Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ho. 1540
planten, die wy tot nog toe het resultaat van
een mysteriense macht, van het leven" ge
loofden te zyn, slechts het resultaat zijn van
enkel physische en chemische krachten en
werkingen. Dit bewgg alleenis, dunkt ons, al
de moeite van een uitvinding waard.
,Parjjs. H. A. W.
MnM in de Hoofdstad.
Het moet erkend, Handel heeft in de
laatste twee of drie tientallen van jaren een
goed deel van zijn populariteit verloren.
Wél bewonderde men nog den forschen bouw
zijuer oratoriumkoren, wél gaf men toe dat
er onder zijne vele aria's meesterstukken zijn
van edel gevoel en niet minder kwam men
onder den indruk van de echt dramatische
kracht zijner recitatieven, doch den invloed
der moderne muziek, die minder teksther
halingen gedoogt en die een sterker verband
tusschen tekst en muziek voorschrijft, daarbij
meer nadruk legt op den voortdurenden
gang der handeling, heeft het groote publiek
min of meer vervreemd van den grooten
meester uit Halle.
Het is daarom alleszins begrijpelijk dat een
vurig bewonderaar van Handel peinsde op
middelen om de oorzaak dier vervreemding
weg te nemen en het publiek wederom nader
te brengen tot den grooten meester van het
oratorium.
Een dergelijke bewonderaar van Handel
was Friedrich Chrysander, in 1826 gtboren
in Mecklen3urg. Reeds vroegtijdig begon hij
zich bezig te houden met de studie van zijn
held Zijn dissertatie voor het doctoraat in
de philosophie aan de universiteit te Rostock
(1852) handelde Ueber das Oratorium". Vier
jaren later stichtte hij met Gervinus de
Deutsche Handelgesellschaft" en het was
Chrysander, die niet alleen de monumentale
Gesamtausgabe" van Hündel's werken in
honderd banden uitgaf, maar zelfs de
reuzentaak er bij vervulde, met behulp van een
in zijn woning, te Bergedorf bij Hamburg
opgerichte kleine drukkerij, al deze deeien
persoonlijk en zonder hulp in Stich und
Druck" voor te bereiden. Het zal wel een groote
zeldzaamheid zijn auteur en drukker van
een dergelijke rea jen-uitgave in n persoon
vereenigd te zien.
In het begin droeg Gervinus de
finantieele risico voor de uitgave; later, in 1860,
kreeg Chrysander een subsidie van 1000
thalers van koning George van Hannover. In
1866 kwam deze subsididie natuurlijk te
vervallen, totdat de Pruisische staat zich het
werk van Cbrysanler aantrok.
Het behoeft geen betoog dat de ondernemer
dezer uitgave herhaaldelijk te Londen moest
verblijf houden, om de autografen van Handel
in het Buckingham Palace te raadplegen en
zijn eigene gegevens te vergelijken met de
150 deel-in tellende, z.g. handexemplaren van
Handel, welke uit de nalatenschap van
Hiindel's amanuensis, Chr. Schmidt, in het bezit
van Victor Schölcher waren overgegaan. Door
den voortdurend intiemen omgang met de
manuscripten en handexemplaren van Handel
had Chrysander een oijsonderen kijk gekre
gen op de wijze waarop de groote meester
zijn oratoriums zelf had doen uitvoeren en
die belangrijk afweek, vooral wat betreft de
instrumentatie, van de bewerkingen van
Mozart, Eobert Franz e. a., welke meestal
gebruikt werden.
Het is licht te begrijpen dat Chrysander
zich met deze bewerkingen niet kon vereeni
gen ; daarom ondernam hij in 1894 nog een
nieuwe uitgave van Handel's oratoriums voor
practisch gebruik, waarbij hij zich liet leiden
door de volgende overwegingen:
1. De vertalingen uit h«t Engelsen moesten
in een goed, vloeiend Duitsch worden over
gebracht.
