De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 6 januari pagina 7

6 januari 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1541 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. C. W. DE SAUVAGE NOLTING.J iimtiimMMniiiiiiiiiiuiiMMiMimiiiiiiimmiiiiiimiii Mnziet in de Hoofdstad, Iets moetende nazoeken in een der oude jaargangen van het Weekblad voor Muziek, viel mijn oog toevallig op een artikel, getiteld: Afscheidaconcert-Kea." Daarin wordt ver haald hoe de scheidende dirigent Kes met toespraken, bloemen en kransen gehuldigd werd. Op het tweede concert van het Residentieorkest" trad Willem Kes op als leider van dit corps en de gast werd wel niet met toe spraken, maar toch met bloemen en kransen wederom gehuldigd. Het was overigens niet de eerste keer dat hij in ons midden veracheen,na dat hij opge houden had tot de onzen te behooren. Als leider van zijn eigen orchest te Glasgow kwam hij eenige jaren geleden hier. Toen stond hem de groote zaal van het Concertgebouw ten dienste; thans moest de uitvoering plaats vinden in den Stadsschouwburg. Als hoofdnummer prijkte op het programma Tschaikowsky's f-moll symphonie en Kes had gelijk dit nummer te kiezen, want daarin kon hij op overtuigende wijze blijk geven van zijn meesterschap over het orchest en tevens konden de voortieffelijke qualiteiten van het orchest tot uiting komen. Het werk is genoegzaam bekend. Tschaikowsky is trouwens een componist die hier zeer gecultiveerd wordt. Nu vertoont deze symphonie in sterker mate 's componisten goede eigenschappen, dan zijn minder goede. Zij heeft n.l. flinke thema's en eenfrisschen gang. Van de thema's zou men alleen kunnen zeggen, dat zij te veel onder den invloed van Schumann staan. Het aanvangsmotief van den eersten Satz is hetzelfde als van Schumann's Bes-dur symphonie en het hoofd thema van het Andante vertoont kennelijke sporen van geestesverwantschapmetheteerste motief uit Schumann's vierde symphonie; de melodievorming is bijna en de phraseering ge heel dezelfde Ik ben echter geen reminiscensenjager en heb mij daaraan dan ook niet zoo erg gestooten. In ieder geval is het werk meesterlijk geïnstrumenteerd en hebben vooral de houten blaasinstrumenten prachtig gelegenheid, met hun voortreffelijk ensemble te schitteren. Het Scherzo met zijn Pizzicato ostinato" was een waar virtuosenstukje van uitvoering en het meeslepende, bruisende Finale n en al gloed en vuur. Het is waarlijk bewonderenswaardig hoe Kes zich met slechts een paar repetities ver trouwd, gemaakt heeft met het orchest en dit met hem. Kes' bewegingen zijn niet zoo elastisch als die van Viotta en over het algemeen ook wel zwaarder dan ons van vroeger van hem voor den geest staat. Niette min weet hij toch op zeer besliste wijze zijn intentiën aan het orchest te suggereeren. Over het algemeen kon men ook bespeuren dat ditmaal meer werk gemaakt was van de dynamische nuanceeringen, dan bij het eerste concert en tengevolge daarvan, kwamen ver schillende fijne schakeeringen in het orchest zeer echo on tot gelding, e symphonie was zeker het voornaamste nummer van het pro gramma; zij werd ook het gelukkigst uitge voerd. De bekende variatiën van Brahms op het St. Antoni-Koraal van Haydn stonlen in spiritueel opzicht, wat de uitvoering aan gaat, niet ten achter bij de symphonie; doch de afwisseling in klank en de verscheidenheid van stemming had nog meer