Bayle's kalme,
berustende, doch volstrekt zelfstandige
houding hem in eene gramschap ontsteken,
die lang verholen bleef. Toen echter, na
een kettersch" geschrift van Bayle, de
kans schoon en een volgzaam consistorie
gekozen was, bewerkte Jurieu, dat genen
zijn ambt ontnomen en een boete opgelegd
werd.
Daarmede was de onbemiddelde Bayle
opnieuw broodeloos. Van beroepsplichten
ontheven, weigerde hij echter zoowel iedere
nieuwe aanstelling als de gastvrijheid van
hooggeplaatste beschermers. Zijn tijd wijdde
hy aan zijn wereldberoemden Dictionnaire
historique et critiijuè, een monumentalen
arbeid, waarin hij geheel zijne critische
dialectiek ontvouwen bleef, tot aan zijnen
dood te Rotterdam, waar hij, in de Waalsche
kerk, begraven werd. Dit werk bepaalt zijne
plaats in de geschiedenis der wijsbegeerte,
en dat deze niet gering is, blijkt uit een
onwraakbaar feit, waardoor hij, gelijk door
zyne zachtmoedigheid en het eenzaam ver
loop zyns levens, wederom in Spinoza's
nabuurschap wordt gebracht. Evenals de
rabbinistische en rabulistische jesuieten er
in waren geslaagd Spinoza uit Amsterdam
te doen verbannen, werd, op aanstichting van
roomsche jesuieten, in 1740, Bayle's, sints
lang natuurlijk! op den index geplaatst
werk, te Golmar, door beulshand, op de
openbare markt verbrand.
Inzonderheid, door Feuerbach, is Bayle's
beteekenis in het licht gesteld. Mij dunkt,
zij kan kortelij k worden aangewezen.
Grondtoon van Bayle's wezen is zeer
zeker de tweespalt tusschen het geloof, dat
hij najoeg, en de rede, die hij raadpleegde
(II, VII). Van dit conflict legt, in tekst en
aanmerkingen, zijn hoofd werk onophoudelijk
getuigenis af. Ongetwijfeld tevens, heft het
protestantisme, wereldhistorisch als het is,
in zijne erkenning van het heilig recht der
eigen overtuiging, dit conflict niet op (II, 23).
Aan iedere kerk staat daartoe hire dog
matiek in den weg. Juist daarom drong
aan Bayle de tegenstelling zich op, tusschen
de theologie, die mirakels, en de wetenschap,
die causaliteit opspoort (II, 45). Vandaar
tevens, dat hij de absolute zelfstandigheid
der ethica bepleit (II, 84), van dogma's
niets weten wil (II, 106), en de religie, daar
van niet slechts onderscheiden, maar streng
gescheiden wil zien (I, 77).
Dit nu is de wereldberoemde scepsis van
Bayle. Ook daarin was hij niet dogmaticus,
niet twijfelend om fe twijfelen, maar
twijfelend om langs eerlijken weg den
twijfel te overwinnen. Hij, kind van zijn
tijd, za* niet, dat het schriftuurlijk geloof
algeheel aanvaard, of algeheel verlaten
moet worden. Toch had hem het zoo diep
zinnige woord van Tertullianus: credo </uia
absurdurn kunnen waarschuwen. Bayle deed,
wat hij vermocht om tusschen dat geloof
en de rede een brug te slaan. Hij school
weg achter, ging op in zijn eerlijk streven.
Zoover dreef hij de belangelooze bescheiden
heid, dat hij zelfs zijn Dictionnaire anonieca
wilde doen verschijnen. Het woord, de
zaak moest spreken voor zichzelf, zonder
ruggesteun of aanbeveling.
De natuurlijke vrucht van Bayle'a werk
ia zijn onophoudelijk aandringen op ver
draagzaamheid. Deze vatte hij ajs recht,
niet als gunst, en ook hierin stond hij tegen
over de adepten eener kerk. Dezen toch
meenen zeer singulierlijk zich te hebben
uitgesloofd, wanneer zij, in grenzenlooze
goedertierenheid, andersdenkenden dan de
pachters der alleen zaligmakende leer naast
zich gedoogen. Van deze tamme verdraag
zaamheid, die zich verwaardigt en Anizieh
opdringt, wil Bayle's leer niets weten. Zijne
verdraagzaamheid is van de soort, die Davil
Friedrich Strauss onder woorden gebracht
heeft, toen hij zeide, dat Frederik II, ver
klaard hebbende: in meioem Staate kann
Jeder nach seiner Fagon selig werden" het
niet euvel zou hebben geduid, indien een
boer hem had geantwoord: ich wünsche
aber gar nicht selig zu werden, Majestiit".