2. Er moesten coupures worden gemaakt
in de meeste oratoriums, en wel zóó dat de gang
der handeling in meer beknopten vorm
geconcentreerd werd. Hierbij kan opgemerkt
worden dat, blijkens de handexemplaren,
Handel zelf herhaaldelijk coupures maakte
bij uitvoeringen zijner werken.
3. De instrumentatie incest worden her
steld in den geest van Handel's tijd, vooral
wat betreft het gebruik der oboën en fagotten,
benevens orgel en cembalo.
4. De solonummers moesten worden voor
zien van versieringen en cadensen, zooals
vermoedelijk de zangers ten tijde van Handel
ze hebben uitgevoerd. ?
Het was den grijzen mujiekgeleerde ge
geven nog eenige uit voeringen van zijn dus
danige Handel bewei kingen bij te wonen,
alvorens hij stierf (1901) in zijn geliefd
Bergedorf. Lang niet algemeen werd en
wordt thans nog Chrysander's streven met
sympathie bejegend. Eensdeels zal dit wel
voortkomen uit een zeker wantrouwen, waar
mede men steeds nieuwichelen pleegt te
ontvangen, anderdeels valt het ook niet te
ontkennen, dat er werkelijk ook wel billijke
bedenkingen zijn aan te voeren tegen Chry
sander's systeem.
Onze Ainsterdamsche Zanavereeniging van
Toonkunst bood ons 1.1. Zaterdag een uit
voering van Handel's oratorium Judas
Maccabaus" in de bewerking van Chrysander.
Dit was de eerste gelegenheid om met een
dergelijke bewerking, hier ter stede kennis
te maken, en daarom mogen wij a priori
den heer Mengelberg en zijn bestuur dank
baar zijn voor de keuze van dit werk. Ik
zeg met voordacht ook van dit werk, omdat
het reeds een kleine twintig jaar geleden is,
dat het hier werd uitgeroerd. Overigens mag
ik niet ontkennen, dat een uitvoering van
een meer bekend oratorium, als Messias of
Josua, ons meer nog de gedegenheid zou ge
schonken hebben een vergelijking te maken
tnsschen de gewoon gangbare en de
Chrysanderscne bewerking.
Zeide ik straks dat er billijke bedenkin
gen konden aangevoerd worden tegen Chry
sander's systeem, ik wil bier in hei kort de
vier hoofdpunten van zijn systeem toetsen
aan den indruk, dien het werk op mij ge
maakt heeft.
In de eerste plaats dan de tekst. Thomas
Morell, een engelsch geestelijke, is de dichter
van den tekst. Men kan niet zeggen dat
deze gelukkig geweest is in de samenstelling
daarvan. In plaats van te zorgen voor een
dramatische ontwikkeling van de handeling,
hield hij zich vrijwel aan het boek der
Maccabeën. Hoeveel meer partij had van
het gegeven kunnen worden getrokken,
hoeveel spannender had de handeling kunnen
worden ingericht, wanneer de tekstdichter
ruimte had willen laten voor eigen phantasie.
Doch daarvan mag men niets schuiven op
rekening van den vertaler. De vroeger ge
bruikte duitsche tekst is van Handels vriend
en medewerker Gervinus. Hy heeft zoo
langzamerhand burgerrecht gekregen en de
meeste onzer concertzangers zijn in hun
studiejaren reeds vertrouwd geworden met
Gervinus' tekst. Ware nu de vertaling van
Chry-ander beter, dan zou ieder met graagte
de gelegenheid aangrijpen om zich van de
andere woorden te bedienen. Dit is echter
lang niet altijd het geval. Menigmaal viel
het mij op dat de andere woorden, vooral
in het sologedeelte, meer Schlagkraft" be
zitten. Ik zou de mij hier ter beschikking
gestelde ruimte verre overschrijden, indien
ik dit in den breede ging aantoonen. Zoo
iets is ook meer in een vakblad op zijn
plaats. Ik geloof echter dat het aanbeveling
verdient beide tekstbewerkingen met elkaar
te cornHneeren, m. a.w. uit l eide bewerkingen
het beste te kiezen. Indien Chrysander er
slechts naar gestreefd had de vertaling van
Gervinus te verbeteren in plaats van per
se een nieuwe bewerking te maken, dan
waren wij er beter aan toe geweest.