kunnen uitkomen. Een weldadigen indruk maakte het dat de fermaten tusschen de verschillende variaties niet te lang genomen werden. Wagner's Tannhauser-ouverture stond niet op gelijke hoogte met de wedergave ie'.er beide werken. Wél kon men den schoonen klank van het koper waardeeren, maar het tempo leek mij ietwat te gejaagd. Bijzonder dankbaar mogen wij Kes zijn voor de kennismaking met een suite voor strijkorchest van Enrico Bossi. De compo nist van het Canticum Canticorum" doet zich hier kennen als een meester, die ook met de eenvoudige middelen van het strijk orchest een grooten indruk weet te bereiken. Eigenaardig is het dat hij gebruik maakt van de ..viola d'amore", een instrument dat thans geheel in onbruik geraakt is, maar door Bach menigmaal is aangewend. Het in strument heeft een streelenden aangenamen klank en Bossi heeft er in het derde deel zijner Suite Serenatini" genaamd, een goed gebruik van weten te maken; het werd ver dienstelijk gespeeld door den heer Jacob Heuckeroth. Als solist werkte op dit concert mede de heer Elkan Kosinan, concertmeester te Essen. Ook toen Kes met zijn Glasgower orchest hier was, verleende deze kunstenaar zijn medewerking. Sedert heeft de heer Kosman een veelomvattenden werkkring in de indus triestad Essen gevonden, een werkkring die zich niet alleen bepaalt tot solo- en orchestspelen, maar ook tot orchest-dirigeeren en hij doet dit met uitstekend resultaat. De heer Kosman heeft dus blijkbaar zijn virtuosen-loopbaan vaarwel gezegd; men moet hem thans meer als musicus beoordeelen. Dit bleek ten duidelijkste uit zijn door dringen in de muzikale intentiën van het derde vioolconcert van Saint-Saëns. Vooral met de ziel volle voordracht van het Andante sleepte de solist zyne toehoorders mede. Dat de virtuoos echter nog niet geheel op den achtergrond getreden was, bewezen de voor treffelijk uitgevoerde flageolettonen. Groot was het succes van den heer Kosman, maar de held van den avond was toch de dirigent. Het deed goed te bespeuren dat Amsterdam Willem Kes nog niet vergeten is en dat het publiek behoefte gevoelde den voortreffelijken kunstenaar warm te huldigen. Tot mijn groot leedwezen was ik, door afwezigheid, verhinderd op den len Kerstdag de matinee bij te wonen, waarop Dirk Schafer zijn nieuwe sonate in Des gespeeld heeft. Ik hoop nochthans spoedig in de gelegenheid te zy'n den lezers een en ander over het werk mede te deelen. * * * In mijn vorig artikel schreef ik naar aan leiding van Hiindel's Judas Maccabaus": Een allerzonderlingsten indruk maakt het als men door Bernouilli onzen Messchaert aangehaald vindt, om het goed recht te bepleiten van Chrysander's versieringen; Messchaert, die en ik heb mij er harteijk over verheugd nota bene al die versie ringen heeft weggelaten". De muziek-redacteur van het Handelsblad, de heer S(ibmacher) Z(ijnen) reageert op dezen volzin in het Zondagochtendblad van 30 December en meent dat verschillende feiten Dr. Bernouilli het recht geven, zich wél op Messchaert te beroepen. Deze toch heeft herhaaldelijk de cadensen aanvaard, o.a. op het Hiindelfeest te Mainz in Mei van dit jaar. De heer S. Z. haalt hierover het oordeel aan van Lessmann, die in de Allg. Musikzeitung schreef: Aus seinem Munde erklangen sie annehmbar" Voorts beroept zich de heer S. Z. op een uitvoering te Bonn, een jaar of vijf geleden, toen Messchaert met onvergelijkelijken humor, de