Deze verdraagzaamheid, uit Bayle's
scepsis", rechtstreeks voortvloeiend, vraagt
niet, maar eischt een plaats onder.de zon, voor
ieder, wat meening hij hebbe. En, zoo noodig,
zet zij dien eisch klem bij, door de hand
aan het gevest van het geuzenzwaard, bereid
om er op in te slaan, gelijk in ons vader
land weleer geschiedde, en in Frankrijk op
vredelievende, dus betere wijze gelukkig
thans opnieuw geschiedt.
Daarom vaart den zeloten van iedere
pluimage, een huivering door de leden,
wanneer men den naam uitspreekt vanden
baanbreker van zelfstandig onderzoek:
Pierre Bayle.
Daarom ontblooten wij eerbiedig het
hoofd en roepen, vol ontzag voor den heiligen
grond van rede en wetenschap, op dezen
zijnen sterfdag hem toe:
Ave, anima candida!
Amst., Dec. 1900.
J. A. LEVY.
Portretten yan Pierre Bayle.
Aan Bayle, wien Mr. Levy in dit nummer
een artikel wijdt, hebben zijne tijdgenooten
herhaaldelijk gevraagd een portret van zich
te laten schilderen of teekenen. Hij heeft
dat steeds geweigerd. Ook zelfs toen men
het hem vroeg voor de Engdsche uitgaaf
van zijn Dictionnaire.
Toch had hij een portret laten schilderen,
uitsluitend voor zijne moeder. Hij was toen
28 jaar. In een brief aan zijne moeder be
paalde hij, dat dit portret in de familie
moest blijden. Niemand buiten de familie
wist, dat dit portret bestond. Een toeval
maakte het openbaar. .Va zijn dood kwam
de brief, dien hij aan zijne moeder over
het baar toegezonden, geschilderd portret
had geschreven, in het bezit van mr. Marais,
advokaat in het Parlement te Parijs. Bij
onderzoek bleek, dat dit portret te Montauban
was bij eene verwante van Bayle. Aan
Madame de Merignac. eene groote bewon
deraarster van Bayle en zijne werken, ge
lukte het toestemming te verkrijgen om eene
kopie naar het schilderij te laten maken,
maar dan uitsluitend voor haar zelve.
Die kopie legateerde zij bij haar dood
(1712) aan Mr. de Francastel, onder-biblio
thecaris aan het College Mazarin. Naar deze
kopie liet mr. Marais op zijn beurt een kopie
maken. Deze kopieën waren de eenige, en
beiden te Parijs. Op verzoek van de Academie
te Frankfort aan den Oder werd voor deze
instelling een kocie gemaakt naar een der
twee kopieën, om een plaats te krijgen in
de zaal, waar reeds de conterfeitsels van 82
beroemde mannen prijkten.
Bayle heeft op het geschilderd portret een
bruinige gelaatskleur, bijzonder mooie oogen
en rustige, voorname, geestige wezenstrekken.
Naar deze kopie zijn te Parijs eenige gravu
res gemaakt. Eene op verzoek van Madame
de Merignac en Mr. Marais. De laatste ver
zocht aan Mr. de la Monnoye eenige versre
gels om onder het portret te zetten. Deze
maakte het Latijnsche Distichon :
Eailius hic ille est, cujus duin seripta vi^cbunt,
Lis ent blectunt, erudiantiie magis.
Een andere gravure heeft men gemaakt
naar de laatste kopie (de Frankfortscbe) van
Bayle's portret om te plaatsen vooraan in de
uitgave van Bayle's Dictionnaire, te Geneve
in 17L5 uitgegeven. Daaronder vindt mende
vertaling van het Distichon in het Fransch.
Tel fut l'illustre Bayle, hunneiir des l>r;ui\ esprit*,
DonT relevante plume, en recherches fci'tile,
Fait (louter qui des deux Temportc en ses criis,
De l'agrtiuble on de l'utile.