Wat aangaat de coupures hier komen
wij op een gevaarlijk terrein.
Zeker heeft Chrysander met veel takt ver
schillende nummers weggelaten, die totaal
overbodig zijn en den gang der handeling
slechts ophouden. Maar er zy'n toch ook
nummers weggelaten die door de traditie zoo
vastgegroeid zijn aan den Judas" dat men
ze zoo maar niet mag coupe *ren.
Wat zou men zeggen als men het snoeimes
in den Messias" zoodanig ging hanteeren
dat daaraan als offer moesten vallen de aria's
Ich weiss dass mein Erlöser lebet" of
Warum entbrennen die Heiden"? En
behooren dan de aria's Mit frommer Brust"
en die Freiheit riur" niet evenzeer tot de
meest geliefde nummers van den Judas"
als de beide eerstgenoemde aria's tot die
van den Messias"?
Ik weet niet of Chrysander bij de instru
mentatie volgens Handel's manier, gedacht
heeft aan de numerieke sterkte van het koor
en aan de ruimte van de te gebruiken concert
zaal. Zeker is het echter dat bij een koor
van plm. 400 dames en heeren de versterkte
hoboe- erj fagot-bezetting niet bij machte is om
het schoone timbre de«;r instrumenten ge
noegzaam overwicht te verschaften. Anders
moet ik bekennen dat dit gedeelte der
Neugestaltung" van Chrysander mij zeer
sympathiek is.
Wat nu ten slotte aangaat de versieringen
en cadensen, die dooor den bewerker zijn
aangebracht, zoo moet het mij van het hart
dat die uit den tijd zij a en op ons den indruk
maken van stijlloosheid. Het mag waar
zijn dat ze in den tijd van Handel zijn aan
gewend, maar wij woten allen dat de vroegere
tijden veel meer in het teeken van het
virtuosendom stonden dan onze tijd staat en
dat de meesters uit de achttiende eeuw niet
bij machte waren tegen dien verderfelijk en
stroom op te roeien. Wat heeft Giuck geen
tegenstand moeten ondervinden, voordat hij
slechts eenigermate mocht breken met
coloraturen, fioriturea, cadansen, enz.?
Een aller zonderlioijsten indruk maakt het
als men door Bernouilli onzen Mes^chaert
aangehaald vindt, om het goed recht te
bepleiten van Chrysander's versieringen.
Messchaert die en ik heb er mij hartelijk
over verheugd nota bene al die versieringen
heeft weggelaten.
Het komt mij voor dat Chrysandur vele
nuttige dingen heeft tot stand gebracht. Maar
tevens is het mij duidelijk geworden, dat een
slaafsch navolgen van zijn wenken niet in het
belang zal zijn van een uitvoering. Ten op
zichte van den tekst zal men met beleid
moeten te w«-rk gaan; en enkele gedeelten
van Gervinus, andere van Chrysander kiezen
Voorts zal men zich niet uitdrukkelijk moeten
houden aan de wealaiingen door Chrysander
aangebracht; dan zal men de instrumentatie
moeten regelen naar de bezetting van het
koor, of nog beter, de getalsterkte van het
koor naar de Chrysander'sche instrumentatie
en ten slotte de versieringen geheel weglaten.
Ondanks dat alles heeft de uitvoering van
Toonkunst" een zeer grooten indruk gemaakt
op de talrijke aanwezigen en ik ben er
zeker van wanneer niet de bewerking van
Chrysander ware gebruikt, zou de indruk
niet tot het laatste toe zoo frisch gebleven
zijn. Daarom moet ik erkennen dat de
voordeelen verre opwegen tegen de enkele be
denkingen die ik hierboven tieb gereleveerd.