partij van Polypbemus in Acis und Galathea" zong en een ongehoorden bijval vond met de prachtig karikaturiseerende groote cadens in de aria die Chrysander voor de Polyphemus-aria in de plaats gesteld heeft. De heer S. Z. wil dus doen opmerken, dat Messchaert volstrekt niet afkeerig is van Chrysandersche Stilvorlageu" en dat mijn vreugde hem toeschijnt voorbarig te zijn. Eer meent hij dat de zanger de cadensen wegge laten heeft, wegens de merkbare verkoudheid waaraan hij leed. Hierop heb ik het volgende te antwoorden: Te Mainz wordt door den directeur, Dr. Fritz Volbach, streng de hand gehouden aan de voorschriften van Chrysander. De uitvoerin gen daar beoogen min of meer propaganda te maken voor diens bewerkingen. Het is daarom duidelijk dat Messchaert aan zijn eigen mee ning min of meer het zwijgen moest opleggen om in het kader te blijven van het geheel. Overigens schreef Lessmann in de Allg. Mm. Zlg: Aus seinem Munde erklangen sogar die steifen, mehr schulmeisterlich erdachten als künstlerisch empfundenen Kadenzen in den Arien annehmbar, wenn auch ihre Notwendigkeit in der vorgebrachten Form nicht recht ersichtlich wurde." Dat klinkt, dunkt me, mooier voor Mes schaert dan voor de versieringen, waar het toch eigenlijk om gaat. Ik heb het muziekfeest te Bonn met bij gewoond, maar wil gaarne aannemen dat in een werk van wereldlijken aard een dergelijke cadens uitnemend voldoet. En jdan is het juist iets voor Messchaert om daarvan gretig gebruik te maken. Ieder die zich herinnert hoe humoristisch zijn vertolking was, inder tijd, van de groote coloratuur-aria uit Bach's Zufriedengestellte Aeolus" of zijn wedergave der l'an-partij uit Phöbus und Pan", om slechts deze hier bekende werken te noemen, zal begrijpen dat Messchaert met een der gelijke cadens iets bijzonders weet te bereiken. Mijn vreugde (!J geachte heer Zijnen was volstrekt niet voorbarig, veeleer spontaan en voortspruitende uit het feit dat Messchaert hier, bij de uitvoering die ik bijwoonde, de cadensen wegliet. *) Of nu de verkoudheid van Messchaert oorzaak is van ons spiegelgevecht...'.' De zanger zelf zou hierin het beslissende woord moeten spreken en dut zal hij wel niet doen. Wél echter heeft hij zelf ge sproken over de cadensen en versieringen in de Hündel'sche Aria's. Voor mij ligt een artikel, door Messchaert geschreven in het Weekblad t-oor Muzi-ek van 26 October 1895. Ik lees daarin : .,Dr. Chrysander heeft cadensen en ver sieringen aangebracht, die mijns inziens niet bij Hüudel te huis behooren, en veel meer van een Gluck'sche of Mozart'sche natuur zijn. Ik ben geen oproermaker, maar som mige dingen in mijn eigen partij waren mij zóó onmuzikaal en stijlloos, dat ik den heer Chrijsander, toen hij mij eenige weken voor het feest, op zijn doorreis naar Engeland, met een bezoek vereerde, ronduit moest zeggen: Dat zing ik niet!" Dr. Chrysander heeft het goed bedoeld en het feit dat hij zich niet voor onfeilbaar hield, maar zijn eigen versieringen zuu hebben opge offerd voor betere, verdient alle waardeering. Ook is men dr. Bernouilli alle achting ver schuldigd, voor de wijze waarop hij in het krijt treedt voor Chrysander alleen hij moet zich niet beroepen op Messchaert, om het goed recht der versieringen te bepleiten! *) De beide dames solisten hebben overi gens eveneens het grootste gedeelte der door Chrysander voorbeschreven cadensen weg