Dit portret met adres: J. Rollin iils
is gemaakt door Petit, folio formaat, knie
stuk.Bayle's hand rust er op zijn Dictionnaire".
Van een zelfde portret, waaronder met hoofd
letters gedrukt is: Pierre Bayle maar
zonder vers is de reproductie gemaakt
voor het artikel van Mr. Levy,
Van Bayle zijn nog de volgende portretten
beken'1 :
a. Een ovaal, alleen borststuk ; de hand
is er niet, ook niet hei boek, waarop de hand
rust. Onder het portret staat : ,,Fran(;ois
Chereau Sculps., en deze regels :
l' I E R K E B A Y l, E.
N"éau Carta dans Ie raruli' de Foix Ie Is
Nuvemhre 1(>74, mort a Rotterdam 1<> 28 Xbre 1706.
Dit portret komt voor in : L'Europe
illustre, etc., par M. Dreux du Radier, Avocat
a Paris, chez l'airié1777.
b. Een ter halve lijve, links met 2 regels
Latijnsch dicht (het Latijnsche Distichon).
Zwarte Kunst door Duchesne, klein folio.
Met adres van Gautrot.
c. Borstbeeld, links, in ovaal met
beeldwerk. Door P. Savart, 8°.
In de prentencatalogus van Fred. Muller
worden 'A portretten vermeld, dus minder
dan de hier" genoemde. Over de geschilderde
portretten wordt er gezwegen.
J. H. R.
milHmilMMHlMIIIIIIIIMIIMIIIMIMIIIIMMMIIIIHHItlllHtllll
MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS
K O £ ?
' Ot V f
AMSTERDAM. ROTTERDAM, UTRECHT.
810EMCRACHT77 ' DELFT5CHESTBAAT6I BUT.STBA AT 30
J. J. BIESING,
'8-GRA.VENHA.OE,
Molenstraat 65.65' en 61
Moderne Schilderije»,
Aquarellen «o firavaru.
Kunstzaal Panorama.
TENTOONSTELLING
van Werken van
COOISCHE MEESTERS.
Entree 25 cl*. Oagelijits geopend.
fhrT-HOGRAPHISGHe -J
: Bekroond Nijverlieidstentoonstellirjg Leeuwarden 1
Magazijn
Oud-Holland"
Damrak 75, Amsterdam.
Directie: P._C. PAERELS.
Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koper- en
Zilverwerk, Porselein, Glas, Tin, Oude Perzische
Tapijten enz. enz.
ATELIER VOOR IJKT VERVAARDIGEN
VA V OUD-HOLLANDSCH SNIJWERK.
TELEFOON 7261.
Alp. Kist- en KistBij wMöshaiÉl
SlERKUNSr
IV,
Tentoonstelling van
Teekeningen, gekleurde Houtsreden,
Lithografieën en Etsen
door J. G. Veldheer.
Tevens zijn te bezichtigen : Batiks van
M. J. HACK e. a.
Geopend van 9?8 uur. IJUWOLF ELION <èC
WONING-INRICHTINGEN
SPUISTRAAT. 76 DAMRAK. AMSTERDAM
OHTW6WG2 ? TC^OJlUGCn ? UITVCXRinG
PLAFOBD - «n JARDKSCHILPÉRIK 131.
OlïTUJ?RPÉn VOOR MJ3STRAALDU»?RN
AmSTgRPAflj
AARDEWERK
"E<
^
v
PERMANENTE * - >
« TENTOONSTELLING
KLEURETSEN VAN FRANSCHE
MEESTERS -f -f -i- + + +
REPRODUCTIES PROCÉDÉVAN
MEURS -(- + + + + + +
PHOTOGRAVUREN NAAR OUDE
EN NIEUWE SCHILDERIJEN-!- +
FAC-SIMILE-AQUARELLEN -f +
ANTIEKE EN MODERNE BEELDEN
LI.ISI'KN* EN SPIEGELS -f- + +
. IN DEN
KDMflANDEL-?ED. G. DORENS iZH.
R O KI N 66.
AMSTERDAM.
OP K.OPER EN ZINIS
6EB°W.PELIX MERITI5"
KEIZER5
TEL.2807
Js. VAN G1NKEL
E I
FABRIKANT VAN KUNST-KOPKh
WKHKKN EN OUD-HOLLAND8CH*
MODKRNE- EN ANDERE
STULKr