Ongetwijfeld mag die goede indruk echter
voor een groot deel toegeschreven worden
aan de voortreffelijke uitvoering, die door
den heer Mengelberg werd tot stand gebracht.
De koren waren bij/.onder mooi en vol van
klank, de attaques flink en de rhythmiek straf.
Het jongenskoor was eveneens flink; maar
de sopranen hadden een mooieren, milderen
toon kunnen hebben. Het ware misschien
goed geweest een paar dames met de jongens
sopranen mede te laten zingen.
Het orchest wa?, berioudens een paar ver
gissingen van minder oeteekenis, eveneers
uitstekend. Menigmaal klonken de oboën en
fagotten prachtig. In het bijzonder een woord
f&u lof voor de vertolkers der hooge hoorn
en trompetpartijen. De heer Hendriks aan
het orgel en de in Duitschland zeer bekende
cembalist, Kleinpaul, vervulden hun taak
in hooge mate artistiek. Hoe gaarne had ik
den laatste een Ibachord toegewenscht, iii
plaats van een modernen vleugel.
Als solisten had men de dames Noor
dewier en de Haan-Mauifarges en de
heeren Urlus en Messchaert geëngageerd.
Een viertal Nederlandsche kunstenaars waarop
wij met recbt trotsch zijn. De heer Unm
zou nog meer voldaan heiben, indien hij iets
minder had getremoleerd; overigen* kwam
zijn heerlijk orgaan ook in de vaak laag lig
gende Ju ias-partlj, voortreffelijk tot zijn recht.
De heer Messchaert imponeerde als altijd met
zijn prachtvollen stijl; het kwam mij echter
voor dat hij te worsrelen had niet een op
komende verkoudheid. De beide dames vier
den schitterende triomfen. Kenig mooi wa^
het duet O holder Friede, reicti an Lust".
In het geheel niet kan ik mij vereenden met
het door Chrysander voorgeschreven
martellato in het duet Nimmer beugten wir
das Knie". Zouden de dames dat zelf mooi
gevonden hebben? Kwamen die woorden
slechts eenmaal voor, dan ging het nog aan,
maar op den duur wordt dat inartellato
ontzettend stijf.
De heer Mengelberg huldigde over het
algemeen wel het beginsel van snelle teuipi;
zoo bijv. de :1/s maat van de inleiding; maar
het geheel klonk onder zijn energieke directie
zoo frisch, dat wij dankbaar terug zullen
denken aan de genot volle uitvoering.
ANT. AVKKKAMP.
Een echt nationaal huldeblijk.
Majorum virtus nepotum gloria,
Dezer dagen is eene oproeping verschenen
tot inzending van gelden voor de feestelijke
herdenking van De Ruyter's 300-jarigen
geboortedag. Ofschoon eene aanmoediging
tot deelneming aan die huldiging van onzen
zoo beroemden zeeheld onnoodig schijnt,
wenschen wij toch met enkele woorden
daartoe op te wekken, opdat des te meer
aan die oproeping worde gehoor gegeven,
waar het geldt een man die zonder opge
schroefde geestdrift en zonder eenig voorbe
houd kan gevierd worden om zijn vlekkelooze
persoonlijkheid en onverdachte vaderlands
liefde; een man daarenboven, tegenover
wien wij de grootste verplichtingen hebben.
Wan t de Ruy ter was het, die, bij zijn voortdu
rend streven de aanmatiging van het trotsche
Engeland tegenover dekleine maar bloeiei.de
Republiek te bedwingen, tot tweemalen toe
het vaderland redde door zijn meesterlijken
afweer van de aanslagen des machtigen
nabuurs, zoodat een De Witt kon getuigen
dat aan de behoudenis van zijn persoon
en zijn geluk, de behoudenis van den
Staat hing."