gelaten. AXT. AVERKAMP. Kerk- en Staatsdienst. De politiek-vrij:innigen en het Christendom, door P. BRUIN~INC, pred. te Almelo. Boekdr. W. Hilarius W/.n., Almelo. Deze brochure is voor twintig cents ver krijgbaar bij den schrijver, die haar opbrengst ten voordeele van het volksgebouw De Blauwe Vaan" wil aanwenden. Tot de banaliteiten 4ii en meer jaren in de pers aller richtingen verspreid, behoort ook deze dat liefdadigheids-proza en poëzy en liefdadigheids-kanst in 't algemeen nood zakelijk slecht moeten zijn. Ik heb de vrijheid genomen deze G nestetsche boutade even hoog te stellen als de kernspreuk : Twintig leugentjes een krant. Vooreerst is de kuri st niet als de inquisitie, waarin een zekere Vargas koppen snelde evenals later een zekere Marat het naar zijn voorbeeld deed. Het geloof is evenals de kunst vrij, d. w. z. niemand heeft het recht het geweten, het be wustzijn, de zielsbehoefte van een ander te beheerschen; niemand heeft het recht het zenuwleven van een ander naar het zijne af te meten en daar kunstaandoeningen uit zenu wtrillingen ontstaan, is de kunst in hetzelfde geval als het geloof: zij laat zich geen wetten stellen, zij kweekt hare beoefenaars naar het model hunner persoonlij ke geaardheid of ontaarding. Le style c'est l'homme. natuurlijk evenals l'art c'est l'artiste et la foilVirne. Een kunst rechter verkeert, welbezien, in hetzelfde geval als een geloofsrechter en een politiek rech ter: zij zijn .het allen uit genade van een clique, een club, een groep; zij zijn de organen van hun voelen; de spreekbuizen van hun denken; de werktuigen van hun willen ; de profeten van hun geloof. Wat buiten dien geloofs- of kunstcirkel valt, derft zijn invloed evenals het Schrikbewind van de kerk of van de staatsutopie De Vargas of Marat de hunne dierven buiten hunnen priester- of demagogenkring. Het felste abso lutisme is dus altijd relatief. De felste dwin geland op zeker oogenblik de kruipendste onderdaan. Onwillekeurig zien wij, gelijk in de tijden der Romeinsche Republiek, naar vrijen en vrijgekochten uit in staat en maat schappij, in kunst en wetenschap en vinden slaven, met den waan naar het Platonische idee van vrijen. Eigenlijk is er hoegenaamd geen reden zegt Heinrich Heine. der kranke Jude und der grosse Künstlei" (Dehmel) - dat de eene mensch den ander afbre-ikt. We zijn allen kranken in het groote hospitaal der wereld, en waarom zou de eene patiënt zijn neus optrekken voor den ande ren ? Dit is de verheven levensleer. De toe passing antwoordt: Omdat er tusschen den een en den ander een stoffelijk verschil is, dat hun geestelijk verschil bepaalt. En verschil len brengen tegenstellingen voort en deze strijd. Omdat de een anders den dienst van de kerk en den dienst van den staat begrijpt en, liet hij het maar bij het begrijpen, inde meeste gevallen het beeld, waaronder hij geloof en staatkunde, kerk en staat, maat schap en maat ziet, als het beeld bij uitne mendheid, als model wil aanprijzen en op richten. Wie Einer ist, so ist sein Gott, Daruin wird Gott so of t zum Spott. en ook: Zooals ik ben, zoo is mijn Staat, Vandaar dat 't vaak zoo kwalijk gaat. E venzoo gaat liet met elk begrip van de zienlijke en onzienlijke wereld. Het spiegelt zijn maker af, het geeft van zijn maker een geestelijk beeld. Afliniteit van geestelijke beel den vormt geloofs , staats-, maattchapsgroepsn. Samenhang vormt aanhang, en aanhang