Om een dergelijke gewichtige, ja onmis
bare rol te vervullen, werden de hoogste
bekwaamheden vereischt. Maar, afgezien
nog van zijn buitengemeenen aanleg voor
den werkkring waaraan hij zijn leven wijdde,
doorliep De Ruy ter dan ook een leerschool
als slechts weinigen. Toen hij, zeventig jaar
oud, sneuvelde pp het veld van eer, zonder ooit
te voren ernstig gewond geweest te zijn, had
hij niet minder dan 58 dienstjaren en 40
gevechten achter den rug, onder welke
laatste 15 groote zeeslagen, in 7 van welke
hij het opperbevel gevoerd had. Van de
laagste rangen opgeklommen, in alle wind
streken rondge varen en zeven oorlogen
meegemaakt hebbend, is het niet te ver
wonderen dat onze held zich ontwikkelde
tot een voortreffelijk zeevaartkundige, wiens
schip een ware leerschool werd voor
zoovelen, die zich onder zijne leiding in het
vak wilden bekwamen. Xijn lange ervaren
heid," zegt zijn geschiedschrijver Brandt,
verschafte in alle voorvallen raad; en geen
zeeoverste wist met meer snedigheid
voordeeliger vechtplaatson te kiezen, op winden
en stroomen acht te geven, de loei'te zoeken
en te winnen, de zijnen met seinen in orde
te brengen en te houden, tijd te kavelen,
gevaarlijk heden te voor/ien, voor te komen
of af te wenden, den vijanden voordeel af
te zien, en krijgskunsten uit te vinden om
hun afbreuk te doen. Hierover stonden de
vijanden menigmaal verbaasd en verwonder
den zich ten hoogste over zijn wonderbaar
beleid."
Is het wonder, dat zulk een man een
onschatbaar bezit was voor de Republiek,
die telkens door zoovele omliggende vijanden
belaagd werd; en dat de geniale De Witt,
dit bezit op hoogen prijs stellend en zeer
wel de waarde ervan doorziende, steeds
zich inspande De Ruyter's kunde en be
kwaamheden voor den dienst van het
vaderland te winnen Is het wonder, dat
zijn landgenoo'ten een onbeperkt vertrouwen
in hem stelderi' en door een opgewonden
ontroering bezield werden, toen hij, den
6en August'is 1665 Delfzijl in mistweer
binnenloopend, ongedeerd de Kngelsche linie
bleek doorbroken te hebben i1 is het wonder,
dat hij door zijn.tijdgenoot Huygensgenoemd
werd de Hercules der zeeën,"en dat vreemde
vorsten, herhaaldelijk zich beijverden hem
met eerbewijzen te overladen;1 Nu eens is
hij de gast varf Spanje's koning; dan weer
wordt hij door dien van Denemarken ont
vangen en met een gouden keten begiftigd;
dan weer door Frankrijk's vorst in den
adelstand verheven en bedeeld met diens
met diamanten omzette beeltenis.
Bij al die huldigingen door de grooten
der aarde, behield De Ruyter niet alleen
zijn strikte eerlijkheid en
onomkooi;baarheid, maar bleef hij ook steeds even matig
en eenvoudig. Hoewel vele vreemde talen
als Fransen, Engelsch, Spaansch en
Portugeesch machtig, en iu staat vreemde
vorsten waardiglijk aan boord van zijn
schip te ontvangen, leefde hij mede met
zijn scheepsvolk, at gewone scheepskost en
gedroeg hij zich in alles als iemand, die
zonder eenige aanmatiging zijn gezag en
beteekenis niet zocht in uiterlijkheden of
afwijkende levenswijze. Een sprekend bewijs
hiervan is het getuigenis van den
Engelschen staatsman Teinple, volgens wien -De
Ruyter was the ablest sea-captain of nis
age, and the best servant that any prince
or state could have." Van hem torh en van
den zoo geestverwanten De Witt schrijft
deze: Van de twee voornaamste bestuur
ders van zijn tijd, de admiraal De Ruyter
en de raadpensionnaris De Witt de een
door vreemde naties algemeen een even zoo
groot zeeman geacht als de ander een zoo
groot staatsman, als eenig ander in hun
tijd zag ik den eerste nimmer in kleeren
beter dan die van den gewoonsten zee
kapitein, noch in een statierijtuig, en van
zijn huis was noch de afmeting, bouworde
oi' meubileering, noch hot gezelschappelijk
verkeer in eenig opzicht overtreffend den
staat van den eersten besten gewonen koop
man of handelsman van zijn stad." Doet
noo iets niet deuken aan oud-Romeinsche
de igd en degelijkheid, aan innerlijke voor
treffelijkheid die geen praal vertoon behoeft
voor haar verdiensten ?
Ook in andere opzichten dan in uiterlijke
levenswijze toonden zich De Ruyter's een
voud en bescheidenheid. Want gansch anders
als zoovelen, die gaarne den baas spelen,
bemoeide hij zich nimmer met aangelegenhe
den die hem niet aangingen, maar volgde hij
als een gehoorzaam staatsdienaar-krijgsman
zonder kritiek de hem verstrekte bevelen en
opgedragen verrichtingen. Zijn ziel," zegt
de voortreffelijke Brandt, was te groot, dan
dat dezelve door den rampzaliger!
partijgeest, welke het Gemeenebest beroerde,
konde besmet worden." Vol eerbied voor
de wet en voor zijn meerderen, dient hij
den Stadhouder even getrouw als voorheen
de stadhouderlooze regeering; want het
welzijn van den Staat was bestendig het
voorwerp zijner overwegingen en zorgen."
Uit zuiver plichtsgevoel neemt hij zijn hooge
betrekking waar, al voelde hij zeer wel de
zware verantwoordelijkheid die daarmede
op hem rustte, en ook al moest hij zich
daardoor telkens l «scheuren van den
huiselijken haard die hem dierbaar was.
Inderdaad, als mfi/.tch is De Ruyter niet
minder groot dan als zeevaarder. Trots en
ijdelheid waren hom volkomen vreemd,
evenals alle kleinzieligheid. Naar roem en
eer werd door hem niet gestreefd; d' eer
zucht," zegt Brandt op zijn gewone sobere
maar daardoor des te indrukwekkender
wijze, om naar grooter te staan en door
dappere daden rijkdom en gloory te winnen,
hadt op dit gemoedt, dat niet oorlogsgezint
en met nooddruft te vreeden was, geen
vat." Evenmin was hij, hoewel een geboren
bevelhebber, heerschzuchtig noch oorlogs
zuchtig, integendeel menschlievend en
afkeerig van alle onnoodig bloedvergieten.
Ofschoon voortdurend omgaand met het
ruwste scheepvolk, bleef hij steeds be
schaafd van optreden; hij vloekte niet, noch
hield zich op met spel en drank. In de
moorddadigste gevechten spreidde hij de
grootste tegenwoordigheid van geest ten
toon, gaf hij bedaard en gelijkmoedig zijn
bevelen, op alles aohtgevend en opmerk
zaam, en verliet hem nimmer de koel
bloedigheid van den zeeman, die meermalen
gevaren trotseerde en den dood voor oogen
zag. Over zijn zeeslagen ondervraagd, gaf
hij het laconieke antwoord: Het is wel
wat heet, maar het gaat haast over."
Een man van zulk een grootheid van
ziel en adel van karakter moest wel
verafgood worden door zijn onderhoorigen, voor
wie hij steeds bezorgd was, waarbij hem,
evenals aan Napoleon, zijn uitstekend ge
heugen uitnemend te stade kwam. Hun
bestevaer" met zijn stevig gebouwd en ge
hard lichaam, krachtig gestel en schrandere
doordringende oogen kreeg van zijn minderen
alles gedaan; en nimmer ontbrak het aan
liefhebbers, indien nieuwe troepen onder
zijn bevel moesten worden aangemonsterd. 1)
De Ruyter," zegt Brandt, vermocht alles
op zijne schepelingen, en was bij hen niet
minder bemind dan geacht. Zij roemden '' ,
de teedere bezorgdheid, welke hij hun toe- *|l
droeg, prezen zijne gepaste gestrengheid,
en beschouwden en eerden hem als hunnen.
vader." Een dergelijke getuigenis1!»
schoonerlauwerkrans dan de grootste overwinningen.