onderstelt onderwerping in verschil enden «raad. Wie door aanleg van karakter of irerplooiing van aard niet kunnen gehoorzamen aan een leus, een vaan of een hoofd, kunnen nimmer massale kracht uitoefenen. Zij blij ven eenlingen buiten p ulij-verband. En om macht te oefenen is verband noodig. Juist op een protestantsch-kerkelijk partijverband dringt de heer il opnieuw aan. Wij hebben onlangs reeds een eerste p >ging daar toe gezien in de aanénsluiting der protes tanten saamgegroept in den Protestanten bond. De heer B. wil die hereeniging in de Hervormde kerk en wil binnen het kerk verband een her vorming, die de toetreding der afgevallen leden mogelijk maakt en in hunne diverse geestelijke behoeften voordet. Hij wil door de Hervormde Kern het thans jammerlijk in scheuring verkeerend lichaam in alle kampen versamelen" hooren blazen en, al laat hij af van algeheele pacificatie, omdat hij het geloofsverschil van oud" en nieuw" te diep acht, toch zie: hij den toestand van anarchisme een gunstige wending nemen, bijaldien de onverschillig heid onder de vrijzinnigen in kerk en staat week door aanénsluiting en terugkeer tot de kerk. Dan ook zou de Synode ten langen leste aan de thans vergeten en verwaarloosde vrijzinnige minderheden in de Hervormde kerk recht moeten verschaffen door het be roep van vrijzinnige predikanten mogelijk te maken. Daar zijn op dat etuk van zaken recht aan de vrijzinnige minderheden binnen het kerk-verband in den laatsten tijd talrijke artikelen in voorname kerkelijke organen gewijd. Twee vlugschriften het een van prof. Knappert 1) van Leiden, het ander van den em. predikant B. W. Colenbrander 2) breng ik met deze brochure van den Almeloschen predikant in verband. Prof. Knappert richt een woord tot allen, die belang stellen in de Ned. Herv. kerk en vraagt of sommige harer lidmaten overmacht oadergaan of recht verkrijgen? De kerk on dergaat de overmacht der precysen, is zijne slotsom, die hij door sprekende voorbeelden in levendige kleuren aangeeft, naar aanleiding van een tot den Leidschen kerkeraad gericht verzoek om in eene der toenmaals ontstane vacaturen een vrijzinnig predikant te be roepen. Men kreeg nul op het request, omdat, naar de Leidsche Kerkeraad aan gaf, er verschil van Kerk'iegnp tusschen hem en de vrijzinnige lidmaten aanwezig was. De Kerkeraad duidt dat verschil van kerkbegrip zuiver aan ; hij hecht aan de letter, aan de formulieren van Eenigheid", hij wil niet toegeven. Wat verstaat de precyse lidmaat der Ned. Herv. Kerk on Ier het begrip van kerk? Wij hebben hier dus niet te doen met de Gereformeerde (afgescheiden) of de Doleerende kerk we hebben te doen met de onder de Synodale berechting levende kerk. Geen klaarder omschrijving van dat lichaam, dan die Gunning in een zijner laatste vlugschriften 3) geeft : een kerk is een vereeniging die tot reden van optreden in de wereld heeft dat zij iets belijdt, wat dan ook eervergeten, plichtvergeten, dus krachteloos is als zij aan elke overtuiging gelijke bevoegd 1) Overmacht of Hecht? Een woord tot allen, die belang stellen in de Ned. Herv. Kerk. Leiden C. Kooyker (J. C. Huysman Jr.) 1905. '2) De Vereeniging der Vrijzinnig-Nederlandsch-IIervormden. Drukkerij De Een dracht. Schiedam l'JOö. ;ï) Open brief aan de Synode, Amster dam. Hollandsen-Afrikaansche Uitgevers maatschappij, 1904. heid in haren boezem laat, d. i. als zij niets belijdt." En