In menig opzicht doet De Ruyter denken^
aan zijn grooten tijdgenoot Oliver Cromwell.,
Evenals deze kenmerkte hij zich door een-,*
zelfde ongeveinsde en oprechte vroomheid»
als waarvan in onzen tijd de aartsvaderlijke
Kaapsche boeren blijk gaven. Aan land was
hij een trouw bijbellezer en trouw bezoeker
der kerk, en aan boord hield hij geregeld
godsdienstoefeningen, waarbij hij met zijn
krachtige stem bij het psalmzingen voor
ging. Gelijk gedurende den slag bij
Kijkduin, den 21sten Augustus 1673, in de
kerken aan de kust ijverig gebeden werd
voor de zege onzer landgenooten, zoo placht
ook De Ruyter vóór den slag Gods zegen
bij het aanstaand gevecht af te smeeken,
vol innig vertrouwen in Diens bestier. Als
d' almaghtige Godt kloekmoedigheit wil
geven, dan verkrijgt men d' overwinning.
Dit werk is van Godt soo bestierdt, zonder
dat wij daar reeden van konnen geven."
Zoo werd vol nederigheid en ootmoed Gode
alleen de eere toegekend van zijne over
winningen, zonder in hoovaardij zich deze
als eigen verdienste toe te rekenen. Slechts
1) Van de grootte der scheepsmacht, die
soms onder zijn bevelen stond, kan men zich
een denkbeeld vormen uit het feit dat in
Augustus 1665 niet minder dan 19.635 matro
zen en zeetroepen zich aan boord der vloot
bevonden.
J. J. BI KSTNG,
'B-GRAVENHAOE,
Molenstraat 65. 65 t en 67.
Modern» Schilderijen,
Aquarellen en gravures.
Prijs . . . /'5O,5O.
MEUBEL-BAZAR,
Sing-el 263 283,
t»y de Paleisstraat.
Kantoor-Meubelen uu.
J. HEIJtfltlSK MEIJER.
Telefoon SOOS.
\MSTEROAM. ROTTERDAM. UTRECHT.
BtOEMöRACHT/f- , ; DELFT3CHESTBA/}T6I BIJ.TSTHIJAT 30
L=JL=JL=JL=JL=J
u
:i
KUri5TnAALDV?RK
* HAI1DW?RIV
*******
nALU?R5Tr\AATJG7
l"
I:
J:
!J£
H of juwelier.
Oudegracht E 17, Utrecht, i
M K 1> A I L I. E H. l
PERMANENTE - « *
~ TENTOONSTELLING
KLEURETSEN VAN FRANSCHE
MEESTERS + + + + + +
REPRODUCTIES PROCÉDÉVAN
MEURS + + + + + + +
PHOTOGRAVUREN NAAR OUDE
EN NIEUWE SCHILDERIJEN-f- +
FAC-SIMILE-AQUARELLEN + -f
ANTIEKE EN MODERNE BEELDEN
LIJSTEN EN SPIEGELS + + +
KUNSTHANDEL-WED. G. DOEENS&ZN.
BOKIN66. _ AMSTERDAM.
TEGELS
MEUBELEN.
Ouden EngwegT18, >
DROUOT
-h H- WESSER & Co. +? +?
* LAN6E HOÜTSTKAAT 7 & 2 «
- - - JDen Iliuiij- - -
. - TELEFOON' ISTEB?. 874 -
GROOTSTE INRICHTING VOOB
COMPLETE MEUBILEERING n
IN ALLE STIJLEN = = = ==
ANTIQUITEITEN = = =
EIGENMEUBELFABRIEK