daarop liet hij volgen : Hij (de Heer) wil op deze petra (persoon en belijdenis samen) op de erkenning vaa den Christus der Schriften en op geen andere belijdenis daarnevens, zijn Gemeente bouwen. Hij zelf bouwt haar op, door de voorgangers die zijn naam belijden, het is Zijne kerk, in haar wil Hij,Hij uitsluitend, Zijn heerschappij oefenen." Naar die opvatting wees de Leidsche Kerkeraad het verzoek van vrijzinnige lid maten af, en wat prof. Knappert omtrent de z. i. bekrompen kerkleer te berde bracht, (dat niet de leer, maar het op God gericht gemoed zalig maakt; dat het den vrijzinnigen niet om iets anders te doen is dan om chris telijk leven en christelijk denken; dat ook zij vóór alles en in alles discipelen van Jezus Christus zijn willen) niets tnocht baten, volgens den kerkeraad en volgens Gunning c.s. bestaat er bij ons in de Kerk voor vrij zinnigen geen plaats." Bovendien in 1897 bevatte een liberaal adres te Leiden nog ruim 1700 handteeke-' ningen en acht jaar later was dat aantal tot 695 geslonken. Niet zonder verklaarbare zelfverheffing roept de Leidsche Kerkeraad uit: Hoeveel vrijzinnigen zullen er nog o.verblijven indien wij weder acht jaar verder zijn ? ' Dezelfde vraag nu, in algemeener zin, doet dr Bruining. Ook hij ziet wel in hoeveel vrijzinnige lidmaten in de laatste jaren de kerk zijn ontloopen, maar bij al het gebrek kige der organisatie is dat voor hem geen reden onverschillig te worden en van de kerk te vervreemden. Tegen de zoogenaamd kerkelijk-orthodoxe partijen stelt de heer Bruining de vrijzinnige chrittenen met die telkens grooter wordende schare van wie ik noem bij-, wan-, on-, scheef, recht-, kort- en lang-geloovigen, die wanen buiten het Christendom te staan, al ge nieten zij ook alle voordeelen van te leven in een van ('hristelijken zuurdeesem doortrokken maatschappij. Zeer terecht wil de heer B. van de laatste reeks geloovigen, die alle lusten zonder lasten begeeren in Staat en maat schappij, bitter weinig weten. Wanneer ik predikant was van liberale schakeering zou ik over deze vluchtelingen uit de kerk precies zoo oor.'eelen, vooral indien ik daarbij nog het gestel van den heer B. bezat. Hij voelt dienovereenkomstig dat zonder kerkelijke politiek te drijven, de politiek zich niet kan houden buiten kerkelijken invloed en dat, waar zij dat in de laatste decenniën deed, er verslapping van kerk- en staatsleven viel waar te nemen en de verschijnselen daaraan zich eiken dag, ten nadeele van ons volks bestaan, openbaren. Hij is een oprecht liberaalgeloovig man en hij begrijpt niet hoe men den invloed miskennen kan van den gods dienst of van het kerkgeloof op de staat kundige beschouwing. Aan deze op pag. 20 uitgesproken meening voegt hij toe: liet is inderdaad van overgroot belang, dat het volk bewaard blijft voor een Fariseesche godsdienstigheid, d.i. voor eene waarbij men overwegend gewicht hecht aan het uit wendige, wat van ouds het K. Katholicisme DE et&Room&s 66n«Nt>eüM<c 'N SÊ-TWEEDE-KIME-R K.P.V&T MARINE- EEN-OORLOGSCHIP IN DulTitHuPirMj) Jy ? Bi>LOWPtN,3RuooRift£N EN IN F R ft M K Ry K - woRpr I>E PAuSeLVKE TOOR ? &RftNt> JE pex>R ? ?EERST ? WOR.ÏT HET M^T NIKDC-PI^-FEEST DflftKNfl Z.ËT HET wiNTËRKWFlRTflflL. iicri-A/ftHR OVWE R W ETSCH EfJ- TRftftfT Bfafii TENSLOTTE- o PPE-C«eBfif(KELyKE.-wyZ £ ? »ET ? Oi/WE. -l «l . H ET- (M l»<A/£

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl